direct naar inhoud van Bijlage 1 Reacties voorontwerp bestemmingsplan
Plan: It Joo Oudega
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2011middBPitjoo-onhe

Bijlage 1 Reacties voorontwerp bestemmingsplan

Van de volgende instanties is een reactie ontvangen:

  • 1. Provincie Fryslân;
  • 2. Brandweer Fryslân;

Tevens is door belanghebbenden een tweetal reacties ingediend.

1. Provincie Fryslân

Inhoud reactie

  • 1. In de Ontwerp Verordening Romte is bepaald dat een ruimtelijk plan een nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein kan bevatten wanneer dit in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan dat de instemming van GS heeft. Verwacht wordt dat op korte termijn regionale afspraken zijn gemaakt over de programmering van bedrijventerreinen. De gemeente heeft de uitbreiding van It Joo aangemeld als onderdeel van het uit te voeren programma aan bedrijfsterreinen.
  • 2. Het Streekplan Fryslan 2007 biedt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid aan de rand van een overige kern. Er mag echter geen sprake zijn van voorraadvorming: het plan moet voorzien in een concrete behoefte. Er wordt in het voorontwerp bestemmingsplan niet met zekerheid aangetoond dat de genoemde bedrijven zich ook daadwerkelijk gaan vestigen op de uitbreidingslocatie. Er is vooralsnog sprake van voorraadvorming. Om de concrete behoefte aan te tonen is het nodig om een concreet vestigingsplan op te stellen. Per kavel moet duidelijk zijn welk bedrijf zich daar met zekerheid gaat vestigen. De provincie gaat ervan dan van uit dat alleen voor de kavels die direct kunnen worden uitgegeven een bestemmingsplan wordt onherroepelijk. Voor de overige kavels kan een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen.
  • 3. In het Streekplan Fryslân en Ontwerp Verordening Romte is bepaald dat aansluitend aan een overige kern als Oudega relatief kleinschalige bedrijven in milieucategorie 1 en 2 kunnen worden gevestigd. Het zonder meer bij recht toestaan van bedrijven in milieucategorie 3 is in strijd met het provinciale beleid. In een enkel concreet geval kan milieucategorie 3 worden toegestaan. In de planregels zal dit met maatwerk geregeld moeten worden.
  • 4. In de toelichting is aangegeven dat de kavels een maximale omvang van 2.500 m2 mogen hebben. Dit is echter niet in de regels doorgevoerd. Het is noodzakelijk dat dit alsnog gebeurd.
  • 5. Het plangebied ligt in een gebied dat potentieel geschikt is voor weidevogels. Op grond van het Streekplan Fryslan 2007 moet de openheid en rust van deze gronden worden gehandhaafd. Hiervan kan worden afgeweken ten behoeve van een ingreep van openbaar belang. Er moet dan wel worden gezorgd voor compensatie (afsluiten beheercontracten of een financiële bijdrage aan het provinciale weidevogelfonds). De provincie zal een berekening maken waaruit blijkt hoeveel hectare grond gecompenseerd moet worden. De compensatie dient financieel geborgd te zijn voor de vaststelling van het plan.
  • 6. De provincie spreekt waardering uit voor de aandacht voor de landschappelijke inpassing. Aandachtspunt is dat de voorgestelde landschappelijke inpassing negatieve gevolgen kan hebben voor weidevogels. Voorgesteld wordt om in nader overleg te komen tot afstemming tussen landschappelijke inpassing en de zorg voor weidevogels.
  • 7. Er dient beoordeeld te worden of een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk is.

Beantwoording

  • 1. Wordt ter kennisgeving aangenomen. Inmiddels zijn de regionale afspraken vastgelegd.
  • 2. De initiatiefnemer beschikt over een lijst met zeven concreet geïnteresseerde bedrijven die een concept intentieovereenkomst hebben getekend en heeft op basis hiervan een vestigingsplan opgesteld waarin duidelijk is welk bedrijf zich op welke kavel gaat vestigen. Hierbij wordt rekening gehouden met de milieucategorisering. Het is dus niet nodig om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor delen van het plangebied.
  • 3. De opzet van het bestemmingsplan wordt op dit punt aangepast. Milieucategorie 3 zal niet bij recht toegestaan zijn, maar alleen bij afwijking (omgevingsvergunning). Hierbij wordt het onderscheid in het noordelijk en zuidelijk deel gehandhaafd. In het noordelijk deel is bij afwijking alleen categorie 3.1 (grootste afstand tot woonbebouwing van 50 m) mogelijk en in het zuidelijk deel zowel categorie 3.1 als 3.2 (grootste afstand tot woonbebouwing van 100 m).
  • 4. De maximale omvang van 2.500 m2 per kavel wordt opgenomen in de regels.
  • 5. De compensatie zal financieel worden geborgd voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.
  • 6. Naar aanleiding van de provinciale reactie heeft een overleg plaatsgevonden met deskundigen op het gebied van landschappelijke en ecologische inpassing. Op basis hiervan zijn mitigerende maatregelen gedefinieerd die mogelijke effecten op de weidevogels, voorkomen of beperken. Deze maatregelen zijn opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan en/of het bijbehorende beeldkwaliteitsplan.
  • 7. Geconcludeerd is dat een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk is. De voortoets inmiddels in concept opgesteld. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling weliswaar leidt tot enige verslechtering van foerageergebied voor kleine rietgans en brandgans, maar dat dit niet aan te merken is als een significant negatief effect op de instandhoudingdoelstellingen van Oudegaasterbrekken. Er hoeven geen verdere procedures in het kader van de Natuurbeschermingswet in gang te worden gezet.

2. Brandweer Fryslân

Inhoud reactie

  • 1. De brandweer concludeert dat er zich in het kader van externe veiligheid in de huidige situatie geen knelpunten voordoen. Geadviseerd wordt om eventuele risicovolle inrichtingen mogelijk te maken door middel van een wijzigingsbevoegdheid in plaats van een ontheffing. Hiermee kan een eventuele risicovolle inrichting planologisch beter geborgd worden (bijvoorbeeld met contouren). Bij de wijziging of ontheffing dienen tevens voorwaarden in het kader van externe veiligheid opgenomen te worden:
    • 1. Plaatsgebonden risicocontour 10-6 op eigen terrein;
    • 2. Voorafgaand aan een beslissing de regionale brandweer om advies vragen;
    • 3. Goede bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid;
    • 4. Het groepsrisico moet verantwoord zijn.
  • 2. Tevens dient in het kader van proactie bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gekeken te worden naar onder meer bereikbaarheid, bluswatervoorzieningen, opstelplaatsen en opkomsttijden. Deze aspecten dienen in overleg met de lokale brandweer beoordeeld te worden.

Beantwoording

  • 1. De opgenomen afwijkingsmogelijkheid in artikel 4.6 lid c heeft betrekking op detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, mits deze inpasbaar zijn op grond van het BEVI. Een wijzigingsbepaling is bedoeld om een bestaande bestemming te wijzigen in een andere bestemming. Een afwijkingsbepaling (voorheen ontheffingsbepaling) is bedoeld om de bouw- en gebruiksmogelijkheden van een bestemming te verruimen. Daarom is voor het eventueel toestaan van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen gekozen voor een afwijkingsbepaling en niet voor een wijzigingsbepaling. Het opnemen van contouren om de locatie van eventuele risicovolle inrichtingen op voorhand vast te leggen wordt niet noodzakelijk geacht omdat in de regels is opgenomen dat deze inrichtingen inpasbaar moeten zijn op grond van het BEVI. Bij het beoordelen van de aanvraag omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan zal dan ook onder meer getoetst worden aan de locatie van de risicovolle inrichting ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen en bedrijfswoningen) en het groepsrisico. Ter verduidelijking zullen de door de Brandweer Fryslân genoemde randvoorwaarden voor het verlenen van omgevingsvergunning in de regels worden opgenomen als nadere concretisering van de inpasbaarheid op grond van het BEVI.
  • 2. Met betrekking tot proactie bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan opgemerkt worden dat de lokale brandweer al om advies is gevraagd.

3. Reactie 1

Inhoud reactie

  • 1. Indieners geven aan dat het vrije uitzicht zal worden belemmerd door de voorgenomen bouw van de bedrijfsgebouwen. Tevens wordt het huidige open karakter van het gebied verstoord. De huidige situatie, waarbij het bestaande bedrijventerrein wordt afgesloten door een dijkje, waarop een doorgaand fietspad is gepland, vormt een natuurlijke afronding van Oudega. Tevens wordt de bestaande kenmerkende dwarsstructuur en zichtlijnen naar het open landschap worden aangetast.
  • 2. Aangegeven wordt dat de ontsluiting van de noordelijke bedrijfsgebouwen door middel van bruggen extra verkeersbewegingen oplevert op de Hagenadyk/Rigedyk waardoor de verkeersveiligheid verslechtert.
  • 3. Genoemde factoren leiden volgens indiener tot een waardevermindering van hun woningen. Indieners zijn voornemens om bij realisatie van het plan planschade bij de gemeente te claimen.
  • 4. Geattendeerd wordt op een reële alternatieve locatie gelegen achter de huidige sportvelden. Hiermee kunnen de genoemde bezwaren ondervangen worden. Het open karakter bij de entree van Oudega blijft in tact, evenals de dwarsstructuur, het doorzicht naar het open landschap en de zichtlijnen. Bovendien kan de ontsluiting plaatsvinden door doortrekking van de bestaande infrastructuur van het huidige bedrijventerrein, waardoor extra aansluitingen op de doorgaande weg niet nodig zijn. Dit bevordert de verkeersveiligheid.

Beantwoording

  • 1. De uitbreiding van het bedrijventerrein in een gebied als Oudega vraagt om een zorgvuldige landschappelijke en ecologische inpassing. Ten behoeve van het plan heeft daarom een landschappelijke analyse plaatsgevonden wat vertaald is in een stedenbouwkundige uitwerking en een op maat gesneden beeldkwaliteitsplan. Daarnaast geeft het beeldkwaliteitsplan richtlijnen voor de bebouwing en principes voor de inrichting van de openbare ruimte met wegen, paden en groen. Hiermee is geborgd dat de uitbreiding zorgvuldig wordt ingepast in het landschap en er geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het landschap. In het beeldkwaliteitsplan is onder meer voorzien in het behoud van enkele bestaande zichtrelaties van de bebouwing naar het open landschap en (opgaande) beplanting en waterelementen waarmee de kenmerkende dwarsstructuur wordt geaccentueerd. Tevens is in het plan ruimte opgenomen voor het geplande fietspad op de dijk dat aansluit op het bestaande fietspad langs de Lange Sloot richting IJlst.
  • 2. Alleen eventuele bedrijfswoningen in het noorden van het bedrijventerrein (en niet de bedrijfspanden zelf) zullen via bruggetjes rechtstreeks ontsloten worden op de Rigedyk. Deze bedrijfswoningen zijn niet bij recht toegestaan, maar alleen bij afwijking. Op de stedenbouwkundige schets stonden de bruggetjes abusievelijk vermeld. Deze zullen van de tekening worden verwijderd. Een nadere afweging met betrekking tot het aspect verkeer (intensiteiten en verkeersveiligheid) zal plaatsvinden in het kader van de omgevingsvergunningprocedure voor deze woningen. Op voorhand kan echter al geconcludeerd worden dat het effect van extra verkeersbewegingen vanwege deze bedrijfswoningen minimaal zullen zijn (circa 6-7 mvt/etmaal per woning, zie CROW publicatie 256 Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden). Een dergelijk aantal zal niet leiden tot een significante toename van de intensiteit op de Rigedyk. Ook leidt het niet tot een verslechtering van de verkeersveiligheid, te meer omdat het gedeelte van de Rigedyk ten noorden van het plangebied ingericht zal worden als een 30-km zone.
  • 3. Bij sprake van schade in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak als gevolg van dit bestemmingsplan, kunnen degene die deze schade lijden, op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een aanvraag doen op een tegemoetkoming in planschade.
  • 4. In dit bestemmingsplan wordt gekozen voor het ontwikkelen van bedrijvigheid op de locatie ten oosten van het huidige bedrijventerrein en niet ten zuiden van het sportcomplex. Hieraan liggen de volgende redenen ten grondslag:
    • 1. Op de locatie ten zuiden van het sportcomplex is onvoldoende ruimte beschikbaar (circa 1,9 hectare) voor het realiseren van het beoogde programma van 6 kavels van maximaal 2.500 m2(1,5 hectare) plus de daarvoor benodigde infrastructuur, ruimte voor waterberging, landschappelijke inpassing, aan te houden afstanden in het kader van de milieuzonering, enzovoort. Hiervoor is circa 2,4 hectare benodigd (oppervlakte van het plangebied van dit bestemmingsplan). Ontwikkeling van deze locatie tot bedrijventerrein maakt deze ontwikkelingen onmogelijk;
    • 2. De locatie ten zuiden van het sportcomplex is in huidige situatie deels ingericht en in gebruik voor de ponyclub. Tevens zijn er vanuit het dorp plannen om de locatie te gebruiken voor de aanleg van een kaatsveld en oefenveld voor de voetbalclub (uitbreiding sportcomplex.
    • 3. De locatie ten zuiden van het sportcomplex grenst direct aan circa 5 woningen en een onbekend aantal nieuw te bouwen woningen. Dit zijn meer potentieel gehinderden dan nabij het beoogde bedrijventerrein ten oosten van het huidige bedrijventerrein (grenst aan 3 woningen langs de Rigedyk);
    • 4. De locatie ten zuiden van het sportcomplex grenst over de gehele zuidkant direct aan de EHS, terwijl het beoogde bedrijventerrein ten oosten van het huidige bedrijventerrein op een iets grotere afstand ligt van de EHS;
    • 5. Vermindering van weidevogelgebied en ganzenfoerageergebied zal op beide locaties in gelijk mate optreden;
    • 6. Beide locaties zullen op dezelfde wijze ontsloten worden (via de Joodyk). Alleen de eventueel bij afwijking te realiseren bedrijfswoningen krijgen een ontsluiting op de Hagenadyk/Rigedyk. Deze leveren echter geen extra nadelige gevolgen op voor de verkeersveiligheid (zie § 4.6);
    • 7. Voor wat betreft het aspect landschap zal op beide locaties sprake zijn van omzetting van circa 2 hectare open landschap in bedrijventerrein. Ook zal er in beide gevallen sprake zijn van verminderd uitzicht voor omwonenden ter plekke. De aanwezige zichtlijnen en dwarsstructuren zullen op beide locaties ingepast kunnen worden op het bedrijventerrein.
    • 8. Geconcludeerd kan worden dat de locatie ten zuiden van het sportcomplex minder realistisch is voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein. Daarnaast is het op voorhand niet te verwachten dat de locatie minder negatieve effecten zal opleveren dan de locatie ten oosten van het bestaande bedrijventerrein. Met andere woorden: er is voldoende aanleiding om de voorgenomen locatie te verkiezen boven de locatie ten zuiden van het sportcomplex.

4. Reactie 2

Inhoud reactie

  • 1. Indiener is tegen uitbreiding van het bedrijventerrein omdat deze ontwikkeling het landschap aantast en leidt tot versnippering. Tevens ligt het plangebied in EHS gebied en tussen twee Natura 2000 gebieden in (Oudegaaster Brekken en De Fluessen).
  • 2. Indiener geeft aan dat het plangebied is gelegen in weidevogelgebied. Ontwikkeling van een bedrijventerrein binnen dit gebied geeft een onaanvaardbare aantasting van het weidevogelgebied.
  • 3. Volgens indiener is er geen noodzaak om op deze locatie een bedrijventerrein te ontwikkelingen omdat er geen vraag naar is. Afgevraagd wordt waarom een dergelijke ontwikkeling niet in een concentratiegebied als Heeg kan plaatsvinden.

Beantwoording

  • 1. De uitbreiding van het bedrijventerrein in een gebied als Oudega vraagt om een zorgvuldige landschappelijke en ecologische inpassing. Ten behoeve van het plan heeft daarom een landschappelijke analyse plaatsgevonden wat vertaald is in een stedenbouwkundige uitwerking en een op maat gesneden beeldkwaliteitsplan. Daarnaast geeft het beeldkwaliteitsplan richtlijnen voor de bebouwing en principes voor de inrichting van de openbare ruimte met wegen, paden en groen. Hiermee is geborgd dat de uitbreiding zorgvuldig wordt ingepast in het landschap en er geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het landschap. Tevens is in het kader van de Natuurbeschermingswet een zogenaamde Voortoets uitgevoerd. Hierin is onderzocht of er significante negatieve effecten te verwachten zijn op het Natura 2000 gebied Oudegaasterbrekken. Hierin is geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling weliswaar leidt tot enige verslechtering van foerageergebied voor kleine rietgans en brandgans, maar dat dit niet aan te merken is als een significant negatief effect op de instandhoudingdoelstellingen van Oudegaasterbrekken. Opgemerkt wordt dat het plangebied – in tegenstelling tot de wat de indiener beweert – geen onderdeel uitmaakt van de EHS, maar in de directe nabijheid ligt van de EHS. Nadere toetsing aan de hand van de spelregels EHS is dan ook niet noodzakelijk.
  • 2. Het plangebied is in het Streekplan aangewezen als weidevogelgebied. Op grond van het Streekplan moet de openheid en rust van deze gronden worden gehandhaafd. Hiervan kan worden afgeweken ten behoeve van een ingreep van openbaar belang. Dit openbaar belang is aangetoond met de concrete behoefte die aanwezig is voor de uitbreiding van het bedrijventerrein (zie onder 3). Op basis van de uitgevoerde ecologische onderzoeken en overleg met de provincie zijn maatregelen gedefinieerd om te komen tot een zorgvuldige landschappelijke en ecologische inpassing waarin zo min mogelijk sprake is van verstoring van weidevogels en ganzen:
    • 1. Aanleg van een afschermende beplantingsstrook van 10 m breed aan de oostzijde van het plangebied. Bij de vormgeving van de landschappelijke inpassing wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de ecologische waarden van het omliggende buitengebied zodat een optimum bereikt wordt tussen landschappelijke inpassing en de aanwezige ecologische waarden en potenties.
    • 2. Verstoring van kleine rietgans en brandgans kan voorkomen worden door de afschermende beplanting aan de oost- en zuidzijde van het terrein te beperken tot lage beplanting. Hierdoor kunnen predatoren er zich niet nestelen. Lage beplanting bestaat uit struiken en is niet hoger dan 3-5 meter. Alleen aan de noordoostkant van het plangebied kan de beplanting vanuit landschappelijk oogpunt weer hoger zijn omdat hier al sprake is van verstoring door de weg (Rigedyk), de aanliggende woningen en erfbeplanting.
    • 3. Aan de zuidzijde zal als specifieke invulling van de landschappelijke inpassing een open waterzone met lage beplanting worden gerealiseerd. Het toevoegen van een waterpartij aan de zuidkant van het plangebied heeft namelijk een positief effect op weidevogels. Juist aan de zuidzijde is op enige afstand geschikt weidevogelgebied aanwezig.
    • 4. Vogels in het buitengebied kunnen ook verstoord worden door verlichting van auto's en lantaarns. Effect kan optreden vanwege verblinding (luminantie) of door de aanwezigheid van een verlichte omgeving (illuminantie). Uitgangspunt is om deze redenen dat de buitenranden bestaan uit open water (zuidrand) of een sloot met lage struikvormige beplanting (oostrand) en om zichtbaarheid en uitstraling van licht in/naar de omgeving te voorkomen.
    • 5. Op het bedrijventerrein worden zo min mogelijk nieuwe (openbare) verlichting aangebracht. Op deze manier wordt het verstoorde gebied verder beperkt. Tevens wordt er over nagedacht om gebruik te maken van dynamische verlichting, bijvoorbeeld door gebruik te maken van speciale armaturen met LED's (die er voor zorgen dat het licht alleen op de weg schijnt waardoor verstrooiing naar de omgeving wordt voorkomen) of het dimmen van lampen (op basis van aantal verkeersbewegingen).

Naast de verstoring (die zoveel mogelijk zal worden beperkt door bovenstaande maatregelen) zal er uiteraard wel sprake blijven van enige afname aan oppervlakte geschikt weidevogelgebied. Er zal dan ook conform het provinciaal beleid (Werkplan Weidevogels in Fryslân 2007-2013) worden zorggedragen voor compensatie van het verloren weidevogelareaal. De benodigde compensatie is door de provincie berekend op basis van de mate van verstoring die de ontwikkeling met zich meebrengt. Uit deze berekening blijkt dat het bedrijventerrein een verstoringafstand zal hebben van 300 meter. Er is sprake van 3.1 hectare aan rust en ruimte dat verstoord wordt. Compensatie zal plaats vinden door een financiële bijdrage aan het provinciale weidevogelfonds of door het zelf afsluiten van beheercontracten. De compensatie moet financieel geborgd zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

  • 3. Het provinciale Streekplan biedt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid aan de rand van een overige kern als Oudega. Er mag echter geen sprake zijn van voorraadvorming. In de Ontwerp Verordening Romte is in artikel 2.1.2 bepaald dat een nieuw bedrijfsterrein in aansluiting op een overige kern moet voorzien in een concrete behoefte. In artikel 5.1 is bepaald dat een ruimtelijk plan een nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein kan bevatten wanneer dit in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan dat de instemming van GS heeft. Over de programmering van de bedrijventerrein heeft op regionaal niveau afstemming plaatsgevonden. In deze regionale bedrijventerreinprogrammering tot en met 2020 is ook bedrijventerrein It Joo opgenomen. In Oudega zijn geen vrije bouwkavels beschikbaar voor bedrijven die de wens hebben om hun bedrijfsvoering uit te breiden. Daarnaast bevinden zich bedrijven in Oudega die vanwege nabijgelegen gevoelige functies niet verder kunnen uitbreiden. In de omliggende dorpen rond Oudega zoals Heeg, Gaastmeer, Abbega, Hommerts, Jutryp en Blauwhuis zijn op dit moment geen geschikte mogelijkheden voor de vestiging van kleinschalige bedrijven. Er is alleen ruimte voor natte bedrijvigheid in Heeg. Deze kavels zijn echter niet geschikt voor kleinschalige bedrijven. Voor de inwoners van Oudega en vooral voor de jeugd is het van belang dat er mogelijkheden blijven om binnen het dorp werkervaring op te doen. Bovenstaande betekent dat het voor de leefbaarheid van Oudega noodzakelijk is om in te kunnen spelen op de behoefte van lokaal opererende bedrijven om uit te breiden. Een zestal bedrijven heeft aangegeven dat ze concrete behoefte hebben aan een nieuwe bedrijfslocatie in Oudega. Deze hebben een intentieovereenkomst getekend. Ook is een concreet vestigingsplan opgesteld. Hiermee is de concrete behoefte aan uitbreiding van het bedrijventerrein voldoende aangetoond.

Verslag inloopspreekavond 29 november 2010

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2011middBPitjoo-onhe_0022.png"