Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Poelzone
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.obp00000014-vast

3.3 Luchtkwaliteit

3.3.1 Wettelijk kader
Sinds 15 november 2007 zijn de huidige luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer van kracht. Deze eisen zien toe op de kwaliteit van de lucht die wij inademen en daarmee op het voorkomen van verslechtering van die lucht als gevolg van diverse luchtverontreinigende stoffen, zoals fijn stof en stikstofdioxide. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. Het principe daarbij is dat de lucht niet boven een bepaalde grenswaarde mag verslechteren ten gevolge van die plannen, tenzij die verslechtering elders in de nabijheid - of in het plangebied - wordt gecompenseerd (de projectsaldering).
De wet kent een minimum-drempel voor gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan concentratie in de buitenlucht van bijvoorbeeld fijn stof. In de daartoe opgestelde regeling niet in betekenende mate bijdragen (milieubeheer) wordt een aantal soorten projecten genoemd die nauwelijks van invloed zijn op de luchtkwaliteit.
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de 'Wet luchtkwaliteit' en het verlenen van derogatie door de EU was het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
3.3.2 Onderzoek
Binnen dit bestemmingsplan vinden geen ontwikkelingen plaats welke bijdragen aan een vermindering van de luchtkwaliteit. De nieuwe ontwikkelingen die wel plaats vinden, zijn voornamelijk gericht op het verbeteren van de provinciale ecologische hoofdstructuur. Hiertoe behoren o.a. de verbetering van groenvoorzieningen, natuurbestemmingen en het waterbeheer. Door het ontbreken van nieuwe ontwikkelingen die eventueel schadelijk kunnen zijn voor de luchtkwaliteit, kan onderzoek naar deze luchtkwaliteit, indachtig de Wet luchtkwaliteit, achterwege blijven. Overigens zijn in en in de directe omgeving van het plangebied geen Rijks- of provinciale wegen aanwezig, noch vinden bedrijfsactiviteiten plaats, die een dusdanige overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit tot gevolg hebben, dat woningbouw ter plekke niet tot de mogelijkheden zouden behoren.
Voor de aanleg van de ecologische verbindingszone is redelijkerwijs te verwachten dat deze geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Dit omdat er geen milieubelastende functies in het plangebied mogelijk worden gemaakt.
Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, indien is aangetoond dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit.