direct naar inhoud van Artikel 26 Wonen
Plan: Landelijk gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0844.BPLandelijkgebied-VG01

Artikel 26 Wonen

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. nevenactiviteiten zoals opgenomen in 26.1.2 onder c;
  • c. een aan huis verbonden beroep;
  • d. een aan huis verbonden bedrijf, uitsluitend na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 26.6.1;
  • e. bed en breakfast;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. ontsluitingswegen;
  • h. parkeervoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 26.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

26.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 26.1.1:

a Aantal woningen

Voor het aantal woningen geldt het volgende:

  • 1. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan.
  • 2. in afwijking van het voorgaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal woningen is.
b Gesplitste boerderijen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitste boerderij' richt de bestemming zich tevens op de instandhouding van de karakteristieke en cultuurhistorische waarden van de gesplitste boerderijen. Het aantal woningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 2.

c Staat van nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding zijn ter plaatse van het bestemmingsvlak uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de woning toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij de vloeroppervlakte van de nevenactiviteiten (exclusief de woning) niet meer mag bedragen dan in onderstaande tabel is aangegeven:

Afkorting   Aanduiding   Nevenactiviteit   Adres   vloeroppervlakte in m²  
sw-13   specifieke vorm van wonen – 13   Opslag   Achterste Hermalen 3   240  
sw-31   specifieke vorm van wonen - 31   Recreatie, speelkas   Borne 21   800  
sw-34   specifieke vorm van wonen - 34   Veehandelsbedrijf met stalling veetransportwagens   Broekkant 14   120  
sw-1   specifieke vorm van wonen - 1   Dierentransport   Dungensesteeg 7   180  
sw-14   specifieke vorm van wonen – 14   Opslag t.b.v handel in groente en fruit   Elde 5   290  
sw-35   specifieke vorm van wonen – 35   Koffie- en theeschenkerij   Haagsebosch 6   40  
sw-11   specifieke vorm van wonen – 11   Constructiewerkplaats   Houterdsdijk 3A   235  
sw-12   specifieke vorm van wonen – 12   Constructiewerkplaats   Houterdsedijk 22   400  
sw-9   specifieke vorm van wonen – 9   Recreatie, theater   Kapeleind 6a   84  
sw-28   specifieke vorm van wonen-28   Hondenkennel   Kerkstraat 10   360  
sw-22   specifieke vorm van wonen – 22   Opslag   Landingsweg 4A   790

 
sw-23   specifieke vorm van wonen – 23   Opslag   Langstraat 1/1A   200  
sw-10   specifieke vorm van wonen - 10   Opslag   Langstraat 7   430  

sw-24  
specifieke vorm van wonen – 24   Opslag   Langstraat 9   260  
sw-16
 
specifieke vorm van wonen – 16   Minicamping en ezelhouderij   Langstraat 34   670

 
sw-3   specifieke vorm van wonen – 3   Opslag   Lieseindsestraat 9   165  
sw-21   specifieke vorm van wonen – 21   Stalling caravans   Locht 3   1.000  
sw-25   specifieke vorm van wonen – 25   Opslag   Loosbraak 7   110  
sw-4   specifieke vorm van wonen – 4   Loonwerk   Molendijk-Noord 62   330  
sw-5   specifieke vorm van wonen – 5   Reparatie van kleine landbouwvoertuigen, tuin- en parkmachines   Molendijk-Noord 107   150  
sw-6   specifieke vorm van wonen – 6   Opslag   Nieuwe Slender 10   340  
sw-7   specifieke vorm van wonen – 7   Vleesbewerking   Oetelaar 3   70  
sw-8   specifieke vorm van wonen – 8   Opslag   Oude Molenheide 2   100  
sw-2   specifieke vorm van wonen – 2   Verblijfsrecreatie   Pastoor van Vroonhovenstraat 3   210  
sw-27   specifieke vorm van wonen - 27   Opslag   Pastoor van Vroonhovenstraat 5   780  
sw-33   specifieke vorm van wonen -   Opslag   Pastoor van Vroonhovenstraat 6   550  
sw-17   specifieke vorm van wonen – 17   Opslag   Schootsehoef 1A   130  
sw-19   specifieke vorm van wonen – 19   Opslag   Schrijvershoef 10   400  
sw-18   specifieke vorm van wonen - 18   Loonbedrijf   Steeg 40   475  
sw-32   specifieke vorm van wonen - 32   Meubelhandel   Veghelsedijk 66-68   300  
sw-30   specifieke vorm van wonen - 30   Koffie/thee
schenkerij  
Vlagheide 3/5   40  
sw-20   specifieke vorm van wonen – 20   Dierenpension   Heerdveldseweg 4A   670  
sw-36   specifieke vorm van wonen – 36   Hoveniersbedrijf/loonwerk   Gemondseweg 55   120  
d Bed en breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast logeren mag als ondergeschikte activiteit in de woning worden uitgeoefend, mits het gebruik beperkt blijft tot 25% van het vloeroppervlak van de begane grond van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m².

e Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

f Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfsgebouwen' kunnen functieveranderingen worden toegestaan als bedoeld in 26.8 

26.2 Bouwregels
26.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

26.2.2 Bouwvlak

Indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan zijn gebouwen binnen dat bestemmingsvlak uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

26.2.3 Woningen

Voor woningen geldt het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 600 m3; 
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 12°;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m.
26.2.4 Bijgebouwen

Voor bijgebouwen bij een woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte per woning bedraagt maximaal 100 m2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt voor de bestemmingsvlakken waarvoor conform het bepaalde in 26.1.2onder c een nevenactiviteit is toegestaan, maximaal de in de tabel opgenomen toegestane vloeroppervlakte;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel of het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
  • f. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw bedraagt maximaal 15 m;
  • g. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m.
26.2.5 Andere bouwwerken binnen bouwvlak

Voor andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. antennes:
    • 1. de bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 12 meter;
    • 2. de antennes hebben ten tijde van de tervisielegging met een grotere hoogte hebben, worden geacht te voldoen aan het plan, maar mogen niet worden vergroot;
    • 3. antennes mogen niet worden gesitueerd vóór voor de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan;
    • 4. antennes dienen te worden gesitueerd op of aan de woning dan wel op een afstand van ten hoogste 15 meter van de woning;
  • b. overkapping:
    • 1. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 5 meter;
    • 2. een overkapping mag geen grotere oppervlakte hebben 30 m²;
    • 3. een overkapping moet volledig los staan van andere bebouwing op het bouwperceel;
    • 4. een overkapping mag niet zijn voorzien van dichte of halfopen wanden, onafhankelijk van het soort materiaal waarvan een wand kan worden gevormd;
  • c. van de overige andere bouwwerken mag de bouwhoogte maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten, die maximaal 6 meter mogen bedragen en erfafscheidingen, voor zover gelegen voor de voorgevel van de woning: deze mogen niet hoger zijn dan 1 meter.
26.2.6 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan in de vorm van de bouw van een kelderruimte onder de (bedrijfs)woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de kelderruimte is alleen bedoeld voor huishoudelijke doeleinden;
  • b. de kelderruimte mag slechts één bouwlaag bestaan en alleen worden aangebracht onder de woning;
  • c. de kelderruimte moet worden aangebracht binnen de contouren van de buitengevels van de woning;
  • d. de inhoud van de kelder behoort niet tot de inhoud van de woning en wordt ook niet meegerekend bij 26.2.3 onder e.
26.2.7 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt voor 3/4 deel plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
26.2.8 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, gebouwd krachtens een vergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en andere bouwwerken, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing, een en ander op basis van een door de aanvrager over te leggen landschappelijk inpassingsplan.
26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Omgevingsvergunning grotere goot- en/of bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.2.3 onder a en b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de goothoogte mag maximaal 7,5 m en de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de grotere goot- en/of bouwhoogte van de woning is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar;
  • c. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
26.4.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van de afstand tussen bijgebouw en hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2.4 onder e teneinde de voorgeschreven afstand te vergroten tot maximaal 25 meter, mits de ruimtelijke eenheid van de bebouwing niet onevenredig wordt geschaad.

26.4.3 Omgevingsvergunning vergroting inhoud woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.2.3 onder a, b en c, teneinde een grotere inhoud van de woning toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3; 
  • b. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
  • c. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
  • d. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
26.4.4 Omgevingsvergunning vergroting oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2.4 onder a teneinde de toegestane maximale oppervlakte bijgebouwen te kunnen vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt; hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. indien sprake is van sloop van voormalige legale bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan van 100 m2, vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de (voormalige) bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m2;
  • b. sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden is niet toegestaan.
26.4.5 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.2.7 onder a en b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • b. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de oude woning.
26.5 specifieke gebruiksregels
26.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. een aan huis verbonden bedrijf.
26.6 Afwijken van de gebruiksregels
26.6.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 26.5.1 onder b teneinde een aan huis verbonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing met een maximum van 50 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • b. het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 1 opgenomen bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
26.6.2 Omgevingsvergunning bed en breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.1.2 onder d teneinde een bed en breakfast als nevenactiviteit bij een woning toe te staan in een bestaand bijgebouw, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de voorziening voor bed en breakfast bestaan enkel uit een slaap-/verblijfsruimte en een ruimte met de hoogstnoodzakelijke sanitaire voorzieningen;
  • b. in totaal maximaal 10 bedden voor bed en breakfast geplaatst mogen worden;
  • c. de eigenaar/verhuurder zekerheid verschaft dat permanente bewoning is uitgesloten;
  • d. huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • h. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. op het erf nabij de bed en breakfast voorziening is voldoende ruimte beschikbaar en ingericht voor het parkeren van de voertuigen van de gebruikers van de bed en breakfast voorziening;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
26.6.3 Omgevingsvergunning routegebonden horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.1.1 teneinde als activiteit bij een woning routegebonden horeca toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;
  • b. de oppervlakte, die wordt aangewend voor routegebonden horeca mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in nabij gelegen bestemmingen beschreven waarden.
26.6.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van afhankelijk wonen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een daarbij te bepalen periode, afwijken van het bepaalde in 26.5.1 onder a en toestaan dat een niet voor bewoning bestemd gebouw tijdelijk gebruikt wordt voor woondoeleinden indien:

  • a. het gebruik van het gebouw voor woondoeleinden noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een aantoonbare noodzaak tot mantelzorg van de bewoner. Deze noodzaak dient aangetoond te worden door een door burgemeester en wethouder aangewezen onafhankelijke deskundige;
  • b. onverminderd wordt voldaan aan de regels van het toepasselijke bestemmingsplan;
  • c. het vloeroppervlak dat voor mantelzorg wordt gebruikt, bedraagt maximaal 80 m²;
  • d. het gebruik van het gebouw voor woondoeleinden niet leidt tot onevenredige aantasting van belangen van omwonenden, waaronder begrepen (agrarische) bedrijven.
26.6.5 Omgevingsvergunning woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.1.2 onder a teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande gebouwen mogelijk te maken. Eén en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de splitsing is niet toegestaan indien de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. de splitsing dient mede gericht te zijn op het behoud en/of herstel van deze cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • c. splitsing mag slechts in maximaal 2 woningen plaatsvinden;
  • d. de inhoud per gesplitste woning dient minimaal 400 m3 bedragen;
  • e. per gesplitste woning zijn bijgebouwen toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 100 m2; voor het overige dienen bijgebouwen, voor zover zij niet cultuurhistorisch waardevol zijn, te worden gesloopt;
  • f. de splitsing dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • h. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • i. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
26.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.7.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor slopen) cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, zoals opgenomen in Bijlage 4 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

26.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 26.7.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
26.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden
  • a. De in 26.7.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing.
  • b. De aanvraag om omgevingsvergunning moet zijn voorzien van een deskundigenrapport dat ingaat op cultuurhistorische waarden, de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de gewenste/ noodzakelijke werken en werkzaamheden.
  • c. Het bevoegd kan één of meerdere voorwaarden verbinden aan de in 26.7.1 bedoelde omgevingsvergunning teneinde de cultuurhistorische waarden te beschermen.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over de verlening van de omgevingsvergunning en de daaraan gekoppelde voorwaarden wint zij schriftelijk advies in bij een deskundige op het terrein van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. Hierbij wordt mede betrokken of de kosten van waardedaling en renovatie in verhouding staan met de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw.
26.8 Wijzigingsbevoegdheid
26.8.1 Wijziging t.b.v. niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfsgebouwen' wijzigen in de bestemming Bedrijf, teneinde een niet-agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie';
  • b. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • c. het hergebruik dient naar aard en omvang te passen in de omgeving;
  • d. voor de functie gelden de volgende specifieke bepalingen:
    • 1. detailhandel is uitsluitend in ondergeschikte en in ondersteunende vorm toegestaan, de totale vloeroppervlakte aan detailhandel mag niet meer bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m²;
    • 2. de omvang van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 5000 m2 waarbij de totale oppervlakte aan gebouwen maximaal 400 m2 mag bedragen;
    • 3. het bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 van de in Bijlage 1 opgenomen bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • e. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd, waarin de economische en milieukundige duurzaamheid van de voorgenomen wijzging wordt onderbouwd, waarbij in elk geval wordt aangetoond, welke bestaande gebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd beplantingsplan; het beplantingsplan maakt onderdeel uit van de aanvraag om wijziging;
    • 2. verkaveling: met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen;
    • 3. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het 'bouwvlak' bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 4. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, bouwmassa en architectonische kwaliteit);
    • 6. er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
    • 7. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
    • 8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  • h. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone- omgevingsvergunning groenblauwe mantel' moet er sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de regels van Artikel 8 Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
26.8.2 Wijziging t.b.v. wonen met inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfsgebouwen' wijzigen in Wonen met een aanduiding 'opslag', teneinde – naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • b. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • c. voor opslag gelden de volgende specifieke bepalingen:
    • 1. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
    • 2. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor deze activiteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;
    • 3. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • d. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd, waarin de economische en milieukundige duurzaamheid van de voorgenomen wijzging wordt onderbouwd, waarbij in elk geval wordt aangetoond, welke bestaande gebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd beplantingsplan; het beplantingsplan maakt onderdeel uit van de aanvraag om wijziging;
    • 2. verkaveling: met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen;
    • 3. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het 'bouwvlak' bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 4. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, bouwmassa en architectonische kwaliteit);
    • 6. er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
    • 7. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
    • 8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  • g. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone- omgevingsvergunning groenblauwe mantel' moet er sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. de regels van Artikel 26 Wonen blijven van overeenkomstige toepassing ; zij het dat de aanduiding 'opslag' wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden dat uitsluitend inpandige statische opslag is toegestaan.
26.8.3 Wijziging naar wonen met recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfsgebouwen' wijzigen in Wonen met recreatieve nevenactiviteiten, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theetuin, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken” of de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • b. de omvang van de gezamenlijke recreatieve nevenactiviteiten (bebouwd en onbebouwd) bedraagt, uitgezonderd de standplaatsen voor kampeermiddelen, maximaal 5000 m2;
  • c. het hergebruik dient naar aard en omvang te passen in de omgeving;
  • d. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt het volgende:
    • 1. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn toegestaan in de vorm van groepsaccommodatie bed & breakfast, kampeermiddelen e.d.;
    • 2. kleinschalig logeren in de vorm van appartementen en/of gastenkamers is toegestaan met een slaapvoorziening voor maximaal 50 bedden;
    • 3. bij groepsaccommodatie zijn maximaal 50 bedden toegestaan;
    • 4. voor kampeermiddelen gelden de bepalingen uit 4.6.4;
  • f. ten aanzien van de functies in het algemeen, geldt het volgende:
    • 1. maneges zijn niet toegestaan;
    • 2. hotels, conferentievoorzieningen en wellness zijn niet toegestaan;
    • 3. ten behoeve van de activiteit is ondergeschikte en ondersteunende routegebonden horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
    • 4. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de recreatieactiviteit gerelateerde vorm;
  • g. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overlegd, waarin de economische en milieukundige duurzaamheid van de voorgenomen wijzging wordt onderbouwd, waarbij in elk geval wordt aangetoond, welke bestaande gebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie;;
  • h. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd beplantingsplan; het beplantingsplan maakt onderdeel uit van de aanvraag om wijziging;
    • 2. verkaveling: met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen;
    • 3. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het 'bouwvlak' bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 4. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, bouwmassa en architectonische kwaliteit);
    • 6. er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
    • 7. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
    • 8. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal waterneutraal gebouwd dienen te worden;
  • j. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone- omgevingsvergunning groenblauwe mantel' moet er sprake zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • n. de regels van Artikel 26 Wonen blijven van overeenkomstige toepassing; zij het dat de aanduiding 'recreatieve nevenactiviteit' wordt toegevoegd.