direct naar inhoud van Artikel 1 Bundeling algemeen
Plan: Verordening Romte Fryslân
Status: Vastgesteld
Plantype: provinciale verordening
IMRO-idn: NL.IMRO.9921.PVR2011Fryslan-VA01

Artikel 1 Bundeling algemeen

1.1 Algemeen
1.1.1
  • 1. In een ruimtelijk plan voor landelijk gebied mogen geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan in een ruimtelijk plan een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied worden toegestaan.

1.2 Hergebruik vrijkomende (niet-)agrarische bebouwing
1.2.1
  • 1. In afwijking van artikel 1.1.1, eerste lid kunnen nieuwe stedelijke functies in landelijk gebied worden toegestaan indien sprake is van hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen, met dien verstande dat op de omzetting van de bestemming van recreatiewoningen naar een woonbestemming voor permanente bewoning de artikelen 6.5.1 en 6.5.2 van toepassing zijn.
  • 2. Bij hergebruik als bedoeld in het eerste lid kunnen op het perceel de volgende functies worden toegestaan:
    • a. wonen en zorg, met dien verstande dat woningen en woonvormen die verband houden met zorgverlening slechts zijn toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en in aanwezige karakteristieke gebouwen;
    • b. recreatie, functies op het gebied van natuur- en landschapsbeheer, cultuur, kunst, educatie, restaurants, logies of daarmee vergelijkbare horecavormen;
    • c. detailhandel, voor zover deze verband houdt met de hoofdfunctie van het perceel en daaraan bedrijfsmatig en qua omvang ondergeschikt is;
    • d. dienstverlening en niet-industriële bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1, 2 en 3 of naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijven, mits ruimtelijk en functioneel passend in de karakteristiek van de omgeving.
  • 3. Bij een functie als bedoeld in het tweede lid kan enige aanvullende nieuwbouw worden toegestaan mits deze qua omvang duidelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
  • 4. Aan hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen en aanvullende nieuwbouw worden in een ruimtelijk plan voor landelijk gebied zodanige regels gesteld, dat:
    • a. bestaande karakteristieke en monumentale gebouwen behouden blijven;
    • b. de plaatsing, omvang, vorm en het gebruik van gebouwen passen in de karakteristiek van de omgeving
    • c. geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.
1.3 Verbetering bebouwingslinten en bebouwingsclusters in het landelijk gebied
1.3.1

In afwijking van artikel 1.1.1, eerste lid kan een nieuwe stedelijke functie in of aansluitend op een bestaand bebouwingslint of een bestaande bebouwingscluster worden toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de nieuwe stedelijke functie leidt tot afronding of verdichting van een bebouwingslint of bebouwingscluster, en doet geen afbreuk aan de landschappelijke karakteristiek;
  • b. een nieuw bedrijf behoort tot de milieucategorieën 1 of 2, tenzij aangetoond kan worden dat het bedrijf qua aard, schaal, milieuhinder, en fysieke uitstraling past in de omgeving;
  • c. detailhandel houdt verband met de hoofdfunctie van het perceel en is daaraan bedrijfsmatig en qua omvang ondergeschikt;
  • d. een nieuwe woning voldoet tevens aan het bepaalde in artikel 1.6.1, eerste lid of artikel 1.7.1, eerste lid.

1.3.2

Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van artikel 1.1.1, eerste lid juncto artikel 1.3.1, sub d voor de bouw van een of enkele woningen in of aansluitend op een bestaand bebouwingslint of een bestaande bebouwingscluster, mits woningbouw leidt tot een landschappelijk aanvaardbare afronding of verdichting van het bebouwingslint of de bebouwingscluster, zo mogelijk bijdraagt aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, en in ieder geval geen afbreuk doet aan de landschappelijke karakteristiek.

1.4 Nieuwe landgoederen
1.4.1

In afwijking van artikel 1.1.1, eerste lid en artikel 4.1.1 kan een nieuw landgoed worden toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het landgoed ligt in een stedelijk bundelingsgebied en is door Gedeputeerde Staten geselecteerd als pilot landgoed;
  • b. de oppervlakte van het landgoed bedraagt minimaal 10 hectare en meer dan 90 procent van deze oppervlakte is openbaar toegankelijk;
  • c. woningen zijn toegestaan in één hoofdgebouw of in een aaneengesloten complex of samenstel van gebouwen dat als een eenheid oogt, tot een maximum van 10 woningen per landgoed;
  • d. in gebouwen kunnen in ondergeschikte mate andere functies worden toegestaan die passen binnen de karakteristiek van het landgoed, waarbij bedrijven behoren tot de milieucategorieën 1 of 2, of naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijven;
  • e. op het landgoed worden landschappelijke en natuurlijke waarden ontwikkeld, waarvoor landbouw en bosbouw als beheersfunctie kunnen dienen.

1.5 Saldoregeling woningen
1.5.1
  • 1. In afwijking van artikel 1.1.1, eerste lid kan een nieuwe woning in het landelijk gebied worden toegestaan in geval van verplaatsing of vervanging van een aldaar bestaande woning, indien:
    • a. per saldo het aantal woningen in het landelijk gebied gelijk blijft of afneemt, en
    • b. in geval van vervanging de bestaande woning wordt gesloopt, en in geval van verplaatsing de locatie van de woning aan de woonbestemming wordt onttrokken, en
    • c. het oppervlak van de nieuwe woning inclusief de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m², dan wel niet meer dan het oppervlak van de bestaande woning inclusief de bestaande bijgebouwen indien dit oppervlak meer bedraagt dan 300 m², en
    • d. de nieuwe woning qua omvang en uitstraling wordt ingepast binnen de kernkwaliteiten per landschapstype, zoals aangegeven op en omschreven bij de van deze verordening deeluitmakende kaart Landschapstypen.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een karakteristiek gebouw, tenzij de bouwtechnische en functionele staat van het gebouw zodanig slecht is dat doelmatig hergebruik daarvan redelijkerwijs niet reëel is.

1.6 Ruimte-voor-ruimte voor sloop beeldverstorende bebouwing
1.6.1
  • 1. In afwijking van artikel 1.1.1, eerste lid kan een nieuwe woning in het landelijk gebied worden toegestaan, mits minimaal 1.000 m² aan beeldverstorende bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf of minimaal 3.000 m² aan kassen van een voormalig glastuinbouwbedrijf in het landelijk gebied wordt gesloopt, en de nieuwe woning wordt gebouwd in of aansluitend op een bestaand bebouwingslint of een bestaande bebouwingscluster.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan op een bestaand solitair bouwperceel maximaal één nieuwe woning worden toegestaan, mits minimaal 1.500 m² beeldverstorende bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf of minimaal 5.000 m² kassen van een voormalig glastuinbouwbedrijf in het landelijk gebied wordt gesloopt, en in de plantoelichting is onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit op en rond het perceel aanzienlijk zal verbeteren en dat geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

1.7 Ruimte-voor-ruimte voor verplaatsing agrarische bedrijven
1.7.1
  • 1. In afwijking van artikel 1.1.1, eerste lid kan een nieuwe woning in het landelijk gebied worden toegestaan ten behoeve van de verplaatsing van een agrarisch bedrijf, mits:
    • a. verplaatsing van het agrarisch bedrijf nodig is om redenen van groot openbaar belang, en
    • b. bestaande financieringsmogelijkheden voor verplaatsing ontbreken of ontoereikend zijn, en
    • c. de nieuwe woning wordt gebouwd in of aansluitend op een bestaand bebouwingslint of een bestaande bebouwingscluster.
  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder c kan op een bestaand solitair bouwperceel een nieuwe woning worden toegestaan mits in de plantoelichting is onderbouwd dat de ruimtelijke kwaliteit op en rond het perceel aanzienlijk zal verbeteren en dat geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

1.8 Ontheffing voor kwaliteitsarrangementen
1.8.1
  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van artikel 1.1.1, eerste lid voor een ruimtelijke ontwikkeling waarbij stedelijke functies of recreatieve functies worden gecombineerd met en per saldo bijdragen aan een goede ruimtelijke kwaliteit.
  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing kan worden verleend indien:
    • a. de ontwikkeling gelet op aard, schaal en uitstraling past in de karakteristiek van het landelijk gebied, en in een evenredige verhouding nieuwe kwaliteiten van natuur, water, landschap of recreatieve mogelijkheden toevoegt dan wel bijdraagt aan een goede ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied of bestaand stedelijk gebied, en
    • b. de ontwikkeling bijdraagt aan de sociale of economische vitaliteit van het platteland, en
    • c. de ontwikkeling niet leidt tot onevenredige milieubelasting en tot onevenredige verkeersaantrekkende werking in relatie tot het onderliggende wegennet, en
    • d. de ontwikkeling niet leidt tot beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.
  • 3. Aan de in het eerste lid bedoelde ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot beeldkwaliteitseisen, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en natuurlijke waarden.