Elzenhagen Zuid    

verplicht

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid geeft concrete invulling aan het ruimtelijke beleid voor dit gedeelte van het stadsdeel Noord in de gemeente Amsterdam. Het geeft aan op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.

Elzenhagen Zuid is een van de deelgebieden van het Centrumgebied Amsterdam Noord (CAN) waarvoor in 2004 een Masterplan is vastgesteld. Elzenhagen Zuid is in het Actieplan Woningbouw 2014-2018 aangewezen als versnellingslocatie woningbouw. Op 29 november 2017 heeft de gemeenteraad het Stedenbouwkundig Plan voor Elzenhagen Zuid vastgesteld. De ambitie voor Elzenhagen Zuid is het creëren van een hoogwaardige stedelijke en duurzame woonwijk in combinatie met maatschappelijke-, sport- en onderwijsvoorzieningen. Het programma sluit enerzijds aan bij het hoogstedelijke karakter van het Stationsgebied en anderzijds bij het landschappelijke- en recreatieve waardevolle karakter van de Noordhollandsche Kanaalzone. In Elzenhagen Zuid worden 1.800 woningen beoogd (waarvan 30% sociale huur, 20 procent middeldure huur en 50 procent vrije sector) en een voorzieningenprogramma bestaande uit onderwijs, maatschappelijke opvang, atletiekbaan, sporthal, moskee met cultureel centrum en creatieve bedrijvigheid.

1.2 Bevoegdheden     

Bij besluit van de gemeenteraad (13 juli 2016) is het plangebied aangewezen tot grootstedelijk project. Bij dit besluit is besloten dat de voorbereiding van het bestemmingsplan bij het college van B&W ligt. Het bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

1.3 Crisis- en herstelwet     

De Crisis- en herstelwet beoogt een versnelling in de ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke projecten te bewerkstelligen. De wet bevat diverse maatregelen, zoals het anders toepassen van milieunormen en procedurele regels. Zo zijn bijvoorbeeld de behandelingstermijnen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkort. De projecten waarvoor dit geldt zijn opgenomen in bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet.

Uit bijlage II blijkt dat de Crisis- en Herstelwet van toepassing is voor projecten die voorzien in de bouw van meer dan 11 woningen. Dit bestemmingsplan voorziet daarin zodat de Crisis- en herstelwet dan ook van toepassing is. Na vaststelling van het bestemmingsplan gelden er voor de beroepsfase striktere procedureregels. Zo mogen beroepsgronden niet pro forma naar voren worden gebracht en gelden kortere behandelingstermijnen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.

1.4 Leeswijzer     

Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling. De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 20 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven. Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. Er wordt onder andere ingegaan op de ontstaansgeschiedenis en de beschrijving van de bestaande functies. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid afkomstig van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het ruimtelijk kader, het te realiseren programma en de stedenbouwkundige kaders. In de hoofdstukken 5 tot en met 18 worden diverse omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 19 wordt uitgelegd op welke wijze dit is vertaald in juridische zin. In hoofdstuk 20 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (het overleg ex artikel 3.1.1 Bro). Tot slot zijn de relevante rapporten als bijlage bij de toelichting en de regels gevoegd.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied     

2.1 Ligging en begrenzing     

Het plangebied van het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid ligt in Amsterdam Noord. Op de onderstaande luchtfoto is dit weergegeven:

verplicht

Afbeelding: ligging plangebied Elzenhagen Zuid

Het plangebied van het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid volgt grotendeels de plangrenzen van het zuidelijk deel van het vigerende bestemmingsplan Elzenhagen. Daarnaast is een deel van de Nieuwe Leeuwarderweg en het tracé van de Noord/Zuidlijn onderdeel van het plangebied, omdat het bestemmingsplan voor dat deel verouderd is.

Het plangebied wordt begrensd door de IJdoornlaan in het noorden, de Nieuwe Leeuwarderweg en Elzenhagensingel in het oosten, de Nieuwe Purmerweg en de Buiksloterdijk in het zuiden en het Noordhollandsch Kanaal in het westen. De begrenzing van het plangebied is aangegeven op de onderstaande afbeelding.

verplicht

Afbeelding: ligging en begrenzing van het plangebied

2.2 Doelstelling     

Na inwerkingtreding zal het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid het toetsingskader zijn voor het verlenen van omgevingsvergunningen.

2.3 Geldend planologisch kader     

Voor het plangebied gelden diverse bestemmingsplannen.

Elzenhagen

Het bestemmingsplan "Elzenhagen" is vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Noord op 19 februari 2014. De gronden zijn bestemd als Sport, Verkeer en Groen. In het plan is de aanleg van de Elzenhagensingel voorzien. Voor het overige is het bestaande gebruik als sportpark vastgelegd.

verplicht

Afbeelding: bestemmingsplan Elzenhagen, zuidelijk deel verbeelding

Noord-Zuidlijn

Voor de Noord/Zuidlijn moet op grond van de Wro een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld. Gelet op de lengte van het tracé van de Noord/Zuidlijn en de diversiteit van de omgeving, is het niet gewenst voor het hele tracé een nieuw plan vast te stellen. Het tracé is daarom opgeknipt in deelgebieden.

Het bestemmingsplan "Noord-Zuidlijn" doorsnijdt het plangebied Elzenhagen Zuid en is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 september 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20 april 1999. Bij uitspraak van de Raad van State op 20 februari 2001 zijn de ingediende beroepen gedeeltelijk gegrond verklaard, maar deze hadden geen betrekking op het tracédeel dat onderdeel is van deze bestemmingsplanherziening. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het boven- en ondergrondse deel van de Noordzuidlijn van begin- tot eindpunt. Op de plankaarten blad 2 en 3 is het tracédeel tussen station Noord tot de Buiksloterdijk opgenomen. De gronden zijn bestemd voor een Bovengronds railtracé en openbare ruimte.

verplicht

verplicht

Afbeelding: bestemmingsplan Noord-Zuidlijn, plankaart 2 en 3

Stationsgebied CAN

Het bestemmingsplan "Stationsgebied CAN" is vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Noord op 21 juni 2012. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de realisatie van het metro- en busstation Noord en omgeving. Een klein deel van het plan ter plaatse van de Elzenhagensingel wordt meegenomen in deze bestemmingsplanherziening. De gronden zijn bestemd voor Water, Groen en Verkeer.

verplicht

Afbeelding: bestemmingsplan Stationsgebied CAN, uitsnede verbeelding

Banne Buiksloot II

Het bestemmingsplan "Banne Buiksloot II" is vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Noord op 19 juni 2013. Bij uitspraak van de Raad van State op 25 juni 2014 zijn de ingediende beroepen ongegrond verklaard. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de wijk Banne Buiksloot en omgeving. Een klein deel van dit plan bij het Noordhollandsch Kanaal wordt herzien om de realisatie van een brug en steiger in het kanaal mogelijk te maken. Daarnaast wordt een deel grenzend aan de Nintemanbuurt herzien, omdat deze in de nieuwe plansituatie beter aansluit bij de verlenging van de Elzenhagensingel. De gronden zijn bestemd voor Verkeer, Water en Groen en de dubbelbestemmingen Waterstaat - Waterkering en Waarde-Archeologie. Daarnaast gelden de aanduidingen 'vrijwaringszone-molenbiotoop' en 'other'.

verplicht verplicht

Afbeelding: bestemmingsplan Banne Buiksloot II, uitsneden verbeelding

Oud Noord

Het bestemmingsplan "Oud Noord" is vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Noord op 29 oktober 2008. Het plan voorziet in een planologische regeling voor Volewijk en IJplein/Vogelbuurt. Een kleine strook van dit plan grenzend aan de Nieuwe Leeuwarderweg wordt geactualiseerd met deze bestemmingsplanherziening. De gronden zijn bestemd voor Verkeer en Groen en daarnaast aangeduid als Waardevol stads- en dorpsgezicht en aanduidingsvlak.

verplicht

Afbeelding: bestemmingsplan Oud Noord, uitsnede verbeelding

Noorderpark

Het bestemmingsplan "Noorderpark" is vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Noord op 18 december 2013. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het Noorderpark. Een kleine strook van dit plan ten oosten van de Nieuwe Leeuwarderweg wordt gewijzigd met deze bestemmingsplanherziening, zodat de bestemmingen langs de Nieuwe Leeuwarderweg beter aansluiten op de werkelijke situatie. De gronden zijn bestemd voor Verkeer en Groen en de dubbelbestemmingen Waterstaat-Waterkering en Waarde-Archeologie 2 en 3.

verplicht

Afbeelding: bestemmingsplan Noorderpark, uitsnede verbeelding

2.4 Beschrijving van het plangebied     

2.4.1 Inleiding     

Elzenhagen Zuid is een van de deelgebieden van de gebiedsontwikkeling Centrum Amsterdam Noord (CAN) rondom het nieuwe station Noord van de Noord/Zuidlijn. In de overige deelgebieden is de ontwikkeling reeds gestart. De woningbouw in deelgebied Elzenhagen Noord is nagenoeg voltooid. Voor de woningbouw in het deelgebied Noorderkwartier is in 2017 het bestemmingsplan vastgesteld. In het deelgebied Boven 't Y wordt het bestaande winkelcentrum in fasen uitgebreid en vernieuwd tot een winkel-, woon en uitgaansgebied met onder andere een bioscoop. Het Stationsgebied ligt in het hart rondom het nieuwe beginstation van de Noord/Zuidlijn en het regionale busstation. In dit gebied worden, naast stationsvoorzieningen, woningen en voorzieningen, zoals het ROC gerealiseerd. verplicht

Afbeelding: stand van zaken ontwikkelingen CAN 2018

2.4.2 Historie Buikslotermeerpolder     

Het plangebied is onderdeel van het voormalige Buikslotermeer. Het Buikslotermeer is samen met twee andere Waterlandse meren, het Broekermeer en Belmermeer waarschijnlijk ontstaan door afkalving van inzakkende veengrond. Begin zeventiende eeuw werd het Buikslotermeer ingepolderd. De bodem van de polder bleek alleen geschikt als weidegrond en heeft dan ook tot in de twintigste eeuw als weidegrond dienst gedaan. In 1921 is de Buikslotermeerpolder met het bij elkaar voegen van de gemeenten Nieuwendam, Buiksloot en Amsterdam opgegaan in de gemeente Amsterdam.

verplicht

Afbeelding: Buikslotermeerpolder circa 1860

Het in 1824 gerealiseerde Noordhollandsch Kanaal maakt gebruik van bestaande waterlopen. Het westelijk deel van de ringsloot wordt onderdeel van dit kanaal. Aan de westzijde van het Noordhollandsch Kanaal tegenover Elzenhagen Zuid is in 1792 Krijtmolen d'Admiraal gebouwd. In de dertiger jaren van de twintigste eeuw wordt in het noordwestelijk deel van de polder de Noorderbegraafplaats aangelegd. Aan de begraafplaats is nog de inrichting van de vroegere polderstructuur te herkennen.

verplicht

Afbeelding: krijtmolen d'Admiraal

Tot aan de wijziging van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) in 1958 behield de polder zijn agrarische karakter. Vervolgens is na de wijziging van het AUP de polder in de jaren zestig en zeventig bebouwd. De twintigste eeuwse bebouwing langs de zuidelijke ringdijk (Buikslotermeerdijk) verdween en de Nieuwe Leeuwarderweg, IJdoornlaan, het winkelcentrum Boven 't Y en de aangrenzende buurten van het plangebied werden aangelegd. De hooggelegen Nieuwe Leeuwarderweg uit 1958 en de IJdoornlaan uit de zestiger jaren delen de polder op in vier in zichzelf gekeerde delen. Tenslotte werd de Rijksweg A10-noord gebouwd die een afscheiding vormt tussen stad en landelijk gebied. Met deze ontwikkelingen verloor de polder zijn oorspronkelijke verkavelingsstructuur.

verplicht

Afbeelding: inrichting Elzenhagen Zuid in de Buikslotermeerpolder in 1968, 1980 en 2016.

2.4.3 Bestaande situatie     

Elzenhagen Zuid ligt tussen het Noordhollandsch Kanaal, de IJdoornlaan, de Nieuwe Leeuwarderweg en de Nieuwe Purmerweg. Het projectgebied is 26,4 hectare groot. Elzenhagen Zuid ligt in de zuidwesthoek van de Buikslotermeerpolder en was het sportdomein van Noord. De voetbalvelden van DWV zijn inmiddels verhuisd. De atletiekbaan en sporthal zijn nog in gebruik. Zij blijven in het gebied, maar krijgen een andere plek. De tijdelijke dependance van het Damstede college is inmiddels verplaatst naar een andere tijdelijke locatie, in afwachting van de ontwikkeling van het gebied. Huidige tijdelijke functies in het gebied zijn de Stichting proeftuin van Amsterdam en de Stichting Volksbond Amsterdam. De laatste keert terug in de nieuwe situatie.

verplicht

Afbeelding: vogelvluchtfoto Elzenhagen Zuid

Aan de oostzijde van het plangebied loopt de Nieuwe Leeuwarderweg die bestaat uit 2x2 rijstroken en loopt vanaf de IJtunnel naar de ring A10 en N247. Tussen beide rijbanen van de weg ligt het tracé van de Noord/Zuidlijn die in de zomer van 2018 is geopend. In het gebied zijn diverse lokale wegen en fiets- en voetpaden aanwezig. Elzenhagen Zuid is goed bereikbaar per auto en straks, door de komst van de Noord-Zuidlijn en een regionaal busstation, ook met het openbaar vervoer.

verplicht

Afbeelding: Buikslotermeerdijk en het Noordhollandsch Kanaal

Op dit moment wordt een deel van het plangebied bouwrijp gemaakt ten behoeve van 540 tijdelijke woningen voor studenten en statushouders. Elzenhagen Zuid grenst in het noordoosten aan het Stationsgebied, waarin het eerste bouwblok met toren is gerealiseerd. Voor de andere Stationsgebied-kavels liggen uitgewerkte plannen. De bouw is gestart, oplevering staat gepland voor eind 2018/ begin 2019.

verplicht

Afbeelding: impressie tijdelijke huisvesting

Daarnaast is een ander deel van het plangebied bouwrijp gemaakt ten behoeve van verplaatsing van de atletiekbaan naar de nieuwe locatie aan de zuidzijde van het plangebied. Voor de bouw van een nieuw clubhuis voor atletiekverening Atos en het plaatsen van lichtmasten rondom de atletiekbaan zijn in 2018 aanvragen omgevingsvergunning ingediend.

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

Het beleidskader vormt een basis voor de uitgangspunten voor het bestemmingsplan die in hoofdstuk 4 worden beschreven. Het beleidskader is gebaseerd op beleid dat door het Rijk, de provincie Noord-Holland, op regionaal niveau en door en de gemeente Amsterdam is geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid     

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro). De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. Op 1 oktober 2012 is het Barro gewijzigd en treden delen van het Barro in werking die al waren vastgesteld, maar die voor hun inwerkingtreding wachtten op deze wetswijziging. Met deze aanpassingen in de regelgeving is de wettelijke borging van het beleid in de SVIR nagenoeg voltooid. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, electriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Het plangebied Elzenhagen Zuid betreft een binnenstedelijke locatie waarbij de in het Barro aangegeven Rijksbelangen niet in het geding zijn.

3.2 Provinciaal beleid     

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040     

Op 21 juni 2010 heeft provinciale staten de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Op 3 november 2010 is de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 in werking getreden. In de Structuurvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en aangegeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. Uitgangspunt is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De provincie kiest daarbij voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen en houdt het landelijk gebied open en dichtbij. Verder worden de waterkeringen versterkt en calamiteitenbergingen aangelegd om wateroverlast te voorkomen. Door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken.

Eén van de doelstellingen is het duurzaam en efficiënt gebruiken van de beschikbare ruimte. Uitgangspunt voor Elzenhagen Zuid is het verdichten van binnenstedelijke ruimte zodat de beschikbare binnenstedelijke ruimte zo optimaal mogelijk wordt benut. Dit past binnen de hoofddoelstellingen van de Structuurvisie.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland     

Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar gemeenten toe, heeft de provincie de beschikking gekregen over de zogenaamde Provinciale Ruimtelijke Verordening. De Verordening bevat algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen vanuit het provinciaal belang. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld. Tegelijkertijd met de structuurvisie is de Provinciale Ruimtelijke Verordening in werking getreden (november 2010) en daarna meermalen herzien of geactualiseerd. Voor dit bestemmingsplan is de verordening van belang zoals deze in werking is getreden per 23 mei 2018.

Het hele plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt in het Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) zoals benoemd in de verordening. De herontwikkeling tot een gemengd stedelijk gebied past binnen de kaders van de provinciale ruimtelijke verordening. De Buikslotermeerdijk is aangeduid als regionale waterkering. Hiervoor is in het plan een beschermende regeling opgenomen.

verplicht

Afbeelding: regionale waterkering PRV

3.3 Regionaal beleid     

3.3.1 Vervoerregio Amsterdam     

De Vervoerregio Amsterdam is de opvolger van de Stadsregio Amsterdam, een samenwerkingsverband van zestien gemeenten. De regio werkt onder meer aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld.

Regionaal actieprogramma Wonen 2016-2020

De provincie Noord-Holland heeft de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam gevraagd gezamenlijk een Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) op te stellen voor de periode 2016 t/m 2020. Dit komt voort uit de provinciale Woonvisie uit 2010 waarin als doelstelling is opgenomen dat in 2020 de inwoners van Noord-Holland beschikken over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. Voor de eerste RAP-periode 2011 t/m 2015 hebben alle regio’s een RAP opgesteld. Aandachtspunten die de provincie benoemd heeft voor het RAP 2016-2020 zijn:

  • Vraaggestuurd bouwen (zowel kwalitatief als kwantitatief)
  • Binnenstedelijk bouwen en transformeren
  • Betaalbaarheid/Sociale woningbouw (huur en koop)
  • Wonen, zorg, welzijn en voorzieningen
  • Duurzaam Bouwen
  • (collectieve) zelfbouw
  • Demografische prognoses en cijfers over de woningbouwbehoeften
  • Inzicht in potentiële locaties binnen bestaand stedelijk gebied (bsg)
  • OV-knooppunten
  • Het RAP dient ‘ladderproof’ te zijn (Ladder voor Duurzame Verstedelijking)

De bestuurders zien een belangrijke opgave voor de samenwerking, toegespitst op drie thema’s. De achtergrond hierbij wordt verder toegelicht in de Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt. Het eerste thema is de woningbouwproductie. Levert de optelsom van alle lokale plannen bij elkaar het gewenste beeld op voor de ontwikkeling van de woningmarkt in de Metropoolregio? Zowel kwantitatief als naar type woonmilieu. Vanuit het perspectief van een aantrekkelijke en diverse woningmarkt en om bij te dragen aan de economische concurrentiepositie van de Metropoolregio. Maar ook om tegemoet te komen aan de kwalitatieve woningvraag van huishoudens. Aanvullend daarop hebben de bestuurders al eerder uitgesproken dat zij ondanks de hoge marktdruk in de regio ook aandacht willen houden voor de woningbehoefte van de lage en middeninkomens. Betaalbare Voorraad is daarom het tweede thema dat benoemd is als aandachtspunt voor de samenwerking. Tegelijkertijd constateren we dat de sociale huurwoningen, waarop de laagste inkomens aangewezen zijn, op dit moment een schaars goed zijn. In dat licht bespreken we met elkaar hoe we deze schaarse sociale huurwoningen willen verdelen. Woonruimteverdeling is het derde thema in de samenwerking. Voor de Stadsregio Amsterdam als totaal wordt de groei van de woningbehoefte in de periode 2015-2020 geraamd op ca. 45.000 woningen en voor de periode 2015-2025 op ca. 87.000 woningen. Dat komt neer op ruim 9.000 woningen per jaar. De gemeenten moeten alle zeilen bijzetten om die opgave te kunnen realiseren.

Dit bestemmingsplan voorziet in maximaal 1.800 woningen en is daarmee in lijn met het regionale beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam'     

Met de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' (17 februari 2011) legt Amsterdam zichzelf regels op waar ruimtelijke plannen aan moeten voldoen. Amsterdam heeft zichzelf onder meer voor de opgave gesteld te verdichten en tegelijk het omliggende landschap open te houden. Dat leidt tot belangrijke uitgangspunten: het groen in en rond de stad vraagt om stevige bescherming, terwijl andere delen van de stad optimaal worden benut. Verdichting leidt ook tot (geleidelijke) transformatie en toenemende menging. Dat vergt veel van de bestaande infrastructuur en openbare ruimte. Respect voor de rijkdom aan cultuurhistorische schatten van Amsterdam is hierbij een belangrijke voorwaarde. De centrale ambitie van de Structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt aan tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte en in recreatief gebruik van water en groen naast efficiënter omgaan met energie en vervoer zodat buiten de stad minder landschap hoeft te worden aangetast. De ambitie is om 70.000 woningen en bijbehorende voorzieningen toe te voegen tot 2040, een intensiever gebruik van de haven en huidige bedrijventerreinen te realiseren en ruimte te maken voor waterberging.

Voor het Centrumgebied Amsterdam Noord wordt ingezet op de uitrol van het centrumgebied. Een belangrijke opgave is het verdichten door de huidige ruimte intensiever te gebruiken voor onder meer woningbouw. Rondom het toekomstige metrostation liggen kansen voor ontwikkeling als het gaat om verdichting en transformatie. Voor Elzenhagen Zuid wordt een gemengd woon/werkgebied aangegeven. Daarnaast is de Noord/Zuidlijn aangeduid als HOV (hoogwaardig openbaar vervoer). Station Noord in het aangrenzende stationsgebied staat aangeduid als ov-knooppunt en P+R. De westzijde van het Noordhollandsch Kanaal is aangeduid als regionale fietsroute.

verplicht

Afbeelding: Structuurvisie Amsterdam 2040

3.4.2 Hoofdgroenstructuur     

In samenhang met het visieonderdeel van de Structuurvisie is ook een onderdeel instrumentarium gekoppeld. Hierin wordt - waar nodig - het beleid verder uitgewerkt in criteria en een procedure. Zo worden er onder meer regels gegeven voor het bouwen in de Hoofdgroenstructuur (HGS). De HGS omvat de minimaal benodigde hoeveelheid groen die Amsterdam wil borgen, bestaande uit gebieden die waardevol zijn voor de stad en de metropool, omdat zij een onmisbare functie vervullen voor groene recreatie, verbetering leefklimaat, waterhuishouding, hittedemping, verbetering luchtkwaliteit, biodiversiteit en voedselproductie. Behoud van cultuurhistorische waarden en een gevarieerd totaal aanbod aan groen zijn belangrijke aspecten. In de Hoofdgroenstructuur zijn die gebieden opgenomen waar de functies groen en groene recreatie voorop staan. Woningbouw, werkgerelateerde functies, wegenaanleg of het vestigen van voorzieningen die verkeer aantrekken of die ten koste gaan van groen zijn niet in overeenstemming met de doelstellingen van deze structuurvisie. Ingrepen die de recreatieve gebruikswaarde en/of de natuurwaarde of andere functies van het groen verhogen worden juist gestimuleerd. Ingrepen in de HGS worden op inpasbaarheid beoordeeld.

In de Structuurvisie is de zone rondom het Noordhollandsch Kanaal aangeduid als Hoofdgroenstructuur (HGS). De smalle groene strook van de Buikslotermeerdijk langs het Noordhollandsch Kanaal is aangeduid als groentype corridor.

verplicht

Afbeelding: hoofdgroenstructuur, groentype corridor (bruin)

Het concept ontwerpbestemmingsplan is voorgelegd voor advies aan de TAC. Het advies is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De TAC constateert in haar advies van 28 maart 2018 dat: 'Het voorontwerpbestemmingsplan Elzenhagen Zuid inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur onder voorwaarde dat op de planverbeelding en in de planregels de bestaande Hoofdgroenstructuur, groentype corridor, verbijzonderd wordt ten opzichte van het overige groen door een aanduiding of een andere Groenbestemming.

De corridor langs het Noordhollandsch Kanaal maakt slechts een klein deel uit van het plangebied. Het belang van deze strook is groot, gelet op de zone langs het kanaal als geheel, evenals de kwetsbaarheid van dit type groen. Een verbijzondering ten opzichte van de rest van het groen, dat meer een stadsparkkarakter heeft achten wij daarom een voorwaarde om voldoende bescherming te bieden richting toekomst. Ondanks de verdichtingsopgave voor dit plangebied constateert de TAC dat er serieuze aandacht is besteed aan de groenopgave. De reeds bestaande groenstructuur langs het Noordhollandsch Kanaal, die de centrale groenblauwe verbindingsas tussen het IJ en Waterland vormt is kwalitatief versterkt en bovendien buiten de begrenzing van de Hoofdgroenstructuur verbreed. De recreatieve gebruiksmogelijkheden van dit gedeelte van de Hoofdgroenstructuur nemen toe doordat de autoroute langs de dijk is geschrapt. Ook in de rest van het plangebied is serieuze aandacht gegeven aan groenontwerp en collectief groen tussen de kleinschalige bouwblokken.

Hoewel de TAC hier geen zeggenschap in heeft, acht ze dit Dijkpark na realisatie Hoofdgroenstructuurwaardig. Het groentype dient nader bepaald te worden. Aangezien het groentype 'stadspark' hier voor de hand ligt acht de TAC het wenselijk om vanuit die vooruitziende blik de huidige corridorstrook specifiek als natuurzone binnen het bestemmingsplan aan te duiden. Met de intensivering van de bebouwing zal de druk op deze zone verder toenemen. De ingrepen die direct de corridor raken – de steiger en de brug – vereisen constructies die het functioneren van de corridor niet belemmeren, dus voldoende hoog en op afstand van het groen. De planontwikkeling biedt tegelijkertijd de mogelijkheid om eventueel aanwezige ecologische knelpunten op te lossen en bijvoorbeeld door natuurvriendelijk oevers of door de aanleg van fauna uittreedplaatsen de corridorfunctie te versterken.'

In de planregeling is het advies van de TAC verwerkt. De oevers langs het kanaal vallen grotendeels in het aangrenzende bestemmingsplan Banne Buiksloot II en zijn al mede bestemd voor natuur- en landschapswaarden. De hoofdgroenstructuur die binnen het plangebied van Elzenhagen Zuid ligt is in de bestaande situatie geheel verhard vanwege de weg op de Buikslotermeerdijk. Aan de bestemming Groen wordt in de planregeling voor de zone op de dijk een aanduiding toegevoegd ten behoeve van het behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

3.4.3 Beleidsvisie Noord-Hollandsch Kanaalzone     

De beleidsvisie Noord-Hollandsch Kanaalzone (Beleidsvisie NHKZ) dateert van 2002 en is vastgesteld door de stadsdeelraad Noord van de gemeente Amsterdam. De visie op de Noord-Hollandsch Kanaalzone bestaat uit twee delen: De Beleidsvisie waarin de uitgangspunten voor de ontwikkeling van de zone zijn verwoord en die is vastgesteld door het bestuur. Daarnaast de Landschapsvisie, die als leidraad dient bij de ontwikkeling van de zone. Er kan alleen afgeweken worden van de beide kaderstellende visies indien dit goed gemotiveerd wordt. Het doel van de beleidsvisie NHKZ is om het kader vast te leggen waarin de NHKZ uit kan groeien tot een volwaardig landschapspark.

Langs het kanaal is een groen stedelijk landschap ontstaan, dat belangrijke recreatieve functies herbergt en dat het geheugen bevat van een ontstaansgeschiedenis, die op hoofdlijnen ook de ontstaansgeschiedenis van Amsterdam Noord is. De NHKZ heeft zowel kenmerken van centraliteit (de groenblauwe as van Amsterdam-Noord) als van periferie. De groengebieden ter weerszijden van het kanaal zijn als losse onderdelen gesitueerd en vormgegeven, zonder veel aandacht voor samenhang en overgangen.

Het doel van het in de Landschapsvisie neergelegde onderzoek is besluiten te nemen die het mogelijk maken de zone langs het Noordhollandsch Kanaal in de loop der tijd te ontwikkelen tot een grote parkenzone met allure. Het proces zal vooral bestaan uit slimme plaatselijke ingrepen en 'weglaten'. Met 'weglaten' wordt bedoeld: de nu verborgen kwaliteiten zichtbaar maken en verbrokkeling voorkomen. Daarom wordt in de Beleidsvisie de besluitvorming beperkt tot een aantal kernbesluiten om de integrale gecompliceerde planvorming van de projectgebieden niet te verstoren. De Landschapsvisie dient bij de planvorming als leidraad gebruikt te worden. De kernbesluiten hebben betrekking op:

  • Samenhang
  • Openbaarheid
  • Toegankelijkheid en bereikbaarheid
  • Kwaliteit

verplicht

Afbeelding: uitsnede kaart 2 soorten zones

Elzenhagen Zuid wordt getypeerd als Wijkpark met kleinschalige recreatieve voorzieningen. In de Landschapsvisie worden de volgende ambties geformuleerd voor het Centrum Amsterdam Noord:

  • Realisering van een “landschapspark” als groen kader langs het Noordhollandsch Kanaal, waarin “eilanden” met programmaonderdelen;
  • Wonen aan het park;
  • Water langs de kanaaldijk (berging);
  • Uitbreiding Noorderbegraafplaats;
  • Scheurleerweg als langzaamverkeersroute;
  • In dit landschapspark: sportvelden, de Noorderbegraafplaats, een ecologische zone (“eco-eiland”);
  • Langs de westzijde van de Nieuwe Leeuwarderweg: een bebouwde zone (“stedelijk wonen” en “centrum stedelijk”), waarin een sportcentrum en een zwembad;
  • Een fietsverbinding tussen Banne Noord en Jeugdland;
  • Vergroting van de bergingscapaciteit van de Buikslotermeerpolder (indicatie: 11 ha).

Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan voor Elzenhagen Zuid is rekening gehouden met de genoemde beleid- en landschapsvisies NHKZ. Langs het kanaal komt de parkachtige zone van het Dijkpark met park, sport, waterberging en kleinschalige recreatieve voorzieningen. Daarnaast wordt de fietsverbinding over de Buikslotermeerdijk verbeterd en een nieuwe fietsverbinding over het Noordhollandsch Kanaal mogelijk gemaakt.

3.4.4 Actieplan woningbouw     

De gemeenteraad heeft december 2014 het actieplan Woningbouw 2014-2018 vastgesteld. Hierin staan zeven impulsen om de bouwproductie te stimuleren en faciliteren, zodat er aan de grote vraag naar meer kwalitatieve en betaalbare woningen voor alle Amsterdammers kan worden voldaan. Dat gebeurt door meer maatwerk te bieden en door het wegnemen van belemmeringen in processen en procedures rond woningbouw. Daarnaast wordt de planvoorraad vergroot door het uitgeven van nieuwe bouwkavels. In een tenderkalender worden de beschikbare kavels gepresenteerd. Ook moeten eigenaren van leegstaande panden worden ondersteund in hun initiatieven tot transformatie en komt er een transformatieteam dat de opdracht krijgt om toe te werken naar minimaal 1.250 woningen per jaar. Voorts is het van belang dat er wordt ingespeeld op initiatieven vanuit de gemeente of vanuit marktpartijen om te komen tot versnelling. Stroperigheid in regelgeving en processen moeten worden aangepakt. Daarom komt het college van burgemeester en wethouders met een taskforce, bestaande uit zowel ambtenaren, als marktpartijen, die zich specifiek richt op het ondersteunen en aanjagen van goede initiatieven.

In het actieplan wordt uitvoering gegeven aan de ambitie uit het Coalitieakkoord om de woningbouwproductie op te voeren naar 5.000 woningen per jaar vanaf 2018. Elzenhagen Zuid is één van de versnellingslocaties uit de eerste tranche die moet bijdragen aan vergroting van de planvoorraad. Om vanaf 2018/2019 woningbouw mogelijk te maken, wordt de planvorming voor Elzenhagen Zuid weer opgepakt nadat deze in 2010 was stopgezet. Een van de manieren om de woningbouwproductie te stimuleren is het bieden van mogelijkheden voor zelfbouw. In Elzenhagen Zuid worden hiervoor mogelijkheden geboden op een deel van de bouwkavels in de Noordbuurt en twee urban villa's in de Zuidbuurt.

3.4.5 Koers 2025     

Het in 2016 door het college vastgestelde Koers 2025 operationaliseert de Structuurvisie en de ambitie voor de bouw van 50.000 woningen in een ontwikkelstrategie voor de stad tot 2025. Aanleiding daarvoor is dat er aanvullende planvoorraad nodig is om over een langere periode jaarlijks 5.000 woningen in aanbouw te kunnen nemen in de stad. Daarbij is ook gekeken naar bedrijvigheid en de groeiende toeristische sector en investeringen in bereikbaarheid, groen en maatschappelijke voorzieningen.

Het gemeentebestuur kiest om voor de periode tot 2025 fasegewijs ruimte te bieden voor 50.000 woningen in de stad. De centrale opgave in Noord op middellange termijn is het verhogen en op peil houden van de leefbaarheid in de voormalige stedelijke vernieuwingsgebieden. Elzenhagen Zuid behoort tot de eerste tranche versnellingslocaties. Benoemd wordt dat rond station Noord de versnellingslocaties Elzenhagen Zuid (2.000 woningen) en Winkelcentrum CAN (1.000 woningen plus een omvangrijk programma niet-wonen) liggen. In de besluitvorming over Koers 2025 is er op aangedrongen om verdere verdichting te onderzoeken binnen de kaders van de Structuurvisie. Het realiseren van maximaal 1.800 woningen in het plangebied past binnen de gemeentelijke beleidskaders om op binnenstedelijke locaties woningen toe te voegen.

verplicht

Afbeelding: Koers 2025. Elzenhagen Zuid is aangeduid als versnellingslocatie 1e tranche (licht oranje).

3.4.6 Ruimte voor de economie van morgen     

De bevolkingsgroei in Amsterdam hangt samen met werkgelegenheidsgroei. Ruimte voor de Economie van Morgen is de economische uitwerking van de stedelijke groeistrategie Koers 2025 en biedt een inventarisatie van economische kansen die verder worden uitgewerkt in gebiedsontwikkeling, ruimtelijke projecten en bij gronduitgifte voor kantoor- en bedrijventerreinen. Bij deze inventarisatie wordt onderscheid gemaakt tussen woon-werkgebieden, kantoorgebieden en productiezones.

In Koers 2025 zijn vrijwel alle nieuwe gebieden aangeduid als nieuwe woon-werkwijken of als grootstedelijke gebieden. Ruimte voor de Economie van Morgen inventariseert de economische kansen voor stedelijke menging, en maakt onderscheid tussen creatieve wijken en productieve wijken, en laat ook ruimte voor woonwijken waar een economisch programma met werkruimtes niet kansrijk of mogelijk is. Met deze inventarisering van kansen ontstaan economische opgaven voor nadere uitwerking in gebiedsontwikkeling. Voor kantoorgebieden geven de werkmilieus internationaal topmilieu en innovatiedistricten invulling aan in Koers 2025 genoemde grootstedelijke gebieden. Hieraan moeten de multimodale knooppunten als belangrijke concentratiegebieden voor werkgelegenheid voor stad en regio worden toegevoegd.

Elzenhagen Zuid is in Ruimte voor de Economie van Morgen aangeduid als woon-werkgebied/woonwijk. Voor het bepalen van de economische potentie van nieuwe woon-werkgebieden wordt gekeken naar de netwerkverbondenheid van een wijk, in relatie tot de dichtheid, aanwezigheid van economisch DNA en logistieke bereikbaarheid in de toekomst. Niet iedere wijk is geschikt als vestigingslocatie voor kantoren of bedrijven. Soms ontbreekt ondernemerschap in de omgeving, soms ligt de nieuwe wijk te ver aan de rand van de stad of is deze slecht verbonden met andere gebieden in de stad. Dergelijke wijken lenen zich niet voor menging met kantoor- of bedrijfsruimte maar wel voor menging met buurtfuncties als winkels en horeca. IJburg en KNSM-eiland zijn hier voorbeelden van, en van de in Koers 2025 aangewezen nieuwe gebieden gaat het hierbij o.a. om Elzenhagen Zuid en Centrumeiland.

Ondanks de komst van een nieuw metrostation (station Noord) is Elzenhagen Zuid (nog) niet sterk verbonden met de rest van de stad. Dijken en water vormen barrières voor de goede verbondenheid met het centrummilieu in de stad. De ontwikkeling van een nieuw centrummilieu in Noord zal eerst plaatsvinden op andere locaties nabij het IJ, die immers beter verbonden zijn met het centrale deel van Amsterdam.

In dit bestemmingsplan wordt in de plinten mogelijkheid geboden voor kleinschalige bedrijvigheid, creatieve functies, dienstverlening en horeca.

3.4.7 Maatschappelijk beleid     

Plan maatschappelijke voorzieningen Amsterdam-Noord 2015-2030

Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Noord heeft het Plan maatschappelijke voorzieningen Amsterdam-Noord 2015-2030 vastgesteld op 24 februari 2016. Voor Elzenhagen Zuid zijn concreet de volgende voorzieningen benoemd: basisschool, middelbare school, moskee, maatschappelijke opvang Volksbond en de verplaatsing van de atletiekbaan en de sporthal binnen het gebied. Deze voorzieningen zijn onderdeel van het programma dat in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

3.4.8 De bewegende stad     

Met de Beweeglogica, onderdeel van het programma ‘Bewegende Stad’, kan de stad zo ingericht worden dat Amsterdammers meer gaan bewegen. De Beweeglogica geeft ‘stadmakers’ van binnen en buiten de gemeente meer houvast om bewegen op te nemen in een ontwerp of bij de herinrichting van buurten, parken, straten en pleinen. Zowel in bestaande buurten als bij nieuwbouw. Voorbeelden hiervan zijn autoluwe buurten, bredere stoepen om te spelen, meer open zwemwater, voorzieningen voor outdoor sporters, alternatieve fietsroutes en gebouwen waarin trappen beter zichtbaar zijn. Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan voor Elzenhagen Zuid dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de beweeglogica. Met de inrichting van de openbare ruimte in het plangebied wordt met deze beleidsdoelstellingen rekening gehouden.

3.4.9 Welstandsnota De schoonheid van Amsterdam     

De welstandsnota De Schoonheid van Amsterdam zorgt ervoor dat iedereen die in Amsterdam iets wil bouwen duidelijkheid heeft over de wijze waarop de gemeente de schoonheid van Amsterdam wil behouden en bevorderen. Een opsteller van een bouwplan moet erin kunnen vinden welke eisen op welke plek worden gesteld. De commissie moet op basis van de beschrijvingen en criteria een onderbouwd advies kunnen geven over de plannen. In de welstandsnota zijn de ruimtelijke systemen (gebieden met gelijksoortige bebouwing, zoals de negentiende-eeuwse ring, de gordel '20-'40 of de naoorlogse wijken in Nieuw-West en Buitenveldert) uitgangspunt voor beleid. De nota maakt een scherp onderscheid tussen drie soorten criteria: Concrete standaardcriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen en ingrepen aan de bestaande bebouwing. Relatieve en meer abstract geformuleerde criteria die toegespitst zijn op grotere en meer ingrijpende plannen en planafhankelijke criteria voor gebieden die in transformatie zijn. Per ruimtelijk systeem zijn een beschrijving, de waardering en de uitgangspunten voor beleid opgenomen. Deze ingrediënten maken de criteria die bij de beoordeling worden toegepast en ook de beoordeling zelf inzichtelijk. Er is met een aantal belangrijke actuele thema's rekening gehouden, zoals duurzaamheid, herbestemming, particulier opdrachtgeverschap en ruimte voor particulier initiatief. Daarnaast gaat de nota in op de samenhang tussen het welstandsbeleid en ander beleid, zoals de ruimtelijke Structuurvisie Amsterdam 2040 en het erfgoedbeleid. Aan de welstandsnota is een kaart met welstandsniveaus toegevoegd. Die geeft de ambities per gebied weer. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende welstandsniveaus:

  • Beschermd niveau: gereserveerd voor beschermde stads- en dorpsgezichten.
  • Bijzonder niveau: voor gebieden met groot belang voor het aanzien van de stad (19de eeuwse Ring, Gordel 20-40, Tuindorpen, delen van het AUP).
  • Gewoon niveau: gericht op praktisch beheer van de gangbare kwaliteit van een gebied.
  • Eenvoudig (licht): voor gebieden waar de ambities beperkt zijn en het welstandsbeleid vooral gericht is op het voorkomen van incidenten.
  • Geen preventieve toetsing: hierbij worden plannen niet vooraf getoetst. Wel is het morgelijk om tegen excessen achteraf op te treden.
  • Welstandsvrij: geen welstandstoets, ook niet achteraf.

De kaarten (raadpleegbaar via http://amsterdam.welstandinbeeld.nl/kaart) vormen het handvat voor de Commissie voor Welstand en Monumenten bij de beoordeling van bouwplannen. Voor Elzenhagen Zuid wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld met gebiedsspecifieke welstandscriteria.

3.4.10 Horecabeleidsplan     

Het horecabeleidsplan stadsdeel Amsterdam Noord 2007-2015 "voor elk wat wils" is in 2007 vastgesteld. Het Centrum Amsterdam Noord, waar Elzenhagen Zuid onderdeel van is, is in het beleid aangeduid als "horecaontwikkelingsgebied-plus". Dit is een gebied waarin winkelondersteunende horeca mogelijk is in het winkelgebied en meerdere avond- en nachtzaken mogelijk zijn aan de rand van het gebied (het leisurecentrum). Door de mogelijkheid van meerdere avond- of nachtzaken valt het gebied daarom onder de categorie horecaconcentratiegebied (vergelijkbaar met Overhoeks). Er is uitbreiding mogelijk van specifieke winkelondersteunende horecabedrijven parallel aan de verdere ontwikkeling van het winkelaanbod. In het beleid zal aandacht worden besteed aan de mogelijke hinder van avond- of nachthoreca op andere functies (o.a. wonen).

Voor nieuwe woonbuurten wordt gestreefd naar horeca met een buurtverzorgende functie en met een voorzieningenaanbod dat past bij het inwonertal. Uitgangspunt is dat bewoners van nieuwe woonbuurten zich voor uitgaanshoreca kunnen richten op het aanbod in het CAN-gebied en andere horecaontwikkelingslocaties. Nieuwe horecabedrijven worden toegestaan voor zover aantal en omvang verloopt conform de toename van het inwonertal en de andere publiekverzorgende functies in de nieuwe woonbuurt. In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van kleinschalige horeca in het gebied. Dit past binnen de beschreven kaders van het horecabeleid.

Hoofdstuk 4 Het ruimtelijke kader     

4.1 Ruimtelijk Kader     

Elzenhagen Zuid is een deelgebied van het Centrum Amsterdam Noord (CAN). De gebiedsontwikkeling van het CAN-gebied loopt al geruime tijd. Als ruimtelijk kader voor het plangebied zijn verschillende plannen en uitwerkingen opgesteld.

Stedenbouwkundig plan CAN 2004

Op 19 mei 2004 heeft de Stadsdeelraad Noord het Projectbesluit CAN (waarvan het hieronder genoemde stedenbouwkundig plan onderdeel is) vastgesteld. Op 22 september 2004 heeft de gemeenteraad van Amsterdam dit besluit (enigszins aangepast) bekrachtigd. Het Projectbesluit, waarin de algemene ruimtelijke uitgangspunten voor het projectgebied zijn opgenomen, is uitgewerkt in zogenoemde Investeringsbesluiten.

Het stedenbouwkundig plan "Centrum Amsterdam Noord; Kloppend hart van Noord" (ook wel masterplan genoemd) voor het totale CAN-gebied is voor de verschillende deelgebieden en projecten uitgewerkt in meer gedetailleerde stedenbouwkundige uitwerkingsplannen (onderdeel van de Investeringsbesluiten). De ambitie van het stedenbouwkundig plan is kort samengevat: het creëren van een nieuw hoogwaardig, duurzaam en leefbaar centrum met meer variatie in winkels, voorzieningen en woonmilieus. Het plan speelt in op de komst van de Noord/Zuidlijn en bouwt daarbij sterk voort op wat eigen is in Amsterdam-Noord, als schakel tussen de stad en Waterland. Voor Elzenhagen Zuid ligt het accent op wonen gecombineerd met sociaalmaatschappelijke voorzieningen op het gebied van sport, onderwijs en religie en daarnaast groen en water langs het kanaal.

verplicht

Afbeelding: uitsnede SP CAN 2004

Visie Karres en Brands

In navolging op het Masterplan CAN is in 2009, op basis van een gewijzigd programma, door Karres en Brands een stedenbouwkundige visie voor Elzenhagen Zuid gemaakt, maar deze is niet vastgesteld. Door de economische crisis kwam de planvorming stil te liggen en is voor het gebied in 2014 een conserverend bestemmingsplan vastgesteld waarin wel is voorzien in de aanleg van de Elzenhagensingel. In hetzelfde jaar 2014 trekt de economie aan en wordt het gebied door de gemeenteraad het als 'versnellingslocatie' aangewezen. De opgave voor het gebied werd daarmee gewijzigd in een intensiever programma, waarvoor een nieuw stedenbouwkundig plan is opgesteld.

SP Elzenhagen Zuid 2017

Op 29 november 2017 heeft de gemeenteraad het stedenbouwkundig plan Elzenhagen Zuid vastgesteld gezamenlijk met het bijbehorende investeringsbesluit (zie bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Elzenhagen Zuid). De gemeenteraad heeft naderhand op 14 maart 2018 de plankaart aangepast waarbij eerdere toezeggingen zijn verwerkt om op twee plekken een toegankelijke oever te introduceren en een eiland met een natuurlijke speelbrug. Vanwege de grote vraag naar woningen in Amsterdam heeft het gemeentebestuur de ambitie uitgesproken om in te zetten op intensief verdichten van de stad en tot 2025 de bouw van 50.000 woningen mogelijk te maken. Eén van de daarvoor aangewezen locaties is Elzenhagen Zuid, gelegen in het Centrumgebied Amsterdam Noord (CAN), dichtbij de beginhalte van de Noord/Zuidlijn. De ambitie is vertaald in het Actieplan Woningbouw 2014-2018 en Koers 2025, waarin Elzenhagen Zuid is benoemd tot versnellingslocatie om op korte termijn aan de woningbouwproductie bij te dragen en nieuwe voorzieningen aan de stad toe te voegen.

Het stedenbouwkundig plan voorziet in een herontwikkeling van het gebied naar een programma van 1800 woningen en voorzieningen zoals de atletiekbaan, sporthal, scholen, moskee en maatschappelijke functies en (creatieve) bedrijvigheid. Daarnaast wordt voorzien in de aanleg van het Dijkpark aan het Noordhollandsch Kanaal en de realisatie van water en groen.

verplicht

Afbeelding: Stedenbouwkundig Plan Elzenhagen Zuid

4.2 Programma     

De ambitie voor Elzenhagen Zuid is het creëren van een hoogwaardige stedelijke en duurzame woonwijk in combinatie met maatschappelijke-, sport- en onderwijsvoorzieningen. Deze sluit enerzijds aan bij het hoog stedelijke bebouwingskarakter van het stationsgebied en anderzijds bij het landschappelijke- en recreatievewaardevolle karakter van de Noordhollandsche Kanaalzone. Voor Elzenhagen Zuid zijn in het SP de volgende ambities geformuleerd:

  1. Een hoog stedelijk woonmilieu in het verlengde van het stationsgebied.
  2. Een parkachtig stedelijk woonmilieu aansluitend op het Noordhollandsch Kanaal.
  3. Versterken van de landschappelijke- en recreatieve zone van het Noordhollandsch Kanaal in de vorm van een dijkpark met het accent op water, groen, sport en recreatie.
  4. Versterken van de bereikbaarheid met de nadruk op openbaar vervoer, fiets- en voetverbindingen.
  5. Duurzaamheid: bewegende stad, natuur en ecologie, rainproof.

In Elzenhagen Zuid is een programma mogelijk van maximaal 1.800 woningen in combinatie met voorzieningen. Het woonprogramma bestaat uit 30% sociale huurwoningen, 20% middeldure huurwoningen en 50% marktwoningen (koop en huur). De huidige atletiekbaan en sporthal komen terug in het gebied. De tijdelijke voorziening van de Volksbond komt als definitieve vestiging in het gebied. Twee bestaande moskeeën uit Amsterdam Noord verhuizen naar Elzenhagen Zuid, waarbij ze een moskee en sociaal cultureel centrum willen realiseren. Het plan voorziet in een basisschool en een middelbare school (Damstede Technasium). Tenslotte wordt er ruimte gereserveerd voor gemengde functies, waaronder maatschappelijke functies, horeca en (creatieve) bedrijvigheid. Onderstaande afbeelding geeft een beeld van de programmaonderdelen die mogelijk worden gemaakt.

verplicht

Afbeelding: overzicht programma Elzenhagen Zuid (bron: SP Elzenhagen Zuid)

Wonen

Door de stedenbouwkundige opzet, de hoeveelheid groen en de parkachtige setting van de Zuidbuurt, zal Elzenhagen Zuid vooral aantrekkelijk worden voor gezinnen. Dit wordt nog eens versterkt door de aanwezigheid van twee scholen, ruime sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en het autoluwe karakter. In Elzenhagen Zuid komen voornamelijk appartementen. Een uitzondering hierop vormen de zelfbouwkavels in de Noordbuurt. Hier komen grondgebonden woningen van drie lagen gesitueerd langs het Dijkpark. In Elzenhagen Zuid komt 30% sociale huur, 20% middeldure huur en 50% marktwoningen, verdeeld over de drie verschillende woonbuurten Noordbuurt, Zuidbuurt en de Singelstrook.

Sport

De huidige atletiekbaan en sporthal komen terug op een andere locatie in het gebied. Atletiekvereniging Atos is hoofdgebruiker van de atletiekbaan en realiseert een nieuw clubgebouw van ca. 800 m2 brutovloeroppervlak (bvo). De atletiekbaan is openbaar toegankelijk als deze niet in gebruik is door scholen en sportverenigingen. De sporthal Elzenhagen wordt gebruikt door scholen en sportverenigingen en wordt in de nieuwe situatie op dezelfde kavel gerealiseerd als de middelbare school.

Maatschappelijk

De Turks-islamitische stichtingen Stisscan en Emir Sultan verhuizen van hun huidige locaties in Amsterdam Noord naar een nieuwe moskee en sociaal cultureel centrum van ca. 3.000 m2 in het gebied. Ook wordt een voorziening voor de Volksbond gerealiseerd met zo'n 50 woonunits. In deze voorziening zijn voormalige dak- en thuislozen met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek ondergebracht. Deze mensen worden persoonlijk begeleid met als hoofddoel dat ze blijvend zelfstandig worden en actief meedoen in de samenleving. Momenteel bevindt de Volksbond zich met een tijdelijke voorziening in het gebied. In het Atelier- en Broedplaatsenbeleid 2015-2018 is Elzenhagen Zuid één van de kansrijke gebieden voor zowel kunstenaars als startende cultureel ondernemers. Als onderdeel van het maatschappelijk programma is er ruimte gereserveerd voor broedplaatsen/kunstenaarsateliers.

Onderwijs

In de Integrale Huisvestingsplannen 2016-2020 voor primair en voortgezet onderwijs is aangegeven dat voor grootschalige woningbouwlocaties ruimte voor onderwijs noodzakelijk is. In het programma voor Elzenhagen Zuid is rekening gehouden met ruimtereserveringen voor zowel een basisschool van 4.650 m2 als 5.700 m2 voortgezet onderwijs ten behoeve van het Technasium Damstede College. Damstede was al in het gebied gehuisvest met een tijdelijke locatie, maar is op dit moment gehuisvest op een tijdelijke locatie aan de Schoenerstraat buiten het plangebied. Damstede krijgt in de wijk opnieuw een plek. Daarvoor is in het plan een ruimtereservering opgenomen voor een grote alles-in-éénschool (school en kinderopvang) en een gymzaal. Het streven is om de ruimten voor de basisschool in drie bouwlagen te realiseren. De buitenspeelruimte voor de school wordt op het maaiveld gerealiseerd. Voor de kinderen van 0-6 jaar komt er omheinde speelruimte, direct grenzend aan het schoolgebouw. De kinderen in de leeftijd 6-12 jaar spelen in de openbare ruimte. Deze wordt zo ingericht dat deze een uitdagende én veilige speelomgeving biedt voor de schoolkinderen en voor de buurt.

Plinten

In de plinten van de bebouwing langs de Elzenhagensingel en de zuidzijde van de Noordbuurt worden naast wonen gemengde functies mogelijk gemaakt zoals horeca, kleinschalige bedrijvigheid, creatieve functies en consumentverzorgende en maatschappelijke dienstverlening.

Groen en water

In het Dijkpark langs het Noordhollandsch Kanaal worden nieuwe routes voor fietsers en wandelaars aangelegd, onder andere door de aanleg van de nieuwe fiets- en voetgangersbrug over het kanaal. Bij de brug komt een horecapaviljoen met terras. In het Noordhollandsch Kanaal komt een steiger voor het aanleggen van boten. Het park biedt mogelijkheden voor recreatie en sport. De atletiekbaan wordt bijvoorbeeld onderdeel van het park. Naast groen wordt er rondom de Zuidbuurt een grote waterpartij gerealiseerd.

Tijdelijke huisvesting statushouders, studenten en jongeren

Gezien de urgentie om deze doelgroep te huisvesten is de opgave om dit tijdelijk programma in de eerste fase van Elzenhagen Zuid te ontwikkelen. De locatie is in tweeën gedeeld: een deel van de woningen komt in de Singelstrook ten zuiden van de moskee en het andere deel in de Zuidbuurt ten oosten van de middelbare school en sporthal. Het betreft een tijdelijke functie die geen onderdeel uitmaakt van het programma van dit bestemmingsplan. Voor de huisvesting is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend tot 2028. Oplevering van de 540 units is gepland eind 2018/begin 2019. Na 2028 zal het terrein worden ingevuld op basis van dit bestemmingsplan.

verplicht

Afbeelding: gebied tijdelijke huisvesting

4.3 Ruimtelijke ontwikkeling op hoofdlijnen     

Elzenhagen Zuid ligt aan het Noordhollandsch Kanaal. Het kanaal is net als de oude zeedijken een structurerend element in heel Amsterdam Noord. Rond het kanaal is een groene wig, die bestaat uit parken, groenstroken, sportparken en een begraafplaats. De inzet voor de zone is om het park rond het kanaal te versterken en de stad een voorkant naar het kanaal te geven.

De opgave voor Elzenhagen Zuid is vergelijkbaar. Elzenhagen Zuid beslaat ruim 26 hectare. Het gebied kent grote hoogteverschillen en ligt laag ten opzichte van de omgeving in de polder. Met de huidige dichte bosranden is de diep gelegen Buikslotermeerpolder nauwelijks te ervaren. Door deze bosrand deels open te kappen wordt zowel de polder als de nieuwe wijk erin ervaarbaar vanaf de kanaaldijk (Buikslotermeerdijk) en is er vanuit de polder zicht op het dijktalud. Om de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken moet het gehele gebied worden opgehoogd.

verplicht

Afbeelding: SP Elzenhagen Zuid

De Buikslotermeerpolder wordt door de bestaande hooggelegen wegen op dijken opgeknipt in fragmenten. In het Masterplan CAN van 2004 worden er verbindingen gelegd tussen deze in zichzelf gekeerde delen. De kern van het Masterplan CAN is het nieuwe Stationsgebied rond het metro- en busstation. De aan te leggen Elzenhagensingel legt de verbinding tussen Elzenhagen Noord en Zuid en in oostwest-richting zijn er nieuwe doorgaande routes voor fietsers die een verbinding leggen tussen Elzenhagen Zuid en het te vernieuwen winkelcentrum Boven 't Y. In het ontwerp voor Elzenhagen Zuid worden de verbindingen tussen de delen versterkt.

  1. Het Stationsgebied met zijn typerende stevige onderbouw in combinatie met torens beperkt zich niet meer tot het gebied tussen Elzenhagensingel en Stadsdeelhuis, maar strekt zich westwaarts uit tot over de singel richting het Noordhollandsch Kanaal en mogelijk oostwaarts tot in het te vernieuwen winkelcentrum.
  2. Het plan vergroot het invloedgebied van het Noordhollandsch Kanaal. Langs het kanaal komt een Dijkpark met een fiets- en voetpad en het zuidelijk deel van het plan krijgt een groen karakter met veel water. Vanaf veel plekken in het plan is er zicht op het groene talud langs het kanaal. Vanuit het Stationsgebied komend is er bij de singel direct zicht op de kanaaldijk en de molen. De nieuwe fietsroute van oost naar west gaat langs de nieuwe waterplas en sluit aan op de nog te realiseren fietsbrug over het kanaal.

Door de aansluitingen op de omliggende gebieden zijn er verschillende buurten in Elzenhagen Zuid te onderscheiden:

  • De Noordbuurt heeft door zijn aansluiting op het Stationsgebied een stedelijk karakter met straten, gesloten bouwblokken en torens.
  • De Zuidbuurt heeft door zijn aansluiting op het park langs het kanaal een groen karakter met losse urban villa's in een parkachtig gebied. Elzenhagen Zuid keert zich door deze opzet niet meer van het kanaal af, maar maakt een bijzondere parkachtige voorkant naar het kanaal.
  • De Elzenhagensingel tussen het nieuwe stationsgebied en de Nieuwe Purmerweg wordt een groene laan. De oostkant van deze laan, de Singelstrook is een voortzetting van het stationsgebied met torens op een onderbouw.

Noordbuurt

De Noordbuurt bestaat net als het Stationsgebied uit straten met bouwblokken en torens. De buurt ligt tussen het Stationsgebied en het Noordhollandsch Kanaal. De bouwblokken en torens zijn hoog aansluitend bij het Stationsgebied en laag met zelfbouwhuizen bij het Kanaal. Deze zelfbouwkavels langs het kanaal zullen verwantschap vertonen met de huizen langs de Buiksloterdijk. De gebogen en knikkende oostwest-straten in de Noordbuurt zijn een voortzetting van de straten in de Stationsbuurt. De oost-west georiënteerde middenstraat is de auto-ontsluiting van de buurt en sluit met een bocht naadloos aan op de weg langs het kanaal richting begraafplaats en het golfterrein. De ondergrond van de buurt loopt van de Buikslotermeerdijk en de hooggelegen IJdoornlaan af naar het water. De noord-zuid georiënteerde straten zijn hierdoor gericht op het water. Deze straten maken een knik bij de middenstraat en krijgen aan de noordkant een beëindiging bij de IJdoornlaan. Hierdoor is de IJdoornlaan vanuit de straat gezien minder aanwezig en is de meest zichtbare gevel meer op het zuiden gericht. Zuidelijk van de middenstraat is de buurt autovrij. Het grootste deel van het parkeren vindt plaats in garages in de blokken. De zuidrand van de buurt ligt mooi langs het water. Hier komt het doorgaande fietspad van het winkelcentrum naar de nieuw aan te leggen brug over het kanaal richting De Banne.

verplicht

Afbeelding: Noordbuurt overzicht bouwblokken

De Noordbuurt bestaat uit een aantal gesloten bouwblokken die in hoogte aansluiten op het Stationsgebied en varieren van 23 meter aan de Elzenhagensingel tot 9 meter in de richting van het kanaal. Op een aantal bouwblokken is een hoogteaccent mogelijk tot maximaal 55 m. Ook deze hoogte loopt af in de richting van het kanaal. Voor de hoogteaccenten geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 450 m2 per bouwlaag. De bouwblokken hebben een diepte van 15 meter. Het middengebied van bouwblokken blijft onbebouwd, op de gebouwde parkeervoorzieningen na die ondergronds of in de eerste bouwlaag op afstand van de voorgevels kunnen worden gesitueerd. Deze worden voorzien van een groene inrichting of daktuin.

In de plint maakt het bestemmingsplan aan de oost- en zuidzijde van de Noordbuurt naast wonen ook andere functies mogelijk. Naast de woonfunctie en maastschappelijke voorzieningen zijn kleinschalige bedrijvigheid, kunstenaarsateliers (broedplaatsen) en commerciële dienstverlening mogelijk tot maximaal 2.500 m2 bvo. Daarnaast zijn maximaal drie horecavestigingen toegestaan. Om gemengd gebruik van de plint mogelijk te maken is een minimale verdiepingshoogte voor de eerste bouwlaag opgenomen. verplicht

Afbeelding: doorsnede Noordbuurt

In het westelijk deel van de Noordbuurt worden zelfbouwwoningen gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 10 meter. Ook hier wordt de parkeervoorziening ondergronds of in de eerste bouwlaag op afstand van de voorgevels gerealiseerd, zodat er aan beide straten levendige gevels ontstaan met ramen en deuren van de woonfuncties.

Zuidbuurt

Deze buurt met zijn urban villa's, gelegen in de bocht van het water, sluit aan op het Dijkpark. Het vormt zelf een parkachtig milieu waarin geen autoverkeer is toegelaten. De paden zijn net als in veel parken vloeiend van vorm. De buurt is als het ware een verlenging van het Dijkpark. Het lijkt in zijn opzet op het Funenplan bij de Czaar Peterbuurt. Daar heerst een rechthoekige orde. Hier zijn de urban villa's meer los verstrooid. Alle urban villa's liggen aan het rondlopende pad of aan de Elzenhagensingel. Langs de Elzenhagensingel voegen de blokken zich in hun richting naar de weg. Tussen de urban villa's komt een buurtschool. In de zuidoosthoek aan de Elzenhagensingel komt een combinatiegebouw van middelbare school en sporthal. Deze school heeft zijn ingang aan de zuidkant tegenover de atletiekbaan. De atletiekbaan en het park vormen de uitloopruimte van de school. Geparkeerd wordt in ondergrondse parkeergarages en langs de Elzenhagensingel in de eerste bouwlaag, half verdiept en op maaiveld. Half verdiepte garages moeten worden voorzien van een groene inrichting/maaiveld die overgaat in het maaiveld van de Zuidbuurt.

verplicht

Afbeelding: Zuidbuurt bouwblokken

De Zuidbuurt bestaat uit 21 urban villa's met een footprint van hooguit 820 m2 binnen de diverse bouwblokken. Dit zijn appartementengebouwen met zo'n 30-35 woningen die gefaseerd worden gerealiseerd. Het grootste deel wordt gerealiseerd in de periode tussen nu en 2024. De laatste vijf villa's worden gerealiseerd na opheffing van de tijdelijke huisvesting voor studenten en statushouders in 2028. Twee gebouwen zijn gereserveerd voor ontwikkeling in collectief particulier opdrachtgeverschap door een coöperatieve vereniging in het sociale of het middensegment. Verscheidenheid ontstaat doordat de woongebouwen onderling verschillen in situering en bouwhoogte. Aan de Elzenhagensingel geldt een bouwhoogte van 20 tot 27 meter. In de richting van het Dijkpark varieert de bouwhoogte van 10 tot 24 meter. De bovenste bouwlaag van een urban villa moet in de vorm van een dakhuis worden gerealiseerd met een gevel die 3 meter terugligt ten opzichte van de footprint. De woningen liggen in een openbaar park en krijgen om die reden één hoofdtoegang. Rondom de woongebouwen worden geen tuinen gerealiseerd, maar een openbaar gebied dat toegankelijk is voor fietsers en voetgangers.

In de plint maakt het bestemmingsplan aan de Elzenhagensingel naast wonen ook andere functies mogelijk, zoals maatschappelijke functies en horeca. Om gemengd gebruik van de plint mogelijk te maken is een minimale verdiepingshoogte voor de eerste bouwlaag opgenomen. verplicht

Afbeelding: Zuidbuurt woongebouwen

Naast woningen worden in het gebied twee scholen en sporthal mogelijk gemaakt. Het parkeren voor de Zuidbuurt vindt plaats in ondergrondse garages en een half verdiepte garage die worden ontsloten vanaf de Elzenhagensingel. Aan de Elzenhagensingel en op een aangrenzende parkeerplaats wordt het bezoekersparkeren gesitueerd.

Singelstrook

De oostkant van de Elzenhagensingel is een voortzetting van het Stationsgebied met torens op een onderbouw van circa 8 lagen. De ritmiek en architectuur sluiten aan op die van het Stationsgebied. Het vormt samen één singelwand. Het inpandig parkeren vindt verscholen plaats tegen het talud van de Nieuwe Leeuwarderweg. Op de parkeerlaag komt een dek met een parkachtige inrichting die bij de woongebouwen hoort. Tussen de woongebouwen bij het tunneltje van het Hisgenpad komt een moskee. De moskee heeft een voorplein naar de singel en het pad. Op de zuidkop is een bijzonder woongebouw voorzien, dat het entreegebouw van Elzenhagen Zuid vormt.

verplicht

Afbeelding: Singelstrook tussen de Elzenhagensingel en Nieuwe Leeuwarderweg

Voor het noordelijke deel van de Singelstrook geldt een maximale bouwhoogte van 28 meter met de mogelijkheid om twee hogere torens op te richten van 56 en 50 meter, waarbij aansluiting is gezocht bij de bouwhoogten in de omgeving. Voor de torens geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 820 m2 per bouwlaag.

verplicht

Afbeelding: doorsnede Singelstrook met het parkeren gesitueerd langs het talud Nieuwe Leeuwarderweg

In het middendeel van de Singelstrook is de realisatie van een moskee van 600 gebedsplaatsen en bijbehorend sociaal cultureel centrum voorzien van in totaal 3.000 m2 (exclusief parkeervoorzieningen). Rondom een voorplein worden een aantal volume's gesitueerd die worden afgedekt door koepels. De moskee vormt het hoofdvolume met een maximale bouwhoogte van de koepel van 26 meter. Op de koepel is een ornament mogelijk van 6 meter. In de plint ligt de hoofdentree tot de moskee en is ruimte voor een restaurant van 150 m2 en 250 m2 consumentverzorgende dienstverlening zoals een kapper. In de hogere bouwlagen wordt de gebedszaal gesitueerd. De twee kleinere volumes met een maximale bouwhoogte van 22 meter worden ingericht als sociaal cultureel centrum met bijeenkomst- en cursusruimtes. Ook hierop is een ornament mogelijk. Een hoogteaccent in de vorm van een minaret van maximaal 40 meter hoog is toegestaan. Het parkeren vindt plaats in de eerste bouwlaag aan de achterzijde in een gebouwde voorziening aangrenzend aan het talud Nieuwe Leeuwarderweg en op het maaiveld aan de zuidzijde van de kavel.

verplicht

Afbeelding: impressie moskee

Het zuidelijk deel van de Singelstrook wordt ingevuld met wonen met een maximale bouwhoogte van 25 meter aan de Elzenhagensingel en 40 meter grenzend aan de Nieuwe Leeuwarderweg. In de plint maakt het bestemmingsplan aan de Elzenhagensingel naast wonen ook andere functies mogelijk, zoals maatschappelijke functies en horeca. Om gemengd gebruik van de plint mogelijk te maken is een minimale verdiepingshoogte voor de eerste bouwlaag opgenomen.

Het parkeren wordt inpandig en ondergronds gerealiseerd. Parkeervoorzieningen op de eerste bouwlaag mogen niet grenzen aan de gevels, zodat gesloten plinten worden voorkomen. Vanwege de geluidsbelasting van het verkeer wordt er langs de Nieuwe Leeuwarderweg een geluidwerende voorziening gerealiseerd. Daarnaast moeten enkele gevels in de Singelstrook worden uitgevoerd als dove gevels (zie hoofdstuk 7.3).

Dijkpark

Langs het Noordhollandsch Kanaal komt het Dijkpark. Het park sluit aan op de groene oever aan de overkant met de molen en de kinderboerderij. De autoweg langs het Kanaal verdwijnt, het gebied wordt het domein van wandelaar en fietser. Bij de brug over het kanaal komt een horecapaviljoen met een terras dat uitzicht heeft op de molen. In het kanaal komt een steiger voor boten. Door deze ingrepen vormt het kanaal geen barrière meer, maar wordt het juist het midden van het park. Ook de openbare atletiekbaan wordt onderdeel van het park. De baan is geen afgesloten gebied omringd door sloten of hekken, maar onderdeel van het openbare Dijkpark. Het park biedt veel mogelijkheden voor recreatie en sport.

verplicht

Afbeelding: impressie dijkpark

Het Dijkpark krijgt een parkachtige inrichting, waarbinnen tevens fiets- en voetpaden mogelijk zijn. Voor de beoogde horecavoorziening met terras in het dijkpark is een horecabestemming opgenomen. Aan het Noordhollandsch Kanaal is een openbare steiger van maximaal 70 m2 voorzien. Daarnaast wordt over het Noordhollandsch Kanaal een nieuwe beweegbare brug gerealiseerd voor fietsers en voetgangers richting De Banne. In het park mogen speelvoorzieningen worden opgericht en een horecakiosk van maximaal 50 m2. In het zuidelijke deel komt de atletiekbaan met clubgebouw van maximaal 800 m2. Het clubgebouw bevat voorzieningen voor atletiekvereniging Atos zoals kleedkamers en kantine en opslagruimte voor gebruik van de atletiekbaan door bijvoorbeeld scholen.

verplicht

Afbeelding: impressie clubgebouw

verplicht

Afbeelding: doorsnede Nieuwe Purmerweg en het Dijkpark met atletiekbaan en clubgebouw, maaiveld oud (rode lijn) en nieuw

Groen en water

In Elzenhagen Zuid is veel ruimte gereserveerd voor water, groen en bomen. Tussen de buurten en het Dijkpark wordt een waterpartij aangelegd. De singel is een gebogen waterstructuur begeleid door bomen. In Elzenhagen Zuid gaat het water van de singel in het plan met een ruime boog langs het Noordhollandsch Kanaal. Het hele gebied wordt opgehoogd en het water in Elzenhagen Zuid wordt verbonden met het water van de rest van de Buikslotermeerpolder. Het wordt één systeem, het wordt robuuster, het waterpeil gaat hierdoor omhoog van -5.20 NAP naar -4.80 NAP en het bestaande gemaal wordt verplaatst naar een nieuwe plek in het gebied (zie 18.3 Watertoets). Hierdoor verbetert de watercirculatie en waterkwaliteit. In Elzenhagen Zuid is minimaal circa 2,3 ha waterberging noodzakelijk. Door de waterpeilverhoging en de vereiste ophoging zullen vrijwel alle bomen verdwijnen, in een deel van het gebied zijn deze bomen inmiddels gekapt. Enkel de bomen aan de bovenkant van de taluds hebben een overlevingskans. In de uitwerking zal hier extra aandacht aan besteed worden.

verplicht

Afbeelding: groen- en waterstructuur Elzenhagen Zuid

verplicht verplicht verplicht

Afbeeldingen: Profielen maaiveld Elzenhagen Zuid na ophoging ter plaatse van respectievelijk de Noordbuurt (profiel 6), Zuidbuurt (profiel 5) en de Nieuwe Purmerweg en atletiekbaan (profiel 3).

Verkeer en parkeren

Door de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid worden er nieuwe verbindingen gerealiseerd voor auto's, fietsers en voetgangers die aansluiten op de bestaande structuren. Dit wordt uitgewerkt in hoofdstuk 6 Verkeer en parkeren .

verplicht

Afbeelding: verkeersstructuur

Beeldkwaliteit

Op basis van het stedenbouwkundig plan worden de beeldkwaliteitscriteria opgesteld. Deze zijn bedoeld als richtinggevend kader voor de ontwerpopgave van de ontwikkelingen in het gebied. Het legt de ambities en verwachtingen ten aanzien van beeldkwaliteit vast. Het geeft handreikingen voor de architectuur en de openbare ruimte in relatie tot de ruimtelijke context, de gevelopbouw, het materiaalgebruik en de sfeer van de diverse onderdelen van het plan.

Bezonning

Door de ruime maten van de openbare ruimte en de binnenterreinen is de bezonning van de woningen in Elzenhagen Zuid zeer goed. Dit is na te gaan op de bezonningsdiagrammen.

verplicht

verplicht verplicht

Hoofdstuk 5 Milieueffectrapportage     

5.1 Algemeen     

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang een volwaardige plaats in bepaalde plan- en besluitvormingsprocessen te geven. Enerzijds maakt het opstellen van een milieueffectrapport (MER) de initiatiefnemer bewust van de milieugevolgen en anderzijds kan de overheid diverse milieugevolgen in samenhang met elkaar en op een voor de burger transparante wijze bij de besluitvorming betrekken. De regelgeving met betrekking tot de milieueffectrapportage is verankerd in de Wet milieubeheer. In het Besluit milieueffectrapportage wordt onderscheid gemaakt in MER-beoordelingsplichtige activiteiten en MER-plichtige activiteiten. Voor projecten waar op grond van het Besluit niet direct een MER-beoordelingsplicht of MER-plicht geldt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk.
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling hangt af van:

  • de aard van de voorgenomen activiteit.
  • de (gevoeligheid van de) omgeving waarin de activiteit is gesitueerd.
  • de maatschappelijke aandacht voor de activiteit.
  • mate van beschikbaarheid van informatie, bijvoorbeeld over de gevoeligheid van gebieden.

5.2 Regelgeving     

In het Besluit milieueffectrapportage zijn in de bijlage, onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. De voorgenomen activiteit, de realisatie van woningen en voorzieningen is niet opgenomen in onderdeel C, wel in onderdeel D onder de categorie D 11.2 stedelijk ontwikkelingsproject. Het Besluit milieueffectrapportage gaat uit van een m.e.r.-beoordelingsplicht bij een stedelijke ontwikkelingsproject met een planoppervlakte van 100 hectare of meer, van 2.000 woningen of meer of een bedrijfsoppervlakte van 200.000 m2 of meer. In onderhavige situatie wordt de drempelwaarde van 2.000 woningen niet overschreden.

Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG).

5.3 Resultaten onderzoek     

In het kader van dit bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd (zie bijlage 3 Bestemmingsplan Elzenhagen Zuid te Amsterdam: m.e.r.-beoordeling, DPA Cauberg Huygen, 01965-16306-30 d.d. 9 augustus 2018). Het Besluit milieueffectrapportage gaat uit van een m.e.r.-beoordelingsplicht bij een stedelijk ontwikkelingsproject met een planoppervlakte van 100 hectare of meer, van 2.000 woningen of meer of een bedrijfsoppervlakte van 200.000 m2 of meer. In onderhavige situatie kan niet worden uitgesloten dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject maar wordt de drempelwaarde van 2.000 woningen niet overschreden. Voor elk besluit dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die onder de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd (artikel 7.16 t/m 7.19 Wet milieubeheer juncto artikel 2, tweede lid Besluit milieueffectrapportage).

Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). Laatstgenoemde bijlage III omvat – in hoofdzaak – de navolgende aspecten:

  1. de kenmerken van de activiteit (waaronder omvang, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen);
  2. de plaats van de activiteit (in relatie tot de kwetsbaarheid van het milieu);
  3. de kenmerken van het potentiële effect (waaronder het bereik, de orde grootte en waarschijnlijkheid van het effect).

Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten wordt geconcludeerd dat er in dit geval geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Een m.e.r. wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

5.4 Conclusie     

Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten wordt geconcludeerd dat er in dit geval geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Een m.e.r. wordt daarom niet noodzakelijk geacht voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Verkeer en parkeren     

6.1 Algemeen     

De voorgenomen ontwikkeling van Elzenhagen Zuid heeft invloed op de inrichting van de openbare ruimte en leidt tot een toename van verkeersintensiteiten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de verkeerseffecten, waaronder de afwikkeling in en rondom het plangebied. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op autoverkeer, openbaar vervoer, fietsverkeer en voetgangers. Tot slot wordt aandacht besteed aan parkeren.

6.2 Beleid     

Structuurvisie Amsterdam

In de Structuurvisie Amsterdam 2040 wordt ingegaan op de hoofdnetten voor auto, fiets en OV en de ruimtelijke reserveringen voor alle infrastructuur. De hoofdnetten zijn vastgelegd in het Beleidskader Hoofdnetten (2005). De hoofdnetten zijn bedoeld om de stad bereikbaar te houden, om de bereikbaarheid tussen stadsdelen te garanderen en om het doorgaande autoverkeer op de daarvoor meest geschikte wegen te concentreren. De Nieuwe Leeuwarderweg, de IJdoornlaan en de Noord/Zuidlijn maken deel uit van het Hoofdnet Auto en OV. Door het plangebied lopen diverse verbindingen die zijn aangeduid als Hoofdnet Fiets.

Ten aanzien van het Hoofdnet OV geldt tot 2020 dat de nadruk ligt op het optimaal benutten van bestaande ov-lijnen en ov-knooppunten als dragers voor gewenste en noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Op de belangrijkste trein- en metrolijnen moeten dan wel maximale frequenties en optimale comforteisen (schone, veilige voertuigen en haltes) gelden. Voor de periode 2020-2030 ligt het accent op het zo goed mogelijk benutten van en ruimtelijk inspelen op nu in studie en aanleg zijnde regionale ov-lijnen en knooppunten. Voor de periode na 2030 worden reserveringen gemaakt voor ov-lijnen die verdere toekomstige ontwikkelingen kunnen faciliteren.

Mobiliteitsaanpak Amsterdam

Op 13 juni 2013 is de Mobiliteitsaanpak Amsterdam (MAA) vastgesteld door de gemeenteraad. De MAA is het overkoepelende kader voor het mobiliteitsbeleid van Amsterdam in de periode tot 2030. Hierin staat beschreven op welke wijze de economische vitaliteit van Amsterdam op duurzame wijze versterkt kan worden door de bereikbaarheid en de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte te vergroten. De hoofdlijnen van de nieuwe aanpak in de MAA zijn:

  • beter benutten garages en meer inpandig parkeren;
  • stevige uitbreiding van het aantal fietsparkeerplekken;
  • sneller OV in de spits en meer comfort in het dal;
  • onderscheid in prioriteit netwerken;
  • blijvende aandacht voor commercieel vervoer.

Met het benoemen van Plusnetten laat Amsterdam zien waar welke vervoerwijze het meeste prioriteit verdiend, in de toegemeten ruimte op straat, in de voorrangsverlening op kruispunten en bij de inzet van investeringsmiddelen. Het is een aanscherping van het beleidskader Hoofdnetten dat is vastgesteld in 2005. Op het Plusnet Voetganger heeft de voetganger zoveel mogelijk aantrekkelijk en veilig ingerichte ruimte. Het Plusnet Fiets is bedoeld voor de wat langere fietsverplaatsingen en verbindt de stadsdelen onderling en met de aangrenzende gemeenten. In het openbaar vervoer is er een onderscheid naar routes waar een hoge snelheid voor de zware verbindende lijnen voorop staat (Plusnet) en routes waar de nadruk ligt op een betrouwbaarder doorstroming (Comfortnet). Het Plusnet Auto bestaat in de eerste plaats uit de huidige corridors, die zoveel mogelijk lopen op wegen zonder directe aanwonenden. Daarnaast gaat het om de wegen die aansluiten op de op- en afritten van de rijkswegen.

verplicht

Afbeelding: Plusnet fiets

In de Mobiliteitsaanpak Amsterdam (MAA) zijn de Nieuwe Leeuwarderweg en de IJdoornlaan opgenomen als onderdeel van het Plusnet OV en Plusnet Auto. In het plangebied lopen diverse verbindingen die zijn aangeduid als Plusnet Fiets.

Uitvoeringsagenda Mobiliteit

In de 'Uitvoeringsagenda Mobiliteit' staat centraal hoe de gemeente Amsterdam de groeiende stad de komende jaren bereikbaar wil houden. In de uitvoeringsagenda worden de volgende prioriteiten gesteld:

  • Doorstroming op de belangrijkste routes: elk vervoermiddel krijgt de ruimte op een aantal geschikte routes zodat de doorstroming van alle modaliteiten verbetert;
  • Meer ruimte: meer openbare ruimte op plekken waar het wringt, met name in het centrumgebied;
  • Verbinden van de stad: binnen Amsterdam en in de regio worden de verschillende (nieuwe en bestaande) gebieden goed met elkaar verbonden.

De uitvoeringsagenda bevat circa 50 concrete maatregelen, ingrepen in de stad en pilots. Met deze maatregelen worden heldere keuzes gemaakt op basis van maatwerk. Ieder deel van de stad vraagt immers om een andere oplossing. Een groot deel van de maatregelen richt zich op betere doorstroming van het verkeer, voor alle modaliteiten. Zo komen er betere fietsroutes, fietsstraten en meer fietsvriendelijke kruispunten. Om het openbaar vervoer op meer plekken ongehinderd door te laten rijden, voert het college de Investeringsagenda OV versneld uit.

Investeringsagenda Fiets

Met de vaststelling van de Investeringsagenda Fiets heeft de Stadsregio Amsterdam (inmiddels Vervoerregio) tot en met het jaar 2025 €200 miljoen voor de fiets gereserveerd. De investeringsagenda geeft aan waar en voor welk bedrag er zo efficiënt mogelijk geïnvesteerd kan worden om de positie van de fiets te waarborgen en te verbeteren op diverse aspecten, zoals bereikbaarheid, verkeersveiligheid en aantrekkelijkheid.

Ten aanzien van het plangebied is relevant dat de investeringsagenda zich richt op dat de fietsvoorzieningen het aanzienlijke groeitempo in hoogstedelijk gebied kunnen bijbenen. Dat betekent in de praktijk het beter benutten van het Plusnet Fiets (bijvoorbeeld spreiding van stromen in tijd, beter afstellen VRI's), het verbeteren van zwakke schakels voor doorstroming, comfort én verkeersveiligheid en stallingen en gerichte uitbreidingen op plekken waar de bereikbaarheid het meest onder druk staat, zoals rond stations en bij een aantal resterende ontbrekende schakels.

Beleidskader Verkeersnetten

Het Beleidskader Verkeersnetten is een beleidsstuk waarin staat aangegeven waar de belangrijkste routes voor voetganger, fiets, openbaar vervoer en auto liggen, welk doel ze hebben en aan welke kwaliteitseisen ze moeten voldoen. De functie van de netten is onder andere de stad bereikbaar houden, zorgen voor een goede bereikbaarheid tussen stadsdelen en goede en veilige doorstroming van het verkeer. Dit beleidskader vervangt het Beleidskader Hoofdnetten. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van het oude beleidskader zijn het toevoegen van een netwerk voor de voetganger. Daarnaast zijn de verkeersnetwerken anders ingedeeld. Deze bestaan nu uit:

  • Plusnetten: gericht op het bieden van (doorstroom)kwaliteit voor grote verkeersstromen met de hoogste prioriteit als er afwegingen gemaakt moeten worden tussen netwerken;
  • Hoofdnetten: gericht op het behouden van voldoende ruimte om het verkeer af te kunnen wikkelen.
  • Basisnetten met standaard-inrichtingseisen.

Er zijn afwegingsprincipes opgenomen, te hanteren wanneer bijvoorbeeld keuzes gemaakt moeten worden tussen de verschillende manieren van vervoer (lopend, fiets, auto of OV), als de breedte van een weg beperkt is, op kruisingen of daar waar investeringen gedaan moeten worden.

Nota Parkeernormen Auto

In de Nota Parkeernormen Auto zijn de parkeernormen voor auto’s vastgesteld voor nieuwbouw en transformatieprojecten in de stad. De gemeente wil de stad bereikbaar en leefbaar houden met voldoende en aantrekkelijke openbare ruimte en meer ruimte voor de fietser en voetganger. Met de verwachte groei van de stad (woningen, kantoren etc.) is het noodzakelijk dat Amsterdam grenzen stelt aan het aantal geparkeerde auto’s in de openbare ruimte. De nieuwe parkeernormering levert een bijdrage aan de regulering van het aantal geparkeerde auto’s op straat. Bewoners van nieuwbouw krijgen geen parkeervergunning meer voor parkeren op straat, ongeacht de beschikbaarheid van parkeerplaatsen op eigen terrein. De nieuwe bewoners moeten dus het wel of niet beschikbaar zijn van een parkeerplaats op eigen terrein, meenemen in hun keuze voor een woning.

Nota Parkeernormen Fiets en Scooter

Met de ‘Nota Parkeernormen Fiets en Scooter’ (vastgesteld 14 maart 2018) kan bij nieuwe ontwikkelingen of herontwikkelingen worden voorkomen dat de parkeerbehoefte op de openbare ruimte wordt afgewenteld. Om de stad leefbaar en bereikbaar te houden heeft de beleidsnota als uitgangspunt dat bij nieuwbouw en herontwikkeling zowel het fiets- als het scooterparkeren op eigen terrein wordt geregeld, al dan niet inpandig. Ten aanzien van het fietsparkeren bevat de nota bindende beleidsregels voor niet-woonfuncties. Bij de planvorming van bouwinitiatieven is het verplicht om te zorgen voor voldoende en goede parkeervoorzieningen voor fietsen bij niet-woonfuncties.

Voor nieuw te bouwen woningen is de verplichting voor fietsparkeren vastgelegd in het Bouwbesluit 2012. Het Bouwbesluit 2012 verplicht ontwikkelaars om bij nieuwe woningen een individuele (fietsen)berging te realiseren, maar biedt ook ruimte voor gelijkwaardige alternatieven zoals gezamenlijke fietsenstalling.

De beleidsregels bepalen wat de minimale eisen zijn die aan verschillende niet-woonfuncties worden gesteld aan fietsparkeervoorzieningen. Voor het realiseren van scooterparkeervoorzieningen geldt geen verplichting, maar wordt geadviseerd de normen in de nota toe te passen. Daartoe bevat de nota niet-bindende richtlijnen. Naast de richtlijnen voor het scooterparkeren, bevat de nota ook richtlijnen voor fietsparkeervoorzieningen bij woningen en richtlijnen voor de toegankelijkheid, inrichting en bruikbaarheid van de parkeervoorzieningen voor zowel fiets als scooter.

Wet lokaal spoor en ruimtelijk profiel metro

Voor (bouw)werkzaamheden en overige activiteiten in de nabijheid van de Noord/Zuidlijn geldt dat deze vergunningplichtig kunnen zijn op grond van de Wet lokaal spoor. Ter bescherming van de integriteit van de Noord/Zuidlijn(tunnel) is een toetsingskader opgesteld voor bouwactiviteiten en overige grondroerende activiteiten in de omgeving. Dit borgingsdocument wordt een toetsingskader voor de verlening van omgevingsvergunningen binnen de invloedssfeer.

6.3 Autoverkeer     

Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied hoofdzakelijk ingericht als sportpark met erftoegangswegen waarbij autoverkeer ontsloten wordt via de IJdoornlaan, Nieuwe Leeuwarderweg, Nieuwe Purmerweg en Buikslotermeerdijk. In het vigerende bestemmingsplan Elzenhagen is reeds de aanleg van de Elzenhagensingel voorzien. Binnen en direct grenzend aan het plangebied zijn de volgende wegcategorieën aanwezig:

  1. Wijkontsluitingswegen: Waddenweg, IJdoornlaan, Nieuwe Leeuwarderweg, Banne Buikslootlaan en Kamperfoelieweg. Deze hebben een verzamel- en verdeelfunctie tussen de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangswegen in de verblijfsgebieden. De wijkontsluitingswegen kennen een snelheidsregime van 50 km/uur, het snelheidsregime van de Nieuwe Leeuwarderweg is 70 km/uur.
  2. Erftoegangswegen: het onderliggende net van wegen die bedoeld zijn voor het toegankelijk maken van de functies in het gebied. De verkeerssoorten zijn hier gemengd. Vaak geldt een maximale snelheid van 30 km/u.

Nieuwe situatie

Voor het CAN-gebied als geheel is in het Masterplan CAN 2004 vanwege de ontwikkelingen in de diverse deelgebieden een nieuwe verkeersstructuur ontworpen. Deze is inmiddels deels gerealiseerd, bijvoorbeeld door de aanpassingen aan de Botonde (aansluiting op de Nieuwe Leeuwarderweg), verleggen Nieuwe Leeuwarderweg en IJdoornlaan en realisatie van het metro- en busstation en P+R in het Stationsgebied CAN. In Elzenhagen Zuid is de aanleg van de Elzenhagensingel voorzien. De vervangende verbindingen sluiten aan op de centrumontwikkeling van het CAN-gebied en de komst van de Noord/Zuidlijn.

In het stedenbouwkundig plan Elzenhagen Zuid is een verkeersstructuur voor het gebied ontworpen waarbij de Elzenhagensingel is opgenomen als wijkontsluitingsweg. Elzenhagen Zuid wordt ontsloten via de Nieuwe Leeuwarderweg, de Nieuwe Purmerweg en de IJdoornlaan richting het centrum van de Amsterdam, de ring A10 en andere wijken in Noord. Ook ligt het gebied naast het ov-knoopunt in het Stationsgebied CAN met het beginpunt van de Noord/-Zuidlijn en het busstation.

Elzenhagen Zuid wordt intern ontsloten door de Elzenhagensingel. Op onderstaande afbeelding zijn de autoroutes oranje aangegeven. Vanwege de aanleg van het Dijkpark zal de autoverbinding via de Buikslotermeerdijk vanaf de botonde verdwijnen. Via een nieuwe weg door de Noordbuurt naar de Buikslotermeerdijk blijft de begraafplaats bereikbaar. Een deel van de straten in de Noordbuurt wordt autoluw ingericht. Het overige deel van de Noordbuurt en de Zuidbuurt voorziet in een autovrij maaiveld.

verplicht

Afbeelding: verkeersstructuur (bron SP Elzenhagen Zuid)

6.4 Openbaar vervoer     

Het plangebied is goed ontsloten met openbaar vervoer. Vanaf juli 2018 rijdt de Noord/Zuidlijn rijden en zijn het metrostation Noord en het naastgelegen nieuwe busstation geopend. De Noord/Zuidlijn is een hoogwaardige metroverbinding tussen het Buikslotermeerplein in Noord, de binnenstad en station Zuid/WTC. De busverbindingen rondom het plangebied blijven in stand, maar routes worden aangepast en bushaltes verplaatst. Op de Elzenhagensingel is een busroute en halte gepland.

Door het plangebied loopt een deel van het tracé van de Noord/Zuidlijn. De Noord/Zuidlijn rijdt vanaf de zomer van 2018. Na station Noord, dat noordelijk van het plangebied Elzenhagen Zuid ligt, volgt het tracé van de Noord/Zuidlijn de middenberm van de Nieuwe Leeuwarderweg. Het tracé daalt tot een ligging juist onder maaiveld bij station Noorderpark (Johan van Hasseltweg), om ten zuiden van dit station verder te dalen onder het IJ door via een bakconstructie in een tunnel onder de middenberm en de westelijke rijbaan van de Nieuwe Leeuwarderweg.

6.5 Langzaam verkeer     

In de bestaande situatie zijn er diverse verbindingen voor langzaam verkeer door het gebied die aansluiten op het fietsroute over de Buikslotermeerdijk en de routes onder de Nieuwe Leeuwarderweg door via de Gare du Nord, Loenermark/J.H. Hisgenpad en de Nieuwe Purmerweg.

Elzenhagen Zuid wordt een autoluwe wijk. Met de aanleg van nieuwe routes en verbetering van de bestaande routes is het plangebied ook voor fietsers en voetgangers vanuit alle richtingen goed en veilig te bereiken. Voor fietsers vormen de Elzenhagensingel, de fietsverbinding door het Dijkpark en de nieuwe verbinding over het Noordhollandsch Kanaal richting het Station Noord en het Buikslotermeerplein de hoofdverbindingen overeenkomstig het Plusnet Fiets. Langs de westzijde van de Nieuwe Leeuwarderweg wordt voorzien in een nieuwe fietsverbinding tussen de botonde Nieuwe Purmerweg en de Buiksloterdijk/ Noorderpark. De fietsroute via het J.H. Hisgenpad richting de Loenermark blijft gehandhaafd. In de wijk worden de Zuidbuurt en een deel van de Noordbuurt autovrij ingericht. Daarnaast worden diverse nieuwe paden en voetgangersbruggen gerealiseerd.

6.6 Parkeren     

De ontwikkeling van Elzenhagen Zuid leidt tot een parkeervraag, voor auto's, fietsen en scooters. In geval van bouwen en/of uitbreiden van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik met een toename van de parkeerbehoefte moet voldoende parkeerruimte worden aangebracht en in stand worden gehouden voor auto's. Ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning dient te worden aangetoond op welke wijze aan de geldende parkeernormen voor het plangebied wordt voldaan.

Voor Elzenhagen Zuid geldt dat dit in de Nota Parkeernormen Auto is aangeduid als een B-locatie. Het parkeren gebeurt zoveel mogelijk inpandig, voor het bezoekersparkeren worden voorzieningen op straat getroffen. Het parkeren voor bewoners vindt plaats op eigen terrein en de toekomstige bewoners krijgen geen vergunning of ontheffing om in de openbare ruimte te kunnen parkeren. Vanaf juli 2018 is betaald parkeren ingevoerd in het gebied. Voor woningen gelden de onderstaande parkeernormen per woning:

verplicht

Voor sociale en middeldure huurwoningen is de norm minimaal 0 en maximaal 1 parkeerplaats per woning. Voor 900 vrije sectorwoningen (50% van 1800 woningen) moeten minimaal tussen de 90 (900 x 0,1) en 540 (900 x 0,6) parkeerplaatsen op eigen terrein worden gemaakt afhankelijk van de woninggrootte. Er geldt een maximumnorm van 1 parkeerplaats per woning. In het bestemmingsplan zijn mogelijkheden opgenomen om ondergrondse, gebouwde of ongebouwde parkeervoorzieningen te realiseren om hierin te voorzien. De norm voor bezoekers van bewoners is 0,1 parkeerplaats per woning, deze parkeerplaatsen komen op het maaiveld in de openbare ruimte. Uitgaande van 1.800 woningen zijn dat 180 parkeerplaatsen.

Bij het berekenen van de parkeervraag voor bedrijven en voorzieningen zijn de parkeernormen aangehouden, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Auto. Voor bedrijven geldt een maximumparkeernorm van 1 parkeerplaats per 125 m2 bvo. Voor voorzieningen zijn op voorhand geen parkeernormen in de nota opgenomen. Hiervoor geldt dat de actuele CROW-kencijfers 'sterk stedelijk centrum' het uitgangspunt vormen bij het vaststellen van de parkeerbehoefte, waarbij maatwerk wordt toegepast op de CROW kengetallen. De woningbouwopgave, de beperkte openbare ruimte, de goede OV-bereikbaarheid, de fietsinfrastructuur en het stedelijke karakter van Elzenhagen Zuid dienen daarbij als onderbouwing. In het bestemmingsplan zijn mogelijkheden opgenomen om ondergrondse, gebouwde of ongebouwde parkeervoorzieningen te realiseren voor bedrijven en voorzieningen.

Voor een aantal voorzieningen worden de benodigde parkeerplaatsen aangelegd in de openbare ruimte. Voor de atletiekbaan en clubhuis zijn 38 parkeerplaatsen nodig (20 pp/hectare en 1 per 100 m2) en voor de sporthal 29 plekken (1pp/100 m2). Voor een basisschool met 20 lokalen is de parkeerbehoefte 10 plekken. Voor de middelbare school wordt uitgegaan van 700 leerlingen, waarvoor de parkeerbehoefte 14 plekken is. Sportvoorzieningen en scholen hebben een behoefte van 91 parkeerplaatsen.

Langs de Elzenhagensingel en de zuidrand van de Noordbuurt is in de plint ruimte voor bedrijvigheid, dienstverlening en horeca. Voor de horeca wordt uitgegaan van een parkeernorm van 4 pp per 100 m2, voor bedrijvigheid en consumentverzorgende dienstverlening 1 pp per 125 m2. Dit zorgt voor een parkeervraag van zo'n 66 parkeerplaatsen. Voor de Volksbond en broedplaats wordt uitgegaan van een parkeervraag van totaal 6 plekken. Deze 72 plekken worden bij voorkeur op eigen terrein gerealiseerd, maar hierin zou ook kunnen worden voorzien in de openbare ruimte.

Voor de moskee en het sociaal cultureel centrum is de parkeerbehoefte maximaal 84 parkeerplaatsen, gebaseerd op 60 parkeerplaatsen voor 600 gebedsplekken (0,1 pp per gebedsplaats) en 16 voor 1.600 m2 sociaal cultureel centrum (1 pp/100 m2). In de plint is 150 m2 horeca en 250 m2 dienstverlening mogelijk, dit zorgt voor een parkeerbehoefte van 8 plekken. De piek van het gebruik van de moskee ligt op vrijdagmiddag. Op dat moment is het sociaal cultureel centrum niet in gebruik, waardoor de maximale parkeervraag uitkomt op 68 plaatsen. Op eigen terrein worden 45-50 parkeerplaatsen aangelegd. In de directe omgeving van de moskee is voldoende capaciteit aanwezig op straat om te voorzien in de overige parkeerbehoefte van circa 18-23 plaatsen.

Uitgangspunt voor het gebied is dat de parkeervraag op eigen terrein wordt opgelost. De parkeervraag voor bezoekers, bedrijven en voorzieningen is maximaal 366 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de Noordbuurt, langs de Elzenhagensingel, op een parkeerterrein tussen de Elzenhagensingel en de Zuidbuurt en een parkeerterrein bij de atletiekbaan. In totaal worden er ca. 360 parkeerplaatsen in het gebied gerealiseerd. Hiervoor geldt dat, bijvoorbeeld omdat de parkeerbehoefte van de scholen met name op doordeweekse dagen overdag ligt en voor de sportvoorzieningen in de avonden en in het weekend, er meervoudig gebruik plaats kan vinden van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Concluderend zijn er daarmee voldoende mogelijkheden om te voorzien in de parkeervraag in het gebied.

Bij het berekenen van de parkeervraag voor fietsen en scooters zijn de parkeernormen aangehouden, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Fiets en Scooter. Voor het parkeren van fietsen en scooters wordt gelet op de inrichting van het plangebied (gestapeld, dicht bebouwd) in principe uitgegaan van de normering voor gezamenlijke fietsenstallingen op eigen terrein. Daarbij wordt uitgegaan van meervoudig gebruik van plekken zodat een lagere normering gehanteerd kan worden.

6.7 Resultaten onderzoek     

Verkeersonderzoek Elzenhagen Zuid

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is een verkeersonderzoek uitgevoerd naar de doortrekking van de Elzenhagensingel en de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk Elzenhagen Zuid (bijlage 4 Verkeersonderzoek Elzenhagen Zuid 160041, V&OR, d.d. 16 februari 2017). Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van dezelfde versie van het Verkeersmodel Amsterdam (VMA) welke in de ‘Netwerkstudie Auto Amsterdam-Noord’ is toegepast. In het kader van dat onderzoek zijn diverse aanpassingen en verbeteringen aan het netwerk in het verkeersmodel doorgevoerd. Het studiegebied van het verkeersonderzoek wordt gevormd door de wijk Elzenhagen Zuid, inclusief de nog aan te leggen doortrekking van de Elzenhagensingel en de aansluitingen hiervan op de IJdoornlaan en de botonde op de Nieuwe Purmerweg. In onderstaand figuur is dit gebied aangegeven. Ook de Waddenweg is hierbij meegenomen vanwege de rol die de doorgetrokken Elzenhagensingel heeft in het netwerk als alternatief voor de geplande sloop van het Waddenwegviaduct.

verplicht

Afbeelding: onderzoeksgebied

De verkeerseffecten als gevolg van de ontwikkelingen in Elzenhagen Zuid blijven beperkt tot lokaal niveau. Het voornaamste effect treedt op door realisatie van de Elzenhagensingel. Hierdoor vinden enkele routekeuze-effecten plaats waarbij een gedeelte van het verkeer verschuift van het parallel gelegen stukje van de Nieuwe Leeuwarderweg naar het nieuwe gedeelte Elzenhagensingel. Daarnaast vindt er enige uitwisseling plaats naar de Elzenhagensingel vanaf de route Kamperfoelieweg – Johan van Hasseltweg: hier is sprake van een lichte daling van de hoeveelheid verkeer.

Deze routekeuze-effecten zorgen niet voor grote wijzigingen in het verkeersbeeld. Door de doorgetrokken Elzenhagensingel wordt er een hogere I/C-verhouding (quotiënt intensiteit/capaciteit) zichtbaar in de avondspits op de Nieuwe Leeuwarderweg in noordelijke richting ten zuiden van de afrit naar de Johan van Hasseltweg. Dit is een direct gevolg van de uitwisseling van verkeer naar de Elzenhagensingel vanaf de route Kamperfoelieweg – Johan van Hasseltweg. De I/C-verhouding is hoger dan 0,70, wat erop duidt dat er gedurende piekmomenten tijdens de spits sprake kan zijn van enige congestie. Aangezien de I/C-verhouding wel ruimschoots onder de 0,90 blijft is deze congestie niet structureel van aard. De verkeersafname op het gedeelte van de Nieuwe Leeuwarderweg dat parallel ligt aan de doorgetrokken Elzenhagensingel (het traject tussen de IJdoornlaan en de Nieuwe Purmerweg) zorgt voor een kleine afname van de I/C-verhouding op dit wegvak.

De ontwikkeling van Elzenhagen Zuid zorgt logischerwijs voor een toename van de wegvakintensiteiten en kruispuntbelastingen in het studiegebied. In de varianten met meer dan 1500 woningen is de afname van de I/C-verhouding op het gedeelte van de Nieuwe Leeuwarderweg dat parallel ligt aan de doorgetrokken Elzenhagensingel (het traject tussen de IJdoornlaan en de Nieuwe Purmerweg) door het extra autoverkeer niet meer zichtbaar.

Uit deze modelanalyse volgen geen knelpunten op de beschouwde kruispunten (inclusief de botonde) in het studiegebied als gevolg van de doortrekking van de Elzenhagensingel. Wel maakt de hoogte van de geprognosticeerde intensiteiten de realisatie van haltekommen voor de bus noodzakelijk.

Uit deze modelanalyse volgen geen knelpunten op met verkeerslichten geregelde kruispunten in het studiegebied als gevolg van de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid. Wel wordt nader onderzoek aanbevolen naar de verwerkingscapaciteit van de botonde: de resultaten uit het verkeersmodel geven hier aanleiding toe.

De modaliteitsverdelingen voor de varianten met ontwikkeling in Elzenhagen Zuid komen overeen met het algemene beeld in Amsterdam:34% per auto, 43% per fiets en 23% per OV. Zonder ontwikkeling van Elzenhagen Zuid is het beeld duidelijk afwijkend: het aandeel OV-gebruik ligt dan met 55% duidelijk hoger. Dit komt door de oververtegenwoordiging van onderwijsfuncties in zone 450 (net buiten het plangebied van Elzenhagen Zuid, maar wel binnen het studiegebied van het verkeersmodel).

Verkeersafwikkeling ontsluitingswegen Elzenhagen Zuid

In het kader van de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid is de doorstroming van zowel wegverkeer als openbaar vervoer met een micro-simulatiemodel onderzocht door Ruimte en Duurzaamheid en Verkeer en Openbare Ruimte (bijlage 5 Verkeersafwikkeling ontsluitingswegen Elzenhagen Zuid). De doorstroming in ochtend- en avondspits van zowel het wegverkeer op de botonde Nieuwe Purmerweg en kruispunten 238 op de IJdoornlaan (gecombineerde kruising Elzenhagensingel op-/afrit Nieuwe Leeuwarderweg-west) en 239 op de IJdoornlaan (op-/afrit Nieuwe Leeuwarderweg-oost) is onderzocht. Daarnaast is onderzocht hoe de doorstroming is van het openbaar vervoer op kruisingen 238 en 239 wanneer Elzenhagen Zuid gerealiseerd is en Station Noord in bedrijf is, in richtjaar 2027.

In de ochtendspits 2027 stroomt het verkeer in het algemeen voldoende door. Er zijn enkele aandachtspunten voor auto- en busverkeer. Aandachtspunten voor autoverkeer zijn:

  • Op het kruispunt 238 gebeurt het in de ochtendspits soms dat de wachtrij voor linksafslaand verkeer vanuit het westen (De Banne) richting het zuiden (richting IJtunnel) langer wordt dan de lengte van het opstelvak (zie figuur 1). Dit wordt veroorzaakt doordat kruisende bussen prioriteit krijgen, waardoor deze rijrichting langer moet wachten op groen licht. Het kruispunt IJdoornlaan–Elzenhagensingel kan hierdoor geblokkeerd raken. In de avondspits kan het voorkomen dat bij mogelijke grotere drukte i.c.m. prioriteit van kruisende bussen vanuit De Banne een te lange wachtrij ontstaat linksaf richting de Elzenhagensingel.
  • Tussen 8.15 – 8.30 uur steken in korte tijd veel fietsers over bij de botonde Nieuwe Purmerweg. Deze aantallen zorgen ervoor dat er gedurende dit kwartier een wachtrij ontstaat op de Elzenhagensingel. Als het aantal fietsers na 8.30 uur weer afneemt verdwijnt deze wachtrij ook snel.
  • In de avondspits 2027 ontstaan op de botonde geen afwikkelingsproblemen. Op de IJdoornlaan kan het bij vlagen erg druk zijn, maar ook hier geldt dat de doorstroming van autoverkeer voldoende is.

Aandachtspunten voor het openbaar vervoer zijn:

  • Op kruising 238 lopen diverse bussen enige vertraging op. De gemiddelde vertraging bedraagt minder dan 10 seconden. Bij voorkeur dient een vertraging van 0 seconden te worden benaderd, maar dat lukt in de praktijk vaak niet en een gemiddelde vertraging van minder dan 10 seconden is al een goed resultaat. Er zijn meerdere oorzaken voor deze relatief beperkte vertraging.
  • Op kruising 238 is het vanwege elkaar kruisende buslijnen niet mogelijk om tegelijkertijd het westelijke busplatform op en af te rijden, waardoor de bussen elkaar onderling in de weg zitten door het grote aantal busbewegingen (en daarmee ook het autoverkeer).
  • Bussen vanuit het westen richting het oosten kunnen zich in de huidige situatie pas na de halte G.J. Scheurleerweg op de IJdoornlaan inmelden om prioriteit te krijgen bij de verkeerslichten op kruising 238. Om prioriteit te krijgen dient de inmeldlus op ca. 200 meter van de kruising te liggen (het is nu 90 meter). Ook rijdt de bus hier tussen het overige verkeer, wat eveneens enige vertraging met zich meebrengt.
  • Op kruising 239 kunnen wel meer bussen tegelijkertijd het kruispunt verlaten en oprijden. Hierdoor is de vertraging voor bussen op dit kruispunt veel beperkter.

De resultaten geven geen aanleiding om op voorhand al extra maatregelen te treffen. Wanneer in de toekomst mocht blijken dat de aandachtspunten toch tot problemen leiden zijn er een aantal mogelijke oplossingsrichtingen:

  • Om terugslag van de wachtrij voor linksafslaand verkeer vanuit het westen (De Banne/S117) richting het zuiden (IJtunnel/Oud Noord) bij kruising 238 in de ochtendspits te voorkomen kan gekozen worden om de reeds lopende groenfase van deze richting niet voortijdig af te breken bij een inmelding van een bus. Zo kan eerst de volledige wachtrij worden afgewikkeld alvorens de bus voorrang te geven. Een tweede linksafvak zou ook een mogelijkheid kunnen zijn (op de oprit naar de Nieuwe Leeuwarderweg ligt een reservering voor een tweede rijstrook, waarvan men in deze oplossing gebruik zou kunnen maken).
  • Er kan een wachtrij autoverkeer vóór en deels op de botonde ontstaan als gevolg van veel kruisende fietsers met name tussen 8.15 – 8.30 uur. De vertrektijden en verkeersstromen zullen zich hier naar alle waarschijnlijkheid uit zichzelf op aanpassen door de lokale kennis van de dagelijks passerende automobilisten.
  • Het verkennen van de mogelijkheden voor een zogenaamde 'losse koppeling' (hierin wordt het groen van het tweede verkeerslicht slechts vastgehouden en niet exclusief groen gegeven als er een bus door het eerste verkeerslicht rijdt) voor verkeer vanuit het noorden (vanaf de Nieuwe Leeuwarderweg vanuit Waterland/A10) richting het oosten (Nieuwendam/S115) tussen de regelingen van kruising 238 en kruising 239.
  • Het op grotere afstand leggen van detectie westelijk van kruising 238 t.b.v. streeklijnen welke niet hoeven te stoppen bij de IJdoornlaan-halte G.J. Scheurleerweg. Hierdoor kunnen zij zich eerder inmelden en daardoor eerder prioriteit krijgen bij de verkeerslichten op het kruispunt IJdoornlaan-Elzenhagensingel, met minder vertraging tot gevolg.
  • Een mogelijke andere maatregel is om niet alleen dubbele linksafvakken op kruising 238 naar de oprit Nieuwe Leeuwarderweg te realiseren, maar ook naar de Elzenhagensingel (langere linksafvakken zijn niet mogelijk doordat beide kruisingen dicht op elkaar liggen).
  • Aanvullend bestaat nog de mogelijkheid om de maximale groentijd te beperken voor linksafslaand verkeer vanaf de Elzenhagensingel richting De Banne, om op deze wijze de aantrekkende werking van het autoverkeer enigszins te sturen.

6.8 Conclusie     

De ontwikkeling van Elzenhagen Zuid leidt tot een andere inrichting van het gebied en een toename van verkeer. Uit het verkeersonderzoek blijkt dat als gevolg van de ontwikkeling geen nieuwe knelpunten ontstaan in de verkeersafwikkeling. Het realiseren van een fietsbrug over het Noordhollandsch Kanaal, nieuwe fietsroutes en de inrichting van autoluwe en autovrije gebieden betekenen een verbetering voor fietsers en voetgangers. Het bestemmingsplan biedt voldoende ruimte voor een duurzaam veilige inrichting van het plangebied. De parkeervraag wordt hoofdzakelijk op eigen terrein ondergronds of in de eerste bouwlaag opgelost. Het verkeer en het parkeren leveren geen belemmering op voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Geluid     

7.1 Algemeen     

Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen.

7.2 Beleid en regelgeving     

7.2.1 Wet geluidhinder     

In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn geluidsnormen voor toelaatbare equivalente geluidsniveaus opgenomen. De geluidsnormen gelden voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidszone van een (spoor)weg of industrieterrein. In de Wgh is aangegeven dat een akoestisch onderzoek moet worden verricht bij het voorbereiden van de vaststelling en/of herziening van een bestemmingsplan voor zover die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in de Wgh. Wanneer een nieuw (of gewijzigd) bestemmingsplan het mogelijk maakt geluidsgevoelige bebouwing in de geluidszone van een industrieterrein of (spoor)weg te realiseren, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de geluidsbelasting van een industrieterrein of spoor(weg) op geluidsgevoelige bebouwing. Nabij het plangebied zijn geen spoorlijnen of industrieterreinen aanwezig. Vanuit de systematiek van de Spoorwegwet en de Wet geluidhinder is metrolijn 52 een lokale spoorweg. Metrolijn 52 staat niet op de zonekaart spoorwegen. De geluideffecten vanwege metrolijn 52 moet daarom berekend en beoordeeld worden volgens de regels voor wegverkeer. Alleen wegverkeersgeluid is relevant.

Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder bevinden zich van rechtswege langs alle wegen geluidzones waarbinnen de geluidbelasting vanwege de weg aan het gestelde in de Wgh dient te worden getoetst. Dit geldt niet voor wegen: die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en is maximaal 600 meter. In artikel 76 van de Wet geluidhinder is geregeld dat bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de wettelijke voorkeursgrenswaarden (hoogste toelaatbare geluidsbelasting) in acht moeten worden genomen. Indien de hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden, kan op grond van de Wgh een hogere waarde (ontheffing op de geluidsbelasting) worden verleend door het bevoegd gezag. Voorwaarde is dat het toepassen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zijn, of overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard een rol spelen. Het toepassen van maatregelen dient in volgorde van prioriteit gericht te zijn op bronmaatregelen (geluiddempers, aanpassing wielen/spoor, aanpassing wegverharding en/of aangepaste rijsnelheden) en overdrachtsmaatregelen (geluidsschermen/geluidswallen).

Wanneer sprake is van meerdere relevante geluidsbronnen, kan slechts een besluit hogere waarden worden vastgesteld voor zover de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting. Verder dient, in het geval van ontheffing op de geluidsbelasting, de binnenwaarde worden gewaarborgd door het eventueel toepassen van gevelmaatregelen.

7.2.2 Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder, Amsterdams beleid     

Op 12 juli 2016 is het "Amsterdams geluidbeleid 2016, hogere waarde Wet geluidhinder" door de gemeenteraad vastgesteld en is het beleid uit 2007 ingetrokken. Het doel van het geluidbeleid is het borgen van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij het bouwen van woningen (inclusief plaatsen voor woonwagens/woonschepen) en andere geluidgevoelige functies op geluidbelaste locaties.

Uitgangspunt van het Amsterdams geluidbeleid is dat iedere woning een stille zijde heeft. Dit uitgangspunt geldt alleen voor een woonfunctie, niet voor andere functies. Een stille of geluidluwe zijde (de termen zijn synoniem) is een (deel van een) gevel waar de geluidbelasting gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde of lager. De voorkeursgrenswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming. Wanneer de stille zijde tevens beschikt over een buitenruimte heeft ook deze buitenruimte bij voorkeur een aanvaardbaar geluidniveau. Aan de stille zijde worden bij voorkeur de slaapkamers gesitueerd zodat met open raam of deur geslapen kan worden.

In het beleid is aangegeven dat voor bepaalde gevallen gemotiveerd kan worden afgeweken van de eis van een stille zijde. Dit is als er overwegende bezwaren zijn van stedenbouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard (criteria opgenomen in artikel 110g Wgh). Daarnaast kan in geval van transformatie van bestaande bebouwing of de realisatie van woningen voor een specifieke doelgroep (zoals jongeren) gemotiveerd worden afgeweken van de stille zijde eis. Een woning die moet worden uitgevoerd met een dove gevel (kort gezegd, een gevel zonder te openen ramen en deuren) dient te allen tijde te zijn voorzien van een stille zijde (behoudens uitzonderlijke gevallen, in een tijdelijke situaties of bij woningen voor een bijzondere groep).

De focus van het Amsterdams geluidbeleid ligt bij de bescherming van de bewoners tegen geluid en dus bij de delen van de gevel waar bewoners buiten verblijven of het geluid de woningen naar binnen kan komen. Voorgaande betekent dat sprake is van een stille zijde in de situatie dat op te openen delen (ramen of deuren) van één van de woninggevels aan de voorkeurgrenswaarde wordt voldaan. Eventuele maatregelen zullen dus minimaal die geveldelen afdoende dienen af te schermen. Wanneer de geluidbelasting op te openen delen hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kunnen op en/of aan de gevel maatregelen worden getroffen waardoor alsnog een stille zijde gerealiseerd wordt.

7.3 Resultaten onderzoeken     

In opdracht van de gemeente Amsterdam heeft DPA Cauberg-Huygen B.V. een akoestisch onderzoek verricht (Elzenhagen Zuid te Amsterdam Akoestisch onderzoek Wet geluidhinder, DPA-Cauberg-Huygen, d.d. 10 oktober 2018). Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de Nieuwe Leeuwarderweg, Elzenhagensingel, IJdoornlaan, Metrolijn 52, Waddenweg/H. Cleyndertweg en Nieuwe Purmerweg.

Ten behoeve van dit geluidonderzoek is gebruik gemaakt van de Wet geluidhinder, zoals deze geldt per 1 mei 2017. De geluidbelastingen zijn berekend conform de Standaard Rekenmethode II uit bijlage III en bijlage IV van het 'Reken- en meetvoorschrift geluid 2012'.

De berekende geluidbelastingen zijn getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder:

  • stedelijke wegen: voorkeursgrenswaarde 48 dB maximale ontheffingswaarde 63 dB;
  • nieuwe stedelijke weg voorkeursgrenswaarde 48 dB maximale ontheffingswaarde 58 dB;
  • metrolijn: voorkeursgrenswaarde 48 dB maximale ontheffingswaarde 63 dB.

In het akoestisch onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:

  • De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Nieuwe Leeuwarderweg (70 Km/h) bedraagt ten hoogste 67 dB Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt overschreden. Zonder maatregelen is er sprake van dove gevels.
  • De geluidbelasting ten gevolge van metroverkeer lijn 52 bedraagt ten hoogste 68 dB Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt overschreden. Er is sprake van dove gevels.
  • De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de IJdoornlaan (50 Km/h) bedraagt ten hoogste 60 dB Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
  • De geluidbelasting ten gevolge van de Waddenweg/H. Cleyndertweg en de Nieuwe Purmerweg is lager dan dB 48 Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt voldaan.
  • De gecumuleerde geluidbelasting wegverkeerslawaai (LVL,cum) bedraagt na aftrek ex art. 100g Wgh maximaal 60 dB. Er wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid.
  • De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Elzenhagensingel (50 Km/h) bedraagt ten hoogste 60 dB Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 58 dB wordt overschreden. Er is sprake van dove gevels. Voor het verminderen van de geluidbelasting ten gevolge van de Elzenhagensingel tot onder de maximale ontheffingswaarde moet stil asfalt, bijvoorbeeld dunne deklagen A, over een lengte van ca. 380 meter worden toegepast.

Op de onderstaande afbeeldingen zijn de gevels weergegeven waarvoor een hogere grenswaarde of het realiseren van een dove gevel noodzakelijk is. Groen - voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, geel - hogere grenswaarden noodzakelijk, rood - dove gevel noodzakelijk.

verplicht

Afbeelding: geluidbelasting Nieuwe Leeuwarderweg

verplicht

Afbeelding: geluidbelasting metrolijn 52  

verplicht

Afbeelding: geluidbelasting Elzenhagensingel (na maatregelen)

verplicht

Afbeelding: geluidbelasting IJdoornlaan

De conclusie van het onderzoek is dat de voorkeursgrenswaarden vanwege de wegen Nieuwe Leeuwarderweg, metrolijn 52, IJdoornlaan en Elzenhagensingel worden overschreden. Op enkele plaatsen wordt ook de maximale ontheffingswaarde overschreden. In die gevallen moeten dove gevels worden toegepast. Wanneer geluidsbeperkende maatregelen niet of in onvoldoende mate gerealiseerd kunnen worden, biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid hogere geluidswaarden vast te stellen. De hogere waarden kunnen door het college van B en W worden vastgesteld als maatregelen onvoldoende doelmatig zijn.

Hogere grenswaarden

Het beleid van de gemeente Amsterdam is gericht op het realiseren van woningen met een optimaal (leef)klimaat. Uitgangspunt is dat de voorkeursgrenswaarde voor geluid niet wordt overschreden. Indien maatregelen gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn, danwel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, kan van genoemd uitgangspunt worden afgeweken en kunnen hogere waarden worden vastgesteld.

Maatregelen in het overdrachtsgebied

Vanwege de wegen Nieuwe Leeuwarderweg, metrolijn 52, IJdoornlaan en Elzenhagensingel wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Als maatregel ter reductie van het geluid ten gevolge van de Nieuwe Leeuwarderweg en metrolijn 52 wordt een geluidsscherm van 6 meter langs de Nieuwe Leeuwarderweg geplaatst. Met deze schermen is al rekening gehouden in het akoestisch onderzoek. Andere maatregelen ter reductie van het geluid zijn in relatie tot het onderhavige project vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard niet realiseerbaar.

Bronmaatregelen

Voor het verminderen van de geluidbelasting ten gevolge van de Elzenhagensingel tot onder de maximale ontheffingswaarde ten gevolge van de Elzenhagensingel moet stil asfalt, bijvoorbeeld dunne deklagen A, over een lengte van ca. 380 meter worden toegepast. Andere bronmaatregelen in de vorm van minder verkeer of lagere rijsnelheid zijn met betrekking tot de wegverkeerscirculatie zeer ingrijpend en ten opzichte van dit plan niet realistisch.

Maatregelen bij de ontvanger

Binnen het Amsterdams geluidbeleid geldt als voorwaarde voor het verlenen van hogere waarden het in principe aanwezig zijn van een geluidsluwe zijde voor iedere woning. Gevels met een geluidbelasting van 48 dB of lager kunnen direct als geluidsluwe zijden worden aangewezen. Woningen dienen zoveel als mogelijk direct aan een geluidsluwe zijde gelegen te zijn. Voor woningen, die niet over een geluidsluwe zijde beschikken zijn gebouwmaatregelen mogelijk, zoals balkons en loggia's die zo nodig verglaasd zijn. Met deze maatregelen wordt bereikt dat de gevel aan een dergelijk balkon of loggia als geluidsluwe zijde kan worden aangemerkt. Verder dient bij de aanvraag omgevingsvergunning, in het geval van ontheffing op de geluidsbelasting, de binnenwaarde te worden gewaarborgd door het eventueel toepassen van gevelmaatregelen.

Cumulatie

Wanneer sprake is van meerdere relevante geluidsbronnen, kan slechts een besluit hogere waarden worden vastgesteld voor zover de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting. Uit het onderzoek blijkt dat de maximaal gecumuleerde geluidswaarde 60 dB bedraagt. Dit leidt niet tot een onaanvaardbare geluidsbelasting en voldoet aan het Amsterdams geluidbeleid.

De volgende hogere waarden zijn noodzakelijk ten gevolge van geluid afkomstig van:

  • Elzenhagensingel (na maatregelen): 58 dB;
  • IJdoornlaan: 60 dB;
  • Nieuwe Leeuwarderweg: 63 dB;
  • Metrolijn 52: 63 dB.

Het ontwerpbesluit hogere grenswaarden zal gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Vertaling in het bestemmingsplan

Vanwege het geluid van de Nieuwe Leeuwarderweg en Metrolijn 52 moet een aantal gevels worden gerealiseerd als dove gevels. Hiervoor is een regeling opgenomen in de planregels van het bestemmingsplan voor de oostzijde van de Elzenhagensingel. Hieraan wordt de verplichting verbonden dat per woning een stille zijde moet worden gerealiseerd, waarmee wordt voldaan aan het geluidbeleid van de gemeente Amsterdam. Voor de overige woningen in het plangebied is de eis opgenomen dat deze voorzien moeten zijn van een stille zijde, waarmee wordt voldaan aan het geluidbeleid van de gemeente Amsterdam. Omdat het gemeentelijk geluidbeleid de mogelijkheid biedt om hier in bepaalde gevallen van af te wijken (waaronder bij doelgroepwoningen en in geval van transformatie) is een afwijkingsbepaling in de planregels opgenomen.

Advies TAVGA

Het akoestisch onderzoek en het bestemmingsplan zijn ter advisering voorgelegd aan het Technisch Ambtelijk Vooroverleg Geluidhinder Amsterdam (TAVGA) op 16 november 2017 en 31 mei 2018. Het TAVGA heeft als volgt geadviseerd:

Conclusie en Advies TAVGA 16 november 2017:

  • De geluidbelasting van de metrolijn en deNieuwe Leeuwarderweg zijn apart als één bron berekend, maar dienen bij de beoordeling van de geluidbelasting en in de aanvraag hogere waarden opgeteld te worden;
  • Dove gevels dienen met een aanduiding op de verbeelding te worden aangegeven met een daarbij behorende planregel;
  • In de planregels moet de stille zijde worden geborgd voor alle woningen waarvoor een hogere waarde is vastgesteld en voor alle woningen die worden gebouwd met een dove gevel;
  • Eenzijdig gerichte kleine woningen langs de Nieuwe Leeuwarderweg zijn ongewenst vanwege de onmogelijkheid een stille zijde te realiseren;
  • In het hogere waardenbesluit (en het akoestisch rapport) moet gemotiveerd worden welke bronmaatregelen, maatregelen in het overdrachtsgebied en maatregelen bij de ontvanger overwogen zijn. Verwacht wordt dat als bronmaatregel het aanbrengen van stil asfalt onvoldoende effect heeft omdat het geluid vanwege de metro overheerst. Een andere maatregel aan de bron is bijvoorbeeld het verlagen van de snelheid. Kinderdagverblijven zijn uit akoestisch oogpunt niet gewenst in gesloten bouwblokken. Op andere plekken in het plangebied kunnen kinderdagverblijven, zo nodig beperkt worden toegestaan. In gesloten bouwblokken kunnen ze desgewenst onder voorwaarden worden toegestaan;
  • Met inachtneming van het bovenstaande is TAVGA akkoord.

Conclusie en Advies TAVGA 31 mei 2018:

Er is een update gemaakt van het akoestisch rapport omdat woningen aan de noordkant zijn toegevoegd.

  • Het TAVGA verwijst naar het advies van 16 november 2017;
  • Motiveren van apart beschouwen lawaai vanwege metro en wegverkeerlawaai Nieuwe Leeuwarderweg;
  • TAVGA is, met inachtneming van het bovenstaande, akkoord.

Naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen is het akoestisch onderzoek aangevuld.

7.4 Conclusie     

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Realisatie van woningen en andere geluidsgevoelige functies is mogelijk. Het vaststellen van hogere grenswaarden van de geluidbelasting op de gevels is noodzakelijk, vanwege wegverkeerslawaai. Op een aantal locaties is daarnaast het realiseren van dove gevels noodzakelijk. Hieraan wordt de verplichting verbonden dat per woning een stille zijde moet worden gerealiseerd, waarmee wordt voldaan aan het geluidbeleid van de gemeente Amsterdam.

Hoofdstuk 8 Luchtkwaliteit     

8.1 Algemeen     

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kunnen belemmeringen bestaan om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Ook een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan bezwaarlijk zijn.

8.2 Beleid en regelgeving     

8.2.1 Wet luchtkwaliteit     

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Ingevolge de wet is een specifiek op luchtkwaliteit betrekking hebbende titel 5.2 in de Wet milieubeheer (hierna: Wm) opgenomen. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer moet in het kader van het vaststellen van ondermeer een bestemmingsplan worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. De wet voorziet onder meer in het Rijksprogramma Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), het begrip "in betekenende mate" (ibm) en gebiedssaldering. Als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het vaststellen van een bestemmingsplan:

  1. het bestemmingsplan niet leidt tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarden voor stikstofoxide (NO2) of fijn stof (PM10);
  2. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan (al dan niet per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  3. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10;
  4. het bestemmingsplan is opgenomen in het NSL.

Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is NO2 (jaargemiddelde) in Amsterdam het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de wet veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van PM10 van belang.

8.2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)     

Ingevolge (artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder d, van) de Wet milieubeheer kan een bestemmingsplan worden vastgesteld hetzij indien een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12, eerste lid, of artikel 5.13, eerste lid, Wm vastgesteld programma. Het NSL is 1 augustus 2009 in werking getreden. Nu het NSL van kracht is, hoeven de hierin opgenomen IBM-projecten niet meer aan de grenswaarden te worden getoetst. In plaats daarvan vindt de zogenaamde “programma-toetsing” plaats. Daarbij gaat het erom of een project is genoemd of beschreven, dan wel past binnen of niet in strijd is met het NSL. Het gebied Centrum Amsterdam Noord (CAN) waar het voorliggende bestemmingsplan onderdeel van is, is opgenomen in het NSL 2009 (pagina 80).

verplicht

8.2.3 Besluit gevoelige bestemmingen     

Het Besluit gevoelige bestemmingen is in januari 2009 in werking getreden. Met deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) wordt beoogd de realisering van scholen en andere gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke (snel)wegen tegen te gaan als op de locatie in kwestie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de Europese normen voor luchtkwaliteit.Tot de gevoelige bestemmingen behoren: scholen (voor onderwijs aan minderjarigen), kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen. Achtergrond hiervan is dat de AMvB is gericht op functies die specifiek bedoeld zijn voor groepen mensen die extra gevoelig zijn voor verontreinigende stoffen, zijnde kinderen, ouderen en zieken.

Als een bestuursorgaan voornemens is een besluit te nemen over een gevoelige bestemming op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen (snelwegen en autowegen in beheer bij het rijk) of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen (autowegen en overige wegen in beheer bij de provincie), dan moet het bestuursorgaan onderzoeken of op die locatie sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

In geval van Elzenhagen Zuid worden gevoelige functies in de vorm van maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. De afstand tot de meest nabij gelegen Rijksweg bedraagt 600 meter. Hetzelfde geldt voor de meest nabij gelegen provinciale weg (N247). Aan de bepalingen uit het Besluit gevoelige bestemmingen kan worden voldaan.

8.2.4 Richtlijn gevoelige bestemmingen Amsterdam     

Deze richtlijn, op 5 januari 2010 vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders, is een uitwerking van een amendement dat de gemeenteraad op 1 maart 2006 heeft aangenomen bij de behandeling van het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam. Het amendement houdt in dat “geen voorzieningen voor gevoelige groepen in nabijheid van plekken waar veel verkeer is” wordt vervangen door: “in het ruimtelijk ordeningsbeleid er meer rekening gehouden wordt dat voorzieningen voor gevoelige groepen niet in de directe nabijheid van grote verkeersaders worden geplaatst, of dat het beschermen van de volksgezondheid vormt een belangrijk uitgangspunt van het Nederlandse en Amsterdamse luchtkwaliteitsbeleid. De gemeente wil ook in relatie tot ruimtelijke planvorming in de omgeving van het eigen wegennet zorgvuldig met deze groepen omgaan er maatregelen worden getroffen om de gevoelige groepen beter te beschermen dan nu doorgaans het geval is” (Amendement C Gemeenteblad afd. 1, nr. 148).

Uitgangspunten zijn dat:

  1. binnen de zone van 300 meter gemeten van de rand van een snelweg en 50 meter gemeten van de rand van een provinciale weg, geen gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd.
  2. bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 mvt per etmaal binnen een afstand van 50 meter gemeten van de rand van de weg geen gevoelige bestemmingen in de eerste lijnsbebouwing worden geprojecteerd.

Voor de omschrijving van een gevoelige bestemming wordt aangesloten bij het (landelijke) Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit, namelijk: gebouwen geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarige, kinderopvang, verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis.

In geval van Elzenhagen Zuid worden gevoelige functies in de vorm van maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. De afstand tot de meest nabij gelegen Rijksweg bedraagt 600 meter. Hetzelfde geldt voor de meest nabij gelegen provinciale weg (N247). De afstand van de scholen tot de meest nabij gelegen stedelijke weg (Nieuwe Leeuwarderweg) bedraagt minimaal 100 meter, waarmee aan de richtlijn wordt voldaan.

8.3 Onderzoek luchtkwaliteit     

In opdracht van Gemeente Amsterdam heeft DPA Cauberg-Huygen B.V. een onderzoek luchtkwaliteitseisen uitgevoerd voor het project Elzenhagen Zuid te Amsterdam (zie bijlage 7 Onderzoek luchtkwaliteit d.d. 28-06-2018). Omdat het voorliggende plan deel uitmaakt van het NSL, is het niet verplicht om middels onderzoeken rekenkundig de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken. Omdat luchtkwaliteit een belangrijk onderdeel is van de milieugevolgen van bestemmingsplannen in het algemeen, is er toch voor gekozen om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in beeld te brengen. De aanleiding is de herontwikkeling van het plangebied tot een gemengd gebied van wonen, onderwijs, religie en sport. In het onderzoek zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit, die samenhangen met de voorgenoemde ontwikkeling in kaart gebracht. Hiertoe zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen berekend op die locaties waar de gevolgen voor de luchtkwaliteit maximaal zijn en de hoogste concentraties luchtverontreinigende stoffen te verwachten zijn. De berekeningen zijn uitgevoerd voor het maatgevende jaar 2018. In het onderzoek is uitgegaan van de ingebruikname van Elzenhagen Zuid in 2018. Omdat de ingebruikname van de ontwikkeling in de praktijk gefaseerd zal plaatsvinden, vormen de berekende concentraties luchtverontreinigende stoffen in voorliggend onderzoek een overschatting van de werkelijk te verwachten concentraties (worst case).

Uit de berekeningen volgt dat zelfs bij de gehanteerde worst case benadering, de grenswaarden voor (zeer) fijnstof en NO2 niet worden overschreden op die locaties waar de gevolgen voor de luchtkwaliteit vanwege de beoogde ontwikkeling het grootst zijn. Voorts blijkt dat de middelbare school en de basisschool op voldoende afstand van omliggende verkeerswegen worden geprojecteerd teneinde te voldoen aan de Amsterdamse Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit.

8.4 Conclusie     

Op grond van de voorgenoemde bevindingen vormen de luchtkwaliteitseisen uit titel 5.2 Wet milieubeheer en bijbehorende uitvoeringsbesluiten alsmede de Amsterdamse Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling van Elzenhagen Zuid.

Hoofdstuk 9 Bodem     

9.1 Algemeen     

Bij het toekennen van (gevoelige) bestemmingen aan gronden is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het kader van goede ruimtelijke ordening moet voorkomen worden dat gevoelige bestemmingen op verontreinigde gronden worden gerealiseerd. Ook op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Bouwverordening is het verboden te bouwen op verontreinigde grond. Daarom moet voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan onderzoek worden gedaan naar de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij een geconstateerde verontreiniging moet in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan tevens in kaart worden gebracht welke saneringsmaatregelen nodig zijn om het beoogde gebruik van de gronden te kunnen realiseren.

9.2 Regelgeving     

Wet bodembescherming

De bescherming van de bodem wordt wettelijk o.a. geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). De Wbb is een zogenaamde raamwet, wat betekent dat de kaders worden aangegeven maar dat de uitwerking daarvan geregeld is in verschillende besluiten en circulaires (o.a. Besluit bodemkwaliteit, Besluit Uniforme Saneringen en Circulaire bodemsanering 2009). De Wbb stelt in het bijzonder regels ter voorkoming van bodemverontreiniging en sanering van ontstane verontreiniging. De Wbb heeft betrekking op landbodems. waterbodems vallen onder de Waterwet. In de Wbb maakt grondwater wel onderdeel uit van de bodem. De wet bestaat uit een tweetal regelingen:

  • een regeling voor de bescherming van de bodem, met daarin opgenomen de zorgplicht.
  • een regeling voor de aanpak van overige bodemverontreiniging op land.

9.3 Bodemkwaliteitskaart     

De gemeenteraad heeft op 4 april 2012 de Nota Bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart van Amsterdam vastgesteld. Het Besluit bodemkwaliteit geeft gemeenten de vrijheid eigen normen op te stellen voor toepassen van grond binnen de eigen gemeente, het zogenaamde gebiedsspecifieke beleid. Dat is met genoemde nota voor Amsterdam ingevuld. Deze eigen normen (de lokale maximale waarden) waarborgen het stand-still principe binnen Amsterdam, het uitgangspunt waarbij de kwaliteit van de bodem binnen de gemeentegrenzen niet verslechtert.

Bij de keuze van de lokale normen is rekening gehouden met het daadwerkelijk gebruik van de bodem, de gemiddelde gehalten in een gebied en mogelijke blootstelling aan verontreiniging. Voor elke stof is de gekozen lokale maximale waarde afhankelijk van de bodemfunctie. Hoe gevoeliger de functie, hoe strenger de norm. Wat schoon is moet schoon blijven. In het gebiedsspecifieke kader kan een op de functie gerichte norm beschermen waar dat nodig is, maar ook verruimen waar dat verantwoord is. Omdat er ruimte blijft om bij stedelijke vernieuwing gemotiveerd de afweging te maken tussen gezondheidsrisico’s en maatschappelijke belangen is lokaal maatwerk mogelijk. Amsterdam maakt op deze manier optimaal gebruik van de beleidsvrijheid vanuit de wettelijke kaders. De Amsterdamse maximale waarden gelden niet voor de naoorlogse wijken van Amsterdam en het havengebied Westpoort. De grond in dit gebied (bijna 50% van Amsterdam) is schoon en geschikt om overal zonder onderzoek te hergebruiken.

Uit het oogpunt van efficiency en eenduidigheid in onderhoud en beheer is één bodemkwaliteitskaart opgesteld voor heel Amsterdam (bestaande uit meerdere deelkaarten). De kaart vormt de technisch inhoudelijke onderbouwing voor het nieuwe Amsterdamse bodembeleid. Conform de Bodemkwaliteitskaart behoort de grond onder Elzenhagen Zuid tot "Zone 1". De grond is geschikt voor de beoogde functies (waaronder wonen).

Bij een aanvraag omgevingsvergunning zal een bodemonderzoek moeten worden overlegd, waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde doel. De Bouwverordening waarborgt de uitvoering van dat bodemonderzoek op dat moment.

verplicht

Afbeelding: bodemkwaliteit (maps.amsterdam.nl)

9.4 Conclusie     

Conform de Bodemkwaliteitskaart behoort de grond onder Elzenhagen Zuid tot "Zone 1". De grond is geschikt voor de beoogde functies (waaronder wonen). Bij een aanvraag omgevingsvergunning zal een bodemonderzoek moeten worden overlegd, waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde doel. De Bouwverordening waarborgt de uitvoering van dat bodemonderzoek op dat moment. In het kader van bodem zijn geen belemmeringen te constateren voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 10 Cultuurhistorie en archeologie     

10.1 Algemeen     

Eén van de belangen die bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden afgewogen is het cultureel erfgoed. Dit betreft niet alleen de cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologie), maar ook de cultuurhistorische waarden boven de grond. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen.

10.2 Beleid en regelgeving     

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988 (deels met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) en de Wet tot behoud van cultuurbezit. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Artikel 3.16 van de Erfgoedwet stelt dat de gemeenteraad een erfgoedverordening kan vaststellen (lid 1). Deze betreft het beheer en behoud van cultureel erfgoed dat van bijzonder belang is voor die gemeente vanwege de cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis (lid 2). Burgemeester en wethouders houden een gemeentelijk erfgoedregister van aangewezen cultureel erfgoed bij (verplicht, lid 3). Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Provinciaal beleid

Als toetsingskader voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen gebruikt de provincie Noord-Holland de structuurvisie, de leidraad Landschap en Cultuurhistorie en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Op de CHW zijn o.a. archeologisch verwachtingsvolle gebieden opgenomen. Naast de CHW beheert de provincie de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van het rijk. Op de AMK staan de beschermde archeologische monumenten, de terreinen van zeer hoge en hoge archeologische waarde en de gebieden met een archeologische betekenis.

Erfgoedverordening Amsterdam

Op 16 december 2015 is de Erfgoedverordening Amsterdam vastgesteld. Deze stedelijke verordening vervangt de erfgoedverordeningen van de stadsdelen en de centrale stad en is geldig voor heel Amsterdam. De Erfgoedverordening beschermt de boven- en ondergrondse cultuurhistorische waarden van de gemeente Amsterdam. Voor Amsterdam komt het verankeren van de cultuurhistorie in het proces van ruimtelijke ordening ook aan bod in de Beleidsnota 'Ruimte voor Geschiedenis' (vastgesteld 13 april 2005) en 'Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam' (vastgesteld 14 november 2011) en in "Erfgoed voor de stad, agenda voor het erfgoed in een groeiend Amsterdam" (vastgesteld op 5 juli 2016).

Archeologiebeleid Amsterdam

In aansluiting op het rijks- en provinciaal beleid besteedt de gemeente specifieke aandacht aan vroegtijdige inpassing van archeologie in de ruimtelijke ordeningsprocessen. Uitgangspunt hierbij is een kwalitatief adequaat beheer van het cultureel erfgoed met aandacht voor een efficiënte voortgang van bouwprocessen en kostenbeheersing.

De wetgeving schrijft voor dat bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan altijd een nadere waardestelling nodig is van de aanwezige archeologische verwachting in de vorm van een bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek wordt in Amsterdam uitgevoerd door Monumenten & Archeologie en behelst een specificatie van eventuele archeologische waarden binnen een specifiek plangebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende beleid en/of te nemen maatregelen. Bij de formulering van het beleid staat altijd een realistische balans tussen het archeologische belang ten opzichte van de voortgang van het ruimtelijke ontwikkelingsproces in de stad centraal.

Ondanks de getroffen maatregelen om vooraf archeologisch onderzoek in te plannen kunnen toevalsvondsten bij bouwprojecten worden aangetroffen. Hiervoor blijft de meldingsplicht van kracht (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze houdt in dat, ondanks getroffen maatregelen om vooraf archeologisch onderzoek in te plannen, bij toevalsvondsten Bureau Monumenten & Archeologie per ommegaande dient te worden geïnformeerd door de uitvoerder of opdrachtgever.

10.3 Archeologie     

Bureau Monumenten & Archeologie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8 Archeologisch bureauonderzoek bestemmingsplangebied Elzenhagen Zuid BO18-016 Amsterdam 2018). Het onderzoek is bedoeld om een beeld te krijgen van de ondergrondse cultuurhistorische waarden die in dit gebied aanwezig kunnen zijn. Het bureauonderzoek gaat uit van een beknopt overzicht van de historisch-topografische ontwikkeling van het plangebied. Het historisch overzicht wordt aangevuld met archeologische informatie afkomstig van vindplaatsen in de omgeving van het plangebied. De historische en archeologische informatie over de ruimtelijke topografische ontwikkelingen is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen.

Binnen het plangebied Elzenhagen zijn materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met landgebruik en bewoning vanaf de 17de eeuw. Het grootste aandeel in de verwachting heeft de ringdijk van de Buikslotermeerpolder en locaties van de voormalige hierlangs gelegen boerderijen. In de waterbodem van het Noordhollandsch Kanaal kunnen losse voorwerpen voorkomen die bij het transport over de Ringvaart zijn verloren. Overige sporen van landgebruik in het poldergebied vertonen een wijde spreiding, en weinig onderlinge samenhang. Ter hoogte van de Nieuwe Leeuwarderweg zijn deze bij grootschalig grondverzet in de 20ste en 21ste eeuw verloren gegaan.

Op de archeologische verwachtingskaart worden vier zones aangegeven. Aan de hand hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld, waarin de beleidsregels en maatregelen voor de vereiste archeologische monumentenzorg zijn vastgelegd. De beleidskaart telt drie zones. Hiervoor is gespecificeerd in welke gevallen archeologisch vervolgonderzoek nodig is bij planontwikkeling.

verplicht

Afbeelding: Archeologische beleidszones op basis van de archeologische verwachtingen

Voor de eerste zone (beleidscategorie 5) geldt vrijstelling van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 500 m2 of minder diep dan 0,5 m. Voor de tweede zone (beleidscategorie 9) geldt een uitzondering van archeologisch onderzoek bij ingrepen in de waterbodem kleiner dan 10.000 m2. Voor de derde beleidszone (beleidscategorie 11) geldt vrijstelling van archeologisch vervolgonderzoek, ongeacht de omvang en diepte van de bodemingreep.

Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook wanneer geen archeologisch onderzoek is vereist, en toch bodemvondsten worden gedaan waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat deze van archeologische waarde zijn, dit wordt gemeld bij Monumenten en Archeologie. In overleg met de ontwikkelaar worden vervolgens maatregelen getroffen tot documentatie en berging van de vondsten.

10.4 Cultuurhistorie     

Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Het is meestal niet nodig alle cultuurhistorische elementen aan te wijzen als beschermd monument of gezicht. Het is wel van belang dat cultuurhistorische waarden worden betrokken in de planvorming en worden meegewogen in de besluitvorming over de inrichting van een gebied.

In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. De zuidelijke punt van het plangebied ligt binnen het in 2014 aangewezen rijksbeschermd stadsgezicht Amsterdam-Noord. Er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt ter plaatse van het beschermd stadsgezicht. In de strook ten westen van de Nieuwe Leeuwarderweg zal een fietsverbinding worden aangelegd vanaf de Nieuwe Purmerweg. Op dit moment is hier nog een bouwweg voor de realisatie van de Noord-Zuidlijn aanwezig. Voor het overige worden de Nieuwe Leeuwarderweg en het (strookje) Noorderpark bestemd overeenkomstig de bestaande situatie.

verplicht

Afbeelding: begrenzing beschermd stadsgezicht Amsterdam-Noord ter plaatse van de Nieuwe Leeuwarderweg en Buiksloterdijk

Monumenten & Archeologie (MenA) geeft aan dat voor overige deel van het bestemmingsplangebied Elzenhagen Zuid geen cultuurhistorische verkenning hoeft te worden uitgevoerd vanwege de beperkte cultuurhistorische waarden en heeft schriftelijk geadviseerd op 15 maart 2016 (bijlage 9). In het advies is aangegeven dat het plangebied Elzenhagen Zuid onderdeel uitmaakt van de stadsuitbreidingswijken die in de jaren 1960 ten uitvoer werden gebracht op basis van de Structuurvisie uit 1958. Daarin is voorzien in een reeks nieuwe, grootschalige woonwijken, de Banne, de Banne Buiksloot en Nieuwendam, die met elkaar verbonden zijn door middel van groen- en waterstructuren zoals ringvaarten en ringdijken die deels teruggaan op de 17de eeuwse inpolderingen. Als essentieel onderdeel van deze uitbreidingswijken werden ook substantiële gebieden opgenomen voorvoorzieningen zoals volkstuinen en sportparken. Het huidige plangebied Elzenhagen Zuid is zo'n gebied. Bovendien grenst het aan de westzijde aan het Noordhollands Kanaal dat in 1825 werd aangelegd als verbreding en aaneenschakeling van diverse ringvaarten in Noord Holland teneinde de waterwegverbinding van de Amsterdamse Haven met de Noordzee te verbeteren. Vanuit cultuurhistorisch opzicht zijn de groene, recreatieve functie en het Noordhollands kanaal met flankerende dijktaluds van waarde.

MenA concludeert dat op basis van de transformatieplannen de groene recreatieve voorzieningen verloren gaan, en daarmee de cultuurhistorische waarde daarvan in de stedebouwkundige opzet van de genoemde naoorlogse wijken in Noord. De Buikslotermeerdijk/Noordhollands kanaal blijft intact. Op dit punt adviseert MenA om de landschappelijke waarden (groen, water en de kenmerkende hoogteverschillen van de taluds) mee te nemen als uitgangspunten in het onderzoek naar de mogelijkheid voor de fietsbrug over het kanaal. Overigens is hierbij ook de landschappelijke inpassing aan de overzijde van het Noordhollands kanaal aan de orde, daar zal de fietsverbinding op een passende manier aansluiting moeten vinden bij de Buiksloterdijk (Provinciaal Monument, beschermd stadsgezicht Amsterdam-Noord) en het Noorderpark (beschermd stadsgezicht Amsterdam-Noord). Naar aanleiding van de ambtelijke reactie van MenA op het concept ontwerpbestemmingsplan (zie bijlage 21 Nota van beantwoording vooroverleg) wordt voor de Buikslotermeerdijk een aanduiding opgenomen in de bestemming Groen vanwege de landschappelijk waarde van het dijkprofiel. MenA wordt verder betrokken bij de uitwerking van het ontwerp van het Dijkpark. Op de verbeelding wordt daarnaast het gebied begrensd waarin een kiosk van maximaal 50 m2 kan worden opgericht, zodat deze aan de voet van de dijk wordt gesitueerd.

10.5 Molenbiotoop     

Aan de Noordhollandschkanaaldijk 21 grenzend aan de westzijde van het plangebied bevindt zich Krijtmolen d’Admiraal. De molen is de enige overgebleven trasmolen op windkracht ter wereld en is aangewezen als rijksmonument. De molenbiotoop is de omgeving waarmee de molen in relatie staat, waarbij een vrije windvang van belang is voor het in bedrijf zijn van de molen. Er worden richtlijnen gehanteerd voor de molenbiotoop die beperkingen kunnen inhouden voor bebouwing en beplanting.

In de bestaande situatie staan er aan de oostzijde van het Noordhollandsch Kanaal hoge populieren langs het sportcomplex Elzenhagen als windbrekers voor de molen. Achter de rij populieren staan ook nog rijen hoge exemplaren van diverse andere boomsoorten.

Bij het opstellen van het stedenbouwkundige plan voor Elzenhagen Zuid is in overleg met het molenbestuur rekening gehouden met de molenbiotoop en de plekken waar hoogteaccenten zijn voorzien in het plan. Dit heeft geresulteerd in maatwerkafspraken voor diverse zones.

verplicht

Afbeelding: molenbiotoop (bron: SP Elzenhagen Zuid)

Om te voorzien in bescherming van de benodigde windvang van de molen is een regeling opgenomen in de algemene aanduidingsregels van het bestemmingsplan. In de eerste 100 meter rondom de molen (vrijwaringszone - molenbiotoop -1) mag bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan het onderste punt van de verticaal staande wiek (+2,9 m NAP). Voor bebouwing en beplanting boven die hoogte bestaat de mogelijkheid om af te wijken door middel van een omgevingsvergunning waarbij moet worden afgewogen of medewerking mogelijk is met het oog op de bescherming van de molenbiotoop, landschaps- en natuurwaarden.

In de zone van 100 tot 400 meter van de molen zijn drie zones aangeduid. Binnen de zone vrijwaringszone - molenbiotoop - 2 in het op bovenstaande afbeelding paars gearceerde gebied over de Noordbuurt, Zuidbuurt en zuidelijk deel van het Dijkpark mogen gebouwen en beplanting niet hoger zijn ten opzichte van de maaiveldhoogte van -0,6 m NAP van de molen dan de biotoopformule H = X/n + c.z waarin:

H = maximale hoogte in meters

X = afstand obstakel tot molen in meters

n = coëfficient gesloten gebied = 50

c = constante = 0,2

z = askophoogte in meters = 12,05 m

De formule is ontleend aan vereniging De Hollandse Molen. Vanwege de bebouwing en beplanting in het gebied wordt de coëfficient n= 50 voor gesloten gebied gehanteerd. Op 100 meter van de molen is de maximale bouwhoogte +3,81 m NAP. Dit loopt op naar +9,81 m NAP op 400 meter afstand. Met deze maximale bouwhoogten moet rekening gehouden worden naast de maximale bouwhoogten die zijn opgenomen in de diverse bestemmingen. Voor bebouwing die de maximale bouwhoogte overschrijdt is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen via een omgevingsvergunning waarbij moet worden afgewogen of medewerking mogelijk is met het oog op de bescherming van de molenbiotoop. Voor de hoogte van beplanting wordt ook de molenbiotoopformule gehanteerd in de planregeling. Beplanting met een hogere uitgroeihoogte kan alleen worden toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning.

In de vrijwaringszone - molenbiotoop -3 over de Zuidbuurt gelden de op de verbeelding aangegeven bouwhoogten als maximale bouwhoogten, waarbij is aangesloten bij de afspraken die in het stedenbouwkundig plan zijn opgenomen. Voor bebouwing die de maximale bouwhoogte overschrijdt is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen via een omgevingsvergunning waarbij moet worden afgewogen of medewerking mogelijk is met het oog op de bescherming van de molenbiotoop. De maximale hoogte van beplanting is afgestemd op de maximale hoogte van bebouwing. Op een afstand van 100-200 meter van de molen is de maximale hoogte van beplanting 10 meter, van 200-300 meter 16 meter en van 300-400 meter 23 meter. Voor hogere beplanting is het noodzakelijk een omgevingsvergunning aan te vragen waarbij moet worden afgewogen of medewerking mogelijk is met het oog op de bescherming van de molenbiotoop.

Tot slot is voor de noordelijke punt tussen de Noordbuurt en het Noordhollandsch Kanaal vrijwaringszone - molenbiotoop -4 aangeduid. Voor bebouwing gelden de op de verbeelding aangegeven bouwhoogten als maximale bouwhoogten. Voor de hoogte van beplanting wordt bovenstaande molenbiotoopformule gehanteerd in de planregeling. Bebouwing en beplanting met een hogere uitgroeihoogte kan alleen worden toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning.

Onderzoek windvang molen

Er is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid op de windvang van de molen (Zie bijlage 23 Effect van Elzenhagen Zuid nieuwbouw op windklimaat molenbiotoop Krijtmolen d'Admiraal, AFR-4843, d.d. 24-10-2019). In het CFD-windonderzoek (Computational Fluid Dynamics) zijn op basis van een 3d-model verschillende scenario's onderzocht op basis van een vergelijking tussen de bestaande en toekomstige situatie, waarbij de potentiële draaiuren van de molen zijn berekend. Diverse situaties zijn in onderhavige studie beschouwd. Hierbij worden onder meer de situatie in 2016 voor de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid zonder en met bomen, de toekomstige situatie met Elzenhagen Zuid conform de plannen en de situatie met een verhoogd Elzenhagen Zuid gesimuleerd. Daarnaast wordt gevarieerd in de aanwezigheid van bomen teneinde het effect hiervan inzichtelijk te maken.

Vijf verschillende scenario's zijn gesimuleerd. Door middel van gedetailleerde driedimensionale simulaties is het effect van de bebouwing in kaart gebracht. Hierbij is bepaald wat de gevolgen zijn voor de tijd dat de molen effectief operationeel is. In de studie is beplanting als worst case scenario gemodelleerd, waarbij vegetatie het hele jaar blad draagt. De resultaten van de studie laten het volgende zien:

  • Uit analyse van het logboek van de molenaar blijkt dat de molen bij minder en bij meer wind operationeel kan zijn dan er in het CFD onderzoek is aangenomen.
  • Het effect van de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid (situatie N2) inclusief vegetatie ten opzichte van de situatie in 2016 (B1) resulteert in (1-(350/276))x100%) 27% meer potentiële draaiuren in de nieuwe situatie.
  • Het effect van de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid (situatie N1) zonder vegetatie ten opzichte van de situatie in 2016 (B2) resulteert in (1-(1509/1471))x100%) 2,6% minder potentiële draaiuren.
  • Het effect van de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid waarin de lagere elementen verhoogd zijn met 2 m (situatie N3) zonder vegetatie ten opzichte van de situatie in 2016 (B2) resulteert in (1-(1509/1490))x100%) 1,3% minder potentiële draaiuren.
  • Uit het onderzoek komt naar voren dat de planten en bomen uit zowel het Elzenhagen plangebied als de vegetatie uit de overige omgeving een grote invloed heeft op de potentiële draaiuren. De verschillen tussen alle situaties met en zonder vegetatie bedraagt meer dan 400%.
  • Aangezien er een gedeelte van het jaar wel/geen volledige effect van vegetatie zal zijn op het windklimaat zal de werkelijke hoeveelheid potentiële draaiuren tussen de twee extremen van 350 en 1471 uur in liggen.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de nieuwe situatie met bebouwing en beplanting leidt tot een verbetering ten opzichte van de bestaande situatie (27% meer potentiële draaiuren). De nieuwe bebouwing (exclusief beplanting) zorgt voor een verslechtering van 2,6 %. Daarnaast volgt uit het onderzoek dat (bestaande en nieuwe) beplanting maatgevend is voor de windvang van de molen. Ten opzichte van de bestaande situatie zal de beplanting op korte afstand van de molen lager worden, waardoor ook op dit punt geen verslechtering wordt verwacht. Het onderzoek laat zien dat de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid niet zal leiden tot een verslechtering van de windvang van de molen.

10.6 Conclusie     

Uit het archeologisch bureauonderzoek is gebleken dat binnen het plangebied Elzenhagen Zuid op enkele plekken materiële overblijfselen te verwachten zijn die samenhangen met landgebruik en bewoning vanaf de 17de eeuw. Voor het gebied is een beleidskaart opgesteld met drie zones. Per zone is gespecificeerd in welke gevallen archeologisch vervolgonderzoek nodig is bij planontwikkeling. De zones worden opgenomen als dubbelbestemming in de planregeling. Op basis van de Monumentenwet geldt een meldingsplicht indien tijdens werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen.

De zuidelijke punt van het plangebied ligt binnen het beschermd stadsgezicht Amsterdam-Noord, er worden geen cultuurhistorische waarden geschaad. In het overige deel van het plangebied zijn geen beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig. Monumenten & Archeologie (MenA) geeft aan dat op basis van de transformatieplannen de groene recreatieve voorzieningen verloren gaan, en daarmee de cultuurhistorische waarde daarvan in de stedenbouwkundige opzet van de genoemde naoorlogse wijken in Noord. De Buikslotermeerdijk/Noordhollandsch Kanaal blijft intact. Conform het advies van MenA worden de landschappelijke waarden (groen, water en de kenmerkende hoogteverschillen van de taluds) meegenomen als uitgangspunten in het onderzoek naar het Dijkpark en de fietsbrug over het Noordhollandsch Kanaal.

Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan voor Elzenhagen Zuid is in overleg met het molenbestuur rekening gehouden met de molenbiotoop en de plekken waar hoogteaccenten zijn voorzien in het plan. Ten aanzien van het voorzien in bescherming van de benodigde windvang van de molen is een maatwerkregeling opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In het kader van archeologie en cultuurhistorie zijn geen belemmeringen te constateren voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 11 Externe veiligheid     

11.1 Algemeen     

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's voor de omgeving voor het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen), het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen), het gebruik van luchthavens en het gebruik van windmolens. Bij externe veiligheid risico's wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Deze begrippen vullen elkaar aan. Met het PR wordt de aan te houden afstand geëvalueerd tussen de risicovolle activiteit en kwetsbare functies, terwijl met het GR wordt beoordeeld of er een groot aantal slachtoffers kan vallen als gevolg van een ongeval. Voor het PR worden risiconormen gesteld in de vorm van grens- en richtwaarden waaraan getoetst moet worden bij vaststelling van bestemmingsplannen.

Voor het GR geldt geen norm. Het bevoegd gezag moet afwegen of de gevolgen van een ongeval al dan niet aanvaardbaar zijn. Er is wel een oriëntatiewaarde vastgesteld die in het algemeen als acceptabel niveau geldt. Het bevoegd gezag dient het groepsrisico te verantwoorden, waarbij in ieder geval de mogelijkheden voor hulpverlening en rampbestrijding betrokken worden. De regionale brandweer dient in gelegenheid te worden gesteld om over deze aspecten advies uit te brengen.

11.2 Beleid en Regelgeving     

Besluit externe veiligheid voor inrichtingen

De externe veiligheidsregelgeving voor inrichtingen ligt vast in het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi). Artikel 8 en 12 van het Bevi schrijven voor dat bij een ruimtelijk besluit als een bestemmingsplan getoetst moet worden aan normen voor het plaatsgebonden- en het groepsrisico als gevolg van activiteiten bij risico-inrichtingen. Voorbeelden van risicovolle bedrijven zijn LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en chemische fabrieken.

In of nabij het bestemmingsplangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gevestigd en deze worden binnen dit bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg, spoorweg, en binnenwateren  

De Wet vervoer gevaarlijke stoffen regelt de wijze van vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, per spoor en over de binnenwateren; hierin is onder andere vastgelegd welke stoffen behoren tot de categorie 'gevaarlijke stoffen' en dat het transport binnen de bebouwde kom zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld. Deze staan in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet. Het Bevt stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Hierin wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog ze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Buisleidingen  

Voor buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (vanaf 16 bar en met een uitwendige diameter groter dan 50 mm), is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van het Bevb geldt voor de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object dichtbij dergelijke buisleiding, een grenswaarde van 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde. Indien het bestemmingsplan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object in het invloedsgebied toelaat, dient tevens een eventuele toename van het groepsrisico te worden verantwoord.

In onderstaande gevallen kan men volstaan met een zogenaamde lichte verantwoording, waarbij maatregelen ter beperking van het GR niet hoeven te worden onderzocht:

  • het bestemmingsplan ligt buiten het 100%- letaliteitsgebied of
  • bij toxische stoffen waarbij het plaatsgebonden risico kleiner dan 10-8 per jaar is of
  • het groepsrisico is niet hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde of
  • de toename van het groepsrisico bij verwezenlijking van het bestemmingsplan is niet hoger dan 10%.

Op grond van het Bevb is het tevens verplicht om in bestemmingsplannen de ligging van buisleidingen weer te geven alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. In artikel 14 van het Bevb is bepaald dat deze strook ten minste vijf meter bedraagt aan weerszijde van de buisleiding. In artikel 5 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is bepaald deze strook ten minste 4 meter bedraagt indien het een buisleiding betreft voor aardgas met een druk tussen 1.600 en 4.000 kPa. Nabij het bestemmingsplangebied zijn hoge druk buisleidingen aanwezig voor het transport van aardgas (maximaal 40 bar). Het plangebied ligt buiten de 1%letaliteitszone van deze gasleidingen.

Uitvoeringsbeleid Externe veiligheid Amsterdam

Het Uitvoeringsbeleid Externe veiligheid Amsterdam (vastgesteld op 5 juni 2012 door burgemeester en wethouders) gaat nader in op de manier waarop Amsterdam omgaat met externe veiligheid in de besluitvorming. Het doel van Amsterdam is om risico's zoveel mogelijk te beperken. Dit kan via bronmaatregelen en ruimtelijke maatregelen. Bronmaatregelen zijn de meest effectieve maatregelen die kunnen worden genomen om het risico te beperken. De afgelopen jaren is er veel aandacht gegaan naar de reductie van risico's aan de bronkant. Hier was namelijk de meeste veiligheidswinst te behalen. Amsterdam continueert via dit uitvoeringsbeleid het bronbeleid door in te zetten op clustering van risicobedrijven in het havengebied. Dit betekent dat in nieuwe ruimtelijke besluiten buiten het westelijk havengebied geen ruimte wordt gegeven aan nieuwe risicobedrijven. Ook wordt gekeken of er alternatieven zijn voor transport van gevaarlijke stoffen door dicht bevolkt gebied. Hierbij kan gedacht worden aan vervoer per water in plaats van vervoer per spoor door de stad.

Het uitvoeringsbeleid streeft naar een groepsrisico lager dan de oriëntatiewaarde. De afweging voor overschrijding van de oriënterende waarde en een toename van een overschrijding van de oriëntatiewaarde moet als specifiek beslispunt aan het bevoegd gezag ter besluitvorming worden voorgelegd. Reeds bekende overschrijdingen langs de A10 Zuid en West worden vooralsnog verantwoord geacht omdat er met het Rijk maatregelen zijn overeengekomen ter reductie van de risico´s.

Het uitvoeringsbeleid streeft naar extra bescherming van beperkt zelfredzame personen. Ongevalsscenario's met brandbaar gas zoals LPG en aardgasbuisleidingen zijn snelle scenario's die minder mogelijkheden geven voor mensen om zichzelf in veiligheid te brengen. Daarom stelt het uitvoeringsbeleid dat nieuwe objecten specifiek bedoeld voor beperkt zelfredzame personen gesitueerd moeten worden buiten de 100%-letaliteitsgrens van ongevallen met brandbaar gas. Uitgangspunt hierbij is dat er op deze afstand meer mogelijkheden zijn om mensen in veiligheid te brengen bij een eventueel ongeval. Daarnaast zal er afschermende werking optreden door andere bebouwing en zullen mensen binnen gebouwen beschermd zijn tegen warmtestraling.

Amsterdam definieert minder zelfredzame personen vanuit externe veiligheid als personen die niet over het fysieke en/of verstandelijke vermogen beschikken om zichzelf in veiligheid te brengen in geval van een calamiteit. De volgende personen/groepen worden in ieder geval als minder zelfredzaam gedefinieerd: kinderen onder 12 jaar; zieken; bejaarden; gehandicapten. Uitdrukkelijk worden niet bedoeld objecten als woningen, winkels, kantoren etc. waar deze groepen ook aanwezig kunnen zijn.

De 100% letaliteitsgrens ligt op de volgende afstand van de verschillende risicobronnen in het gebied:

  1. 100% letaliteit LPG spoor is 100 meter;
  2. 100% letaliteit LPG weg is 80 meter;
  3. 100% letaliteit betreffende aardgasleidingen is 80 meter;
  4. 100% letaliteit LPG tankstation 150 meter.

Indien er economische of maatschappelijke gewichtige redenen zijn en de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid voldoende op orde zijn, kan een object bedoeld voor minder zelfredzame personen worden gesitueerd binnen de 100% letaliteitsgrens. Een dergelijke afweging wordt als specifiek beslispunt binnen het ruimtelijke proces aan het bestuur of verantwoordelijk bestuurder ter besluitvorming voorgelegd.

11.3 Resultaat onderzoek     

Kwalitatief onderzoek externe veiligheid

Voor het plangebied is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd (zie bijlage 10 Elzenhagen Zuid, kwalitatief onderzoek externe veiligheid, DPA Cauberg-Huygen, 01965-16306-11v4, d.d. 30 juli 2018). Daarin is het volgende geconcludeerd:

Risico vervoer gevaarlijke stoffen over de weg: De A10 ligt op circa 700 meter vanaf het plangebied en is opgenomen in het Basisnet weg. Er is geen PR 10-6 contour aanwezig, de PR 10-7 contour van de A10 bedraagt 82 meter en derhalve levert het plaatsgebonden risico geen belemmeringen. Op basis van realisatiecijfers bedraagt het invloedgebied 625 meter. Formeel hoeft er geen verantwoording plaats te vinden van het groepsrisico, omdat het zich buiten het invloedgebied bevindt.

Risico vervoer gevaarlijke stoffen buisleiding: Op een afstand van circa 260 meter is een buisleiding gelegen. Op basis van Bveb bedraagt de PR 10-6 contour 15 meter en vormt naar verwachting geen risico voor de voorgenomen ontwikkeling. Op basis van gegevens van de Gasunie is het plangebied buiten de 1% letaliteitszone van de buisleiding gelegen en de invloed op het groepsrisico is hiermee zeer gering.

Risico vervoer gevaarlijke stoffen over het water:  Gezien de afstand van circa 1.785 m tot het plangebied is de Corridor Amsterdam – Rijn gelegen. Op basis van het basisnet bedraagt de PR 10-6 contour 0 meter. Het plangebied ligt circa 1.500 meter buiten het invloedsgebied (bron: data.amsterdam.nl). De aanwezige vaarweg vormt dan ook geen beperking voor de ontwikkeling van het plangebied.

Risicovolle bedrijven:  Op circa 1000 meter van de ontwikkelingslocatie bevindt zich het dichtstbijzijnde risicovolle bedrijf. Het invloedsgebied van het betreffende bedrijf bevindt zich 150 meter vanaf het vulpunt, de locatie vormt dan ook geen risico voor de voorgenomen ontwikkeling. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn niet relevant voor het plangebied.

Samenvattend:  Er is een significante toename van het aantal personen in het plangebied. Het plangebied is gelegen aan de Nieuwe Leeuwarderweg, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er dient te worden berekend of de Nieuwe Leeuwarderweg beperkingen vormt voor de ontwikkeling van het plangebied, op het aspect externe veiligheid.

Externe Veiligheid weg

Voor het plangebied is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd (zie bijlage 11 Elzenhagen Zuid, externe veiligheid weg, DPA Cauberg-Huygen, 01965-16306-20v3, d.d. 30 juli 2018). Daarin is het volgende geconcludeerd:

Plaatsgebonden risico: Er is geen PR 10-6 en een PR 10-7 contour aanwezig. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen beperking voor de ontwikkeling van het plangebied. De PR 10-8 contour bedraagt 38 meter.

Groepsrisico:  Over het gehele traject is er sprake van een zeer geringe toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie. Deze bedraagt maximaal 0,44 maal de oriëntatiewaarde (in huidige situatie 0,43). Ter hoogte van het plangebied (moskee) is er maximaal sprake van 0,19 maal de oriëntatiewaarde, er is hier sprake van een toename van een factor 27 ten opzichte van de huidige situatie. Dit wordt veroorzaakt doordat de moskee een hoge populatie bezit en binnen het invloedsgebied ligt van de Nieuwe Leeuwarderweg. Het grootste deel van het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de Nieuwe Leeuwarderweg. Door de ontwikkeling van het plangebied is er sprake van een toename van het groepsrisico. Deze toename dient te worden verantwoord.

11.4 Verantwoording groepsrisico     

Over het gehele traject is er sprake van een zeer geringe toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie, maar de orientatiewaarde wordt niet overschreden. Onderstaande verantwoording is gebaseerd op de uitgevoerde onderzoeken, en het advies van de brandweer.

Advies brandweer

De brandweer Amsterdam-Amstelland heeft advies uitgebracht (zie bijlage 12 Advies brandweer Amsterdam-Amstelland, d.d. 22-11-2017).

Gevaren en gevolgen

Over de Nieuwe Leeuwarderweg mag onbeperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. De gevaren en gevolgen voor het plangebied worden bepaald door de ongeval scenario's die kunnen optreden. Vanwege het bedrijf Albemarle en een tankstation aan de Johan van Hasseltweg is de verwachting dat zowel LPG als benzine en ammonia over de Nieuwe Leeuwarderweg worden vervoerd. Bij een ongeval met een tankwagen LPG kan het explosie scenario optreden. Tot op 50 meter van de tankwagen kunnen gebouwen instorten vanwege de vrijkomende drukgolf. Tot op 240 meter kunnen slachtoffers vallen en gebouwen gaan branden vanwege de warmtestraling. Een ongeval met een tankwagen benzine kan leiden tot het scenario plasbrand. Vanwege de warmtestraling kunnen objecten tot op ongeveer 50 meter van de plasbrand gaan branden. Tot op 75 meter vanaf het ongeval kunnen slachtoffers met brandwonden vallen. Bij een ongeval met een tankwagen ammonia kan het scenario giftige wolk optreden. Afhankelijk van specifieke omstandigheden zoals het weer kan de giftige wolk tot op enkele honderden meters voor slachtoffers zorgen.

Zelfredzaamheid

Aanwezigen in het plangebied zijn in de eerste minuten na een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Nieuwe Leeuwarderweg op zichzelf en anderen aangewezen. Personen moeten snel handelen om zichzelf en anderen in veiligheid te brengen. Aanwezige personen in het plangebied hebben twee mogelijkheden: vluchten of schuilen. Vluchten kan alleen als de vluchtweg voldoende bescherming biedt om er gebruik van te kunnen maken. Schuilen kan alleen als de plek voldoende veilig is om te kunnen overleven. Veel personen in het plangebied zijn zich niet bewust van de gevaren. Door mensen vooraf te informeren over wat te doen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen kunnen handelingsperspectief en zelfredzaamheid worden vergroot.

Hulpverlening

De veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland bereidt zich voor op ongevallen met gevaarlijke stoffen. De hulpverlening kan een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Nieuwe Leeuwarderweg niet voorkomen. De hulpverlening richt zich op het beperken van de gevolgen, het bestrijden van branden die zijn ontstaan, het afschermen van de omgeving en het helpen van slachtoffers. Een goede bereikbaarheid van het plangebied voor hulpverleningsvoertuigen en voldoende bluswatervoorzieningen dragen hier aan bij.

Maatregelen

Er zijn maatregelen mogelijk die de gevaren van een ongeval met gevaarlijke stoffen beperken. De maatregelen zijn onder te verdelen in: planologische-, technische,- en organisatorische maatregelen. De in dit advies voorgestelde maatregelen zijn niet de enige maatregelen die genomen kunnen worden, maar geven een denkrichting aan.

Advies

Bij de besluitvorming rekening houden met de risico's van een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Nieuwe Leeuwarderweg. Daarvoor moeten de aspecten: gevaren en gevolgen, zelfredzaamheid, hulpverlening en de mogelijke maatregelen bij de besluitvorming betrokken worden.

Maatregelen

Gevaren en gevolgen, hulpverlening

De Nieuwe Leeuwarderweg is niet opgenomen in het Basisnet. Formeel zijn er geen maatregelen afdwingbaar voor de scenario's PAG, explosie of toxische wolk. Niettemin is onderzocht welke maatregelen mogelijk zijn. Het plangebied is goed bereikbaar vanaf twee zijden voor hulpdiensten. Zoals aangegeven in het advies van de brandweer dienen daarnaast maatregelen te worden getroffen aan bluswatervoorzieningen en aanvalstrategieën van de brandweer.

Zelfredzaamheid

Langs de Nieuwe Leeuwarderweg worden geen functies mogelijk gemaakt voor groepen aanwezig met een verminderde zelfredzaamheid. Veel personen in het plangebied zijn zich niet bewust van de gevaren. Door mensen vooraf te informeren over wat te doen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen kunnen handelingsperspectief en zelfredzaamheid worden vergroot. Er kunnen voldoende vluchtmogelijkheden van de risicobron af gericht worden gerealiseerd. Daarnaast heeft de brandweer geadviseerd om in ontruimingsplannen een ontruimingsscenario op te nemen.

Maatregelen

Er zijn geen extra planologische maatregelen noodzakelijk. De overige te nemen maatregelen om het groepsrisico te beperken zijn technische- en organisatorische maatregelen, conform het advies van de brandweer.

Conclusie

Over het gehele traject is er sprake van een zeer geringe toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie, maar de oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. Het bestemmingsplan leidt niet tot een onverantwoorde verhoging van het groepsrisico.

11.5 Conclusie     

Het plangebied is gelegen aan de Nieuwe Leeuwarderweg, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is geen PR 10-6 en een PR 10-7 contour aanwezig. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen beperking voor de ontwikkeling van het plangebied. Over het gehele traject is er sprake van een zeer geringe toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie, maar de oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. Het bestemmingsplan leidt niet tot een onverantwoorde verhoging van het groepsrisico.

Hoofdstuk 12 Duurzaamheid     

12.1 Algemeen     

Het aspect duurzaamheid speelt de laatste jaren steeds meer een rol bij gebiedsontwikkelingen. Dit begint al bij het formuleren van het kader en de ambities voor een plangebied. Een bestemmingsplan kan ten aanzien van het aspect duurzaamheid alleen datgene regelen wat een direct verband houdt met de bestemming die aan de gronden wordt toegekend. De planregels moeten rechtstreeks betrekking hebben op het ruimtebeslag van de gronden zelf of effect hebben op het ruimtegebruik van nabijgelegen gronden.

12.2 Beleid en regelgeving     

12.2.1 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie     

De Provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de Provincie het energieverbruik in samenwerking met gemeenten in het stedelijk gebied, op bedrijventerreinen en in de glastuinbouw zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De toepassing van duurzame energie in de gebouwde omgeving moet worden vergroot. Artikel 33 ("Energie en duurzaam bouwen") van de Provinciale Ruimtelijke Verordening bepaalt dat bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie (herstructurering), bedrijventerreinen en kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, WKO en aardwarmte, zonne-energie, biomassa. Verder dient nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.

12.2.2 Duurzaam Amsterdam     

De gemeenteraad van Amsterdam heeft in maart 2015 de agenda ‘Duurzaam Amsterdam’ vastgesteld. Dit is de Agenda voor duurzame energie, schone lucht, een circulaire economie en een klimaatbestendige stad.

12.3 Uitgangspunten     

Duurzaamheidsaspecten zijn betrokken bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan voor Elzenhagen Zuid. Locatiespecifieke aspecten leiden tot een set van spelregels passend bij deze gebiedsontwikkeling.

Energie

Een duurzame stad heeft een beperkt energieverbruik en draait op hernieuwbare bronnen. De energievraag wordt zoveel mogelijk beperkt door het ontwikkelen van energiezuinige gebouwen en de energiebehoefte van het gebied wordt op een duurzame manier opgewekt. In december 2016 heeft de gemeenteraad Amsterdam de Strategie ‘Naar een stad zonder aardgas’ vastgesteld. Hierin wordt de strategie beschreven hoe de stad aardgasloos kan worden. Dit betekent o.a. dat nieuwbouwwijken niet meer worden aangesloten op het gasnet.

Voor Elzenhagen Zuid geldt dat een warmteconcessie van kracht is, hetgeen inhoudt dat in Elzenhagen Zuid aardgas is uitgesloten en voor alle ontwikkelingen een aansluitplicht op het stadswarmtenet geldt. Uitzonderingen op deze regel is particuliere bouw (zelfbouw). Het bouwbesluit geeft aan dat particuliere bouw geen aansluitplicht heeft op bestaande energieinfrastructuur. Naast duurzame warmte, streeft de gemeente Amsterdam naar zoveel mogelijk energiebesparing, door een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) te hanteren van maximaal 0,2. Vanaf 2020 gaat voor energieprestatie de landelijke BENG (Bijna EnergieNeutraal Gebouw)-norm gelden.

Circulaire economie

Circulaire economie is een economie waar ‘afval’ een grondstof is en energie komt van duurzame bronnen. De gemeente Amsterdam wil een koploperspositie verwerven in deze transitie naar een circulaire economie en dit op allerlei manieren stimuleren. Hiervoor heeft het college van B&W in November 2016 de aanpak ‘Amsterdam Circulair, leren door te doen’ vastgesteld, waarin staat dat de gemeentelijke inzet zich vooral richt op de waardeketens bouw en organische reststromen. Voor Elzenhagen Zuid gaat de aandacht uit naar:

  1. Circulair bouwen

Circulair bouwen is het zo lang mogelijk hoogwaardig in de keten houden van grondstoffen en bouwmaterialen: verleng de technische levensduur van het gebouw, pas meer gebruikte materialen toe en zorg dat materialen herbruikbaar zijn aan het eind van de levensduur. Als er toch primaire grondstoffen nodig zijn, gebruik dan zoveel mogelijk lokale (liefst biobased) materialen die zonder veel energie zijn te winnen. In Amsterdam wordt breed ingezet op hergebruik van grondstoffen en bouwmaterialen. Daarnaast speelt flexibiliteit ook een belangrijke rol bij circulair bouwen. Door flexibel te bouwen kan later beter worden ingespeeld op de continue veranderingen in de stad. Gebouwen moeten flexibel kunnen worden heringericht en zich in de tijd op nieuwe functies kunnen aanpassen. In Elzenhagen Zuid is het daarnaast van belang om grote diversiteit van woningen te ontwikkelen zodat het gebied als geheel ook in de toekomst aan diverse doelgroepen huisvesting kan bieden.

  1. Afval scheiden en inzamelen

De gemeente wil dat het afvalscheidingspercentage omhoog gaat (van 27% voor huishoudelijk afval in 2014 naar 65% in 2020) om zo meer grondstoffen terug te winnen voor hergebruik, recycling en andere nuttige toepassingen. Hoe dit gerealiseerd gaat worden staat omschreven in het Uitvoeringsplan Afval. De essentie hiervan is sturing op scheiden van afval dichtbij huis (bronscheiden). Dat betekent dat de inzameling voor fijn huishoudelijk afval (restafval, glas, oud papier & karton, plastic en drankkartons, en textiel) dichtbij de woning en zoveel mogelijk in herkenbare eilanden (clusters) worden geplaatst.

Rainproof

Het klimaat verandert. De voorspellingen voor de toekomst zijn dat het weer extremer wordt. De zomers worden warmer en mogelijk droger en de winters zachter en natter. Buien worden heviger en komen vaker voor. In het extremer wordende klimaat en de verdere verdichtende stad is een extra inspanning nodig o.a. om de stad hemelwaterbestendig te maken en schade te voorkomen. Er wordt bij de inrichting van de buitenruimte (privaat en publiek) rekening worden gehouden met het tijdelijk opvangen van extreme buien. Hier wordt met het programma Rainproof op ingespeeld. Voor Elzenhagen Zuid biedt het parkdeel veel mogelijkheden om water te bergen. Samen met maatregelen op gebouwniveau, kan op relatief eenvoudige wijze het plan rainproof worden gemaakt. Waterberging in de openbare ruimte wordt verder uitgewerkt in het maaiveld ontwerp.

Schone lucht

De ambitie voor schone lucht gaat verder dan de wettelijke eisen voor luchtkwaliteit en is gericht op een gezonde luchtkwaliteit en daarmee op een gezonde leefomgeving. In de hoge dichtheid en menging waarmee de Elzenhagen Zuid wordt ontwikkeld, is luchtkwaliteit een aandachtspunt. De inzet is om het autogebruik zoveel mogelijk te beperken door een ‘mobiliteitsshift’: een pakket van maatregelen waarbij (hoogwaardig) OV en fiets een groot deel van de bereikbaarheid verzorgen en het autogebruik wordt beperkt. Voorbeelden hiervan zijn:

  • De nieuwe fietsverbindingen (oost-west met de brug over het Noordhollandsch Kanaal en noord-zuid met de Elzenhagensingel en het fietspad van de botonde Nieuwe Purmerweg tot het Noorderpark)
  • Het OV-knooppunt bij Station Noord (metro en bus)
  • Een lage parkeernorm

Daarnaast gaat het om het verschonen van het autoverkeer. Verwacht wordt dat het elektrisch verkeer de komende jaren flink zal toenemen. De (laad)infrastructuur in gebouwen dient daarom op orde te zijn.

Hoofdstuk 13 Hoogbouw     

13.1 Hoogbouw, Beleid en Instrument     

De nota Hoogbouw, Beleid en Instrument uit 2005 is naar aanleiding van de vaststelling van de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' in 2011 geactualiseerd als aanvullend toetsingskader. Het belangrijkste doel van het Amsterdamse hoogbouwbeleid is een zorgvuldige inpassing van hoogbouwinitiatieven in de bestaande structuren van de stad. Daarbij is de landschappelijke inpassing een aspect wat, zodra er sprake is van een zekere impact op het stadslandschap, een stedelijke afweging behoeft. In de Nota wordt aangegeven voor welke hoogbouwplannen dit geldt.

De hoogbouweffectrapportage (HER) is een rapportage waarin alle relevante effecten van hoogbouw, zoals windhinder en schaduwwerking, toetsing aan hindernisbeperkingen als beperkingen rond Schiphol worden onderzocht, maar die vooral is bedoeld om de effecten van een plan op het stedelijk landschap in beeld te brengen. Het uitvoeren van een HER wordt in het beleid aanbevolen en is in bepaalde gevallen verplicht. Dat doet zich voor in situaties waarin terughoudendheid met hoogbouw wordt beoogd. In deze situaties wil het college van B&W mee kunnen beoordelen wat de effecten zijn van hoogbouw. Een rapportage over landschappelijke effecten is onder meer verplicht gesteld bij hoogbouwinitiatieven vanaf 22,5 meter of hoger in het UNESCO-gebied (gebied binnen Singelgracht), hoogbouwinitiatieven vanaf 30 meter in de 2 km-zone rondom het UNESCO-gebied, in 'gebieden van bijzondere waarden', of in de randen van de groene scheggen. Voor overige gebieden geldt de ondergrens van 60 meter, met uitzondering van een aantal in de Structuurvisie aangegeven hoogbouwstimuleringsgebieden (zones langs infrastructuur bundel) waarvoor deze verplichting niet geldt.

In Amsterdam-Noord is hoogbouw gesitueerd als begeleiding van hoofdroutes en op markante punten. Rondom het plangebied is hoogbouw aanwezig en voorzien. De oostzijde van de Nieuwe Leeuwarderweg wordt begeleid door een reeks bestaande hoogbouwschijven van circa 45 meter hoog. Rondom het eindpunt van de Noord/Zuidlijn wordt in het stationsgebied CAN hoogbouw gerealiseerd in een aantal torens tot een hoogte van maximaal 85 meter.

In Amsterdam geldt dat voor gebouwen buiten de 2 km-zone rondom de Singelgracht en Amsterdam-Centrum dat een studie naar de landschappelijke inpassing van de geplande hoogbouw moet worden gemaakt bij een hogere bouwhoogte dan 60 meter. Voor Elzenhagen Zuid is het opstellen van een Hoogbouw Effect Rapportage (HER) niet verplicht, omdat de bouwhoogte maximaal 55 meter bedraagt. Geconcludeerd wordt dat een HER niet nodig is voor Elzenhagen Zuid.

13.2 Windhinder     

Theoretische beschouwing windklimaat

Voor het plangebied Elzenhagen Zuid is een theoretische beschouwing van het windklimaat uitgevoerd, zie bijlage 13 (Plangebied Elzenhagen Zuid theoretische beschouwing windklimaat, DPA Cauberg-Huygen, rapport 09165-19537-02, d.d. 15 julli 2017). In Nederland is de NEN 8100 sinds het verschijnen in 2006 de meest gebruikte norm voor het onderzoeken en beoordelen van het windklimaat. Derhalve is deze norm ook bij deze theoretische beoordeling als leidraad gehanteerd. Per plandeel is schematisch aangegeven welke windklassen rondom de bouwplannen verwacht worden en tevens zijn aandachtspunten en oplossingsrichtingen op basis van de geschetste bouwvolumes benoemd. Dit biedt de kans om bij het verder inrichten en ontwerpen van het gebied rekening te houden met het windklimaat.

In het grootste gedeelte van de Noordbuurt en van de Zuidbuurt wordt klasse B en C, goed voor slenteren en doorlopen, respectievelijk, verwacht. Ten westen van de Singelstrook wordt over het algemeen een goed windklimaat klasse C voor doorlopen verwacht. Een minder gunstig windklimaat wordt verwacht op onderstaande posities:

Noordbuurt: Bij de vijf van de zes hofvormige kavels nabij de hoeken van de torens is er kans op een matig windklimaat voor doorlopen (klasse D aanwezig. Er is aan de voet van deze torens, in privé tuinen liggend in een binnenhof van de blokken, eveneens kans op een ongunstig windklimaat voor langdurig zitten (klasse C).

Zuidbuurt: Over het algemeen wordt een relatief luw en beschut windklimaat verwacht, overwegend klasse B wat goed is voor slenteren. Ook is klasse B voldoende goed om entrees in te realiseren. Mogelijk zal, afhankelijk van de verdere uitwerking lokaal klasse C kunnen optreden, bijvoorbeeld bij gebouwhoeken van wat hogere bouwvolumes. Daarom adviseren wij entrees niet op deze hoeken te positioneren.

Singelstrook: De drie torens geplaatst op de lagere plint, steken aan de zuidoostzijde voorbij deze plint. Bij deze hoeken, is met name bij de 49 en 55 m hoge toren lokaal kans op windklimaat klasse C tot D. Dit is matig tot goed voor doorlopen, maar matig tot slecht voor slenteren (entrees) en langdurig zitten. Dit geldt eveneens voor de hoeken van het gebouw van 43 m hoog aan de zuidzijde van de Singelstrook.

Eventuele dakterrassen in de Noordbuurt en in de Singelstrook: Op dakterrassen die aan de voet van de hogere torens liggen, is de kans op een slecht windklimaat voor langdurig zitten aanwezig.

Op basis van de voorliggende theoretische analyse wordt de volgende conclusie getrokken:

  • In het plangebied is in basis een verantwoord windklimaat aanwezig.
  • Op een aantal plekken zal, vooral lokaal bij een aantal gebouwhoeken windhinderklasse D aanwezig zal zijn, wat 'matig' voor doorlopen is.
  • Wij adviseren onderzoek met CFD of in de windtunnel uit te voeren om inzicht te krijgen in de ernst en omvang van het slechte of minder gunstige windklimaat rondom de hogere volumes in de Noordbuurt en in de Singelstrook.
  • Tevens kunnen tijdens een windtunnel of CFD-onderzoek waar nodig maatregelen om (lokaal) het windklimaat verder te verbeteren nader onderzocht worden.

Gezien er een aantal gebouwen hoger dan 30 m voorkomen in het plan, dient ook conform het beslismodel uit de NEN 8100 een windtunnel- of CFD-onderzoek uitgevoerd te worden. Het voorliggende theoretische onderzoek geldt als een eerste verkenning, om een globaal inzicht te krijgen in het windklimaat in het plangebied. Gezien de complexe gebouwvormen en stedenbouwkundige situatie is het niet mogelijk middels een theoretisch onderzoek een gedetailleerd beeld te scheppen van het windklimaat rondom dit plan.

CFD Windonderzoek

Voor het plangebied is een windstudie conform NEN 8100:2006 uitgevoerd op basis van berekeningen met Computational Fluid Dynamics (CFD), zie bijlage 14 (Elzenhagen Zuid, rapportage CFD-windonderzoek, DPA Cauberg-Huygen, 01965-26081-02, d.d. 3 augustus 2018). Uit het CFD-windhinderonderzoek blijkt dat rondom de beschouwde bouwblokken overwegend een goed windklimaat aanwezig is:

  • In de openbare ruimte rondom het bouwplan is geen risico of beperkt risico op windgevaar aanwezig.
  • Ten aanzien van de beoordeling van windhinder (en windcomfort) kan geconcludeerd worden dat het windklimaat in het plangebied overwegend goed tot zeer goed is, veelal klasse A, wat goed is voor langdurig zitten en soms klasse B, wat goed is voor slenteren. Dit geldt voor alle drie de deelgebieden (Noordbuurt, Zuidbuurt en Singelstrook).
  • Nabij de hogere bouwdelen in de Noordbuurt, nabij de kruising van de Elzenhagensingel en de IJdoornlaan is lokaal klasse C en klasse D aanwezig, wat goed tot matig is voor doorlopen. Er mag verwacht worden dat het windklimaat lokaal verbeterd kan worden door het toevoegen van afscherming (zoals luifels en schermen) en beplanting.
  • Bij het meest zuidelijke blok van de Singelstrook zijn nabij de westelijke en de oostelijke gebouwhoek eveneens kleine zones met klasse C en D aanwezig. Verwacht wordt dat de oostelijke gebouwhoek tussen dit gebouw en de Nieuwe Leeuwarderweg niet erg geschikt is als verblijfsgebied. Voor de westelijke gebouwhoek wordt geadviseerd de entrees niet op de hoek te situeren.
  • In het plangebied is nergens klasse E, slecht (voor alle activiteiten) aanwezig.

13.3 Conclusie     

Voor Elzenhagen Zuid is het opstellen van een Hoogbouw Effect Rapportage (HER) niet verplicht, omdat de bouwhoogte maximaal 55 meter bedraagt. In het windhinderonderzoek wordt geconcludeerd dat in het plangebied in basis een verantwoord windklimaat aanwezig is. Op een aantal plekken, vooral lokaal bij een aantal gebouwhoeken windhinderklasse D aanwezig zal zijn, wat 'matig' voor doorlopen is. Uit de windstudie op basis van CFD komt naar voren dat in de openbare ruimte rondom het bouwplan geen risico of beperkt risico op windgevaar aanwezig is. Het windklimaat in het plangebied is overwegend goed tot zeer goed, klasse A of B. Voor enkele hogere bouwdelen is lokaal klasse C en klasse D aanwezig, wat goed tot matig is voor doorlopen. Er mag verwacht worden dat het windklimaat lokaal verbeterd kan worden door het toevoegen van afscherming (zoals luifels en schermen) en beplanting.

Hoofdstuk 14 Luchthavenindelingbesluit     

Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op de Wet luchtvaart. In de Wet luchtvaart is bepaald dat onder andere bij de vaststelling van een bestemmingsplan het LIB in acht moet worden genomen. In het LIB is o.a. een beperkingengebied vastgesteld waar in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol met het oog op de veiligheid en de geluidbelasting beperkingen noodzakelijk zijn ten aanzien van de bestemming of het gebruik van de grond. Het beperkingengebied is aangegeven op kaartmateriaal dat onderdeel uitmaakt van het LIB. Het LIB bevat regels over:

  1. de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico vanwege het luchthavenluchtverkeer.
  2. de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer.
  3. de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.
  4. een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen. In artikel 8.8 lid 1 van de Wet luchtvaart is bepaald dat onder andere bij de vaststelling van een bestemmingsplan het LIB in acht moet worden genomen.

De locatie ligt binnen het beperkingengebied van het LIB. De buitengrens van het beperkingengebied van het LIB wordt gevormd door het samenstel van de buitengrenzen van de deelgebieden waar op grond van het LIB beperkingen gelden in verband met geluidbelasting, externe veiligheid en vliegveiligheid. De binnengrens van het beperkingengebied van het LIB wordt gevormd door het luchthavengebied Schiphol. Het luchthavengebied maakt zodoende geen deel uit van het LIB. Voor het plangebied gelden uitsluitend beperkingen ten aanzien van de bouwhoogte. Op grond van het LIB geldt een maximale toetshoogte van 78-81 meter (radar) en een maximale toetshoogte van 146 meter t.o.v. NAP. Het bestemmingsplan voorziet in bouwhoogten tot maximaal 60 meter (ten opzichte van een maaiveld onder NAP) en blijft hiermee ruim binnen de maximale hoogtebeperking voor dit gebied, zodat er geen belemmeringen zijn vanuit het LIB.

Hoofdstuk 15 Ladder voor duurzame verstedelijking     

15.1 Algemeen     

Per 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op enkele onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is sindsdien voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden. Per 1 juli 2017 luidt artikel 3.1.6, lid 2 Bro: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".

15.2 Onderzoek behoefte     

In het kader van artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de behoefte voor de verschillende bestemmingen onderbouwd te worden. De ladder voor duurzame verstedelijking is op alle nieuwe functies in het plangebied van toepassing. Voor de atletiekbaan en de sporthal geldt dat deze binnen hetzelfde gebied worden verplaatst en een vergelijkbare invulling krijgen als in de bestaande situatie. Hiervoor is geen onderbouwing noodzakelijk, voor de volledigheid zijn ze echter wel meegenomen.

Wonen

Op basis van de regionale woningbehoefte en wanneer rekening wordt gehouden met het aantal geplande woningen in reeds vigerende (harde) plannen, zal er de komende tijd een tekort van 17.000 woningen in de regio blijven bestaan. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het plan Elzenhagen Zuid, bestaande uit 1.800 woningen, aansluit op de kwantitatieve behoefte (de aantallen woningen). Voor het voorgenomen bouwprogramma (30% goedkoop, 20% middelduur en 50% markt) geldt dat in al deze segmenten tekorten bestaan, zelfs als rekening wordt gehouden met de geplande woningen in reeds vigerende (harde) plannen. Hiermee voldoet het plan Elzenhagen Zuid ook aan de kwalitatieve behoefte. Het plan is, als het gaat om de woonfunctie, volgens hiermee in voldoende mate onderbouwd.

Sport

De atletiekbaan en sporthal worden verplaatst binnen hetzelfde gebied ter vervanging van de oude locaties. Er wordt geen intensiever gebruik beoogd. De atletiekbaan en sporthal zijn opgenomen in de projectenlijst voor Elzenhagen Zuid in het Plan Maatschappelijke Voorzieningen Amsterdam Noord 2015-2030, vastgesteld op 24 februari 2016 door de bestuurscommissie Noord. Gelet op de extra benodigde capaciteit aan sporthallen en –zalen, zoals blijkt uit dat plan en het feit dat de oude atletiekbaan en sporthal zullen worden gesloopt, is in voldoende mate aangetoond dat er behoefte is aan een atletiekbaan en sporthal te Elzenhagen Zuid.

Scholen

Het plan voor een basisschool van 4.650 m2 bvo in Elzenhagen Zuid past binnen de geprognotiseerde leerlingaantallen voor Amsterdam Noord, rekening houdend met overige nieuwbouwplannen. Hetzelfde geldt voor de middelbare school Technasium Damstede 2. Rekening houdend met het opheffen van de tijdelijke locatie van Damstede 2 is er voldoende behoefte voor de nieuwe locatie te Elzenhagen Zuid.

Volksbond

De opgave voor realisatie van 50 units voor dak- en thuislozen komt voort uit bestuurlijke afspraken om in de stad voorzieningen voor kwetsbare groepen te verbeteren. Momenteel bevindt zich een tijdelijke woonvoorziening (circa 50 units) van de Volksbond in Elzenhagen Zuid die in 2013 tijdelijk is gerealiseerd. In deze voorziening zijn voormalige dak- en thuislozen ondergebracht. Deze mensen worden persoonlijk begeleid met als hoofddoel dat ze blijvend zelfstandig worden en actief meedoen in de samenleving. De tijdelijke woonvoorziening blijft in gebruik totdat de permanente woonvoorziening in Elzenhagen Zuid is gerealiseerd.

Moskee

De Turks-Islamitische stichtingen Stisccan en Emir Sultan uit Amsterdam Noord zijn al geruime tijd met de gemeente in gesprek over een locatie voor een nieuw te realiseren moskee met cultureel centrum. De huidige locaties aan Ribesstraat 75 (Stisccan) en Spelderholt 167 (Emir Sultan) bevinden zich in oude school- en kantoorgebouwen die zijn omgebouwd tot moskee. Deze zijn verouderd en te klein voor de huidige activiteiten. Voor de ontwikkeling van de nieuwe moskee trekken de stichtingen samen op onder de naam Stichting Sociaal Cultureel Centrum Boven IJ (stichting Boven IJ). De stichtingen hebben samen ruim 500 leden, waaronder veel gezinnen en jongeren. Het sociaal culturele deel richt zich op het neerzetten van een laagdrempelig programma op het gebied van beweging, educatie, creativiteit en recreatie. De moskee wordt in Amsterdam Noord gesitueerd, omdat de leden hier voornamelijk vandaan komen en de maatschappelijke activiteiten zich richten op de samenleving in Noord. Een locatie elders in de stad zou ledenverlies betekenen.

Broedplaatsen

Amsterdam kent in samenhang met het Amsterdams kunstbeleid, atelier- en broedplaatsenbeleid. Amsterdam wil dat er meer permanente broedplaatsen komen in de stad. Daar waar mogelijk is dit bij nieuwbouwprojecten onderdeel van de bouwplannen. De ruim 60 broedplaatsen die mede door de gemeente zijn ontstaan, bieden ruimte aan duizenden kunstenaars en creatieve/culturele ondernemers en ambachtslieden. In 2017 zijn vijf nieuwe broedplaatsen gerealiseerd met ruim 140 ateliers. Deze broedplaatsen blijven voor langere tijd bestaan. Voor Elzenhagen Zuid wordt in lijn met dit beleid ruimte geboden voor een broedplaats van 500 m2.

Overig

In het bestemmingsplan worden voorzieningen mogelijk gemaakt in de plint van de Noordbuurt en langs de Elzenhagensingel. Daarnaast kan in het Dijkpark een restaurant en een horecakiosk worden gerealiseerd. Dit oppervlak is niet substantieel, maar gerelateerd aan het gegeven dat er een nieuw woongebied van 1.800 woningen, sport, scholen en een moskee wordt ontwikkeld. De vestiging van voorzieningen zoals horeca, een kinderdagverblijf, kleinschalige bedrijvigheid, maatschappelijke of consumentverzorgende dienstverlening voorziet hoofdzakelijk in een lokale behoefte. De voorzieningen zijn bedoeld om te zorgen voor een levendig en aantrekkelijk woongebied.

Benutting van beschikbare gronden in bestaand stedelijk gebied

De woningen en voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Er is daarmee sprake van het benutten van beschikbare gronden in bestaand stedelijk gebied.

15.3 Conclusie     

In het kader van artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient de behoefte voor de verschillende bestemmingen onderbouwd te worden. De ladder voor duurzame verstedelijking is op alle nieuwe functies in het plangebied van toepassing. Voor de atletiekbaan en de sporthal geldt dat deze binnen hetzelfde gebied worden verplaatst en een vergelijkbare invulling krijgen als de bestaande situatie. Hiervoor is geen onderbouwing noodzakelijk, voor de volledigheid zijn ze echter wel meegenomen. Concluderend is in voldoende mate aangetoond dat er behoefte is aan de ruimtelijke invulling voor Elzenhagen Zuid. De woningen en voorzieningen worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Er is daarmee sprake van het benutten van beschikbare gronden in bestaand stedelijk gebied, waarmee wordt voldaan aan artikel 3.1.6, lid 2 Bro.

Hoofdstuk 16 Bedrijven en milieuzonering     

16.1 Algemeen     

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist worden beschermd tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. In het bestemmingsplan kan de afstand tussen milieugevoelige en milieubelastende activiteiten worden vastgelegd. Het regelen van die afstand wordt ook wel milieuzonering genoemd. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving. Dit bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

16.2 Uitgangspunten     

Onderdeel van dit bestemmingsplan is de regeling van milieuhinderlijke activiteiten. Deze regeling maakt onderdeel uit van de regels van het voorliggende plan. De regeling wordt veelal aangeduid met "bedrijvenregeling", hoewel ook de milieuhinder van andere functies dan bedrijven hiermee wordt geregeld. Om inzicht te krijgen in de invloed die een functie op de woonomgeving heeft, is per functie de potentiële milieubelasting bepaald. Deze potentiële milieubelasting is een indicatie voor de mogelijke hinder afkomstig van een bepaalde functie. Deze score betreft niet de feitelijke milieuhinder van een concreet geval, maar is gebaseerd op indicatieve gegevens uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf of andere functie, representatief voor die specifieke functie. De werkelijke milieubelasting wordt bepaald door de specifieke activiteiten van een bedrijf of andere functie.

Functies worden in alle hedendaagse bestemmingsplannen ingedeeld in hoofdcategorieën (en een aantal subcategorieën) oplopend naarmate de milieuhinder toeneemt. De VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) heeft aan de hand van de SBI-codes (SBI = Standaard Bedrijven Indeling) een lijst gemaakt, waarbij de minimumafstanden zijn aangegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geluid, geur, gevaar en stof. De afstanden zijn onder andere vastgesteld aan de hand van ervaringen uit de praktijk. Voor een gebied waar (licht) milieuhinderlijke en milieugevoelige functies gemengd zijn, zoals in het plangebied van het voorliggende plan, zijn afstandsnormen echter niet goed bruikbaar. Mits alleen functies met relatief weinig milieuhinder worden toegestaan (zoals het geval is in het onderhavige plangebied) kan in een gemengd gebied een fysieke scheiding achterwege blijven. Daarbij moet worden opgemerkt dat de afstandsnormen in de standaard VNG-methodiek zijn gerelateerd aan een 'rustige woonwijk'. Dit omgevingstype 'rustige woonwijk' houdt in dat er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voorkomen en is dan ook vergelijkbaar met een 'rustig buitengebied', een stiltegebied of een natuurgebied. In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging, waar direct naast wonen ook andere functies voorkomen zoals onderwijs, horeca en kleine bedrijven. Vanuit het streven om van Elzenhagen Zuid een levendige wijk te maken, kan, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, een wat ruimer regime worden toegepast. De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten is in het voorliggende bestemmingsplan gekoppeld aan de bij de planregels behorende “Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging” die gebaseerd is op deze VNG-brochure (zie bijlage bij de regels). Hierin zijn de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten gerangschikt naar opklimmende milieubelasting.

In de plinten langs de Elzenhagensingel en de zuidrand van de Noordbuurt zijn, voor zover passend binnen de bestemming, bedrijven binnen de categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging toegestaan. Voor deze functies geldt dat ze in een gebouw met een woonfunctie gerealiseerd kunnen worden. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen voor zover passend binnen de bestemming worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. De onderwijsfuncties, de sporthal, de moskee en het gemaal worden volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging getypeerd als categorie B. Deze functies zijn bouwkundig afgescheiden van de woonfuncties en inpasbaar in het gebied. Rondom het plangebied komen geen functies voor waarmee in het kader van milieuzonering rekening moet worden gehouden. De atletiekbaan komt niet voor als functie in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging. Om die reden is daarvoor onderzoek uitgevoerd.

16.3 Onderzoek     

Akoestisch onderzoek atletiekbaan

De bestaande atletiekbaan en clubgebouw worden verplaatst naar een nieuwe locatie binnen Elzenhagen Zuid. De verplaatsing van de atletiekbaan past binnen het geldende bestemmingsplan Elzenhagen. Voor het clubgebouw is in 2018 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend. Omdat dit bestemmingsplan nieuwe woningen op kleinere afstand dan de naar omgevingstype 'gemengd gebied' gecorrigeerde VNG-richtafstand van 30 meter mogelijk maakt is er onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 15 (Akoestisch onderzoek Atletiekbaan met clubgebouw, DPA Cauberg, d.d. 28-09-2018, 01965-24048-07). Bij de nieuwe locatie worden nieuwe woningen en twee nieuwe scholen beoogd en zijn bestaande woningen aanwezig. In opdracht van de gemeente Amsterdam heeft DPA Cauberg-Huygen B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen.

Activiteitenbesluit

De atletiekbaan is niet overdekt en verwarmd en is tevens niet gelegen op een binnenterrein. Daarom wordt op basis van artikel 2.18 van het Barim het stemgeluid van de sporters en de toeschouwers buiten beschouwing gelaten bij de toetsing aan de normen van de Barim (zowel bij LAr,LT als bij LAmax). Dit geldt eveneens voor het fluitsignaal van trainers. De resterende activiteiten zoals het gebruik van het clubgebouw(afzuiging) en het daarbij behorende terras met achtergrondmuziek leiden niet tot overschrijdingen. Vanuit het Activiteitenbesluit zijn er geen belemmeringen voor het verplaatsen van de atletiekbaan en clubgebouw.

Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het stemgeluid voor het bepalen van de LAr,LT en het fluitsignaal voor het bepalen van het LAmax wel meegenomen. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat indien kan worden voldaan aan de richtafstand van 30 meter uit de VNG. De richtafstand wordt niet overal gerespecteerd. Er is daarom nader akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelastingen die optreden waarbij richtwaarden zijn gehanteerd overeenkomstig de normen uit het Activiteitenbesluit.

Uit het onderzoek volgt dat, in het kader van een goed en verantwoord woon- en leefklimaat:

  • Ten gevolge van de activiteiten op de atletiekbaan vinden er geen overschrijding van de richtwaarden plaatst voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT).
  • De piekgeluiden die kunnen ontstaan tijdens het schreeuwen van mensen, de afzuiging van de keuken van het clubgebouw, het gebruik van het terras en het komen en gaan van bezoekers leidt niet tot overschrijdingen van de richtwaarden voor piekgeluiden (LAmax).
  • Bij normaal fluitgebruik wordt gedurende de dag periode voldaan aan een verantwoord woon- en leefmilieu.
  • Het gebruik van een fluit zal vooral in de avondperiode moeten worden ontmoedigd waardoor eveneens aan een verantwoord woon- en leefmilieu wordt voldaan.
  • Het gebruik van een startschot is alleen bij uitzonderlijke wedstrijdsituatie (incidenteel <12 keer per jaar) nodig.
  • Bij het gebruik van een elektronisch startsignaal wordt voldaan aan een verantwoord woon- en leefmilieu.
  • Er wordt voldaan aan, binnen in woningen, te stellen piekniveaus van ten hoogste 55 dB(A) en 50 dB(A) voor respectievelijk de dag- en avondperiode voor een verantwoord woon- en leefmilieu binnen in woningen.

Het woon- en leefklimaat rond de nieuwe locatie van de atletiekbaan en het clubgebouw is goed waarbij de incidenteel voorkomende piekgeluiden aanvaardbaar worden geacht.

Beoordeling goede ruimtelijke ordening

Voor de bestaande woningen geldt dat wat dit bestemmingsplan toestaat aansluit op het vigerende bestemmingsplan Elzenhagen, omdat de atletiekbaan is toegestaan op grond van dat bestemmingsplan. Bij een aantal te realiseren woningen in Elzenhagen Zuid wordt niet voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-bedrijvenlijst, waarbij geluid het maatgevende aspect is. Om die reden is onderzoek uitgevoerd.

Bestaande woningen

Uit het onderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening komt naar voren dat voldaan wordt aan de richtwaarden voor het langtijdgemiddelde niveau en de richtwaarden voor het maximaal geluidniveau van stemgeluid, indirecte hinder, elektronisch startschot en een startschot door middel van een fluitsignaal. Voor het startschot, klapbord en fluiten van de trainer wordt niet in alle gevallen voldaan aan de richtwaarden voor de maximale geluidbelasting.

Fluit trainingen: Het fluiten van de trainer (verspreid over het terrein) kan bij de voorgevels van enkele woningen aan de Nieuwe Purmerweg leiden tot overschrijding van de richtwaarde overdag en avond (hoogste waarde 74 dB(A)). De atletiekbaan vormt een onderdeel van het Dijkpark, waardoor maatregelen in de vorm van bijvoorbeeld een geluidscherm stedenbouwkundig ongewenst zijn. Bij de berekeningen is van de worstcase situatie uitgegaan dat er veel publiek langs de hekken staat. Bij normaal fluitgebruik zal er circa 4 dB(A) minder geluid worden geproduceerd. Er kunnen, uitgaande van een normaal fluitgebruik, piekniveaus van 70 dB(A) voor respectievelijk de dag- en avondperiode op de gevel van woningen optreden. De geluidwering van de gevel van woningen is minimaal 20 dB (voorwaarde Bouwbesluit). Hierdoor zullen de optredende piekniveaus binnen in de woningen niet meer dan 50 dB(A), voor de dag- en avondperiode, bedragen. Dit niveau voldoet aan een te stellen piekniveau van ten hoogste 55 dB(A) respectievelijk 50 dB(A) in de dag- en avondperiode voor een verantwoord woon- en leefklimaat binnen in woningen.

Startschot en klapbord: Voor het startschot en klapbord geldt dat dit bij de bestaande woningen overschrijdingen oplevert. Het startschot en het klapbord worden gebruikt bij wedstrijden. Beide kunnen gerekend worden tot de incidentele situatie die enkele malen per jaar plaatsvindt. Gebruik van het startschot en klapbord is op die momenten daarmee aanvaardbaar, ook omdat er in toenemende mate gebruik zal worden gemaakt van een elektronisch startschot.

Concluderend zal het woon- en leefklimaat in de bestaande woningen aanvaardbaar zijn wanneer de atletiekbaan is aangelegd. In dit bestemmingsplan kan dan ook wederom in die functie worden voorzien.

Nieuwe woningen en school

Bij een aantal woningen in de Zuidbuurt wordt niet voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-bedrijvenlijst. Uit het onderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening komt naar voren dat voldaan wordt aan de richtwaarden voor het langtijdgemiddelde niveau en de richtwaarden voor het maximaal geluidniveau voor stemgeluid, indirecte hinder, elektronisch startschot en een startschot door middel van een fluitsignaal. Voor het fluiten van de trainer, fluitsignaal als startsignaal, startschot en klapbord wordt niet in alle gevallen voldaan aan de richtwaarden voor de maximale geluidbelasting.

Fluit trainingen: Het fluiten van de trainer (verspreid over het terrein) kan bij de woningen leiden tot overschrijding van de richtwaarde in de avond tot 70 dB(A). Het fluiten van een trainer/scheidsrechter overschrijdt bij de school in de dag- en avondperiode de richtwaarde voor de maximale geluidbelasting van 70 dB(A) en 65 dB(A) met een geluidbelasting tot 73 dB(A). Bij de berekeningen is van de worstcase situatie uitgegaan dat er veel publiek langs de hekken staat. Bij normaal fluit gebruik zal er circa 4 dB(A) minder geluid worden geproduceerd. Voor de school geldt bovendien dat deze in de avondperiode niet in gebruik is, waardoor er dan geen overschrijding op zal treden. De atletiekbaan vormt een onderdeel van het Dijkpark, waardoor maatregelen in de vorm van bijvoorbeeld een geluidscherm stedenbouwkundig ongewenst zijn. Bij een toelaatbaar piekniveau van 70 dB(A) op de gevel van de woningen is er sprake van een verantwoord woon- en leefklimaat. De geluidwering van de gevel van woningen is minimaal 20 dB (voorwaarde Bouwbesluit). Hierdoor zullen de optredende piekniveaus binnen in woningen niet meer dan 50 dB(A), voor de dag- en avondperiode, bedragen. Dit niveau voldoet aan een te stellen piekniveau van ten hoogste 55 dB(A) respectievelijk 50 dB(A) in de dag- en avondperiode voor een verantwoord woon- en leefklimaat binnen in woningen.

Startschot en klapbord: Voor het startschot geldt dat dit bij nagenoeg alle blokken overschrijdingen oplevert. Het klapbord levert in mindere mate overschrijdingen op. Het gebruik van de fluit levert in de avondperiode bij de middelbare school overschrijdingen op, maar deze is dan niet in gebruik. Het startschot en klapbord worden gebruikt bij wedstrijden. Beide kunnen gerekend worden tot de incidentele situatie die enkele malen per jaar plaatsvindt. Voor het woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen is dat acceptabel. Het zal niet bepalend zijn voor het woon- en leefklimaat dat de bewoners van de nieuwe woningen over het algemeen (365 dagen per jaar) zullen ervaren. Het gebruik van het startschot en klapbord is op die momenten daarmee aanvaardbaar, ook omdat er in toenemende mate gebruik zal worden gemaakt van een elektronisch startschot.

Concluderend is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Onderzoek lichtmasten

Voor het plaatsen van lichtmasten bij de nieuwe locatie van de atletiekbaan is in 2018 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend. De nieuwe atletiekbaan moet net als de bestaande baan geschikt worden gemaakt voor het houden van lokale wedstijden of clubkampioenschappen op laag niveau (Aanbeveling NSvV / NOC*NSF en de KNAU, Klasse III). Klasse III betekent minimaal 100 Lux verlichting op de baan. Door het plaatsen van 8 lichtmasten met een lichtpunt op 18 meter voldoet de baan aan de gestelde eis.

Er is onderzoek uitgevoerd naar lichthinder, zie bijlage 16 (Lichthinderonderzoek, Oostendorp, d.d. 31-03-2018, 210301.amst). Het lichtplan is zo opgesteld dat gezocht is naar de situatie waar zo min mogelijk lichthinder naar de omgeving zal optreden. Om die reden is gekozen voor masten van 18 meter. Indien gekozen wordt voor masten van 15 meter zal er lichthinder ontstaan naar de omgeving. Verder is het plan zo opgesteld dat er geen obstakels in het plan zijn opgenomen waardoor we uitgaan van een vlakke ruimte oftewel de worst-case situatie.

De omwonenden van het sportcomplex ondervinden geen lichthinder in de zin van de opgestelde grenswaarden door de NSVV bij uitvoering van lichtplan L2103xx_amst voor zone E3. Als we de bewoners aan de Nieuwe Purmerweg uitlichten kunnen we aangeven dat de maximale verticale verlichtingssterkte op de woningen neer komt op 1,72 lux waar een maximale opbrengst van 10 lux is toegestaan. De maximale intensiteit voor de bewoners aan de Nieuwe Purmerweg komt neer op 7.815 candela waar een maximale opbrengst is toegestaan van 10.000 candela. Er zal geen lichthinder ontstaan in de zin van de opgestelde grenswaarden door de NSVV.

16.4 Conclusie     

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat er bij de woningen rondom de atletiekbaan sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De verlichting rond de atletiekbaan voldoet aan de richtlijn van de NSVV. Vanuit het oogpunt van milieuhinder door bedrijven zijn er geen belemmeringen te constateren voor dit bestemmingplan.

Hoofdstuk 17 Natuur en landschap     

17.1 Algemeen     

Daar waar bestemmingsplannen en inpassingsplannen ruimtelijke ontwikkelingen en projecten mogelijk maken, moet rekening worden gehouden met (beschermde) natuurwaarden in de omgeving. Het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik mag er namelijk niet toe leiden dat hierdoor te beschermen waarden van een bepaald gebied of bepaalde planten- en diersoorten worden aangetast. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor natuurgebieden waarvoor op grond van nationale of internationale regelgeving of nationaal beleid een speciaal beschermingsregime geldt. Dit noemen we gebiedsbescherming. Deze gebieden hoeven overigens niet in het plangebied zelf te liggen. Activiteiten in een plangebied kunnen namelijk negatieve gevolgen op een gebied (ver) daarbuiten hebben. Dit heet externe werking. Daarnaast kunnen individuele dier-en plantensoorten bescherming genieten ongeacht waar zij voorkomen(soortenbescherming). Zowel met gebieds- als soortenbescherming moet, mede met het oog op de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan, rekening worden gehouden bij de vaststelling ervan.

17.2 Beleid en regelgeving     

Wet natuurbescherming

Vanaf 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Doel van de nieuwe wet is de bescherming van de biodiversiteit in Nederland, de decentralisatie van verantwoordelijkheden en vereenvoudiging van regels. De regelgeving rond de gebiedsbescherming (i.c van Natura2000-gebieden) is in de nieuwe wet geïntegreerd. De soortenbescherming werd tot heden geregeld door de Flora- en faunawet. De strikt beschermde soorten, een van de categorieën, die hun beschermde status ontlenen aan de Vogelrichtlijn, de Habitatrichlijn of andere internationale verdragen, behouden in de nieuwe wet die status. De Wnb bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Bij vrijwel alle ingrepen moet met door Wnb beschermde soorten rekening worden gehouden. Een belangrijke verandering betreft de lijst van beschermde planten. Deze is aanzienlijk ingekort. Het gevolg ervan is dat tal van tot nu toe beschermde soorten hun beschermde status in de nieuwe wet verliezen.

Ecologische visie Amsterdam

De Ecologische Visie Amsterdam is vastgesteld in 2011 als een nadere uitwerking van de Structuurvisie Amsterdam 2040. De in de visie benoemde ecologische structuur is daarbij aan te merken als een uitwerking en aanvulling op en verfijning van het provinciale netwerk op Amsterdams grondgebied. Amsterdam voegt ten opzichte van het provinciale netwerk een aantal dwars- en parallelverbindingen toe om het geheel sterker te maken. Daarnaast is een aanpak opgenomen om bestaande knelpunten op te lossen.

Op de kaart met de voorgestelde ecologische hoofdstructuur is het talud van de Buikslotermeerdijk langs het Noordhollandsch Kanaal aangeduid als ecologische hoofdstructuur. Deze gronden liggen grotendeels in het aangrenzende bestemmingsplan Banne Buiksloot II. In het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid is rekening gehouden met de structuur door de Buikslotermeerdijk te bestemmen als 'Groen' en mede ten behoeve van natuur- en landschapswaarden.

Hoofdgroenstructuur Amsterdam

In de Structuurvisie Amsterdam 2040 (vastgesteld in 2011) is de Hoofdgroenstructuur opgenomen. Voor functiewijzigingen, die buiten de vastgelegde kaders vallen moet advies worden gevraagd aan de Technische Advies Commissie Hoofdgroenstructuur (TAC). Eventuele wijzigingen kunnen aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Het aspect hoofdgroenstructuur wordt besproken in 3.4.2 Hoofdgroenstructuur.

Toepassing gedragscode Amsterdam

In Amsterdam is er sinds 2009 een gedragscode Flora- en faunawet voor het zorgvuldig handelen bij ruimtelijke ontwikkelingen en bestendig beheer en onderhoud. Met deze gedragscode is een ontheffingsaanvraag voor een aantal soorten niet nodig. De gedragscode is van toepassing op alle plannen en projecten die in opdracht van of door de gemeente Amsterdam worden voorbereid en uitgevoerd. De gedragscode is verlengd tot het moment dat de nieuwe gedragscode, gebaseerd op de Wet natuurbescherming, is goedgekeurd.

17.3 Onderzoeken     

Natuurwaardenonderzoek 2016

In het kader van voorliggende bestemmingsplan is aan de hand van een ecologische quickscan geïnventariseerd of er beschermde soorten in (een deel van) het plangebied voorkomen. In deze quickscan (bijlage 17 Natuurwaardenonderzoek Elzenhagen Zuid, Ruimte en Duurzaamheid, gemeente Amsterdam, d.d. december 2016) wordt het effect van de werkzaamheden die voortvloeien uit het plan beoordeeld op (mogelijk) aanwezige beschermde soorten en beschermde gebieden binnen de invloedssfeer van het plangebied.

Gebiedsbescherming

Het onderzoeksgebied bevindt zich niet in een Natura-2000 gebied. Wel ligt het deels in de Hoofdgroenstructuur en in de Ecologische structuur van Amsterdam. Wanneer in de Hoofdgroenstructuur ruimtelijke ontwikkelingen worden gepland, dient een adviesaanvraag te worden ingediend.

Soortbescherming

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in het plangebied. Ook zijn er geen nesten van jaarrond beschermde vogels aangetroffen. In het plangebied zijn wel nesten van algemene vogelsoorten aangetroffen en wordt verwacht dat in het compacte (braam)struweel algemene vogelsoorten broeden. Deze nesten zijn, mits in gebruik, slechts in de broedperiode beschermd. Daarbuiten kunnen deze nesten zonder ontheffingsplicht worden verwijderd.

Verder zijn er geen beschermde plantensoorten aangetroffen en zijn ook geen beschermde vissen en/of amfibieën in het plangebied aanwezig. Door een ecologisch werkprotocol op te laten stellen en te gebruiken kan worden voldaan aan de zorgplicht en wordt rekening gehouden met de in het plangebied voorkomende algemene soorten.

Natuurwaardenonderzoek 2017

Voor het resterende deel van het plangebied (atletiekbaan, sporthal, volksbond) is tevens aan de hand van een ecologische quickscan geïnventariseerd of er beschermde soorten in het plangebied voorkomen. In deze quickscan (bijlage 18 Natuurtoets Elzenhagen Zuid, Ecoresult, d.d. 17 juli 2017) wordt het effect van de werkzaamheden die voortvloeien uit het plan beoordeeld op (mogelijk) aanwezige beschermde soorten en beschermde gebieden binnen de invloedssfeer van het plangebied.

Gebiedsbescherming

Het meest dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske, gelegen ca. 2,9 km ten noorden van het plangebied. Invloeden (ook van buitenaf) mogen de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden niet in gevaar brengen. Op basis van de afstand tot het plangebied en de aard van de werkzaamheden valt op voorhand uit te sluiten dat de activiteiten de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden zullen aantasten.

Vogelrichtlijn

De voorgenomen ontwikkelingen kunnen leiden tot een negatief effect op potentieel aanwezige voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen van de huismus. Verbodsbepalingen art 3.1 lid 2, 4 en 5 van de Wnb kunnen worden overtreden. Aanvullend veldonderzoek is nodig in de periode 10 maart- 20 juni. Indien voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen van huismussen aanwezig zijn én door de werkzaamheden een verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming wordt overtreden dient een ontheffing of vergunning in bezit te zijn voordat met de werkzaamheden kan worden gestart.

De voorgenomen ontwikkelingen kunnen leiden tot een negatief effect op potentieel aanwezige voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen van boombewonende vogels met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen, te weten boomvalk, buizerd, sperwer en ransuil. Verbodsbepalingen art 3.1 lid 2, 4 en 5 van de Wnb kunnen worden overtreden. Aanvullend veldonderzoek is nodig in de periode 1 maart – 15 juli. Indien voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen van boomvalk, buizerd, sperwer en ransuil aanwezig zijn én door de werkzaamheden en verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming wordt overtreden dient een ontheffing of vergunning in bezit te zijn voordat met de werkzaamheden kan worden gestart.

Het plangebied is geschikt voor voortplantingsplaatsen van algemene vogelsoorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn. In gebruik zijnde nesten mogen in principe nooit worden verstoord. Door buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart – 15 augustus) te werken zijn schadelijke effecten op nesten van algemene vogels te voorkomen.

Habitatrichtlijn

De voorgenomen ontwikkelingen leiden tot een negatief effect op potentieel aanwezige voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van gebouw- en boombewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, watervleermuis). Hierdoor kunnen de verbodsbepalingen art 3.5 lid 2 en 4 (zie Tabel 1) van de Wnb worden overtreden. Aanvullend onderzoek is nodig in de periode 15 mei tot en met 15 juli en 15 augustus tot 1 oktober middels 4 bezoeken.

Het plangebied is potentieel geschikt als vaste rust- en verblijfplaats en essentieel functioneel leefgebied voor wezel, hermelijn, boommarter en bunzing. Door de werkzaamheden kunnen deze verblijfplaatsen en kan potentieel essentieel functioneel leefgebied verdwijnen. Aanvullend onderzoek is noodzakelijk om de aanwezigheid van marterachtigen vast te stellen. Op dit moment bestaat er nog geen complete gedragscode voor marterachtigen. Dit betekent dat een ontheffing van de Wnb noodzakelijk zal zijn wanneer marterachtigen aanwezig zijn.

Het plangebied is verder geschikt voor Nationaal beschermde soorten waarvoor in de provincie Noord-Holland een vrijstelling geldt. Aanvullend onderzoek naar deze soorten is niet noodzakelijk. Wèl geldt voor deze soorten een meldingsplicht. Als gevolg van de planontwikkeling dient daarom een melding te worden gedaan bij Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland-Noord via het “Meldingsformulier vrijgestelde soorten. Tevens geldt te allen tijde de zorgplicht. Dit houdt in dat indien mogelijk schadelijke effecten op soorten zoals gewone pad, egel, konijn en muizen zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Te denken valt aan het verplaatsen van dieren naar veilige locaties buiten het werkgebied indien zij aangetroffen worden tijdens de werkzaamheden, of daar direct aan voorafgaand.

Aanvullend onderzoek natuurwaarden 2018

Ecoresult B.V. heeft aanvullend onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen, huismus, kleine marterachtigen en vogels met jaarrond beschermde nesten in bomen in een deel van het plangebied Elzenhagen-Zuid (bijlage 19 Aanvullend onderzoek natuurwaarden Elzenhagen Zuid, Ecoresult, ER20180919v2 d.d. 17 oktober 2018). In het deel van het plangebied dat onlangs bouwrijp is gemaakt was geen aanvullend onderzoek noodzakelijk op basis van de eerdere onderzoeken. De veldonderzoeken zijn uitgevoerd onder de condities en methodiek van de geldende Kennisdocumenten, de Handleiding Kleine Marterachtigen en het vleermuisprotocol, door ecologisch deskundigen van Ecoresult B.V. met aantoonbare ervaring op het gebied van inventariseren van vleermuizen, boommarter, bunzing, wezel, hermelijn, jaarrond beschermde vogelnesten in bomen en huismus. Dit onderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:

Gewone dwergvleermuis

  • In het plangebied is een paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aanwezig op het gebouw van de Atletiekvereniging Atos(G.J. Scheurleerweg 3).
  • Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een kraamkolonie van ten minste 60 gewone dwergvleermuizen aan de Buiksloterdijk 220/218.
  • Het plangebied is essentieel als foerageergebied en als vliegroute voor de lokale populatie gewone dwergvleermuizen.

Ruige dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis

  • In het plangebied zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van ruige dwergvleermuis, laatvlieger of meervleermuis aanwezig.
  • Het plangebied is geen essentieel onderdeel van het foerageergebied of als vliegroute voor de ruige dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis.

Huismus en jaarrond beschermde vogelnesten in bomen

  • In het plangebied zijn op basis van het onderzoek geen voortplantings- of vaste rust-en verblijfplaatsen en functioneel leefgebied van huismus en jaarrond beschermde vogelnesten in bomen aanwezig. Negatieve effecten treden niet op. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.

Boommarter, bunzing, wezel en hermelijn

  • In het plangebied zijn op basis van het onderzoek geen vaste rust- en verblijfplaatsen en functioneel leefgebied voor boommarter, bunzing, wezel en hermelijn. Negatieve effecten treden niet op. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.

Ontheffing

De volgende verbodsbepalingen worden door de werkzaamheden overtreden:

  • Art 3.5 lid 2: Het is verboden dieren opzettelijk te verstoren.
  • Art 3.5 lid 4: Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren te beschadigen of te vernielen.

Een ontheffing op de Wet natuurbescherming is noodzakelijk voor het wegnemen van één paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis en het wegnemen van essentieel functioneel leefgebied (foerageergebied en vliegroute) van gewone dwergvleermuis waardoor schadelijke effecten op de kraamverblijfplaats ontstaan. Door het treffen van maatregelen blijft de gunstige staat van instandhouding op lange termijn behouden.

Maatregelen op hoofdlijnen:

  • Voor paarverblijfplaatsen dient, 6 maanden voorafgaand aan de start van het volgende paarseizoen (start 15 augustus), per te verwijderen paarverblijfplaats 4 nieuwe verblijfplaatsen in/aan gebouwen te worden gecreëerd in de vorm van houtbetonnen vleermuiskasten binnen 200 meter van de huidige verblijfplaats.
  • In nieuwbouw dienen tenminste 4 nieuwe permanente verblijfplaatsen te worden gecreëerd.
  • In de nieuwe situatie dient een groenstructuur aanwezig te zijn die als vliegroute voor gewone dwergvleermuizen kan fungeren. Deze structuur dient in zuid-noordelijke richting aanwezig te zijn tussen de Nieuwe Purmerweg en de IJdoornlaanbrug of het viaduct aan aan de noordoostzijde van het plangebied onder de IJdoornlaan.
  • Bestaande en nieuwe structuren kunnen worden verbeterd om het netwerk aan vliegroutes en foerageergebieden te verbeteren.
  • De mitigerende maatregelen dienen in samenspraak met de opdrachtgever verder uitgewerkt te worden en concreet te worden beschreven in een ecologisch werkprotocol.
  • Overige aanbevelingen met betrekking tot vrijgestelde soorten en vogels, zoals benoemd in de natuurtoets blijven van kracht.

Op basis van de voorgestelde maatregelen zal een ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd.

Activiteitenplan gewone dwergvleermuis Wet natuurbescherming 2019

De beschreven maatregelen in het Aanvullend natuurwaardenonderzoek zijn verder uitgewerkt in een Activiteitenplan voor de aanvraag ontheffing Wet natuurbescherming bijlage 22, Activiteitenplan gewone dwergvleermuis Elzenhagen Zuid, Ecoresult, d.d. 19-07-2019). De aanvraag is ingediend bij de Regionale uitvoeringsdienst Noord-Holland.

In het activiteitenplan worden maatregelen beschreven. De mitigerende maatregelen worden in de uitvoeringsfase verder uitgewerkt en beschreven in een ecologisch werkprotocol.

Voor behoud van de paarverblijfplaats van de dwergvleermuis in het gebied zijn maatregelen beschreven om voor de sloop van het gebouw waar de huidige verblijfsplaats zich bevind alternatieve locaties te creëren in het gebied, o.a. door het plaatsen van vleermuiskasten.

Voor het behoud van het fourageergebied/vliegroute wordt een onderscheid gemaakt tussen tijdelijke maatregelen en permanente maatregelen. Door een goede fasering van de kap van bomen en nieuwe beplanting die aansluit op de fasering van de ontwikkeling van het gebied blijven er vliegroutes aanwezig. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het soort beplanting, type verlichting en zal monitoring plaatsvinden.

Afbreuk van de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie gewone dwergvleermuizen wordt voorkomen door het treffen van mitigerende maatregelen in het plangebied. Hierdoor blijft ten alle tijde voldoende foerageergebied beschikbaar en blijven de vliegroutes gehandhaafd.

Stikstofonderzoek

Er is een onderzoek uitgevoerd naar stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden die binnen de invloedsafstand van het plangebied liggen (zie bijlage 24, Stikstofonderzoek gebruiksfase bestemmingsplan Elzenhagen Zuid, LBP Sight, d.d. 22-11-2019). De netto stikstofdepositie voor de gebruiksfase wordt berekend door de stikstofdepositie die het huidig bestemd gebruik veroorzaakt af te trekken van de stikstofdepositie die de gebruiksfase veroorzaakt. In bijlage II zijn de gegevens van de AERIUS berekeningen voor het huidig bestemd gebruik opgenomen. De AERIUS berekeningen van de gebruiksfase is in bijlage III.

Huidig bestemd gebruik

Door het verdwijnen van de emissies van het huidig bestemd gebruik daalt de stikstofdepositie met maximaal 0,02 mol N/ha/jaar ter hoogte van stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske.

Gebruiksfase

De toename van het planverkeer in de gebruiksfase leidt tot een maximum stikstofdepositie van 0,00 mol N/ha/jaar. De toename van het planverkeer heeft geen significante invloed op de stikstofdepositie ter hoogte van de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden.

Netto stikstofdepositie: conclusies

Door het verdwijnen van de gasgestookte verwarmingsvoorzieningen in het huidig bestemd gebruik en de niet-significante stikstofdepositie van de toename van het verkeer in de gebruiksfase, is er netto sprake van een maximale afname van de stikstofdepositie van 0,02 mol N/ha/jaar als gevolg van de bestemmingsplanwijziging. Hierdoor zijn op voorhand negatieve effecten gerelateerd aan stikstofdepositie voor de natuur uit te sluiten, en is een nadere beschouwing in de vorm van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming voor ruimtelijke procedures en de bouwaanvraag niet aan de orde.

17.4 Conclusie     

Op basis van de afstand tot het plangebied en de aard van de werkzaamheden valt op voorhand uit te sluiten dat de activiteiten de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden zullen aantasten.

Uit het natuuronderzoek 2016 is gebleken dat in het grootste deel van het plangebied geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Ook zijn er geen nesten van jaarrond beschermde vogels aangetroffen. In het plangebied zijn wel nesten van algemene vogelsoorten aangetroffen en wordt verwacht dat in het compacte (braam)struweel algemene vogelsoorten broeden. Deze nesten zijn, mits in gebruik, slechts in de broedperiode beschermd. Daarbuiten kunnen deze nesten zonder ontheffingsplicht worden verwijderd. Er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen en zijn ook geen beschermde vissen en/of amfibieën in het plangebied aanwezig. Door een ecologisch werkprotocol op te laten stellen en te gebruiken kan worden voldaan aan de zorgplicht en wordt rekening gehouden met de in het plangebied voorkomende algemene soorten.

Voor een deel van het plangebied is naar aanleiding van het natuurwaardenonderzoek 2017 in 2018 aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de huismus, boombewonende vogels met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen, gebouw- en boombewonende vleermuizen en de aanwezigheid van marterachtigen. Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied geen vaste rust- en verblijfplaatsen van huismus, jaarrond beschermde vogels, ruige dwergvleermuis, laatvlieger of meervleermuis en marterachtigen zijn. Wel is een ontheffing op de Wet natuurbescherming noodzakelijk voor het wegnemen van één paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis en het wegnemen van essentieel functioneel leefgebied (foerageergebied en vliegroute) van gewone dwergvleermuis waardoor schadelijke effecten op de kraamverblijfplaats ontstaan. Door het treffen van maatregelen blijft de gunstige staat van instandhouding op lange termijn behouden. De maatregelen zijn uitgewerkt in een Activiteitenplan waarmee een ontheffing van de Wet natuurbescherming is aangevraagd. Afbreuk van de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie gewone dwergvleermuizen wordt voorkomen door het treffen van mitigerende maatregelen in het plangebied. Hierdoor blijft ten alle tijde voldoende foerageergebied beschikbaar en blijven de vliegroutes gehandhaafd. Er is geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.

Uit de stikstofberekening komt naar voren dat op voorhand negatieve effecten gerelateerd aan stikstofdepositie voor de natuur zijn uit te sluiten.

Hoofdstuk 18 Water     

18.1 Algemeen     

Op grond van artikel 3.1.6 lid b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze waterparagraaf moet inzicht geven in de wijze waarop het waterbeleid is vertaald naar de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan. Daarbij wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop bij het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

De waterparagraaf geeft ook een weergave van de watertoets. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets heeft betrekking op alle waterhuishoudkundige aspecten, zoals veiligheid, wateroverlast, riolering, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur.

Hieronder wordt eerst de toepasselijke regelgeving beschreven. Naast de Europese en nationale wetgeving worden ook de toepasselijke (beleids)regels van de bevoegde lagere organen genoemd. Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is water(kwaliteit- en kwantiteit)beheerder van het plangebied.

18.2 Beleid en regelgeving     

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De voornaamste doelstelling van het KRW is het beschermen en verbeteren van aquatische ecosystemen (grond- en oppervlaktewater). Dit door onder andere stroomgebieden te karakteriseren, ecologische doelstellingen te definiëren, economische analyses uit te voeren en de chemische en ecologische toestand te monitoren. De uit de KRW voortkomende milieudoelstellingen en maatregelen zijn verwerkt in de waterbeheerplannen van de waterschappen.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, waarmee een achttal wetten is samengevoegd tot één wet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet richt zich op de zorg voor waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterfuncties (zoals de drinkwatervoorziening). De wet biedt de basis voor het stellen van normen ten aanzien van deze onderwerpen. Verder bevat de wet regelingen voor het beheer van water. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Met als resultaat één vergunning; de watervergunning. Watervergunningen kunnen betrekking hebben op bouw- of aanlegwerkzaamheden bij water en dijken, lozen en onttrekken van water, varen, aanmeren en evenementen en plannen ten behoeve van natuur en recreatie en uitbreidingsplannen. Voor de activiteiten die onder de algemene regels vallen, kan worden volstaan met een meldingsplicht in plaats van een vergunningenprocedure. Niet alles is in algemene regels vast te leggen en voor deze activiteiten in, op, onder of over watersystemen is er de watervergunning.

Nationaal waterplan 2016-2021

Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement
  • Nederlanders leven waterbewust.

Gelijktijdig met de vaststelling van het Nationaal Waterplan 2016-2021 is ook het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 vastgesteld. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren beschrijft hoe grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee beheerd moeten worden. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer. In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn geen wateren waar nationale belangen een rol spelen.

Provinciale watervisie 2021

Op 16 november 2015 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Watervisie 2021 vastgesteld. De Watervisie biedt een doorkijk voor het regionale waterbeleid tot 2040 en geeft aan waar in de periode 2016-2021 de prioriteiten liggen voor waterveiligheid en schoon en voldoende water. De Watervisie 2021 is op 23 december 2015 in werking getreden en vervangt het Waterplan 2010-2015. Voor de Watervisie is een Uitvoeringsprogramma 2016-2021 opgesteld, waarin staat wat de provincie concreet gaat doen. Het Uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd.

Het Noordhollandsch Kanaal is een regionale vaarweg waarvan het beheer ligt bij de provincie Noord-Holland. in de Waterverordening Noord-Holland 2015 zijn de doorvaartprofielen opgenomen. De dijk rondom de Buikslotermeerpolder is aangeduid als regionale waterkering. De oevers van het kanaal zijn in de visie aangeduid voor 'natuurvriendelijke oevers' en 'nieuwe zwemplekken'.

Waterverordening 2015 provincie Noord-Holland

In de Waterverordening 2015 zijn bepalingen opgenomen over de instandhouding en bruikbaarheid van de scheepvaartwegen van de provincie en de aanwezige kunstwerken, zoals bruggen, sluizen en steigers.

Waterprogramma 2016-2021 HHNK

In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2016-2010 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water. De komende jaren is de opgave om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort en schoon water. Dat gebeurt vooral preventief door de uitvoering van programma's en dagelijks beheer, maar ook door het onderhouden van een goede crisisorganisatie.

Keur HHNK

In 2016 heeft het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) een nieuwe Keur vastgesteld. De keur van HHNK is gericht op het beschermen van de water aan- en afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. In de Keur staan de regels die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Samen met de Waterwet, nationale- en Europese wetgeving en beleidsregels van HHNK vormt dit de basis voor de watervergunning.

Nota waterkeringen

In deze beleidsnota wordt het beleid en de uitgangspunten voor het beheer en medegebruik van de waterkeringen van HHNK beschreven. De Beleidsnota Waterkeringen geeft helderheid over: het doelmatig beheren, het waarborgen van de waterkerende functie, het afstemmen van de belangen, het vergunningen- en ontheffingenbeleid.

Watervisie Amsterdam 2040

Op 14 september 2016 heeft de gemeenteraad de Watervisie Amsterdam 2040 vastgesteld. In de visie is een ruimtelijk-economisch perspectief op het gebruik van water geschetst waar een uitvoeringsagenda tot 2018 aan is gekoppeld. De Watervisie gaat over het gebruik van water en water als onderdeel van de openbare ruimte. Andere aspecten, zoals waterbestendigheid, veiligheid, waterkwaliteit en ecologie zijn of worden uitgewerkt in ander beleid en andere programma's.

Gemeentelijk rioleringsplan Amsterdam 2016-2021

De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen: de inzameling en transport van stedelijk afvalwater, de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater en het nemen van grondwatermaatregelen. In het Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam 2016 - 2021 staat hoe deze drie zorgplichten de komende periode door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam deze watertaken uitvoert, en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Hiermee voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen. Het plan is tot stand gekomen in samenwerking met de waterschappen Hollands Noorderkwartier, Rijnland, Amstel, Gooi en Vecht en Rijkswaterstaat.

18.3 Watertoets     

Voor Elzenhagen Zuid is een watertoets uitgevoerd (zie bijlage 20 Waterparagaaf Elzenhagen Zuid, Ingenieursbureau gemeente Amsterdam, d.d. 27 september 2017). In de watertoets worden de diverse waterthema's besproken voor de bestaande en toekomstige situatie. Hieronder worden de conclusies weergegeven:

Waterveiligheid

Elzenhagen Zuid grenst aan het westen en zuiden aan de regionale waterkering die het Noordhollandsch Kanaal (Waterlands Boezem) en de Buikslotermeerpolder gescheiden houdt. De Buikslotermeerdijk en de Nieuwe Purmerweg zijn regionale waterkeringen die in beheer zijn bij HHNK (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier). De normhoogte van de kruin van beide waterkeringen ligt op NAP -1,25 m en is in de IPO1 ingedeeld in klasse V. Het huidige maaiveldniveau van de Buikslotermeerdijk in het plangebied is circa NAP +0,3 m. De Nieuwe Purmerweg ligt op een niveau van circa NAP +0,7 m en loopt af richting het oosten tot circa NAP -0,2 m.

verplicht

Stabiliteit waterkering

Bij de herinrichting van Elzenhagen Zuid vinden veranderingen plaats in de maaiveldhoogten van de polder nabij de waterkering. De effecten op de waterkering zijn onderzocht. Uit de resultaten valt op te maken dat de stabiliteit van de waterkering significant verbetert en kans op piping afneemt als gevolg van de ophoging.

Bebouwing en kelders

In het plan liggen de woningen binnen de zoneringen van de legger en de keur van de waterkeringen, maar buiten het profiel van vrije ruimte (Pvvr). De horecagelegenheid op de dijk ligt wel binnen het Pvvr, maar is inpasbaar in combinatie met een verhoogd binnendijks maaiveld. Het profiel van vrije ruimte betreft de ruimtereservering voor toekomstige dijkversterking (50 jaar). Het bouwen van constructies (niet voor een waterstaatkundig doel) in de kernzone en in het profiel van vrije ruimte van de regionale waterkering is niet toegestaan. Voor het bouwen (inclusief kelders) binnen de zoneringen van de legger en de keur van de waterkering gelden strenge voorwaarden en restricties. Vanuit de keur en legger gelden verboden. Een ontheffing van dit keurverbod (een watervergunning) is noodzakelijk. Geadviseerd wordt vroegtijdig af te stemmen met HHNK (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier).

Bomen

Voor het planten van bomen binnen de kern- en beschermingszone van een waterkering moet een watervergunning worden aangevraagd. Onderhoud aan de waterkering moet hierbij goed mogelijk zijn.

Kabels en Leidingen

Een kabel of leiding in, op en langs een waterkering, een dijksloot en boezemwater is vanwege de risico's voor de waterkering of kade ongewenst. Voor een leiding met een overdruk minder dan 10 bar in de beschermingszone B van de waterkering is vanwege het geringe risico voor schade geen vergunning noodzakelijk. In de beschermingszone A zal het hoogheemraadschap aan de hand van de plaatselijke omstandigheden moeten beoordelen of de kabels en leidingen van invloed zijn op de stabiliteit van de waterkering. Derhalve geldt voor de aanleg van kabels en leidingen in de waterkering en de beschermingszone A een vergunningplicht. De aanleg van een kabel of leiding op deze locaties kan alleen met een watervergunning plaatsvinden na een beoordeling van de plaatselijke omstandigheden, waarin eerst wordt gekeken naar een tracé buiten de zoneringen van de waterkering.

Oppervlaktewater en nautiek

Waterdiepte

Volgens de beleidsregels Keurontheffing moet vanwege varend onderhoud de Elzenhagensingel (watergang) worden aangelegd met een minimale breedte op de waterlijn van 6 m en een minimale waterdiepte van 1 m. Bij een (toekomstig) waterpeil van NAP -4,80 meter wordt de bodemhoogte dan NAP -5,8 meter. Belangrijk is dat de Elzenhagensingel (watergang) niet te diep (en ook met ondiepe zones) wordt aangelegd vanwege de hoge kweldruk in het gebied. Naast minimale afmetingen ten behoeve van varend onderhoud is deze minimale maat ook nodig voor de aan- en afvoer van water.

Watercompensatie en waterbergingsboekhouding

De keur van het HHNK stelt dat bij demping of verhardingstoename compenserend oppervlaktewater moet worden aangelegd. Hierbij dient een demping 1 op 1 te worden gecompenseerd en een toename van verharding tegen een nader te bepalen compensatiepercentage. Voor de totale ontwikkeling van het Centrum Amsterdam Noord (CAN-gebied) waar Elzenhagen Zuid onderdeel van uitmaakt is in 2005 het Natstructuurplan Buikslotermeer opgesteld. De uitgangspunten van dit Natstructuurplan worden gelijktijdig met de uitwerking van Elzenhagen Zuid herijkt en het plan geeft inzicht in de nog benodigde watercompensatie die in de resterende ontwikkelingen in het CAN-gebied moet worden gerealiseerd. De compensatie moet in beginsel worden gerealiseerd vóórdat de verharding plaatsvindt.

Bij de ontwikkeling van Elzenhagen Zuid zal het gebied worden opgehoogd en wordt nieuw water gerealiseerd. In de polder varieert het bestaande maaiveld van circa NAP -3 tot -4 meter. De nieuwe maaiveldhoogtes zijn aangegeven op onderstaande afbeelding.

verplicht

Afbeelding: nieuwe situatie water en maaiveldhoogten (bron: SP Elzenhagen Zuid)

Op onderstaande afbeelding is in de doorsnede het bestaande en het nieuwe maaiveld aangegeven.

verplicht

Afbeelding: doorsnede bestaand en nieuw maaiveld

Vanwege de ontwikkeling zal bestaand oppervlaktewater worden gedempt, extra verharding worden aangelegd en nieuw oppervlaktewater worden aangelegd. De compensatie van ontwikkelingen in Elzenhagen Zuid vindt plaats in het kader van de ontwikkelingen binnen een groter gebied, een groot deel van het Buikslotermeerpolder. Dit watersysteem staat omschreven in het Natstructuurplan Buikslotermeer 2017, waarin de waterbergingsboekhouding is opgenomen. Door onder andere de aanleg van de Elzenhagensingel (watergang) zal het oppervlaktewatersaldo positief blijven. Van het Natstructuurplan met daarin de waterbergingsboekhouding vindt een herijking plaats die wordt afgestemd met HHNK.

Peilverhoging

Volgens het Natstructuurplan Buikslotermeer van 2017 voorziet het toekomstige watersysteem in de mogelijkheid het water te circuleren in een groot deel van de Buikslotermeerpolder. De peilgebieden ten oosten en westen van de Nieuwe Leeuwarderweg worden op één peil (NAP-4,80 meter) gebracht en aan elkaar gekoppeld. Dit betekent dat de huidige onderbemaling in Elzenhagen Zuid zal vervallen (NAP -5,03 meter) en aangesloten wordt op het peil van NAP -4,80 meter. Het watersysteem wordt hiermee robuuster. De watergangen in Elzenhagen Zuid zijn in eerste instantie aangesloten op een nieuw te graven watergang en zal voorlopig nog door het bestaande gemaal Elzenhagen worden bemalen. Totdat Elzenhagen Zuid bebouwd wordt zijn de twee peilen nog niet gekoppeld. In een later stadium zal de Elzenhagensingel (watergang) aangesloten worden op het waterpeil van NAP-4,80 meter.

Verplaatsing van het gemaal

Door realisatie van één peilgebied en opheffing van de onderbemaling Elzenhagen ontstaat een robuuster watersysteem in de Buikslotermeer. Gemaal Elzenhagen dient als gevolg van het stedenbouwkundig plan verplaatst te worden naar een nieuwe locatie in het plangebied. Om het watersysteem echter niet te laten verslechteren, dient een gemaal met minimaal dezelfde gemaalcapaciteit gerealiseerd te worden. De locatie van dit gemaal is in Elzenhagen Zuid het Dijkpark ten zuiden van de huidige gemaallocatie. Dit gemaal wordt gecombineerd uitgevoerd met een inlaat zodat ook de doorspoeling van het watersysteem in Elzenhagen Zuid is geborgd.

Waterkwaliteit en doorstroming

In de Buikslotermeerpolder zijn in 2010 en 2014 waterkwaliteitsanalyses (ecoscans) uitgevoerd. Uit de ecoscans is gebleken dat er weinig licht aanwezig is op de watergangen door de dichte begroeiing van bomen, er weinig tot geen waterplanten in de sloten groeien en er een dikke sliblaag aanwezig is en er relatief veel kwel optreedt. De gegeven mogelijkheden uit de ecoscan 2010 worden deels gerealiseerd door het dempen van de bestaande smalle watergangen en het graven van een brede Elzenhagensingel. Het oppervlaktewater krijgt hierdoor meer licht wat de waterkwaliteit en het leven in het water bevorderd. Daarnaast worden de oevers van de Elzenhagensingel (watergang) grotendeels voorzien van een talud die doorloopt tot op of net onder de waterlijn. Deze natuurvriendelijke oevers dragen bij aan de Kader Richtlijn Water (KRW) doelen.

Door de opzet van het polderpeil naar NAP -4,8 meter wordt toestroom van (zout) kwelwater verminderd en zal de waterkwaliteit naar verwachting verbeteren. Door de koppeling van de huidige onderbemaling (Elzenhagen Zuid) met de Buikslotermeerpolder tot één watersysteem en door de aanleg van de Elzenhagensingel (watergang) wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater verbeterd. Om de kweldruk te beperken dient de Elzenhagensingel ook deels met ondiepere delen te worden aangelegd.

Door uitloging van toegepaste materialen kan het oppervlaktewater verontreinigd raken. Om verontreiniging van oppervlaktewater te voorkomen dienen duurzame materialen te worden gebruikt. Het gebruik van uitlogende materialen (PAK, lood, zink en koper, nikkel) in oppervlaktewater dient te worden voorkomen.

De bovenstaande maatregelen zullen een positief effect hebben op het behalen van de KRW-doelen. De Buikslotermeer maakt in de KRW-systematiek onderdeel uit van de afwateringseenheid Waterland+, waarbinnen alle bestaande waterlopen onderdeel zijn van het waterlichaam. Wettelijk dient op termijn te worden voldaan aan de ecologische doelen die behoren bij het type KRW-lichaam. Echter, beleidsmatig hanteert HHNK de ecologische doelen ook voor de wateren die niet tot een KRW-waterlichaam behoren, omdat zij juist in de haarvaten van het watersysteem kansen en bedreigingen zien.

Nautiek en steigers

Over het Noordhollandsch Kanaal wordt een beweegbare fietsbrug aangelegd. Deze krijgt een doorvaartbreedte van minimaal 15 meter en in gesloten toestand een doorvaarthoogte van minimaal 2,75 meter. Deze afmetingen sluiten aan bij de door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland vastgestelde Van CEMT-klasse IV met breedtebeperking (9 i.p.v. 9,5 meter) en diepgangbeperking (2,85 i.p.v. 3 meter). De waterpartij bij de Elzenhagensingel heeft geen nautische functie, maar dient wel ingericht te worden volgens de eisen voor varend onderhoud van het hoogheemraadschap. Er worden voet-fietsbruggen aangelegd vanaf de Zuidbuurt naar de omgeving. De bruggen tussen de Noordbuurt en het Stationsgebied krijgen een doorvaarthoogte van 1,1 meter en een doorvaartbreedte van 3 meter.

In het stedenbouwkundig plan is een steiger van maximaal 3 meter breedte en 30 meter lengte in het Noordhollandsch Kanaal opgenomen. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kan onder bepaalde voorwaarden vergunning verlenen voor het aanleggen van steigers in het Noordhollandsch Kanaal. Hierbij geldt in ieder geval de voorwaarde dat de waterbreedte tussen de steigers en/of pieren minimaal 36 meter bedraagt in verband met de manoeuvreerbaarheid van vaartuigen.

Grondwater

Zorgplicht

De gemeente heeft een wettelijke zorgplicht voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen om structurele nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Vanuit de grondwaterzorgplicht volgt dat nieuwe ontwikkelingen geen structurele nadelige grondwatereffecten mogen veroorzaken op bestaande constructies, objecten, gebouwen en groen in de omgeving.

Ontwateringsnorm

Bij het toekennen van een woonfunctie van Elzenhagen Zuid is de gemeentelijke grondwaternorm van kracht conform het GRPA. Voor de Zuidbuurt wordt uitgegaan van kruipruimteloos bouwen. Voor de Noordbuurt en de Singelstrook wordt aangenomen dat met kruipruimtes wordt gebouwd. Er kan op verschillende manieren worden voldaan aan de ontwateringsnorm. In Elzenhagen Zuid is gekozen voor ophogen in een aantal fasen en de aanleg van een brede Elzenhagensingel(watergang).

Grondwatertoets

Er is een grondwatertoets uitgevoerd. Hiervoor is een grondwatermodel opgesteld dat de toekomstige situatie in beeld brengt. In het grondwatermodel zijn verschillende scenario’s beschouwd en is een grondwatertoets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de maaiveldhoogtes in het stedenbouwkundig plan voldoen. De grondwatertoets houdt rekening met op de Zuidbuurt 2 diepe parkeerkelders en 19 bergingskelders. De onderkant van de bergingskelders mag maximaal tot NAP -4,8 m reiken. Dit dient opgenomen te worden in de bouwenvelop. Zodra de exacte afmetingen en locaties van de kelders bekend zijn, dient opnieuw een grondwatertoets te worden uitgevoerd. Kortom, kelderbouw mag geen verslechtering van de grondwatersituatie of ingesloten grondwater veroorzaken. Verder dienen de oevers en de wegcunetten (Elzenhagensingel en de straten in de Noordbuurt) te worden aangevuld met goed doorlatend ophoogzand met een minimale k-waarde van 10 m/d om de afvoer van grondwater naar het oppervlaktewater te verbeteren. Het risico bestaat dat in- en parallel aan de Buikslotermeerdijk hoge grondwaterstanden kunnen optreden. Om dit risico te beheersen kan een zeer goed doorlatend cunet of grindkoffer parallel aan de dijk worden gelegd om deze hoge grondwaterstanden te voorkomen.

De oevers van de Elzenhagensingel(watergang) dient waterdoorlatend te worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van een taludoever. Grondwater uit binnentuinen dient altijd te kunnen afstromen. Permanente polderconstructies zijn ongewenst. Bij afwijkingen van het bovenstaande dienen ontwikkelaars altijd aan te tonen dat er geen negatieve grondwatereffecten optreden.

Effecten op de omgeving

De realisatie ven Elzenhagen Zuid levert geen nadelige grondwatereffecten op voor de omgeving. Meetreeksen van 2 peilbuizen in de woonwijk Nintemanbuurt, tonen in de natte periode in 2017 grondwaterstanden tussen NAP-3,5 à NAP-2,5 m. Uitgaande van het laagste maaiveldniveau van NAP-0,2 m ter plaatse van de laagste woning, betekent dit een ontwatering van circa 2 meter of meer. Door het verleggen van de sloot op een afstand van circa 300-400 m vanaf de dijk en het verhogen van het waterpeil van de sloot zal naar verwachting de grondwaterstand in de woonwijk stijgen. De verwachte grondwaterstanden ter plaatse van de woonwijk zijn berekend met een grondwatermodel. Hieruit blijkt dat de maatgevende hoogste grondwaterstand circa NAP-1,9 m is. Uitgaande van het laagste maaiveldniveau van NAP-0,2 betekent dit een ontwatering van circa 1,5 meter of meer.

verplicht

Afbeelding: Gesimuleerde toekomstige maatgevende grondwaterstand (m NAP)

Conform de grondwaterzorgplicht mogen gebiedsontwikkelingen niet leiden tot grondwateroverlast in de omgeving. Voor woningen met kruipruimtes volstaat een ontwatering van 0,9 m. In de woonwijk is een ontwatering van 1,5 m of meer berekend en wordt dus geen grondwateroverlast in de woningen of kruipruimtes verwacht. Op basis van de grondwatermodellering is drainage niet nodig om de kruipruimtes droog te houden. 

Warmte Koude Opslag

Eventuele toepassing van Warmte Koude Opslag (WKO) systemen zal plaatsvinden in het diepere grondwater (tweede watervoerend pakket en dieper) en zal geen invloed hebben op de freatische grondwaterstand. Voor WKO moet de initiatiefnemer een vergunningsaanvraag doen, waarna het bevoegd gezag let op de effecten in de omgeving.

Hemelwater

De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor de inzameling en verwerking van stedelijk afvalwater en hemelwater. Waternet voert de gemeentelijke rioleringstaak uit namens de Gemeente Amsterdam. Afvloeiend hemelwater dient in de nieuwe situatie adequaat verwerkt te worden. In nieuwe en her te ontwikkelen gebieden wordt aangestuurd op een gescheiden rioolstelsel. Hemelwater wordt waar mogelijk niet via de riolering afgevoerd naar de zuivering, maar zoveel mogelijk geïnfiltreerd of afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Daarnaast is het conform Amsterdam Rainproof van belang dat het plangebied zodanig wordt ingericht dat ook bij extreme neerslag het hemelwater zo weinig mogelijk schade en overlast veroorzaakt. Behalve extreme neerslag geven de klimaatscenario’s van het KNMI aan dat tevens de kans op extreme droogte de komende jaren verder toe zal nemen. Hierdoor zal de druk op de beschikbaarheid van zoetwater in de steden tijdens extreme droogte in de toekomst toenemen.

Voor Elzenhagen Zuid wordt derhalve geadviseerd om op zoek te gaan naar alternatieve waterberging, zoals ondergrondse opslag van water, watervertragende groenstrook en waterbergende daken. Waterneutrale kavels is een instrument om Elzenhagen-Zuid Rainproof in te richten. Het streven is om ontwikkelende partijen klimaatbestendige en waterrobuuste ontwerpen toe te laten passen (Waterneutrale Bouwenvelop). Daar waar geen waterberging kan plaatsvinden wordt geadviseerd om regenwater via goten naar het oppervlaktewater te geleiden

Bij een verkeerde inrichting kunnen door de helling van het maaiveld juist overlast en schades ontstaan. De oriëntatie van wegen, bouwblokken en groenzones speelt hierbij een grote rol. Het maaiveld dient dusdanig te worden geprofileerd dat overtollige neerslag zal afstromen naar de Elzenhagensingel(watergang) en er geen plasvorming of wateroverlast ontstaat. Daarbij wordt geadviseerd om het maaiveld enige tijd na aanleg te herprofileren omdat mogelijk lokale laagtes kunnen ontstaan. Geadviseerd wordt om de fiets- en voetpaden onder afschot aan te leggen of door toepassing van een harde half-verharding zoals grind, steenslag of schelpen. Hierdoor kan regenwater ofwel afstromen ofwel direct in de bodem wegzakken. Bij een verder maaiveldontwerp dient dit getoetst te worden door zowel de gemeente als Waternet.

18.4 Conclusie     

In de watertoets worden de diverse waterthema's besproken voor de bestaande en toekomstige situatie. Geconcludeerd kan worden dat het aspect water geen belemmering vormt voor vaststelling en uitvoering van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 19 Juridische planbeschrijving     

19.1 Algemeen     

Waar de overige paragrafen van deze bestemmingsplantoelichting de achtergronden van het bestemmingsplan belichten, geeft deze paragraaf een toelichting op de bestemmingsplanregels. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels. Daartoe worden in deze paragraaf de regels per artikel toegelicht.

Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

19.2 Artikelgewijze toelichting     

19.2.1 Inleidende regels     

In het eerste hoofdstuk (Inleidende regels) worden de in de regels gehanteerde begrippen en de wijze van meten gedefinieerd. Het is de bedoeling begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten dienen te worden vastgesteld.

Artikel 1 Begrippen geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen die in de regels worden gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en wat niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd. In de begrippen is de definitie van praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis opgenomen. Daaronder vallen dienstverlenende beroepen waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Onder dienstverlenende beroepen vallen ook medische beroepen zoals een huisarts of tandarts.

Artikel 2 Wijze van meten Met dit artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die door de overige regels worden aangegeven.

19.2.2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Gemengd Deze bestemming ligt langs de Elzenhagensingel. De doeleindenomschrijving geeft de toegelaten functies aan. Naast wonen zijn verschillende andere functies mogelijk gemaakt in de plint zoals maatschappelijke dienstverlening, kunstenaarsateliers, consumentverzorgende dienstverlening, kleinschalige bedrijven en horeca. De maximum bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding. Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak. Voor de hoogteaccenten geldt een maximaal brutovloeroppervlak van 450 of 820 m2 per bouwlaag voor de hoger gelegen bouwlagen. De margestroken die een goede overgang naar het openbaar gebied mogelijk maken liggen buiten het bouwvlak. Op een aantal plaatsen zijn gevellijnen opgenomen; hier dienen de eerste twee bouwlagen in gebouwd te worden. In verband met de geluidbelasting van de Nieuwe Leeuwarderweg en metro 52 is het bij enkele gevels in de Singelstrook noodzakelijk om deze uit te voeren als dove gevel, hiervoor is een aanduiding opgenomen op de verbeelding. Parkeren wordt ondergronds mogelijk gemaakt, aan de binnenzijde van bouwblokken of in gebouwde voorzieningen langs het talud van de Nieuwe Leeuwarderweg. Aan de andere zijde van de Elzenhagensingel zijn (buiten het bouwvlak) een halfverdiepte voorziening en parkeren op maaiveld toegestaan binnen de gebieden die daarvoor zijn aangeduid op de verbeelding. Om gesloten plinten te voorkomen is opgenomen dat parkeervoorzieningen minimaal 5 meter uit de voorgevelrooilijn moeten worden gerealiseerd.

Artikel 4 Groen Dit betreft de gronden die zijn ingericht met openbaar groen waarbinnen in principe alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Daarnaast mag worden voorzien in voet- en fietspaden, bruggen, een gemaal, water en speelvoorzieningen en een horecakiosk. De zone langs het Noordhollandsch Kanaal is aangeduid voor de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en behoud van het dijkprofiel vanwege de hoofdgroenstructuur en landschappelijke waarden.

Artikel 5 Horeca Langs het Noordhollandsch Kanaal is een horecabestemming opgenomen voor een horecapaviljoen ter hoogte van de nieuwe fietsbrug. Horeca van categorie III en IV is toegestaan met bijbehorend terras.

Artikel 6 Maatschappelijk - 1 , 7 Maatschappelijk - 2 en 8 Maatschappelijk - 3 Er zijn een drietal maatschappelijke bestemmingen van kracht. In Maatschappelijk - 1 is de basisschool gelegen, in Maatschappelijk - 2 het technasium en de sporthal. In Maatschappelijk - 3 wordt een moskee met cultureel centrum mogelijk gemaakt. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Artikel 9 Sport De atletiekbaan en clubgebouw zijn opgenomen binnen deze bestemming. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en voorts worden er regels gesteld ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen maar ook specifieke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals tribunes, ballenvangers en lichtmasten.

Artikel 10 Verkeer - 1 Deze bestemming heeft betrekking op de Nieuwe Leeuwarderweg met bijbehorende groen- en watervoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

Artikel 11 Verkeer - 2 Deze bestemming heeft betrekking op de wegen in de wijk zelf, voet- en fietspaden en de (ongebouwde) verkeersvoorzieningen met bijbehorende groen- en watervoorzieningen.

Artikel 12 Verkeer - 3 Deze bestemming heeft betrekking op autovrije openbare ruimte en voet- en fietspaden in de wijk zelf en de (ongebouwde) verkeersvoorzieningen met bijbehorende groen- en watervoorzieningen.

Artikel 13 Verkeer - 4 Deze bestemming heeft betrekking op het bovengrondse metrotrace van de Noord-Zuidlijn en verkeersvoorzieningen met bijbehorende groen-, nuts-, en watervoorzieningen.

Artikel 14 Water Deze bestemming betreft het water binnen het plangebied voor zover niet opgenomen binnen de diverse bestemmingen. Onder de functie water wordt ook verstaan waterberging en -huishouding, waterlopen, waterwegen en watergebonden activiteiten.

Artikel 15 Wonen - 1 De woonbestemming voor de Noordbuurt is bedoeld voor woongebouwen waarin uitsluitend woningen worden gerealiseerd. Ook de zelfbouwkavels zijn binnen deze bestemming opgenomen. Er worden gesloten bouwblokken mogelijk gemaakt, met in het middengebied gebouwd parkeren tot maximaal de eerste bouwlaag. Om gesloten plinten te voorkomen is opgenomen dat parkeervoorzieningen minimaal 5 meter uit de voorgevelrooilijn moeten worden gerealiseerd. De margestroken die een goede overgang naar het openbaar gebied mogelijk maken liggen buiten het bouwvlak. Op een aantal plaatsen zijn gevellijnen opgenomen; hier dienen de eerste twee bouwlagen in te worden gebouwd.

Artikel 16 Wonen - 2 De woonbestemming voor de Zuidbuurt is bedoeld voor woongebouwen. In de eerste bouwlaag zijn ook maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Per bouwvlak is maximaal een footprint van 820 m2 toegestaan. Voor de bovenste bouwlaag geldt dat deze 3 meter terugligt ten opzichte van de lager gelegen bouwlaag om een 'dakhuis' mogelijk te maken. Rondom de woongebouwen wordt openbare ruimte gerealiseerd. Het parkeren vindt ondergronds plaats.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1, 18 Waarde - Archeologie 2 19 Waterstaat - Waterkering

In de regels zijn drie dubbelbestemmingen voor zones met specifieke waarden opgenomen. Voor archeologie geldt dat in delen van het plangebied bij de Buikslotermeerdijk en in het Noordhollandsch Kanaal het aantreffen van archeologische vondsten niet geheel kan worden uitgesloten. Het beschermingsregime ziet op grote ingrepen. Daarnaast is de waterkering voorzien van een beschermende regeling. Binnen de verschillende zones gelden de verboden van de Keur. Een belangrijk verbod is dat er niet gegraven mag worden in het keringprofiel.

19.2.3 Algemene regels     

Anti-dubbeltelregel  Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.

Algemene bouwregels In deze regel wordt geregeld dat bepaalde overschrijdingen van de bouwregels zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels In deze regel worden de algemene regels omtrent gebruik vastgelegd zoals het maximum aantal van 1800 woningen. Naast het algemene gebruiksverbod om de gronden en opstallen in strijd met de bestemming te gebruiken, is een aantal activiteiten uitgezonderd. Daarnaast is in dit artikel de regeling opgenomen voor parkeren en fietsparkeren.

Algemene aanduidingsregels Voor de molenbiotoop van krijtmolen d'Admiraal zijn vier vrijwaringszones opgenomen. In de eerste 100 meter rondom de molen (vrijwaringszone - molenbiotoop -1) mag bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan het onderste punt van de verticaal staande wiek (2,9 meter + NAP). In de vrijwaringszone - molenbiotoop - 2 geldt voor gebouwen en beplanting dat (naast de maximale bouwhoogten in de hoofdbestemming) voldaan moet worden aan de bouwhoogte ten opzichte van NAP via de molenbiotoopformule. In vrijwaringszone - molenbiotoop - 3 geldt de op de verbeelding toegestane bouwhoogte als maximale bouwhoogte. Voor beplanting is een aparte regeling opgenomen, boven een bepaalde uitgroeihoogte ten opzichte van het maaiveld is het noodzakelijk een omgevingsvergunning aan te vragen. Tot slot geldt in vrijwaringszone - molenbiotoop - 4 voor bebouwing de op de verbeelding toegestane bouwhoogte als maximale bouwhoogte. Voor beplanting geldt de maximale uitgroeihoogte ten opzichte van NAP op basis van de molenbiotoopformule. Voor bebouwing of beplanting die de maximale hoogte overschrijdt is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen via een omgevingsvergunning.

Algemene afwijkingsregels  In dit artikel worden algemene afwijkingsregels opgesomd. Er kan voor gebouwen van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken en dergelijke worden afgeweken van de regels. Ook kan van de regels worden afgeweken voor geringe afwijkingen en tevens mag de in de regels toegestane maximale bouwhoogte worden overschreden in bepaalde gevallen. Hetzelfde geldt voor de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen.

19.2.4 Overgangs- en slotregels     

Overgangsrecht  De overgangsregel is evenals de anti-dubbeltelregel overgenomen uit de standaardregels uit het Bro.

Slotregel De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer.

Hoofdstuk 20 Uitvoerbaarheid     

20.1 Economische uitvoerbaarheid     

Ruimtelijke ontwikkelingen gaan in de regel gepaard met gemeentelijke investeringen in gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, waarvan de gemeente de kosten kan en mag verhalen op de ontwikkelaar(s). De Grondexploitatiewet (Grex), dient om het risico van grondexploitatie voor gemeenten te verkleinen. De Grex is ingepast in hoofdstuk 6 van de Wro en daarmee sinds 1 juli 2008 van kracht. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is.

Ingevolge artikel 6.12 Wro, besluit de gemeenteraad of wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. In dit geval wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan omdat de gemeente Amsterdam volledig eigenaar is van de grond waarop het bestemmingsplan van toepassing is. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie, zoals bedoeld in de Wro, is daarom anderszins verzekerd via het erfpachtstelsel.

Het toepassen van het erfpachtstelsel ten behoeve van kostenverhaal past goed binnen het uitgangspunt van de Wro dat het privaatrechtelijke spoor voorop staat. Erfpacht is immers een privaatrechtelijk instrument waarbij de gemeente als eigenaar bepaalt tegen welke vergoeding haar gronden in gebruik mogen worden genomen door derden. Naar zijn aard biedt dit systeem de gemeente de mogelijkheid om kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de grondexploitatie van gronden te verhalen op derden die gebruik maken van die gronden. Opgemerkt zij nog dat de gemeente telkens eigenaar is en blijft van de gronden.

Op 29 november 2017 heeft de gemeenteraad haar goedkeuring gegeven aan het Investeringsbesluit Elzenhagen Zuid. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn gebaseerd op het investeringsbesluit en het bijbehorende stedenbouwkundige plan. Het investeringsbesluit bevat een ontwerp, het programma en financiele doorrekeningen. Het verwachte saldo van de grondexploitatie voor Elzenhagen Zuid is positief.

20.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid is de juridisch planologische vertaling van het stedenbouwkundig plan Elzenhagen Zuid, vastgesteld door de gemeenteraad op 29 november 2017 en 14 maart 2018. Voor het stedenbouwkundig plan is voor vaststelling een traject doorlopen van participatie en inspraak.

Overleg met instanties

Het concept ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan instanties, overlegpartners en ambtelijke diensten. Gasunie, Rijkswaterstaat Nederland en de provincie Noord-Holland hebben aangegeven dat zij geen aanleiding zien om een reactie in te sturen. Van de volgende overlegpartners en ambtelijke diensten is een reactie in het kader van artikel 3.1.1. Bro ontvangen op het concept ontwerpbestemmingsplan:

  1. Metro en Tram
  2. GGD
  3. Brandweer Amsterdam- Amstelland
  4. HHNK
  5. Bestuurscommissie Noord
  6. Monumenten & Archeologie
  7. Structuurvisietoets

In de Nota van beantwoording vooroverleg worden de overlegreacties beantwoord. Naar aanleiding van de overlegreacties is het ontwerpbestemmingsplan op diverse punten aangepast en aangevuld.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan Elzenhagen Zuid is vanaf 13 december 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder om een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad. De zienswijzen op het ontwerp zijn samengevat en beantwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen en wijzigingen.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

Het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0363.N1703BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak     

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Automatenhal     

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.

1.7 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage     

Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.9 Bedrijf     

Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, opslag en/of transport.

1.10 Bedrijfsvaartuig     

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep, dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.

1.11 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.14 Bijzondere bouwlaag     

Kelder, souterrain, kap, dakterras.

1.15 Bijzondere woonvoorziening     

Voorziening voor een aangepaste woonbehoefte, bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de gebruikelijke woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals (voormalig) dak- en thuislozen, minder validen en anderzins verzorgingsbehoevenden.

1.16 Bodemverstoring     

Elke vorm van grondverzet.

1.17 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.19 Bouwlaag     

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,50 meter in hoogte verschillen. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden bijzondere bouwlagen niet meegerekend.

1.20 Bouwperceel     

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 Bouwperceelsgrens     

De grens van een bouwperceel.

1.22 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 Bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 Bruto vloeroppervlakte     

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.25 Consumentverzorgende dienstverlening     

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.26 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 Dienstverlening     

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. zakelijke dienstverlening;
  3. maatschappelijke dienstverlening.

1.28 Dove gevel     

Een bouwkundige constructie waarin:

  1. geen te openen delen aanwezig zijn en een zodanig goede geluidwering heeft dat het binnenniveau achter die gevel ten minste gelijk is aan of lager is dan 33 dB Lden vanwege weg- en spoorwegverkeerlawaai en 35 dB(A) vanwege industrielawaai, of
  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

1.29 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 Geldwisselkantoor     

Een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.

1.31 Geluidgevoelige functie     

Bewoning of een andere geluidsgevoelige functie (of de gebouwen en terreinen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.32 Geluidluwe zijde     

Een gevel(deel) van een geluidsgevoelig object waar de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel dat een verglaasd balkon, loggia of serre of vergelijkbare voorziening wordt gerealiseerd waardoor de voorkeurswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte wordt bereikt.

1.33 Geluidwerend vlies     

Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen als gevolg waarvan voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder, en waarbij de afstand tussen geluidwerend vlies en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen geluidwerend vlies en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm³ per seconde per m² vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.34 Groenvoorzieningen     

Ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.

1.35 Hoofdgebouw     

Eén of meerdere panden, of een gedeelten daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 Horeca I     

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.37 Horeca II     

Nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccommodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.38 Horeca III     

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.39 Horeca IV     

Restaurant (restaurant, koffie- en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.40 Horeca V     

Hotel (waaronder begrepen hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.41 Kantoor     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.42 Kap     

Bijzondere bouwlaag die door een dakconstructie is omgeven en welke ten minste uit twee elkaar snijdende, hellende vlakken (minimaal 30° bestaat).

1.43 Kelder     

Een bijzondere bouwlaag, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende peil/maaiveld is gelegen.

1.44 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.45 Ligplaats     

Een met een schip in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.

1.46 Maaiveld     

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.47 Maatschappelijke dienstverlening     

Het verlenen van publieksgerichte diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, religieuze, sociaal-culturele voorzieningen.

1.48 Molenbiotoop     

Een zone rondom een molen waarvoor bebouwings- en hoogtebeperkingen gelden.

1.49 Nutsvoorziening     

Een voorziening ten behoeve van de distributie van stadsverwarming, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.  

1.50 Ondersteunende horeca     

Aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden horeca III en IV-activiteiten ten dienste van deze hoofdfunctie.

1.51 Openbare ruimte     

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.52 Overig bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.53 Peil     

Onder het peil wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte wordt gemeten vanaf het waterpeil.

1.54 Planregels     

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid.

1.55 Praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis     

Consumentverzorgende of zakelijke dienstverlening, die in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.56 Prostitutie     

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.57 Prostitutiebedrijf     

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.58 Recreatief medegebruik     

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, waar onder andere begrepen moeten worden de voet- en fietspaden.

1.59 Seksinrichting     

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijken inrichtingen.

1.60 Short stay     

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden of voor maximaal vier personen indien deze personen deel uitmaken van meerdere huishoudens, voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.

1.61 Smartshop     

Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.

1.62 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging     

De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.

1.63 Telefoneerinrichting of belhuis     

Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.

1.64 Terras     

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.65 Verbeelding     

De verbeelding van het bestemmingsplan.

1.66 Voorgevelrooilijn     

Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatige ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

1.67 Uitbouw     

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee hij in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.68 Waterkering     

Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.69 Waterstaatkundige voorzieningen     

Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.70 Weg     

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen.

1.71 Wonen     

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.72 Woonschip     

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet.

1.73 Zakelijke dienstverlening     

Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De bruto vloeroppervlakte van een gebouw     

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Gemengd     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. bedrijven die vallen in categorie A van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
  3. horeca III en horeca IV;
  4. consumentverzorgende dienstverlening;
  5. maatschappelijke dienstverlening;
  6. bijzondere woonvoorziening;
  7. kunstenaarsateliers;
  8. gebouwde parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten;
  9. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  10. openbare ruimte;

met de daarbij behorende:

  1. bergingen en andere nevenruimten;
  2. groenvoorzieningen;
  3. tuinen, erven en daktuinen;
  4. geluidwerende voorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat de gevels van de bovenste bouwlaag minimaal 3 meter terugliggen ten opzichte van de gevels van de lager gelegen bouwlaag, met uitzondering van balustrades en borstweringen;
  4. maximaal bebouwingspercentage: 100%, tenzij anders aangeduid op de verbeelding;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' geldt dat, voor zover hoger wordt gebouwd dan de hoogste toegestane bouwhoogte in de aangrenzende delen van het bestemmingsvlak, het bruto vloeroppervlak per bouwlaag niet meer mag bedragen dan 450 m²;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' geldt dat, voor zover hoger wordt gebouwd dan de hoogste toegestane bouwhoogte in de aangrenzende delen van het bestemmingsvlak, het bruto vloeroppervlak per bouwlaag niet meer mag bedragen dan 820 m²;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dienen de eerste twee bouwlagen ter plaatse van die aanduiding te worden opgericht;
  8. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt voor de eerste 5 meter vanaf de voorgevel een minimum bouwhoogte van 3,50 meter;
  9. geluid:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' mogen gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies uitsluitend worden gebouwd indien deze ter plaatse van het aanduidingsvlak worden voorzien van dove gevels;
    2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de betreffende gevel of geveldelen gelijk is aan of lager is dan de voorkeurgrenswaarde, danwel een vastgestelde hogere waarde;
    3. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidluwe zijde;
  10. voor gebouwde parkeervoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ondergronds of in de eerste bouwlaag worden gerealiseerd;
    2. in afwijking van sub a zijn ondergrondse parkeervoorzieningen ook toegestaan buiten het bouwvlak;
    3. in afwijking van sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' parkeervoorzieningen toegestaan buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter;
    4. in afwijking van sub e mag het maximale bebouwingspercentage overschreden worden tot 100% voor parkeervoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter;
    5. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn aan de oostzijde van de Elzenhagensingel parkeervoorzieningen ook toegestaan in de tweede bouwlaag;
    6. parkeervoorzieningen in de eerste en tweede bouwlaag zijn uitsluitend toegestaan indien de parkeerplaatsen, niet zijnde de in- en uitritten van de parkeervoorzieningen, zijn gelegen op een afstand van minimaal 5 meter van de gevels van het gebouw die grenzen aan de Elzenhagensingel of de bestemmingen Verkeer - 2 en Verkeer - 3.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;

3.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is vanwege:

  1. de verkeerssituatie ter plaatse;
  2. het stedenbouwkundig profiel;
  3. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  4. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. 3.2.1, sub c ten behoeve van een andere situering van de gevels van de bovenste bouwlaag, mits stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  2. 3.2.1, sub g ten behoeve van het elders situeren van bebouwing in afwijking van de aanduiding 'gevellijn', mits stedenbouwkundig en akoestisch aanvaardbaar;
  3. 3.2.1, sub h ten behoeve van een lagere bouwhoogte voor de eerste bouwlaag dan de aangegeven minimale bouwhoogte, met dien verstande dat niet lager dan 3 meter mag worden gebouwd en mits stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  4. 3.2.1, sub i, onder 3 ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid;
  5. 3.2.1, sub j, onder 1 voor het realiseren van parkeervoorzieningen op hoger gelegen bouwlagen dan de eerste bouwlaag;
  6. 3.2.1, sub j, onder 5 voor het realiseren van parkeervoorzieningen op minder dan 5 meter van de gevel, mits stedenbouwkundig aanvaardbaar.

3.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

3.5.1 Wonen     

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan.

3.5.2 Praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Maximaal 40% van de bruto vloeroppervlakte van de woning mag gebruikt worden voor praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

3.5.3 Maatschappelijke dienstverlening     
  1. maatschappelijke dienstverlening is uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  2. maatschappelijke geluidgevoelige functies zijn uitsluitend toegestaan ten westen van de Elzenhagensingel.
3.5.4 Horeca     
  1. horeca III en horeca IV zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  2. de vestigingsgrootte is maximaal 250 m² bruto vloeroppervlakte;
  3. het maximaal aantal vestigingen betreft 3, waarvan maximaal 1 in de Noordbuurt.
3.5.5 Overig gebruik     
  1. uitsluitend bedrijven in categorie A zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan;
  2. bedrijven, kunstenaarsateliers en consumentverzorgende dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  3. de minimale oppervlakte aan bedrijven, kunstenaarsateliers en consumentverzorgende dienstverlening langs de Elzenhagensingel is 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte;
  4. de maximale oppervlakte aan bedrijven, kunstenaarsateliers en consumentverzorgende dienstverlening is 2.500 m2 bruto vloeroppervlakte.
3.5.6 Parkeren     
  1. ongebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  2. het in gebruik nemen van een half verdiepte parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is alleen toegestaan indien deze is voorzien van een openbaar maaiveld met een groenvoorziening en een gronddekking van minimaal 0,6 meter.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.5 onder a ten behoeve van het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf dat:

  1. niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de categorie A geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
  2. in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegestane categorieën A geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
  3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de categorie A, blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.

Artikel 4 Groen     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. recreatief medegebruik;
  4. horeca IV;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. bruggen;
  7. behoud van het cultuurhistorisch waardevolle dijkprofiel van de Buikslotermeerdijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1';
  8. behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1';

met de daarbij behorende:

  1. speelvoorzieningen;
  2. straatmeubilair;
  3. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Uitsluitend de volgende gebouwen zijn toegestaan:
    1. een gebouw met een maximale bebouwde oppervlakte van 50 m² ten dienste van horeca IV ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – 2';
    2. een gemaal met een maximale bebouwde oppervlakte van 100 m² ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  2. maximale bouwhoogte: 4 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte speelvoorzieningen: 6 meter;
  2. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. horeca IV is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 2' tot een bebouwde oppervlakte van maximaal 50 m² en een terras van 20 m2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn bruggen toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het gebruik van gronden ten behoeve van een terras horend bij de bestemming Horeca mits:

  1. het terras binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Horeca de oppervlakte van 150 m2 niet overschrijdt;
  2. er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-1':
    1. meer dan 50% van de gronden binnen het aanduidingsvlak te verharden;
    2. grondbewerkingen, zoals afgraven, ontgronden, ontginnen, ophogen of egaliseren, uit te voeren;
  2. de onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in lid 4.1 niet onevenredig schaden;
  3. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden als benoemd in lid 4.1 niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind;
  4. het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. het normale onderhoud betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 5 Horeca     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca III en horeca IV;
  2. groenvoorzieningen;
  3. fiets- en voetpaden;

met de daarbij behorende:

  1. terrassen;
  2. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximale bouwhoogte: 4 meter;
  3. maximale bebouwde oppervlakte: 150 m2.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte erfafscheidingen: 1 meter;
  2. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. maximale oppervlakte terras: 150 m2.

Artikel 6 Maatschappelijk - 1     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke dienstverlening;
  2. groenvoorzieningen;
  3. fiets- en voetpaden;
  4. gebouwde parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bergingen en andere nevenruimten;
  2. ondersteunende horeca;
  3. fietsenstallingen;
  4. erven;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  3. maximale bebouwde oppervlakte: 1.800 m2;
  4. voor gebouwde parkeervoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ondergronds worden gerealiseerd;
    2. in afwijking van sub a zijn ondergrondse parkeervoorzieningen ook toegestaan buiten het bouwvlak;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte speelvoorzieningen: 4 meter;
  2. maximale bouwhoogte erfafscheidingen: 1,30 meter;
  3. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels     

Ondersteunende horeca is toegestaan tot 20% bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie.  

Artikel 7 Maatschappelijk - 2     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke dienstverlening;
  2. gebouwde sportvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. gebouwde parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten;

met de daarbij behorende:

  1. bergingen en andere nevenruimten;
  2. ondersteunende horeca;
  3. fietsenstallingen;
  4. erven;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ondergronds worden gerealiseerd;
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte speelvoorzieningen: 4 meter;
  2. maximale bouwhoogte erfafscheidingen: 1,30 meter;
  3. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels     

Ondersteunende horeca is toegestaan tot 20% bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie.

Artikel 8 Maatschappelijk - 3     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke dienstverlening;
  2. horeca IV;
  3. consumentverzorgende dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  1. bergingen en andere nevenruimten;
  2. ondersteunende horeca;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten;
  4. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  5. fietsenstallingen;
  6. erven;
  7. speelvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

8.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  3. maximale bruto vloeroppervlakte: 3000 m2, met dien verstande dat bij het bepalen van de bruto vloeroppervlakte gebouwde parkeervoorzieningen niet worden meegerekend;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' is uitsluitend een minaret toegestaan met een maximaal bebouwde oppervlakte van 20 m²;
  5. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt een bouwhoogte van 3,50 meter;
  6. voor gebouwde parkeervoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak in de eerste bouwlaag;
    2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn ondergrondse parkeervoorzieningen ook toegestaan buiten het bouwvlak;
    3. parkeervoorzieningen in de eerste bouwlaag zijn uitsluitend toegestaan indien de parkeerplaatsen, niet zijnde de in- en uitritten van de parkeervoorzieningen, zijn gelegen op een afstand van minimaal 5 meter van de gevels die gericht zijn op de Elzenhagensingel en het J.H. Hisgenpad.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte speelvoorzieningen: 4 meter;
  2. maximale bouwhoogte erfafscheidingen: 1,3 meter;
  3. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

8.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is vanwege:

  1. de verkeerssituatie ter plaatse;
  2. het stedenbouwkundig profiel;
  3. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  4. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;

8.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. 8.2.1, sub b om een hogere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 6 meter boven de aangeduide maximale bouwhoogte ten behoeve van een ornament mits stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  2. 8.2.1, sub e ten behoeve van een lagere bouwhoogte voor de eerste bouwlaag dan de aangegeven minimale bouwhoogte, met dien verstande dat niet lager dan 3 meter mag worden gebouwd en mits stedenbouwkundig aanvaardbaar.

8.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 8.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

8.5.1 Maatschappelijke dienstverlening     
  1. Maatschappelijke geluidgevoelige functies zijn niet toegestaan;
  2. Religie is toegestaan tot maximaal 600 gebedsplaatsen.
8.5.2 Overige functies     
  1. horeca IV is uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag tot maximaal 150 m2 bruto vloeroppervlakte;
  2. ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening tot maximaal 20% van de bruto vloeroppervlakte van de hoofdfunctie;
  3. consumentverzorgende dienstverlening is uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag tot maximaal 250 m2 bruto vloeroppervlakte;
8.5.3 Parkeren     

Ongebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

Artikel 9 Sport     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportterreinen;
  2. maatschappelijke dienstverlening;
  3. groenvoorzieningen;
  4. recreatief medegebruik;
  5. fiets- en voetpaden;

met de daarbij behorende:

  1. bergingen en nevenruimten;
  2. ondersteunende horeca en (dak)terras;
  3. laad- en losvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  3. maximale bruto vloeroppervlakte: 800 m2.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte lichtmasten: 19 meter;
  2. maximale bouwhoogte ballenvangers, scoreborden, werpkooien en attributen voor hoogspringen met bijbehorende landingskussen: 10 meter;
  3. maximale bouwhoogte dug-outs: 2 meter;
  4. maximale bouwhoogte erfafscheidingen: 1,30 meter;
  5. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 9.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. Ondersteunende horeca is toegestaan ten behoeve van sportvoorzieningen tot maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van een clubgebouw;
  2. Ten behoeve van een clubgebouw en ondersteunende horeca zijn (dak)terrassen toegestaan tot maximaal 150 m2.

Artikel 10 Verkeer - 1     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. openbare ruimte;
  4. ongebouwde parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. kunstwerken, viaducten;
  2. bruggen;
  3. geluidwerende voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. water;
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte geluidwerende voorzieningen: 8 meter;
  2. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 10.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn bruggen dan wel viaducten toegestaan;
  2. voor de Nieuwe Leeuwarderweg geldt dat mag worden voorzien in maximaal vier rijstroken, waarbij opstelvakken, invoegstroken, uitvoegstroken en parkeerstroken niet worden meegerekend als rijstrook;
  3. voor de andere wegen geldt dat mag worden voorzien in maximaal twee rijstroken, waarbij opstelvakken, invoegstroken, uitvoegstroken en parkeerstroken niet worden meegerekend als rijstrook.

Artikel 11 Verkeer - 2     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen;
  2. fiets- voetpaden;
  3. openbare ruimte;
  4. ongebouwde parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bruggen;
  3. water;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;

11.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte: 6 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 11.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn bruggen toegestaan;

Artikel 12 Verkeer - 3     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. fiets- en voetpaden;
  2. openbare ruimte;
  3. groenvoorzieningen;
  4. behoud van het cultuurhistorisch waardevolle dijkprofiel van de Buikslotermeerdijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1';

met de daarbij behorende:

  1. bruggen;
  2. water;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;

12.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte: 6 meter.
  2. maximale bouwhoogte bruggen: 15 meter vanaf het waterpeil;
  3. maximale breedte brug over het Noordhollandsch Kanaal: 10 meter;
  4. minimum vrije doorvaarthoogte bruggen over het Noordhollandsch Kanaal: 2,75 meter vanaf het waterpeil.

12.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 12.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn bruggen toegestaan;
  2. voor de rijwegen als onderdeel van de openbare ruimte geldt dat rijwegen voor het autoverkeer uitsluitend zijn bedoeld voor laad- en losverkeer ten behoeve van de aangrenzende voorzieningen.

Artikel 13 Verkeer - 4     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bovengrondse metrobanen;
  2. wegen;
  3. openbare ruimte;

met de daarbij behorende:

  1. kunstwerken, viaducten;
  2. groenvoorzieningen;
  3. water;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte: 6 meter.

13.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 13.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn bruggen dan wel viaducten toegestaan;
  2. rijwegen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de onderdoorgang Nieuwe Purmerweg;
  3. fiets- en voetpaden zijn toegestaan ter plaatse van de onderdoorgangen Nieuwe Purmerweg en het J.H. Hisgenpad.

Artikel 14 Water     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. recreatief medegebruik;
  4. groenvoorzieningen;
  5. bruggen;
  6. steigers en vlonders;

met de daarbij behorende:

  1. speelvoorzieningen;
  2. straatmeubilair;
  3. nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

14.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. uitsluitend een gemaal met een bebouwde oppervlakte van maximaal 100 m² is toegestaan;
  2. maximale bouwhoogte: 4 meter.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte speelvoorzieningen: 6 meter;
  2. maximale bouwhoogte steigers: 1 meter;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' is een steiger van maximaal 70 m2 en met een breedte van maximaal 3 meter toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 2' is een steiger toegestaan;
  5. overige steigers en vlonders: maximaal 200 m2;
  6. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 14.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

14.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval aangemerkt het innemen van water als zijnde een ligplaats voor woonschepen en/of bedrijfsvaartuigen.

Artikel 15 Wonen - 1     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met de daarbij behorende:

  1. gebouwde parkeervoorzieningen met de daarbij behorende in- en uitritten;
  2. bergingen en andere nevenruimten;
  3. (dak)tuinen en erven;
  4. dakterrassen;
  5. nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen     
  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat, voorzover hoger wordt gebouwd dan de hoogste toegestane bouwhoogte in de aangrenzende delen van het bestemmingsvlak, het bruto vloeroppervlak per bouwlaag niet meer mag bedragen dan 450 m²;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dienen de eerste twee bouwlagen ter plaatse van die aanduiding te worden opgericht;
  5. minimaal 80% van de bebouwing moet worden opgericht in de voorste bouwgrens;
  6. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidluwe zijde;
  7. voor gebouwde parkeervoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ondergronds of in de eerste bouwlaag worden gerealiseerd;
    2. in afwijking van sub a zijn achter de voorgevelrooilijn gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan buiten het bouwvlak;
    3. parkeervoorzieningen in de eerste bouwlaag zijn uitsluitend toegestaan indien de parkeerplaatsen, niet zijnde de in- en uitritten van de parkeervoorzieningen, zijn gelegen op een afstand van minimaal 5 meter van de gevels van het gebouw die grenzen aan de bestemmingen Verkeer - 2 of Verkeer - 3.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte voor de voorgevel: 1 meter;
  2. maximale bouwhoogte achter de voorgevel: 2 meter.

15.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is vanwege:

  1. de verkeerssituatie ter plaatse;
  2. het stedenbouwkundig profiel;
  3. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  4. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;

15.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. 15.2.1, sub d, ten behoeve van het elders situeren van bebouwing in afwijking van de aanduiding 'gevellijn', mits stedenbouwkundig en akoestisch aanvaardbaar;
  2. 15.2.1, sub f, ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid;
  1. 15.2.1, sub g, voor het realiseren van parkeervoorzieningen op minder dan 5 meter van de gevel, mits stedenbouwkundig aanvaardbaar.

15.5 Specifieke gebruiksregels     

15.5.1 Praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Maximaal 40 % van de bruto vloeroppervlakte van de woning mag gebruikt worden voor praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 16 Wonen - 2     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. maatschappelijke voorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. openbare ruimte;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. gebouwde parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bergingen en andere nevenruimten;
  2. daktuinen;
  3. dakterrassen;
  4. nutsvoorzieningen.

16.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

16.2.1 Gebouwen     
  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  3. maximaal bebouwd oppervlak per bouwvlak: 820 m²;
  4. de gevels van de bovenste bouwlaag moeten minimaal 3 meter terugliggen ten opzichte van de gevels van de lager gelegen bouwlaag, met uitzondering van balustrades en borstweringen;
  5. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidluwe zijde;
  6. voor gebouwde parkeervoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ondergronds worden gerealiseerd;
    2. in afwijking van sub a zijn ondergrondse parkeervoorzieningen ook toegestaan buiten het bouwvlak;
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte speelvoorzieningen: 4 meter;
  2. maximale hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.

16.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is vanwege:

  1. de verkeerssituatie ter plaatse;
  2. het stedenbouwkundig profiel;
  3. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  4. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.

16.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid:

  1. 16.2.1 sub e, ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid;
  2. 16.2.1 sub f, ten behoeve van het realiseren van in- en uitritten van ondergrondse parkeervoorzieningen mits stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  3. 16.2.1 sub f, ten behoeve van het realiseren van gebouwde parkeervoorzieningen buiten het bouwvlak tot een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter aansluitend aan de aanduiding 'parkeergarage' in de bestemming Gemengd, mits deze is voorzien van een openbaar maaiveld met een groenvoorziening en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

16.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 16.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

16.5.1 Algemeen     
  1. per bouwvlak worden de woningen ontsloten via één hoofdtoegang;
  2. maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag tot maximaal 500 m² bruto vloeroppervlak;
  3. voor de rijwegen als onderdeel van de openbare ruimte geldt dat rijwegen voor het autoverkeer uitsluitend mogen worden gebruikt voor laad- en losverkeer ten behoeve van de aangrenzende voorzieningen.
16.5.2 Praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten     

Maximaal 40 % van de bruto vloeroppervlakte van de woning mag gebruikt worden voor praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

  1. De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en behoud van archeologische waarden;
  2. De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

17.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de primaire bestemming en de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. Voor zover met betrekking tot de in lid 17.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport te overleggen;
  2. Aan de vergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op een bodemverstoring:
    1. indien de bodemverstoring betrekking heeft op een gebied met een kleinere oppervlakte dan 500 m2 of een kleinere diepte dan 0,5 meter onder maaiveld;
    2. die het normale onderhoud betreft;
    3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

17.3 Nadere eisen     

Bij omgevingsvergunning kunnen ter bescherming van de in lid 17.1 genoemde archeologische waarden nadere eisen gesteld worden aan de situering van de bouwwerken, indien uit het archeologisch rapport onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 17.1 aanwezig zijn.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in 17.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 meter onder maaiveld, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    2. het aanbrengen van drainage;
    3. het aanleggen en verbreden van wateren;
    4. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    5. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  2. De aanvrager van een vergunning zoals bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen;
  3. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 17.1 niet onevenredig schaden;
  4. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  5. Het bepaalde onder a en d is niet van toepassing op een bodemverstoring:
    1. indien de bodemverstoring betrekking heeft op een gebied met een oppervlakte kleiner dan 500 m² of een diepte van minder dan 0,5 meter onder maaiveld;
    2. die het normale onderhoud betreft;
    3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 2     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

  1. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en behoud van archeologische waarden;
  2. De bestemming 'Waarde - Archeologie 2' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de primaire bestemming en de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. Voor zover met betrekking tot de in lid 18.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport te overleggen;
  2. Aan de vergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op een bodemverstoring:
    1. die betrekking heeft op een gebied met een waterbodem met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m2;
    2. die het normale onderhoud betreft;
    3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

18.3 Nadere eisen     

Bij omgevingsvergunning kunnen ter bescherming van de in lid 18.1 genoemde archeologische waarden nadere eisen gesteld worden aan de situering van de bouwwerken, indien uit het archeologisch rapport onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 18.1 aanwezig zijn.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in 18.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 2 meter onder maaiveld, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    2. het aanbrengen van drainage;
    3. het aanleggen en verbreden van wateren;
    4. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    5. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  2. De aanvrager van een vergunning zoals bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen;
  3. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 18.1 niet onevenredig schaden;
  4. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  5. Het bepaalde onder a en d is niet van toepassing op een bodemverstoring:
    1. die betrekking heeft op een waterbodem met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m²;
    2. die het normale onderhoud betreft;
    3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het in stand houden en het onderhoud van de waterkering met daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels     

21.1 Algemeen     

  1. ondergrondse en halfverdiepte bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.

21.2 Toegelaten overschrijdingen     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en/of bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. hijsinrichtingen en ander ondergeschikte delen van gebouwen mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
  2. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  3. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een fietspad en 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit fietspad of voetpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 1,5 meter.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels     

22.1 Aantal woningen     

Het maximaal aantal woningen bedraagt 1800.

22.2 Algemeen gebruiksverbod     

Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.

22.3 Gebruiksverbod     

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 22.2 wordt in elk geval begrepen:

  1. inrichtingen die worden begrepen onder bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
  2. telefoneerinrichting of belhuis, automatenhal, seksinrichting, prostitutiebedrijf, smartshop, geldwisselkantoor, growshop, short stay;
  3. de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan.

22.4 Parkeren, laden en lossen     

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en/of voor het veranderen van het gebruik van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte wordt aangebracht voor het op eigen terrein parkeren van auto's overeenkomstig het vigerende parkeerbeleid;
  2. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en/of voor het veranderen van het gebruik van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte wordt aangebracht op eigen terrein voor het parkeren van fietsen en scooters overeenkomstig het vigerende fiets- en scooterparkeerbeleid;
  3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort;
  4. Ruimte voor het parkeren van auto's, scooters en fietsen en voor het laden of lossen van goederen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte krachtens dit lid is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 22.4 onder a en b overeenkomstig de voorwaarden zoals gesteld in het vigerende parkeerbeleid;
  2. het bepaalde in lid 22.4 onder c voor zover op andere wijze in laad- of losruimte wordt voorzien.
  3. het bepaalde in lid 22.4 onder d voor zover geen onaanvaardbare aantasting van de verkeer- en parkeersituatie optreedt.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels     

23.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop - 1     

23.1.1 Aanduidingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop - 1' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in het aangrenzende gebied gesitueerde molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

23.1.2 Bouwregels     

Binnen de in lid 23.1.1 bedoelde zone gelden in afwijking van de voorgaande bepalingen de volgende hoogtematen:

  1. maximale bouwhoogte: +2,90 m NAP (onderste punt van de verticaal staande wiek);
  2. het bepaalde onder a geldt niet voor bestaande bouwwerken.
23.1.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1.2 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan mits de maximale hoogte met niet meer dan 2 meter wordt overschreden en de waarden genoemd onder 23.1.1 niet onevenredig worden aangetast.

23.1.4 Nadere eisen     

Bij omgevingsvergunning kunnen ter bescherming van de in lid 23.1.1 genoemde waarden nadere eisen gesteld worden aan de bouwhoogte en situering van de bouwwerken, indien uit onderzoek is gebleken dat de te beschermen waarden van de molen worden aangetast.

23.1.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Op en onder de in lid 23.1.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken uit te voeren:

  1. het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan de hoogte die in 23.1.2 als maximum is aangegeven;
  2. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden als benoemd in 23.1.1 en landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind;
  3. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op:
    1. werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
    2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

23.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop - 2     

23.2.1 Aanduidingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop - 2' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in het aangrenzende gebied gesitueerde molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

23.2.2 Bouwregels     

Binnen de in lid 23.1.1 bedoelde zone gelden voor gebouwen in afwijking van de voorgaande bepalingen de volgende hoogtematen:

  1. er mag mag niet hoger worden gebouwd ten opzichte van -0,6 m NAP (maaiveldhoogte molen) dan berekend met behulp van de volgende formule: H = X/n + c.z , waarin:

H = maximale hoogte in meters

X = afstand obstakel tot molen in meters

n = coëfficient gesloten gebied = 50

c = constante = 0,2

z = askophoogte in meters = 12,05 m

  1. het bepaalde onder a geldt niet voor bestaande bouwwerken.
23.2.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.2 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan, mits de maximale hoogte met niet meer dan 2 meter wordt overschreden en de waarden genoemd onder 23.2.1 niet onevenredig worden aangetast.

23.2.4 Nadere eisen     

Bij omgevingsvergunning kunnen ter bescherming van de in lid 23.2.1 genoemde waarden nadere eisen gesteld worden aan de bouwhoogte en situering van de bouwwerken, indien uit onderzoek is gebleken dat de te beschermen waarden van de molen worden aangetast.

23.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Op en onder de in lid 23.2.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken uit te voeren:

  1. het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan de hoogte die in 23.2.2 als maximum is aangegeven;
  2. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden als benoemd in 23.2.1 en landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind;
  3. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op:
    1. werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
    2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

23.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop - 3     

23.3.1 Aanduidingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop - 3' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in het aangrenzende gebied gesitueerde molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

23.3.2 Bouwregels     

Binnen de in lid 23.3.1 bedoelde zone gelden voor gebouwen in afwijking van de voorgaande bepalingen de volgende hoogtematen:

  1. er mag niet hoger worden gebouwd dan de bouwhoogten die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan;
  2. het bepaalde onder a geldt niet voor bestaande bouwwerken.
23.3.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.3.2 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan, mits de maximale hoogte met niet meer dan 2 meter wordt overschreden en de waarden genoemd onder 23.3.1 niet onevenredig worden aangetast.

23.3.4 Nadere eisen     

Bij omgevingsvergunning kunnen ter bescherming van de in lid 23.3.1 genoemde waarden nadere eisen gesteld worden aan de bouwhoogte en situering van de bouwwerken, indien uit onderzoek is gebleken dat de te beschermen waarden van de molen worden aangetast.

23.3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Op en onder de in lid 23.3.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken uit te voeren:

  1. het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is dan:
    1. op een afstand van 100 tot 200 meter van de molen: 10 m.
    2. op een afstand van 200 tot 300 meter van de molen: 16 m.
    3. op een afstand van 300 tot 400 meter van de molen: 23 m.
  2. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden als benoemd in 23.3.1 en landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind;
  3. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op:
    1. werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
    2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

23.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop - 4     

23.4.1 Aanduidingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop - 4' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in het aangrenzende gebied gesitueerde molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

23.4.2 Bouwregels     

Binnen de in lid 23.4.1 bedoelde zone gelden voor gebouwen in afwijking van de voorgaande bepalingen de volgende hoogtematen:

  1. er mag niet hoger worden gebouwd dan de bouwhoogten die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan;
  2. het bepaalde onder a geldt niet voor bestaande bouwwerken.
23.4.3 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.4.2 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan, mits de maximale hoogte met niet meer dan 2 meter wordt overschreden en de waarden genoemd onder 23.4.1 niet onevenredig worden aangetast.

23.4.4 Nadere eisen     

Bij omgevingsvergunning kunnen ter bescherming van de in lid 23.4.1 genoemde waarden nadere eisen gesteld worden aan de bouwhoogte en situering van de bouwwerken, indien uit onderzoek is gebleken dat de te beschermen waarden van de molen worden aangetast.

23.4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden     

Op en onder de in lid 23.4.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken uit te voeren:

  1. het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting met een uitgroeihoogte die hoger is ten opzichte van -0,6 m NAP (maaiveldhoogte molen) dan berekend met behulp van de volgende formule: H = X/n + c.z , waarin:

H = maximale hoogte in meters

X = afstand obstakel tot molen in meters

n = coëfficient gesloten gebied = 50

c = constante = 0,2

z = askophoogte in meters = 12,05 m

  1. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden als benoemd in 23.4.1 en landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind;
  2. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op:
    1. werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
    2. werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels     

Indien niet op grond van andere bepalingen van deze regels bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van de regels van dit plan, voor:

  1. geringe afwijkingen die in het belang zijn van een ruimtelijk en/of technisch meer verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  2. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 4 meter en een maximaal bruto vloeroppervlak van 20 m²;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, geluidswerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, duikers en andere waterstaatkundige werken, mits hiertoe niet meer dan 2% van het totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
  4. bouwwerken waarbij de in de regels toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 1 meter wordt vergroot;
  5. bouwwerken waarbij de in de regels toegestane maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder d, met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, schoorstenen, glasbewassingsinstallaties en ventilatie-inrichtingen;
  6. het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwvlakgrenzen met ten hoogste 3 meter ten behoeve van balkons, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 25 Overgangsrecht     

25.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Elzenhagen Zuid.