direct naar inhoud van REGELS
Plan: Bedrijvenpark H2O
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpBTHattemerbroek-0003

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O met identificatienummer NL.IMRO.0244.bpBTHattemerbroek-0003 van de gemeente Hattem

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten

1.4 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde

1.5 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.7 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is

1.10 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan:
    • 1. aanwezig zijn;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen
1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of andere bouwwerken met een dak, niet zijnde een overkapping

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.17 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie

1.18 college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hattem

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met uitzondering van e-commerce, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, alsook een ondergeschikte horecavoorziening;

1.20 dienstverlening

werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen reisbureaus, kapsalons, wasserettes, stomerijen, makelaarskantoren, bankfilialen, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van garagebedrijven

1.21 e-commerce

een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie, zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen

1.22 erf

een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens

1.23 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende functie te gebruiken

1.24 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt

1.25 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder

1.26 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld

1.27 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is

1.28 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt

1.29 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd

1.30 kampeermiddel

een kampeerauto, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk of een stacaravan zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf

1.31 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen

1.32 kavelemissie

geluidemissie van een bedrijfskavel, uitgedrukt als bronvermogen per vierkante meter (Lw per m2), als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig Bijlage 2

1.33 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.34 lpg

liquified petroleum gas, dat wordt toegepast als brandstof voor motorvoertuigen al dan niet onder de naam autogas

1.35 nachtperiode

de periode tussen 23.00 en 07.00 uur

1.36 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening

1.37 normaal agrarisch gebruik

het gebruik dat, gelet op de functie, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden

1.38 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de functie regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende functie behoren

1.39 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes

1.40 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.41 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand

1.42 peil
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd geldt:
    • 1. het Normaal Amsterdams Peil
1.43 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden gerepareerd, worden geteeld, worden toegepast en/of worden vervaardigd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie

1.44 risicovolle inrichting

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan een erotische massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar

1.46 Staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijfstypen, ingedeeld conform de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), editie 2009

1.47 stankhindergevoelige bedrijven
  • bedrijven die naar hun aard stankgevoelig zijn en/of;
  • bedrijven waar (relatief) grote concentraties van mensen werkzaam zijn vanwege de gebruikte arbeidsintensieve productiewijze en/of;
  • bedrijven met een (relatief) hoge bezoekintensiteit.
1.48 verkoopvloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het bewerken en het vervaardigen van producten

1.49 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen

1.50 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

1.51 zelfstandig kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afmetingen ander bouwwerk

de grootste afmeting van een bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk of van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelgrens

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • b. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • c. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • d. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4,2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • e. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4,2 en 5.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1'. De 5.1-bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 en zijn voorzien van een blauwe arcering zijn niet toegestaan.
  • f. afhaalpunten en e-commerce;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. ecologische voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. opslag van goederen ten dienste van het op het bouwperceel gevestigde bedrijf;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. water;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;
  • n. wegen en straten;
  • o. fiets- en voetpaden;

met de daarbijbehorende:

  • p. gebouwen;
  • q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • r. erven en terreinen.
3.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' is aan een aantal regels gebonden.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden binnen het bestemmingsplan per bedrijfsperceel de volgende regels:

  • a. het bouwperceel mag voor niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage worden bebouwd;
  • b. de afstand van de bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse en achterste perceelgrenzen mag niet minder dan 4,00 m bedragen;
  • c. de afstand van de bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de bestemming 'Verkeer' mag niet minder dan 5,00 m bedragen;
  • d. een bedrijfsgebouw of overkapping mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten die een bouwhoogte mogen hebben van niet meer dan 6,00 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 9,00 meter bedragen;
  • e. er mogen geen magazijnstellingen buiten de gebouwen worden geplaatst.
3.3 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub b en toestaan dat een bedrijfsgebouw in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd, in verband met de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw of de koppeling van gebouwen.
  • b. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a ten behoeve van een verhoging van het bebouwingspercentage naar niet meer dan 90, mits:
    • 1. wordt aangetoond dat de verhoging van het bebouwingspercentage noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 2. het betreffende terrein en de betreffende gebouwen voor hulpverlenende instanties in het geval van calamiteit toegankelijk blijven;
    • 3. het parkeren en de logistiek blijvend op eigen terrein kunnen worden afgewikkeld.
  • c. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en erf- en terreinafscheidingen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 20,00 meter.
  • d. De in lid 3.4 vermelde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de bedrijfssituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de verkeersveiligheid;
    • 7. de woonsituatie.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Bedrijventerrein' is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • a. worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in lid 3.1;
  • c. worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft;
  • d. worden gebruikt voor het wonen;
  • e. worden gebruikt voor zelfstandige kantoren;
  • f. worden gebruikt voor parkeren anders dan op eigen terrein;
  • g. worden gebruikt voor bedrijven die in de kolom Geur van Bijlage 1 zijn aangemerkt met een geurafstand, en waarbij door het bedrijf niet wordt voldaan aan een factor 2x van deze afstand tot de meest nabijgelegen woning buiten het plangebied, waarbij de afstand wordt gemeten tot het punt waar de gevel van deze woning volgens het geldende bestemmingsplan zou kunnen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bedrijven;
  • h. worden gebruikt voor bedrijven van categorie 4.2 met een hogere kavelemissie dan 55 dB(A)/m2 in de nachtperiode, indien het betreft 4.2 bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • i. worden gebruikt voor logistieke- en transportbedrijven met een oppervlakte groter dan 3 hectare per bedrijf.

Akoestisch onderzoek

  • j. Voor bedrijven waarbij op voorhand een relevante geluidstraling wordt verwacht wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd en indien nodig kan het college op grond hiervan maatwerkvoorschriften stellen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1, 2 en 3.1, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • b. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • c. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • d. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • e. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1', tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2 en 5.1, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • f. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub g in die zin dat in die zin dat een toename van de bestaande stikstofdepositie wordt toegelaten, mits deze afwijking uitsluitend wordt toegepast om, in geval op vergunningenniveau toename van de bestaande stikstofdepositie is toegestaan, de strijdigheid tussen de vergunning en de planregels op te heffen.
  • g. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub g in die zin dat een bedrijf wordt gevestigd dat niet voldoet aan de voorgeschreven afstandsregeling, mits het bedrijf aantoonbaar voldoet aan het toetsingskader van Bijlage 3.
  • h. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub h in die zin dat de gronden worden gebruikt voor bedrijven met een kavelemissie tot 60 dB(A)/m2 in de nachtperiode, mits andere bedrijven een lagere milieucategorie hebben dan 4.2 of een in een omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift vastgelegde lagere kavelemissie dan 55 dB(A)/m2 in de nachtperiode hebben en de gemiddelde kavelemissie van de bedrijven binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' gezamenlijk en per saldo niet meer bedraagt dan 55 dB(A)/m2.
  • i. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub i in die zin dat een logistiek- of transportbedrijf wordt gevestigd met een oppervlakte groter dan 3 hectare, mits hierover in regionaal verband afstemming is gezocht.
  • j. De in lid 3.6 vermelde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de bedrijfssituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de verkeersveiligheid;
    • 7. de woonsituatie.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplanting en bermen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van afval;
  • g. ecologische voorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water;
  • l. wadi’s/retentievijvers, waterberging en waterinfiltratie ten dienste van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • m. andere werken, waaronder begrepen een geluidswal;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen' is aan een aantal regels gebonden.

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die nodig zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer, geluidschermen, lichtmasten en bouwwerken ten behoeve van ecologische voorzieningen.

4.3 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden, pleinen, straten en wegen;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijk afval en tuinafval;
  • e. gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, zoals een bushokje;
  • f. kunstwerken;
  • g. voorzieningen ten dienste van de (boven- en de ondergrondse) waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • h. andere werken, waaronder begrepen een geluidswal;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal regels gebonden.

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde mag een bouwhoogte hebben van maximaal 12,00 meter.

5.3 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Verkeer' is aan een aantal beperkingen gebonden.

De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • worden gebruikt ten behoeve van een weg met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • een gastransportleiding en de daarbijbehorende belemmeringenstrook.
6.2 Bouwregels
  • a. De regels van dit artikel hebben voorrang boven de andere daar voorkomende dubbelbestemmingen.
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mag niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • c. de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt als kwetsbaar object.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het mengen, diepploegen, woelen, aanleggen van drainage, ontginnen, egaliseren en ophogen van gronden en/of overige grondbewerkingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het rooien en planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
6.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
6.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend, indien geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² en waarvoor dieper dan 0,30 m te rekenen van het maaiveld in de bodem zal worden geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
7.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • e. het aanbrengen van houtsingels (met uitzondering van erfbeplanting);
  • f. het (gedeeltelijk) rooien van houtsingels;
  • g. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
7.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
7.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

7.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
7.3.5 Beoordelingscriteria

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

7.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 7.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • a. worden gebruikt voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de bestemming toegelaten gebruik;
  • b. worden gebruikt voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de bestemming toegelaten gebruik;
  • c. worden gebruikt ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
    • 1. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
    • 2. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.
  • b. Een in sub a vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 5. de verkeersveiligheid;
    • 6. de woonsituatie.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsregels bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsregels gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O

van de gemeente Hattem

Behorend bij het besluit van 17 september 2018.