Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Poelzone
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.obp00000014-vast

3.4 Externe veiligheid

3.4.1 Wettelijk kader
Binnen het plangebied is een aantal locaties, dan wel aspecten aanwezig waarbij veiligheidscriteria gelden voor het plaatselijk risico, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Binnen of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich:
  • routes gevaarlijke stoffen.
De voornoemde objecten hebben een veiligheidszone waarbinnen het niet is toegestaan om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren, mits wordt aangetoond dat deze voldoen aan de normen van het groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR).
 
Plaatsgebonden risico
In het kader van de risicobenadering moet de vraag worden beantwoord of er sprake is van een relatief hoog risico. Afhankelijk van de omvang van de vervoersstromen en de specifieke gevaren voor de omgeving, kan een zekere scheiding tussen transportroutes en werk- en woongebieden gewenst zijn. Bij deze vraagstelling worden de risiconormen gehanteerd, die door de rijksoverheid zijn vastgesteld.
Voor nieuwe situaties (een nieuwe route, een significante verandering in transportstroom, nieuwe kwetsbare bestemmingen) geldt de PR-norm als grenswaarde. Voor de bijzondere situaties wordt de mogelijkheid open gehouden om op basis van een integrale belangenafweging van deze grenswaarde af te wijken. De beslissing van het bevoegd gezag om af te wijken dient ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de betrokken ministeries. Voor de bestaande situaties met een PR hoger dan 10-6 per jaar wordt er naar gestreefd om aan de grens van kwetsbare bestemmingen het PR te verlagen tot het gestelde normniveau. Voor dergelijke situaties geldt het ‘stand-still’ beginsel voor nieuwe ontwikkelingen. Veelal is sprake van een gegroeide situatie en is het niet altijd mogelijk om aan de norm voor nieuwe situaties te voldoen. Mogelijkheden om hogere risico’s te reduceren kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij infrastructurele aanpassingen, die om andere redenen worden voorzien. Er wordt niet een op zichzelf staand saneringsbeleid gevoerd. Voor bestaande situaties is eerst van dringende sanering sprake indien kwetsbare bestemmingen binnen een gebied liggen met een PR hoger dan 10-5 per jaar.
 
Groepsrisico
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is per km-route- of tracé bepaald op 10-2/ n2, dat wil zeggen een frequentie van 10-4 per jaar voor 10 slachtoffers, 10-6 per jaar voor 100 slachtoffers etc. En geldt vanaf het punt met 10 slachtoffers.
De oriëntatiewaarde houdt in dat het bevoegd gezag daarvan gemotiveerd kan afwijken. Berekende risico’s worden getoetst aan deze normen. Deze toetsing maakt duidelijk of sprake is van situaties waarbij risico reducerende maatregelen aan de orde moeten komen, bijvoorbeeld het vergroten van de afstand tussen de route en de woonbebouwing of het beperken van de woningdichtheid in een bepaald bebouwingsgebied.
Bij het beoordelen van het GR wordt het (lokale) bevoegd gezag de mogelijkheid geboden om gemotiveerd van de oriëntatiewaarde voor het GR af te wijken. Er moet sprake zijn van een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging, waarin moet zijn aangegeven waarom in een specifiek geval daarvan is afgeweken. De beslissing om van de oriëntatiewaarde af te wijken is vatbaar voor beroep. Het GR wordt voor het gehele relevante gebied berekend. Door middel van bronmaatregelen wordt zo nodig en zo mogelijk dat risico gereduceerd. Daar waar het gaat om het stellen van randvoorwaarden in de ruimtelijke ordening wordt, om het werkbaar te houden, het afwegingsgebied echter gemaximaliseerd tot 200 meter van de route c.q. tracé. Het GR geeft voor dit gebied aan welke bebouwingsdichtheid nog acceptabel is, gelet op de voorgestelde oriëntatiewaarde. In het aangegeven gebied is bebouwing dus wel toegestaan maar is de dichtheid van de bebouwing soms gelimiteerd.
Bij de toetsing moet worden bezien of de kans per kilometer route of tracé op een bepaald aantal slachtoffers groter is dan de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde geldt in alle situaties, dus voor zowel vervoers- als omgevingsbesluiten en zowel in de bestaande als nieuwe situaties.
Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico, moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het vervoersbesluit of omgevingsbesluit. Dit is in bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.
Er moet altijd worden nagegaan of door het treffen van maatregelen niet alsnog aan de oriëntatiewaarde kan worden voldaan of dat de toename van het groepsrisico niet kan worden verminderd. Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, dan dient in overleg met de betrokken overheden te worden gestreefd naar een zo laag mogelijk risico van het ALARA- beginsel (as-low-as-reasonably-achievable).
Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangegeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen zijn afgewogen. Daarbij moet steeds in overleg worden getreden met andere betrokken overheden over de te volgen aanpak. Het is raadzaam ook het bestuur van de regionale brandweer hierbij te consulteren.
Objecten die in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden aangeduidals beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zijn:
  • verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  • woningen met een grotere dichtheid dan twee woningen per hectare;
  • kantoorgebouwen;
  • hotels en restaurants;  
  • winkels;
  • sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • sport- en kampeerterreinen;
  • gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals scholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
  • terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  • bedrijfsgebouwen.
3.4.2 Onderzoek
Route gevaarlijke stoffen
In het plangebied bevindt zich een route gevaarlijke stoffen. Het transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de verkeersweg N211 (Poeldijkseweg-Monsterseweg).
De voornoemde weg heeft aan beide zijden een zone van 150 meter, gemeten vanaf de weg-as, waarbinnen het niet is toegestaan om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren, tenzij wordt aangetoond dat deze voldoen aan de normen van het groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR).
Binnen een zone van 150 meter van de Poeldijkseweg/Monsterseweg, zijn op de planverbeelding de volgende bestemmingen aangegeven:
  • Agrarisch glastuinbouw
  • Natuur
In de bestemmingen gelegen binnen deze zone van 150 meter, is het niet mogelijk om kwetsbare objecten te realiseren.
 
Transportleidingen
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan zijn geen hoofdtransportverbinding voor aardgas en geen hoofdtransportverbinding voor olie aanwezig.