Geluidverdeelplan Westpoort    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Het bestemmingsplan ‘Geluidverdeelplan Westpoort' maakt een verdeling van de geluidruimte van industrieterrein Westpoort mogelijk.

Industrieterrein Westpoort kent een geluidszone, omdat het terrein aan te merken valt als een industrieterrein waarop zogenaamde grote geluidsmakers (bedrijven die veel geluid kunnen produceren) zich mogen vestigen. Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor een dergelijk industrieterrein een geluidzone. Het geluid dat de industrie op een dergelijk terrein gezamenlijk produceert mag buiten deze zone niet meer bedragen dan 50 dB(A), wat betekent dat de geluidruimte binnen de geluidzone niet onbeperkt is. Bij bedrijven op het industrieterrein wordt in de procedure van de milieuvergunning getoetst of de geluidproductie van het bedrijf past binnen de geluidruimte die nog beschikbaar is in de geluidzone van het industrieterrein.

In 2013 is de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 (verder: visie NZKG) vastgesteld waarmee een intensivering van het gebruik van de bestaande havengebieden (onder meer Westpoort) wordt nagestreefd. Destijds bleek dat de beschikbare geluidruimte binnen de vastgestelde geluidzone behorend bij Westpoort (en ook het in Zaanstad gelegen Hoogtij) onvoldoende was om de gewenste groei te faciliteren. In 2015 is met een provinciaal inpassingsplan (verder: het PIP) de geluidzone van Westpoort vergroot.



Hierdoor is er nieuwe geluidruimte ontstaan voor de ontwikkeling van beide industrieterreinen, maar is ook een groter gebied binnen de geluidzones komen te liggen. De regionale partners (provincie Noord-Holland, Havenbedrijf Amsterdam, Omgevingsdienst NZKG (verder: OD), gemeente Amsterdam en gemeente Zaanstad) willen voorkomen dat in de toekomst opnieuw de geluidzones vergroot moeten worden. Daarom is in het uitvoeringsprogramma van de visie NZKG afgesproken de mogelijkheden te verkennen om de beschikbare geluidruimte binnen de geluidzones te verdelen en juridisch te borgen zodat voor de verschillende kavels voldoende geluidruimte beschikbaar blijft. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om de beschikbare geluidruimte te borgen en toe te zien op een juiste verdeling.

1.2 Leeswijzer     

Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 7 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.

Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plankader. Er wordt onder andere ingegaan op het plangebied, de doelstelling van het bestemmingsplan en de geldende planologie. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid afkomstig van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggende akoestische onderzoek. In hoofdstuk 5 wordt uitgelegd op welke wijze dit is vertaald in juridische zin. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en behandelt hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid (het overleg ex artikel 3.1.1 Bro). Tot slot zijn de relevante rapporten als bijlage bij de toelichting en/of regels gevoegd.

Hoofdstuk 2 Plankader     

2.1 Ligging en begrenzing     

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Geluidverdeelplan Westpoort' wordt globaal als volgt begrensd. In het noorden vormt het midden van Noordzeekanaal de grens van het plangebied, in het oosten de Mercuriushaven, in het zuiden de spoorlijn Amsterdam Sloterdijk - Halfweg en het natuurgebied de Brettenzone en in het westen de Machineweg en het recreatiegebied Spaarnwoude.

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de digitale verbeelding (voorheen de bestemmingsplankaart).

2.2 Doelstelling     

De doelstelling van dit bestemmingsplan met daarin een akoestische verkaveling zijn als volgt:

  • een effectieve invulling van het industrieterrein Westpoort mogelijk maken, waarbij akoestisch relevante bedrijven nu en in de toekomst voldoende geluidruimte beschikbaar is;
  • een toekomstige uitbreiding van de geluidzone voorkomen;
  • transparantie en rechtszekerheid bieden;
  • een regeling die voor bestaande bedrijven en nieuw te vestigen bedrijven zo min mogelijk administratieve lasten oplevert.



In paragraaf 2.4 wordt nader op de inhoud van het bestemmingsplan ingegaan.

2.3 Geldende planologisch kaders     

Er geldende de volgende planologische kaders:

  • Bestemmingsplan Afrikahaven, vastgesteld 3 juli 2013
  • Eerste wijziging Afrikahaven, vastgesteld 6 juni 2017
  • bestemmingsplan Amerikahaven, vastgesteld 3 juli 2013
  • bestemmingsplan Amerikahaven, e.o., vastgesteld 25 januari 1996';
  • bestemmingsplan Sloterdijk II, vastgesteld 3 juli 2013;
  • bestemmingsplan Sloterdijk III, vastgesteld 3 juli 2013;
  • bestemmingsplan Sloterdijk IV, vastgesteld 3 juli 2013;
  • bestemmingsplan Westhaven vastgesteld 3 juli 2013;
  • wijzigingsplan eerste wijziging Westhaven, vastgesteld 24 juni 2014;
  • bestemmingsplan Petroleumhaven vastgesteld 18 december 2013;
  • bestemmingsplan Alfadriekhoek, vastgesteld 3 juli 2013;
  • bestemmingsplan Westrandweg-2e Coentunnel 16 maart 2011;

2.4 Beschrijving van het plan     

2.4.1 Inleiding     

Het industrieterrein Westpoort betreft een industrieterrein waar zogenaamde grote geluidsmakers zijn toegestaan, dit betreft bedrijven die een grote hoeveelheid geluid kunnen produceren. Vanwege voorgaande geldt voor het industrieterrein een geluidszone met een zonegrens. Daarbij geldt op grond artikel 53 van de Wet geluidhinder (Wgh) dat buiten de zone de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Buiten de zone gelden er geen beperkingen voor (geluidsgevoelige) bestemmingen, zoals wonen.

Binnen de zone zijn er wel beperkingen voor het bestemmen van geluidsgevoelige bestemmingen. Voor woningen en andere geluidsgevoelige objecten in de zone geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Door een 'hogere waarde procedure' kan een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) worden toegestaan op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen. Deze verhoging is mogelijk tot een maximale ontheffingswaarde. Deze maximale ontheffingswaarde is afhankelijk van de situatie (zoals nieuwe of bestaande woningen).

Naast geluidsgevoelige objecten met een hogere grenswaarden, bestaan er ook nog geluidsgevoelige objecten met een saneringsgrenswaarde. Dit betreft de gevoelige objecten die al aanwezig waren voordat de Wet geluidhinder van toepassing werd en waar een geluidsbelasting aanwezig was die hoger was / is dan de maximale ontheffingswaarde.

2.4.2 Effectieve invulling Westpoort     

De geluidruimte binnen de geluidzone van Westpoort is niet onbeperkt. Het kan daarom zijn dat er geen geluidruimte meer aanwezig is, terwijl er nog fysieke ruimte op het industrieterrein Westpoort, in de vorm van lege kavels, bestaat. Het gevolg is dat er dan niet effectief gebruik wordt gemaakt van het industrieterrein, wat ruimtelijk onwenselijk is en niet overeenkomt met de visie NZKG.

verplicht

In de bovenstaande figuur is schematisch weergegeven hoe er lege kavels kunnen ontstaan. Het bedrijf in de linkerbovenhoek vraagt in die situatie geluidruimte aan, die noodzakelijk is voor een effectieve invulling van de aangrenzende kavels. Deze situatie kan ontstaan wanneer de totale geluidruimte binnen de geluidzone (het gearceerde deel) niet is verdeeld per kavel.

Het geluidverdeelplan is een bestemmingsplan waarbinnen de geluidruimte is verdeeld per kavel. Omdat de verdeling (ook wel de geluidverkaveling genoemd) is opgenomen in de regels van het geluidverdeelplan, wordt deze onderdeel van het juridische toetsingskader van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

Een dergelijke omgevingsvergunning is noodzakelijk bij een bedrijf dat wil gaan bouwen en/of als het bedrijf een (nieuwe) omgevingsvergunning voor het milieudeel (hierna milieuvergunning) nodig heeft. Voor sommige activiteiten geldt echter dat volstaan kan worden met een melding op grond van het Activiteitenbesluit en verder geen omgevingsvergunning voor het bouwen of een milieuvergunning nodig is. In die gevallen kan echter wel sprake zijn van planologisch strijdig gebruik, omdat het bedrijf wel meer geluidimmissie heeft dan is toegestaan op grond van dit bestemmingsplan. In dat geval is naast de melding op grond van het Activiteitenbesluit ook een omgevingsvergunning voor het planologische strijdige gebruik noodzakelijk. Bij behandeling van de melding zal het bedrijf dan door het bevoegd gezag verzocht worden om een dergelijke aanvraag te doen.

Ter verduidelijking heeft de Omgevingsdienst het toetsingsproces vanhet geluidverdeelplan in een stroomschema uitgetekend. Dit schema is opgenomen in bijlage 4 van de toelichting.

Het geluidverdeelplan voorkomt op deze manier de situatie dat in de toekomst lege kavels niet meer effectief benut kunnen worden. In paragraaf 5.3 wordt de wijze van regelen nader toegelicht.

2.4.3 Voorkomen toekomstige uitbreiding     

In het verleden is het eerder voorgekomen dat de situatie geschetst in paragraaf 2.4.2 zich voordeed. Ten tijde van het opstellen van de visie NZKG bleek dat er onvoldoende geluidruimte was om de lege kavels te vullen met de gewenste bedrijvigheid. Naar aanleiding van dat gebrek aan geluidruimte is destijds besloten de geluidzones te optimaliseren. Op de onderstaande afbeelding zijn de oude en huidige geluidzones weergegeven.

verplicht

Met het opstellen van geluidverdeelplan voor Westpoort willen we voorkomen dat in de toekomst opnieuw de zones uitgebreid moeten worden.

2.4.4 Transparantie & rechtszekerheid     

In de huidige situatie moet een initiatiefnemer contact opnemen met de zonebeheerder om zijn concrete plannen te laten toetsen aan de beschikbare geluidruimte. Welke geluidruimte nog beschikbaar is voor de invulling van een kavel, is enkel bekend bij de zonebeheerder (de omgevingsdienst, in opdracht van de gemeente). Dankzij het geluidverdeelplan dat digitaal wordt ontsloten via ruimtelijkeplannen.nl, kan een ieder (al dan niet met behulp van een geluidsdeskundige) inzien welke geluidruimte er beschikbaar is op een kavel. Zij kunnen dan zelf bepalen of hun initiatief past binnen het geluidbudget, voordat zij een aanvraag indienen of vooroverleg starten met het bevoegd gezag.

Bovendien is het zonder bestemmingsplan dat de geluidruimte verdeelt, zo dat geluidruimte die beschikbaar, maar nog niet vergund is, nooit een zekerheid is. Een bestaand bedrijf kan toekomstige ontwikkelmogelijkheden kwijtraken, omdat een ander bedrijf geluidruimte aanvraagt die eigenlijk gebudgetteerd had moeten zijn voor de kavels waarop het bestaande bedrijf wenst uit te bereiden. Deze onzekerheid kan een ongewenste prikkel vormen voor bestaande bedrijven om zoveel mogelijk geluidruimte (binnen de grenzen van de gehele geluidzone) aan te vragen om de ontwikkelmogelijkheden voor de toekomst veilig te stellen. Bovendien nodigt het bedrijven niet uit om de bedrijfsvoering met maatregelen stiller te maken, omdat de geluidruimte die daardoor vrij komt door elk bedrijf binnen de zone weer gebruikt kan worden. De geluidruimte die is toegedeeld aan een kavel, kan niet door een bedrijf op een andere kavel worden gebruikt.

De juridische borging van de verdeling in dit bestemmingsplan biedt daarom niet alleen meer rechtszekerheid, maar geeft ook een nieuwe reden voor bedrijven om na te denken over maatregelen om de geluidproductie terug te brengen. Die vrijgekomen geluidruimte komt dan immers terug in het budget voor die kavel, zodat deze in de toekomst weer gebruikt kan worden voor een intensivering van de bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

3.1 Rijksbeleid     

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro). De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden.

In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur van Nederland;
  2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte (Barro). Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Bij de inwerkingtreding van de SVIR en het Barro zullen de Nota Ruimte en de bijbehorende Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid komen te vervallen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.

Op 1 oktober 2012 is het Barro gewijzigd en treden delen van het Barro in werking die al waren vastgesteld, maar die voor hun inwerkingtreding wachtten op deze wetswijziging. Met deze aanpassingen in de regelgeving is de wettelijke borging van het beleid in de SVIR nagenoeg voltooid.

Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, electriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Ook treden de eerder vastgestelde regels op 1 oktober 2012 verlaat in werking met betrekking tot de ruimtelijke bescherming van het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes en met betrekking tot voorwaarden aan windmolens en hoge bebouwing rond militaire radarposten.

Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.

3.2 Provinciaal beleid     

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040     

Op 21 juni 2010 heeft provinciale staten de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Op 3 november 2010 is de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 in werking getreden. In de Structuurvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en aangegeven hoe zij deze visie denkt te realiseren.

Uitgangspunt is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De provincie kiest daarbij voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen en houdt het landelijk gebied open en dichtbij. Verder worden de waterkeringen versterkt en calamiteitenbergingen aangelegd om wateroverlast te voorkomen. Door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord- Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken.

In de structuurvisie worden drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen benoemd:

  1. Klimaatbestendigheid: voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, voldoende en schoon drink-,grond- en oppervlaktewater en voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie;
  2. Ruimtelijke kwaliteit: behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurlandschappen en groen om de stad;
  3. Duurzaam ruimtegebruik: milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting, voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij, economische activiteiten en voor recreatieve en toeristische voorzieningen.

De Provincie zet blijkens de Structuurvisie in op de optimale benutting van het huidige zeehaventerreinen door verdichting, innovatie en herstructurering, bij voorkeur in samenhang met de realisatie van een nieuwe zeesluis bij IJmuiden. Dit bestemmingsplan past binnen dit provinciale beleid.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland     

Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar gemeenten toe, heeft de provincie de beschikking over de zogenaamde provinciale verordening. Deze verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Wel zal hierin duidelijk het provinciaal belang naar voren moeten komen. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld.

Op 12 december 2016 hebben Provinciale Staten een wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. De nieuwe PRV trad in werking op 1 maart 2017. Er zijn in de PRV geen regels opgenomen die gaan over de geluidsruimte van het industrieterrein Westpoort.

3.3 Regionaal beleid     

3.3.1 Visie Noordzeekanaalgebied     

De gemeenten in het Noordzeekanaalgebied (Amsterdam, Beverwijk, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Velsen en Zaanstad), de provincie Noord-Holland en het Rijk hebben samen de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 vastgesteld. Het doel van de visie is dit specifieke gebied een bijdrage te laten leveren aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Wonen, werken, natuur en recreëren dienen daarvoor op een goede manier samen te (blijven) gaan. De visie bevat beslissingen voor de korte en langere termijn.

De Visie is in juni/juli 2013 vastgesteld door de raden van de deelnemende gemeenten en op 23 september 2013 door Provinciale Staten van Noord-Holland.

Het gaat in de Visie specifiek om het mogelijk maken van groei van de haven op in ieder geval bestaand terrein, met intensivering en verduurzaming als belangrijke principes. Dit bestemmingsplan past binnen deze visie.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam'     

Met de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' (17 februari 2011) legt Amsterdam zichzelf, inclusief de stadsdelen, regels op waar ruimtelijke plannen aan moeten voldoen. Amsterdam heeft zichzelf onder meer voor de opgave gesteld te verdichten en tegelijk het omliggende landschap open te houden. Dat leidt tot belangrijke uitgangspunten: het groen in en rond de stad vraagt om stevige bescherming, terwijl andere delen van de stad optimaal worden benut. Verdichting leidt ook tot (geleidelijke) transformatie en toenemende menging. Dat vergt veel van de bestaande infrastructuur en openbare ruimte. Respect voor de rijkdom aan cultuurhistorische schatten van Amsterdam is hierbij een belangrijke voorwaarde.



De centrale ambitie van de Structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt aan tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte en in recreatief gebruik van water en groen en efficiënter omgaan met energie en vervoer, zodat buiten de stad minder landschap hoeft te worden aangetast. De ambitie is om 70.000 woningen en bijbehorende voorzieningen toe te voegen tot 2040, een intensiever gebruik van de haven en huidige bedrijventerreinen te realiseren en ruimte te maken voor waterberging.

Dit bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstelling in de structuurvisie om de haven intensiever te gaan gebruiken.

Hoofdstuk 4 Geluid     

4.1 Algemeen     

Op grond van de Wet geluidhinder moet een geluidzone worden vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die "in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken". Dit zijn inrichtingen als aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 143) , de zogenaamde "grote lawaaimakers". Dergelijke inrichtingen worden geacht zoveel lawaai te (kunnen) veroorzaken, dat de wijde omgeving ervan zwaar belast wordt. Op grond van de Wet geluidhinder wordt bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor een industrieterrein een geluidszone vastgesteld of gewijzigd. Een geluidszone is een gebied rond een industrieterrein waarbuiten de gecumuleerde geluidsbelasting van alle daarop gevestigde bedrijven op de zonegrens niet hoger mag zijn dan 50 dB(A)-etmaalwaarde. De Wet geluidhinder (Wgh) stelt 50 dB(A) als voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen deze zones (artikelen 40 en 44). Via een hogere waarden-procedure kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld.

De geluidszone van het industrieterrein Westpoort is met het provinciaal inpassingsplan Aanpassing geluidszones Westpoort en Hoogtij vastgelegd.

4.2 Resultaten onderzoeken     

Om de geluidsruimte voor Westpoort voor korte en lange termijn zo optimaal mogelijk te kunnen benutten is een vorm van geluidsverdeling gewenst. Om die geluidsverdeling te kunnen maken is door adviesbureau DGMR akoestisch onderzoek gedaan naar deze verdeling. Dit onderzoek is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder wordt kort ingegaan op dit onderzoek en de uitgangspunten die daarin gehanteerd zijn.

Bestaande bedrijven

In het onderzoek is uitgegaan van de vergunde geluidsruimte van bestaande bedrijven. Deze vergunde geluidsruimte is aangevuld met de geluidsreservering, zoals deze waren opgenomen in het PIP. Voor de bestaande bedrijven is de geluidsreservering voor de dag- en avondperiode verruimd. Deze extra geluidsruimte is alleen toegekend aan die bedrijven waar in de vergunde situatie de beschikbare ruimte in de dag- en avond nog niet volledig is gebruikt. Over het algemeen betekent dit voor de meeste bedrijven dat ontwikkelingsruimte beschikbaar is in deze perioden.

Lege bedrijfskavels

Voor de nog lege kavels, daar waar nog geen bedrijven aanwezig zijn, is de geluidemissie gebaseerd op de maximale toegestane categorie bedrijven overeenkomstig de onderliggende bestemmingsplannen en de te verwachten ontwikkelingen. De nieuwe, nog uit te geven percelen zijn opgeknipt in kavels met een grootte van 5 à 10 hectare. Deze keuze is gemaakt om de geluidsruimteverdeling te optimaliseren.

Bedrijfskavels voor lichte bedrijven

Binnen een deel van het plangebied van dit bestemmingsplan zijn in de bestaande situatie slechts lichte en middelzware bedrijven gevestigd. Het gaat om, ten opzichte van de havengebonden bedrijven, akoestisch minder zware bedrijven. Voor de kavels waar deze bedrijven zich kunnen vestigen is, vanwege voorgaande een generieke geluidsruimte opgenomen passend bij de milieucategorie. Hieronder is ook de kaart opgenomen uit het geluidsonderzoek, met daarop duidelijk aangegeven welke kavels het betreft.

verplicht

Afbeelding verkaveling (groene kavels middel zwaar tot zware bedrijven en blauw zeer zware bedrijven)

Nestgeluid

Bij de eerste vaststelling van de geluidszone voor Westpoort is ook de bijdrage van afgemeerde zeeschepen (het zogenaamde nestgeluid) meegenomen. Nestgeluid is het geluid dat van het schip afkomstig is vanwege het ventileren van ruimten, de stroomvoorziening voor eigen installaties, en dergelijke. Nestgeluid heeft geen relatie met laad- en losactiviteiten van aan wal liggende tankerschepen. Het geluid van een schip dat een relatie heeft met laad en losactviteiten zoals bijvoorbeeld geluid dat optreed bij het laden en lossen van tankers door het inwerking zijn van de balastpompen wordt toegekend aan het ontvangende / leverende bedrijf en is niet als nestgeluid aangemerkt. Nestgeluid is niet inrichtingsgebonden (niet toe te rekenen aan een bedrijf) en is daarom apart beschouwd in het akoestisch onderzoek.

Het nestgeluid van schepen is generiek beoordeeld. Dat wil zeggen dat de maximale geluidsruimte voor afgemeerde schepen niet per ligplaats is vastgelegd, maar voor alle ligplaatsen tezamen. De geluidbijdrage van alle ligplaatsen is daarbij vastgelegd voor de dag-, de avond- en de nachtperiode.

Geluidverdeling

Op basis van bovenstaande uitgangspunten is een geluidverdeling gemaakt. De geluidverdeling is vervolgens gebaseerd op de voor de betreffende kavels benodigde geluidsemissie (geluiduitstraling van een kavel in dB(A) per vierkante meter) en op de toegestane geluidsimmissie, zijnde het geluidsniveau op een buiten het industrieterrein gelegen toetspunt. Dit heeft voor alle kavels geresulteerd in een geluidemissie van een kavel uitgedrukt als bronvermogen per vierkante meter, als Lw per m2, uitgedrukt in dB(A)/m2 voor de verschillende periodes (dag, avond en nacht). Het heeft bovendien geresulteerd in een immissieniveau per kavel op ten minste één van de 48 toetspunten. De toetspunten zijn zo gelegen dat het maximaal toegestane geluidniveau op deze punten representatief is voor de directe omgeving en dat de norm op het punt niet leidt tot en overschrijding van enige grenswaarde (vastgestelde hogere grenswaarde van woningen of de zonegrens). De ligging van de punten is weergegeven in afbeelding hierboven.

De verdeling die gemaakt is in het akoestisch onderzoek wordt in dit bestemmingsplan geborgd. Uitgangspunt daarbij is wel dat regeling alleen van toepassing is voor bedrijven en gebieden die akoestisch relevant zijn. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op welke wijze dit is vertaald in een juridische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving     

5.1 Algemeen     

Waar de overige paragrafen van deze bestemmingsplantoelichting de achtergronden van het bestemmingsplan belichten, geeft deze paragraaf een toelichting op de bestemmingsplanregels. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels. Daartoe worden in deze paragraaf de regels per artikel toegelicht.

Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige regels.

5.2 Planvorm     

Het voorliggende bestemmingsplan is een zogenoemd paraplubestemmingsplan. Dit houdt in dat met dit bestemmingsplan meerdere bestemmingsplannen op onderdelen worden gewijzigd. In de planregels van dit paraplubestemmingsplan is aangegeven welke onderdelen van de verschillende bestemmingsplannen worden gewijzigd of worden aangevuld. Voor het overige blijven de betreffende bestemmingsplannen van kracht.

5.3 Artikelgewijze toelichting     

5.3.1 Toelichting op de planregels     

  • Begrippen

Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen die in de regels worden gebruikt die in aanvulling gaan geldende van de begrippen die in de onderliggende bestemmingsplannen zijn opgenomen, voor zover ze hiermee niet in strijd zijn. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en wat niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd.

  • Bestemmingsregels

Op delen van industrieterrein Westpoort blijken slechts lichte tot middelzware bedrijven gevestigd die verder geen gevolgen hebben voor de geluidruimteverdeling. Voor deze delen van het industrieterrein wordt geen regeling getroffen. De verwachting is dat in dit gebied geen zeer zware bedrijven zich zullen vestigen, mede gezien de ligging van dit gebied ten opzichte van het Noordzeekanaal en het feit dat het gebied in de bestaande situatie grotendeels al is ingevuld met lichte bedrijfscategorieën (niet hoger dan categorie 3.2). Met voorgaande wordt voorkomen dat voor veel lichte en middel zware bedrijven die hier aanwezig zijn of zich in dit gebied willen vestigen onnodige administratieve lasten worden gecreëerd.

De gedane aanname zal wel worden gemonitord en mocht uit deze monitoring blijken dat zich in deze gebieden toch bedrijven vestigen die in het kader van de geluidverdeling akoestisch relevant zijn, zal hiervoor alsnog een regeling voor worden doorgevoerd.

Op de afbeelding in paragraaf 4.2 is met een groene arcering aangegeven voor welke delen van industrieterrein geen regeling geldt.

  • Uitleg regeling

Voor de kavels waarop zware bedrijven gevestigd kunnen worden is op de verbeelding de aanduiding milieuzone / geluidverdeling opgenomen. Artikel 4.1 van dit bestemmingsplan regelt vervolgens dat in de onderliggende bestemmingsplannen voor de gronden gelegen binnen deze aanduiding een set met regels wordt opgenomen met betrekking tot de toelaatbare geluidsimmissies ('geluidruimte') van installatie en activiteiten van inrichtingen. Per kavel is bepaald hoeveel geluid een activiteit of inrichting mag produceren op de relevante toetspunten. Een immissiepunt kan een geluidsgevoelig object, zoals een woning zijn, of de geluidzone behorend bij het industrieterrein.

Als een bestaand bedrijf of een nieuw bedrijf activiteiten wil ondernemen op een kavel en wenst te weten welke immissiebudget van toepassing is, dan dient dat bedrijf de volgende stappen te ondernemen.

Men begint bij het raadplegen van de verbeelding om te bepalen of de kavel valt binnen het gebied waar de aanduiding "milieuzone - geluidverdeling 1" is opgenomen. Indien dit niet het geval is, betreft het een deel van Westpoort waar middelzware bedrijven gevestigd zijn, die verder geen akoestisch relevante gevolgen hebben voor de geluidruimteverdeling en vindt alleen toetsing plaatsing op milieucategorie die in de onderliggende bestemmingsplannen is gegeven. Toetsing aan de immissiebudgetten vindt in deze gevallen niet plaats. In het geval de aanduiding wel op de verbeelding is opgenomen, dient het bedrijf de kavel waarop de activiteiten worden ondernomen op te zoeken op de verkavelingskaart (bijlage 2 bij de regels) en het nummer te noteren dat behoort bij de kavel.

Situatie 1: gebruik gehele akoestische kavel

Als door het bedrijf de gehele akoetische kavel in gebruik is of het nieuwe bedrijf de gehele akoestische kavel in gebruik neemt, dan kan het van toepassing zijnde immissiebudget worden opgezocht aan de hand van het kavelnummer. Het kavelnummer is te vinden in tabel met daarin de toetstabellen met immissieniveaus voor de dag-, avond en nachtperiode (bijlage 3 bij de regels). In deze tabel kan worden opgezocht hoeveel geluid op die kavel geproduceerd mag worden in de dag-, avond en nachtperiode op de toetspunten. Afhankelijk van de ligging van een kavel ten opzichte van de toetspunten zal het per kavel verschillen welke punten geluidstechnisch relevant zijn. Daarom hebben kavels ook toetspunten waarvoor geen immissiewaarde is opgenomen in de tabellen. Die toetspunten zijn dan voor de betreffende kavel niet van belang.

Na deze stap is er een overzicht van de immissieniveaus op meerdere toetspunten op de drie dagdelen voor een kavel. Het gebruik op de kavel moet voldoen aan alle immissieniveaus op alle dagdelen die voor de betreffende kavel zijn opgenomen in de tabellen. De laatste voorbereidende stap is het opzoeken van de locaties van de toetspunten. Deze zijn terug te vinden in de tabel Overzicht toetspunten (bijlage 3 bij de regels).

Situatie 2: Het gebruik van delen van kavels of meerdere kavels Het is mogelijk dat een bedrijf slechts een deel van een kavel wenst of zelfs meerdere (delen) van kavels met verschillende gereserveerde geluidsvermogens. De regeling in artikel 4.1.2 sub b van het plan ziet erop toe dat in die gevallen de immissiebudgetten evenredig aan de omvang en locatie van de gevraagde kavel dienen te worden bepaald. De immissiebudgetten dienen in dit geval eerst door het bedrijf te worden berekend. In bijlage 4 bij de regels is de rekenmethodiek te vinden die dan gebruikt dient te worden. Er is daarbij onderscheid gemaakt in drie verschillende situatie, namelijk gebruik van een deel van een akoestische kavel, gebruik van meerdere kavels en afsplitsing van een deel van een al gebruikte kavel. Het bedrijf dient te bepalen welke situatie van toepassing is en de rekenmethode die bij die situatie is beschreven gebruiken om de immissiebudgetten te bepalen. Daarbij dient het emissiemodel Westpoort verisie 0 gebruikt te worden wat voor de kavel is opgenomen in bijlage 6 bij de regels van het bestemmingsplan. De immissiebudgetten worden uitgerekend voor de dag-, avond en nachtperiode.

Toetsing aan de immissiebudgetten

Nu de toetspunten en de immissiebudgetten voor een kavel bepaald zijn, kan er gerekend worden. Er moet bepaald worden of de geluidimmissie van de inrichting voldoet aan de immissiebudgetten op de relevante toetspunten. Voor het berekenen van de geluidimmissie dient methode II van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (HMRI 1999) gebruikt te worden (zie artikel 2.1). Ook is bepaald welke rekenparameters, zoals luchtdemping en bodemdemping, bij de berekening gebruikt moeten worden. De tussen de inrichting gelegen bebouwing is van invloed op de berekende immissie op de toetspunten, die bebouwing kan namelijk afschermende of reflecterende werking hebben. Ook met die bebouwing dient dus bij de berekening rekening gehouden te worden.

Het bedrijf of een geluidsdeskundige hoeft het 3d model van de omgeving niet zelf op te stellen. In de bijlage 6 bij de regels van het bestemmingsplan is het emmisiemodel Westpoort versie 0 in de vorm van papieren uitdraai toegevoegd. Ook is de digitale versie van het model te verkrijgen via de link in de bijlage. Dit model geeft de huidge situatie van de gebouwde omgeving en geeft ook aan welke bodemdemping aanwezig is. Het model is bijgewerkt tot 1 december 2017. Gebruik van het emissiemodel versie 0 is in artikel 2.1 verplicht voorgeschreven om te voorkomen dat van een onjuiste uitgangspunten wordt uitgegaan. Er is daarbij één uitzondering gemaakt. Eventuele latere wijzigingen in de gebouwde omgeving op het industrieterrein, zal het bedrijf of de geluidsdeskundige die door het bedrijf is ingehuurd zelf moeten toe te voegen aan dit model. Deze flexibiliteit is geboden, omdat delen van het industrieterrein Westpoort nog worden ingevuld met bebouwing. De verwachting is dat bedrijven profijt gaan ondervinden van deze nieuwe bebouwing, namelijk in de vorm van afschermende werking.

Een bedrijf of geluidsdeskundig kan ook besluiten om de geactualiseerde versie van het model, waarin alle nieuwe bebouwing na 1 december 2017 is in verwerkt op te vragen bij de Omgevingsdienst die het model beheert.

  • Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.

  • Algemene afwijkingsregel

Afwijkingsregeling immissiebudgeten

Voor alle kavels binnen het geluidverdeelplan is een realistisch geluidbudget op de toetspunten berekend en vastgelegd. Dit budget bestaat uit een gereserveerd geluidsvermogen of vergunde geluidrechten (voor zover op een kavel reeds een bedrijf vergund is) al dan niet aangevuld met extra geluidruimte voor toekomstige uitbreidingsmogelijkheden.Na het toedelen van realistische budgetten aan alle kavels en rekening houdend met nestgeluid is er, ten opzichte van de vastgestelde grenswaarden, nog geluidruimte beschikbaar ter plaatse van de toetspunten, dit noemen we de geluidreserve.

Indien een aangevraagde activiteit niet kan volstaan met het geluidbudget voor het betreffende kavel, dan kan de geluidreserve toegedeeld worden aan deze aangevraagde activiteit door middel van de afwijkingsbevoegdheid neergelegd in artkel 5.1 van het plan. Deze afwijkingsbevoegdheid geeft de mogelijkheid om aan bedrijven meer geluidruimte te vergunnen dan voorzien is in de geluidverkaveling van het geluidverdeelplan.

Het toekennen van extra geluidruimte aan een activiteit gaat altijd ten koste van de geluidreserve op een immissiepunt en kan daarom alleen worden toegekend zolang er nog (voldoende) geluidreserve op het betreffende immissiepunt aanwezig is. De bevoegdheid kan daarom nooit leiden tot een overschrijding van de maximale toelaatbare geluidbelasting op de zonegrens of de grenswaardepunten.

In de planregels van het bestemmingsplan wordt beschreven hoe en onder welke voorwaarden een bedrijf aanspraak kan maken op een deel van de reserve. Het toekennen van de reserve doorloopt de reguliere (ook wel korte genoemd) procedure voor een omgevingsvergunning.

Deze procedure loopt:

  • gelijk op met de procedure voor een omgevingsvergunning milieu zodat dit niet leidt tot vertraging, dan wel;
  • maximaal 14 weken (8 weken plus 6 weken verlenging) wanneer de procedure niet gekoppeld is aan een omgevingsvergunning milieu. De doorlooptijd is dan vergelijkbaar met die van een omgevingsvergunning voor het bouwen.

De bevoegdheid van B&W voor het gebruik maken van de geluidreserve zal terughoudend toegepast worden. Daarbij kan B&W besluiten om slechts een deel van de gevraagde en/of de beschikbare geluidreserve toe te kennen voor een bepaalde activiteit, waarbij uit de aanvraag blijkt dat:

  • geluiduitstraling vanwege de activiteiten zoveel als mogelijk is beperkt aan de hand van de volgende criteria.
  • voor het uitvoeren van de activiteiten geluidarme technieken worden toegepast;
  • een optimale terrein terreininrichting is toegepast die bijdraagt aan een reductie van de geluiduitstraling. Dit kan nader onderbouwd worden door alternatieven te onderzoeken.
  • aanvullende geluidmaatregelen niet te vereisen zijn vanwege aantoonbare onevenredige of verstrekkende gevolgen voor de bedrijfsvoering, zoals het beperken van werkzaamheden in de nachtperiode, onevenredig hoge kosten van geluidmaatregelen, gevolgen voor de bedrijfsprocessen of andere aantoonbare redenen.
  • de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met de activiteiten die mogelijk zijn binnen het oppervlak van de inrichting cq kavel.

Bij de vestiging van een nieuw bedrijf kan rekening gehouden worden met de voor de activiteiten benodigde geluidemissie en kan, voor zover nog aanwezig, de best passende locatie gekozen worden. Hierbij spelen uiteraard ook andere overwegingen, als nautische ruimte, achterlandverbindingen, nabijheid van ander bedrijven enzovoorts. Ook kan bij de inrichting van het terrein, de keuzes van installaties en materieel nog tegen relatief lage kosten rekening gehouden worden de beschikbare geluidruimte van een kavel. Voor bestaande bedrijven is dit lastiger. Gebouwen en installaties staan al op een bepaalde plaats op het terrein. Het zal over het algemeen kostbaarder zijn om veranderingen daaraan aan te brengen, indien dat alleen om geluidredenen gedaan zou moeten worden. Ook is al geïnvesteerd in materieel en vervanging daarvan zal eerder op financiële problemen stuiten. Voor bestaande bedrijven zal voor het college derhalve eerder aanleiding kunnen zijn om gebruik te maken van voornoemde bevoegdheid.

De vergunde reserve is gekoppeld aan een activiteit, niet aan een kavel. De reserve gaat daarom nooit deel uit maken van de vaste geluidruimte gebudgetteerd aan het kavel. Immers hebben de kavels reeds een realistisch geluidbudget waardoor het verlenen van een reserve niet noodzakelijk is voor de uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 2.33 lid 2 sub a Wabo kan de verleende vergunning worden ingetrokken wanneer de activiteit langer dan 3 jaar niet is uitgevoerd (bijvoorbeeld wanneer de activiteit geen deel meer uitmaakt van de bedrijfsvoering).

  • Algemene wijzigingsregels

Het geluidverdeelplan kent twee wijzigingsbevoegdheden die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid biedt om het plan actueel te houden.

De aanleiding voor het toepassen van beide wijzigingsbevoegdheden vormt de jaarlijkse monitoring van de werking van het geluidverdeelplan. In regionaal verband (gemeente Zaanstad, gemeente Amsterdam, Havenbedrijf Amsterdam, Provincie Noord-Holland) wordt jaarlijks de voortgang en werking besproken. De aanleiding is voldoende gebleken als de partijen tijdens het monitoringsoverleg constateren dat het wenselijk is de geluidverkaveling, immissiebudgetten, toetspunten, en/of de rekenparameters aan te passen.

Ook buiten de monitoringscyclus kan het noodzakelijk blijken om (een deel van) het plan te actualiseren, bijvoorbeeld wanneer uit een casus is gebleken dat de verkaveling of rekenparameters te kort schieten. Een incidentele constatering wordt dan ook gezien als onderdeel van het monitoren als bedoeld in artikel 6.1 lid b en artikel 6.2 lid b van het plan.

Artikel 6.1 van het plan maakt het mogelijk om de geluidverkaveling opgenomen in bijlage 2 en de immissiebudgetten en immissiebugetten uit bijlage 3 van de regels aan te passen.

Artikel 6.2 van het plan maakt het mogelijk om de rekenparameters en het rekenmodel opgenomen in aan te passen.

In de monitoringsoverleggen van de werking van het plan is de zonebeheerder in de gelegenheid om aan te geven of de rekenparameters aangescherpt kunnen en/of moeten worden. Indien dit het geval blijkt, dan kunnen met deze wijzigingsbevoegdheid de rekenparameters aangepast worden door het college van burgemeester en wethouders. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de (voorkeurs)grenswaarden ter plaatse van geluidgevoelige objecten of de geluidzone wordt overschreden dan wel inbreuk maken op reeds vergunde rechten van gevestigde bedrijven

  • Overgangsrecht

De overgangsregel is evenals de anti-dubbeltelregel overgenomen uit de standaardregels uit het Bro.

  • Slotregel

De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid     

In het Besluit ruimtelijke ordening is in artikel 6.2.1 een opsomming gegeven van de bouwplannen die worden beschouwd als bouwplan in de zin van artikel 6.12 Wro waarvoor een exploitatieplan dient te worden vastgesteld indien het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk, die zijn benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan voegt enkel regels toe op het aspect van geluid, maar verandert niet de bouwmogelijkheden zoals die zijn vastgesteld in de vigerende regelingen. Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

7.1 Overleg met betrokken overheden (art. 3.1.1. Bro)     

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan verzonden aan:

  1. Provincie Noord-Holland;
  2. gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;
  3. gemeente Zaanstad;
  4. Gasunie;
  5. Rijkswaterstaat.

Er zijn geen reacties ontvangen.

7.2 Zienswijzen     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening voor een periode van 6 weken ter visie gelegen. Eenieder kon gedurende voornoemde periode zienswijzen in dienen. Er zijn verschillende zienswijzen ingediend, welke zijn beantwoord in de bijgevoegde nota van beantwoording (bijlage 5).

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

In aanvulling op de in Bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen - indien één of meerdere begrippen voorkomen in de in Bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen - in afwijking van deze bestemmingsplannen de onderstaande begrippen gelden:

1.1 Plan:     

Het bestemmingsplan 'Geluidverdeelplan Westpoort' met identificatienummer NL.IMRO.0363.B1702BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Bestemmingsplan:     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak     

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.7 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 Geluidemissie     

Geluidemissie van een kavel uitgedrukt als bronvermogen per vierkante meter, als Lw per m2, uitgedrukt in dB(A)/m2 voor de verschillende periodes (dag, avond en nacht)

1.9 Geluidzone     

Een in het bestemmingsplan vastgelegde zone rond het industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen.

1.10 Immissiebudget     

Het maximaal toegestane equivalente geluidsniveau (Laeq) in dB(A) op een toetspunt dat een inrichting, gevestigd op een kavel, mag veroorzaken in de dag-, avond- en nachtperiode.

1.11 Industrieterrein (Wgh)     

terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.12 Inrichting     

Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer.

1.13 Kavel     

Een stuk grond, begrensd zoals aangegeven in de verkavelingskaart van Bijlage 2 .

1.14 Nestgeluid     

Het geluid van een schip veroorzaakt door installaties die nodig zijn voor het in werking hebben van een schip bijvoorbeeld het ventileren van ruimen, de stroomvoorziening, koeling etc., maar niet veroorzaakt wordt door het laden en lossen van het schip of door het inwerking zijn van (ballast)pompen bij b.v. tankers. De geluidsruimte voor nestgeluid is de jaargemiddelde immissiebudgetten voor de dag-, de avond- en de nachtperiode, ter plaatse van de 48 toetspunten.

1.15 Redelijke sommatie     

De redelijk sommatie voor industrieterrein Westpoort van 1 dB toegepast op de gecumuleerde geluidbelasting van de inrichtingen op het industrieterrein vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (besluit nr. 2009-29292 d.d. 26 mei 2009).

1.16 Representatieve bedrijfssituatie (RBS)     

De representatieve bedrijfssituatie zoals omschreven in de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 en de heruitgave uit 2010. Hieronder worden in elk geval niet verstaan incidenten die niet vaker dan 12 keer per jaar plaatsvinden, activiteiten met betrekking tot de bouw en aanleg en het herstel en de sloop van (bouw)werken.

1.17 Zonebeheerder     

Het bestuursorgaan bevoegd tot het beheren van de geluidsruimte binnen een geluidzone behorend bij een industrieterrein (Wgh), dan wel de omgevingsdienst belast met de uitvoering van die bevoegdheid.

Artikel 2 Wijze van meten     

2.1 Geluidimmissie     

De geluidsimmissie van een inrichting als bedoeld in artikel 4.1.2 wordt berekend als beschreven in methode II van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 (HMRI1999), waarbij de volgende rekenparameters bij de berekening moeten worden gebruikt:

  1. de luchtdemping conform TNO-TPD wordt toegepast;
  2. bodemdemping standaard factor 0,5 wordt toegepast, tenzij in bijlage 6 anders staat aangegeven;
  3. de afschermende en geluidreflecterende werking van gebouwen en geluidschermen op het industrieterrein conform bijlage 5, aangevuld met alle bebouwing binnen het industrieterrein die is vergund en is gerealiseerd na 1 december 2017;
  4. de omgeving en bebouwing buiten het industrieterrein moet worden toegepast, uitsluitend zoals opgenomen in bijlage 5;
  5. terreindemping, waaronder ook begrepen demping van beplanting, niet wordt toegepast;
  6. demping huis mag niet worden toegepast.
  7. de overige instellingen opgenomen in bijlage 6 voor zover hierboven niet al beschreven.

2.2 Totale gecumuleerde toegestane geluidbelasting     

Bij het berekenen van de totale gecumuleerde toegestane geluidbelasting van het industrieterrein als bedoeld in artikel 5.1, wordt in ieder geval in acht gehouden:

  1. de maximaal toegestane immissiebudgetten als opgenomen in bijlage 3 behorend bij de regels;
  2. de gereserveerde geluidruimte voor het nestgeluid van schepen,
  3. de reeds verhoogde immissiebudgetten, toegekend in een omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 5.1;
  4. de redelijke sommatie.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Algemene aanduidingsregels     

4.1 Milieuzone - geluidverdeling 1     

4.1.1 Aanduidingsomschrijving     

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geluidverdeling 1' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de verdeling van de geluidruimte binnen de geluidzone behorende bij industrieterrein Westpoort.

4.1.2 Gebruiksregels     
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geluidverdeling 1' moet de geluidimmisie van een inrichting voldoen aan de immissiebudgetten als opgenomen Bijlage 3 behorend bij de regels;
  2. in afwijking van het gestelde onder sub a geldt dat, als de geluidimmissie plaatsvindt op meerdere en/of delen van kavels, dat gebruik moet voldoen aan de immissiebudgetten die zijn berekend aan de hand van de in bijlage 4 voor die situatie voorgeschreven rekenmethodiek.

waarbij geldt dat:

  1. het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing is op gebruik dat tot de representatieve bedrijfssituaties (RBS) van de betrokken inrichtingen behoort;
  2. het bepaalde in sub a en sub b buiten toepassing blijft voor gebruik waarop geen vergunningplicht als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e of i van de Wabo en geen meldplicht als bedoeld in artikel 1.9 en 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing is;
  3. het bepaalde in sub a en sub b tevens buiten toepassing blijft voor het geluid vanwege een internationaal racecircuit gedurende ten hoogste 12 dagen per kalenderjaar en voor het geluid van windturbines welke duurzame energie opwekken.

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels     

5.1 Afwijkingsregeling immissiebudgetten     

Het bevoegd gezag heeft de bevoegdheid een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.2 voor een aanvraag die niet voldoet aan de voornoemde immissiebudgetten, indien:

  1. de aanvraag niet technisch en/of bedrijfseconomisch onhaalbaar is;
  2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de overschrijding van het immissiebudget geminimaliseerd is door:
    1. hier in de terreininrichting rekening mee te houden;
    2. de activiteiten plaats te laten vinden op een minder geluidgevoelig dagdeel, en;
    3. bedrijfseconomisch haalbare geluidcompenserende maatregelen toe te passen;
  3. door het toestaan van een hoger geluidbudget de totale gecumuleerde toegestane geluidbelasting van het industrieterrein niet hoger wordt dan:
    1. de grenswaarde op de grens van de geluidzone;
    2. de toegestane geluidsbelasting van bestaande en geprojecteerde geluidsgevoelige objecten;

Artikel 6 Algemene wijzigingsregels     

6.1 Wijzigingsbevoegdheid immissiebudgetten     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de verbeelding, Bijlage 2 en Bijlage 3 behorend bij de regels van het plan te wijzigen in de zin dat:

a. de immissiebudgetten behorend bij de kavels en het nestgeluid van schepen verhoogd en verlaagd kunnen worden;

b. kavels, toetspunten en immissiebudgetten kunnen worden toegevoegd of worden verwijderd;

c. kavelgrenzen kunnen worden aangepast;

d. de begrenzing van de aanduiding milieuzone - geluidverdeling 1 op de verbeelding kan worden aangepast.

waarbij geldt dat:

  1. uit de monitoring van de werking van het plan gebleken moet zijn dat de huidige immissiebudgetten ontoereikend dan wel te ruim zijn voor een effectieve invulling van het industrieterrein;
  2. de wijziging niet mag leiden tot een overschrijding van de grenswaarden op de grens van de geluidzone;
  3. de bestaande en reeds vergunde rechten van inrichtingen worden gerespecteerd;
  4. de wijziging niet mag leiden tot een overschrijding van de toegestane geluidsbelasting op geprojecteerde en vergunde geluidsgevoelige objecten;
  5. de zonebeheerder en grondbeheferder(s) om advies worden gevraagd alvorens het plan wordt gewijzigd.

6.2 Wijzigingsbevoegdheid rekenmethode     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening artikel 2.1, bijlage 5 en bijlage 6 behorend bij de regels van het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. de rekenparameters als bedoeld in artikel 2.1 onder sub c en d aangepast kunnen worden;

waarbij geldt dat:

  1. uit de monitoring van de werking van het plan gebleken moet zijn dat de rekenparameters niet meer overeenkomen met de reguliere werkwijze van de zonebeheerder;
  2. de gewijzigde parameters moeten overeenkomen met de werkwijze van de zonebeheerder;
  3. de wijziging niet mag leiden tot een overschrijding van de grenswaarde op de grens van de geluidzone;
  4. de bestaande en reeds vergunde rechten van inrichtingen worden gerespecteerd;
  5. de wijziging niet mag leiden tot een overschrijding van de toegestane geluidsbelasting op geprojecteerde en vergunde geluidsgevoelige objecten;
  6. de zonebeheerder en grondbeheerder(s) om advies worden gevraagd alvorens het plan wordt gewijzigd.

Artikel 7 Overige regels     

7.1 Toepassingsbereik     

  1. De regels en bestemmingen van de vigerende regelingen die dit plan niet raken, blijven hun werking behouden;
  2. In geval van strijdigheid van bepalingen van de vigerende regelingen met dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit bestemmingsplan voor op de regels die ingevolge een andere bestemmingsplan of wijzigingsplan op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 8 Overgangsrecht     

8.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Geluidverdeelplan Westpoort.

De volledige naam is de aanhaaltitel.