direct naar inhoud van 6.8 Externe veiligheid
Plan: Hoek van Holland-Bedrijventerreinen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1053HvHBedrvter-oh01

6.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.

Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie heeft in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. De zone is 40 meter bij zeeschepen en 25 meter voor binnenvaartschepen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.

Rotterdams beleid

De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

6.8.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg

Onderscheid moet worden gemaakt tussen transport over autosnelwegen, provinciale wegen en (binnenstedelijke) wegen.

De zone waarbinnen de populatie dient te worden meegenomen in de GR-berekening is de zone
waarbinnen een kans is van 1% letaliteit ten gevolge van de getransporteerde stoffen; deze bedraagt
880 m voor LT2 (bron RBM-II). Voor wat betreft de autosnelwegen (Rijkswegen) is de A20 niet
relevant omdat deze op een afstand van minimaal 3.800m van het bestemmingsplangebied van Hoek
van Holland Bedrijventerreinen ligt.
De provinciale weg N220 is eveneens niet van belang omdat deze op een afstand ligt van minimaal
2.000m van het woongebied van Hoek van Holland.
Voor de H6-weg en de Dirk van den Burghweg / Harwichweg is met RBMII een berekening uitgevoerd
in het kader van het bestemmingsplan Hoek van Holland woongebied en in het daarbij behorende EVrapport opgenomen. Er wordt geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr berekend en het
groepsrisico ligt een factor 1000 beneden de oriënterende waarde. Het rapport is door de DCMR
goedgekeurd. Er zijn daarom geen nieuwe berekeningen uitgevoerd.

Conclusie

Transport van gevaarlijke stoffen over rijkswegen, provinciale wegen en binnenstedelijke
wegen heeft geen invloed op het Externe veiligheid risico in het plangebied.

6.8.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail

Aangezien er geen transport van gevaarlijke stoffen over het spoor in Hoek van Holland plaatsvindt
heeft het spoor geen invloed op de externe veiligheid van het bestemmingsplangebied.

6.8.3 Transport gevaarlijke stoffen over water

De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader "Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas" vastgesteld. Over deze waterwegen vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Om bebouwing langs de oever te beschermen tegen de risico's van ongevallen met giftige of brandbare stoffen en om te garanderen dat de oever bereikbaar is voor hulpdiensten dienen veiligheidsafstanden aan te worden gehouden.

Indien zeeschepen met gevaarlijke stoffen langs de kade varen dan wel aanmeren moet een zone van 40 meter vanaf de kade vrij gehouden worden van kwetsbare bebouwing. In een zone tussen 40 en 65 meter vanaf de kade mogen alleen kwetsbare functies worden gebouwd als goed gemotiveerd kan worden waarom hier gebouwd moet worden en niet buiten de 65 meter-zone; dit is in Rotterdam vanaf raainummer 1034 (Hoek van Holland) tot en met raainummer 1004 (ingang Schiehaven). Voor binnenvaartschepen zijn deze veiligheidsafstanden 25 respectievelijk 40 meter; dit gebied loopt vanaf raainummer 1004 (ingang Schiehaven) tot raainummer 995 (splitsing Nieuwe Maas en Hollandse IJssel). Deze afstanden gelden niet voor bedrijfsbebouwing waarin minder dan 50 mensen verblijven.

Het bestemmingsplan Hoek van Holland Bedrijventereinen ligt aan de Nieuwe Waterweg .Langs het gebied varen zeeschepen en binnenvaartschepen. Eventuele nieuwe bebouwing dient daarom ten minste 40 meter van de kade gesitueerd te worden. Voor nieuwbouw binnen 65 meter van de oever geldt een motivatieplicht.

Voor het transport over de Nieuwe Waterweg is in 2007 door het adviesbureau AVIV in het kader van
de planvorming voor Kaap de Goede Hoek (KdGH) een berekening uitgevoerd en
gerapporteerd van het plaatsgebonden en groepsrisico op basis van het transport van gevaarlijke
stoffen door zeescheepvaart en binnenscheepvaart.
Dit rapport is uitgangspunt voor de externe veiligheidsberekeningen van Hoek van Holland bedrijfsterreinen omdat in dit rapport de woningen Zekkenstraat ook zijn opgenomen. De
transporthoeveelheden van gevaarlijke stoffen in het rapport van AVIV zijn opgegeven door het
Havenbedrijf Rotterdam.

Plaatsgebonden risico

Uit het EV onderzoek over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Waterweg blijkt het volgende: Er is geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr.

Het plaatsgebonden risico ligt ook met de transportcijfers van het Basisnet buiten de locaties
met (beperkt) kwetsbare bestemmingen. Een nieuw kwantitatief onderzoek is daarmee voor het
plaatsgebonden risico niet nodig.

Groepsrisico

Het groepsrisico ligt zeer ruim (factor 100) onder de oriënterende waarde, dit geldt zowel voor
het kilometervak waarin KdGH valt als het kilometervak waarin het plangebied van HvH
bedrijventerreinen valt.
Het groepsrisico ligt ook met de transportcijfers van het Basisnet ver onder de oriënterende
waarde zodat het risico voor de bewoners binnen het bestemmingsplangebied is te verwaarlozen.
Een nieuw kwantitatief onderzoek voor het groepsrisico is daarmee eveneens niet nodig.

Conclusie
Met betrekking tot de EV-risico¡¦s van vervoer over water wordt het volgende geconcludeerd:

  • De plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr voor transport over de Nieuw Waterweg ligt buiten de
    locaties met (beperkt) kwetsbare bestemming.
  • Het groepsrisico voor transport over de Nieuw Waterweg na planrealisatie ligt meer dan een
    factor 100 beneden de orienterende waarde.

Het transport over de Nieuw Waterweg vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

6.8.4 Leidingen

De (beperkt) kwetsbare bestemmingen in het bestemmingsplangebied liggen buiten de
plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr voor transport door de NAM-leiding.
Het invloedgebied van de NAM-leiding bedraagt 250m. De afstand van de leiding tot de
bestemmingsplangrens bedraagt 550m zodat de gasleiding geen belemmering vormt voor het
bestemmingsplan.

6.8.5 Inrichtingen

Stena Line

Voor het opstellen van een QRA voor de inrichting Stena Line Hoek van Holland volgens de Concept rekenmethode voor stuwadoorsbedrijven (als bedoeld in artikel 2.1 onder B van het Bevi) is gebruikgemaakt van de volgende rapportage:

- Nadere gegevens betreffende de externe veiligheid ten behoeve van de revisieaanvraag Wet milieubeheer voor Stena Line BV te Hoek van Holland, DGMR, W.02.1279/01.A, d.d. 13-02-2003.

De QRA is opgesteld in het kader van een milieuvergunningaanvraag. Stena Line is een roll-on roll-off terminal. De containers met gevaarlijke stoffen zijn gemiddeld 12 uur aanwezig binnen de inrichting. Verticale handelingen worden niet verricht met de containers.

Plaatsgebonden risico

Door de DCMR zijn met behulp van het programma Safeti.NL de volgende plaatsgebonden risicocontouren berekend: Er zijn geen PR 10-6/jr en 10-7/jr contouren aanwezig.

Groepsrisico

Uit het EV onderzoek over de op- en overslag van gevaarlijke stoffen op de inrichting Stena Line Hoek van Holland blijkt het volgende: Het groepsrisico voor de inrichting ligt ruim (factor >1000) onder de oriënterende waarde.

Conclusie

De bedrijfsactiviteiten van Stena Line vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

DSM Resins B.V.

Het bedrijf DSM Resins B.V. is vanwege de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen op het terrein
aangemerkt als een BRZO bedrijf. Onderstaande gegevens zijn afkomstig van de DCMR.

Plaatsgebonden risico
De 10-6 plaatsgebonden risicocontour valt binnen de inrichting en vormt daarmee geen risico voor de
(beperkt) kwetsbare functies in het plangebied.

Groepsrisico
De afstand van het bedrijf DSM Resins B.V. tot de dichtstbijzijnde kwetsbare bestemming
(bedrijventerrein De Zekken en Prins Hendrikweg) bedraagt 80m. Het invloedsgebied van het bedrijf
bedraagt 70 meter. De oriënterende waarde wordt niet overschreden.

Conclusie

De bedrijfsactiviteiten van DSM Resins B.V. vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

M aasvlakte I en Europoortgebied

De plaatsgebonden risicocontouren 10-6/jr van Inrichtingen Maasvlakte I en Europoortgebied
strekken zich niet uit tot Hoek van Holland.
De aanwezigen in het bestemmingsplangebied veroorzaken geen toename van het groepsrisico van
de bedrijven op de Maasvlakte I en Europoortgebied.
De inrichtingen Maasvlakte I en Europoortgebied vormen geen belemmering voor het
bestemmingsplan.

6.8.6 Conclusie

De eindconclusie luidt dat de aanwezigheid en het vervoer van gevaarlijks stoffen geen beperking vormen voor het bestemmingsplan.

Aan de norm voor plaatsgebonden risico 10-6/jr wordt voldaan.

Aan het groepsrisico van de aanwezige risicobronnen wordt slechts marginaal bijgedragen door de (beperkt) kwetsbare bestemmingen in het bestemmingsplan.

Het groepsrisico is in alle gevallen lager dan 0,3 maal de oriënterende waarde.

Motivatie Groepsrisico

Het huidige aantal aanwezigen van de (beperkt) kwetsbare bestemmingen die in dit onderzoek
zijn opgenomen, is zo gering dat het groepsrisico voor alle bronnen lager is dan 0,3 maal de
oriënterende waarde. Volgens het groepsrisicobeleid van de gemeente Rotterdam geldt voor
deze situatie een lichte verantwoording van het groepsrisico.
Het groepsrisico geeft geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen waarvoor voorschriften
m.b.t. hulpverlening en zelfredzaamheid noodzakelijk zijn.
Hiermee is het groepsrisico volgens het bestuur van Rotterdam verantwoord.