Plan: | Speelveld 5 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1723.BPSpeelveld5-VS01 |
Voor de uitbreiding van de transportcapaciteit voor elektriciteit heeft ENEXIS het voornemen om een 10kV transformatorstation/verdeelstation te bouwen. De groeiende behoefte aan transportcapaciteit die voor de komende jaren in de omgeving is voorzien maakt deze uitbreiding noodzakelijk. De nieuw te bouwen installatie wordt aangesloten op het bestaande hoofdnet dat wordt bedreven op een spanningsniveau van 10kV. De functie van het station is het stabiliseren van het spanningsniveau met de regelbare transformator en het verdelen van de elektriciteit voor de omgeving. Tevens zal deze installatie bijdragen aan een verdere verbetering van de leveringszekerheid. De nieuwe installatie wordt gebouwd naast de al bestaande soortgelijke installatie. Door deze situering kunnen de hoofdkabels voor de bestaande installatie tevens worden benut voor de nieuwe installatie. Deze keuze geeft het minste kabelwerk en de laagste maatschappelijke kosten.
De te ontwikkelen locatie is gelegen in kern Alphen en wordt omsloten door het kadastrale perceel van de gemeente Alphen en Riel, sectie H nummer 2630 in het noorden, de Molenstraat en de Zandstraat in het oosten, de Chaamseweg in het zuiden en het sportpark van de voetbalvereniging Viola in het westen.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Kom Alphen”. De locatie heeft op grond van het bestemmingsplan de bestemming “Sport”. Het bouwen van een nieuw transformatorstation / verdeelstation past niet binnen deze bestemming. Derhalve dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden.
In onderstaande afbeelding wordt de geplande uitbreidingslocatie van het transformatorstation weergegeven ten opzichte van de huidige locatie.
Kadastraal is de locatie bekend als gemeente Alphen en Riel, sectie H nummers 4510.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Kom Alphen”. Het plan is vastgesteld door de raad van de gemeente Alphen-Chaam op 17 december 2009. Het raadsbesluit heeft met de bijbehorende stukken vanaf 2 februari 2010 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen op het gemeentekantoor van Alphen. Het bestemmingsplan “Kom Alphen” is onherroepelijk geworden op 23 november 2011.
De locatie (zie blauwe markeerpunt in bovenstaande figuur) heeft op grond van het bestemmingsplan de bestemming “Sport”. De op de verbeelding aangewezen gronden “Sport” zijn bestemd voor sportterreinen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding met de daarbij behorende groenvoorziening, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en –paden, bouwerken en voorzieningen. Op deze gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten diente van de genoemde bestemming. De maximale oppervlakte van de totale bebouwing bedraagt ten hoogste het met een aanduiding aangegeven bebouwingspercentage, waarvan ten hoogste 250 m² ten behoeve van kantine. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak en daarbij geldt een maximum goot- en bouwhoogte van 4 m respectievelijk 9 m.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt voor ballenvangers en lichtmasten een maximale bouwhoogte van 12 m, voor afvalcontainers en hekwerken 2 m en voor overige bouwwerken 5 m. De oppervlakte van afvalcontainers, indien deze bovengronds zijn geplaatst, bedraagt maximaal 4 m².
Voor het plangebied geldt de gebiedsaanduiding "veiligheidszone – munitie". Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' nadere eisen te stellen aan gebouwen met vlies- of gordijngevelconstructies en gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.
Ten westen van het plangebied ligt een gebied met een dubbelbestemming archeologie. Deze dubbelbestemming geldt echter niet voor het plangebied voor het nieuwe verdeelstation van Enexis. Voor het plangebied geldt een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde vanuit het erfgoedbeleid van de gemeente (paragraaf 3.1). Om deze reden heeft archeologisch onderzoek plaatgevonden.
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader behandeld. De ruimtelijke en functionele analyse staat in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van het leefmilieu, waarden en belemmeringen. De paragraaf handhaving en juridische planopzet zijn terug te vinden in de hoofdstuk 5. De financiële uitvoerbaarheid staat in hoofdstuk 6 en de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 7.
In dit hoofdstuk worden de beleidskaders die van belang zijn voor de ontwikkeling aan de orde gesteld. Middels beknopte samenvattingen van relevante beleidsnota's en plannen wordt een overzicht verkregen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
Ten aanzien van de energievoorziening wordt in de structuurvisie aangegeven dat een toekomstbestendige energievoorziening van vitaal belang is voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol. Deze is in Nederland van hoog niveau in vergelijking met andere Europese landen. De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit en gas in Nederland nog gestaag (uitgaande van het GE-scenario). Het opvangen van deze groei en het
handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid vragen om uitbreiding van het productievermogen (waaronder het decentrale vermogen) en de energienetwerken. De voorgenomen uitbreiding van het transformatorstation betreft een uitbreiding van het energienetwerk en past daarmee binnen het rijksbeleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Voor de energievoorziening is er onder andere ruimte gereserveerd voor bestaande en nieuwe vestigingsplaatsen met een vermogen van 500 MW, globale trajecten van bestaande en nieuwe hoogspanningsverbindingen met een spanning vanaf 220 kV en locaties voor kernenergie. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat geen relevante gebieden of regelingen voor deze voorgenomen ontwikkeling.
Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op 19 maart 2014 is De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 - partiële herziening 2014 in werking getreden. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
Het plangebied valt binnen het bestaande stedelijk gebied van Alphen, dat een "kern in landelijk gebied" is. In de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen).
Verordening Ruimte 2014
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld waarin de provincie aangeeft welke doelen en ambities bereikt moeten worden en welke instrumenten zij wil inzetten. In de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014, staan de juridisch bindende regels. De provinciale Verordening ruimte is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant.
Het plangebied ligt volgens de verordening Ruimte 2014 in bestaand stedelijk gebied. Ontwikkelingen worden volgens het provinciale beleid bij voorkeur voorzien binnen bestaand stedelijk gebied. De voorgenomen ontwikkeling voldoet hier aan.
Structuurvisie Alphen-Chaam
Het ruimtelijk functioneel beleid van de gemeente Alphen-Chaam is uiteengezet in de Structuurvisie Alphen-Chaam. Hierin is gekozen voor het imago van gemoedelijke maar zeker ook moderne plattelandsgemeente. De ambities van Alphen-Chaam komen in de structuurvisie tot uiting, namelijk:
Het op gang brengen en houden van de dynamiek in zowel de kernen, de bebouwingsconcentraties als het buitengebied is noodzakelijk voor de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Dynamiek betekent namelijk investeringen in bedrijven en woningen. Naast het waar mogelijk faciliteren van dynamiek en vitaliteit (gekoppeld aan initiatieven) vormt het behoud en versterking van de (belevings-)kwaliteit het andere hoofddoel van deze structuurvisie.
Erfgoedbeleid 2015-2020
In 2015 heeft de gemeente nieuw erfgoedbeleid vastgesteld. Het oude erfgoedbeleid (2008 – 2012) had tot doel de zorg voor het erfgoed te waarborgen waarbij drie speerpunten (ambities) centraal stonden, te weten:
De gemeente ambieert, ondanks de economische minder gunstige omstandigheden, nog steeds invulling te geven aan de zorgvuldige gekozen ambities van het vorige beleidsplan. In aanvulling op die drie ambities zal de nadruk worden gelegd op het verbinden van de erfgoedactoren. Door de erfgoedactoren met elkaar te verbinden, kan de kans op behoud van erfgoed worden vergroot. De verwachting is daardoor cultuurhistorie steeds meer zal gaan leven. Het waarmaken van ambities heeft de meeste kans van slagen als concrete acties geformuleerd worden. Daarnaast zijn enkele aandachtspunten opgenomen in het nieuwe beleid voor 2015 tot 2020.
Het plangebied is gelegen in een archeologisch waardevol gebied. Er heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Meer informatie hierover is opgenomen in paragraaf 4.11.
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader hebben waterschap en gemeente vooroverleg gevoerd, waaruit de volgende doelen, uitgangspunten en criteria voor dit plan zijn afgesproken. Meer informatie hierover is opgenomen in paragraaf 4.5.
Kern Alphen
De kern Alphen is ontstaan op een knooppunt van oude wegen. In het centrum ervan ligt de kerk op een bult en functioneert daardoor als een duidelijk herkenningspunt. Rondom deze kerk is de kern gegroeid. Vanwege de aanwezigheid van esgronden is de kern niet gelijkmatig naar alle richtingen gegroeid. Door de komst van de spoorlijn (Bels lijntje) heeft Alphen zich vooral in zuidoostelijke richting ontwikkeld. Zo is het patroon van radiale wegen ontstaan, waartussen min of meer lobvormig de bebouwing is geconcentreerd. Door deze lobvormige structuur reikt het landschap op enkele plaatsen diep in de kern. Alphen heeft zodoende een directe relatie met het buitengebied. De lintbebouwing gaat bovendien over van een dorpskarakter binnen de kern naar een agrarisch karakter in het buitengebied. De verschillende grootschalige uitbreidingen zijn veelal van elkaar gescheiden door de dorpslinten. Door deze duidelijke begrenzingen en de eigen stedenbouwkundige en architectonische kenmerken zijn het duidelijke ruimtelijke eenheden. Ten oosten van deze linten, waar de planmatige uitbreidingen de grootste oppervlakte beslaan, zijn buurten echter in verschillende tijdsperiodes gerealiseerd. Hierdoor bestaat er een grote diversiteit in de ruimtelijke opzet.
In de directe omgeving van de beoogde locatie zijn de volgende functies aanwezig: verdeelstation ENEXIS, de kantine en sportvelden behorende bij Voetbalvereniging Viola. Daarnaast grenst er aan het terrein een parkeerterrein. Dit parkeerterrein wordt gebruikt voor zowel de voetbalvereninging als de sporthal De Bongerd. Achter het parkeerterrein liggen enkele woningen.
Op de locatie stond een oud bedrijfspand (oude appelloods). In het bestemmingsplan Kom Alphen wordt aangegeven dat het vervallen bedrijfsgebouw aan het parkeerterrein van de Chaamseweg de beeldkwaliteit verstoort. Om deze reden is het vervallen bedrijfsgebouw inmiddels verwijderd. De volgende foto geeft de huidige situatie ter plaatse weer.
De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. In de praktijk is een bestemmingsplan vaak het belangrijkste middel voor afstemming tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening. Op grond van artikel 3.1.6 besuit ruimtelijke ordening is de gemeente bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om de haalbaarheid te beoordelen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige haalbaarheid beschreven en er wordt ook een toets aan andere waarden uitgevoerd. Hierbij worden thema's belicht als: bedrijven en milieuzonering, geluid, bodemkwalitiet, waterhuishoudkundige aspecten, straalpaden, kabels en leidingen, electromagnetische straling, externe veiligheid, luchtkwaliteit, natuur, archeologie en cultuurhistorie.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een verantwoorde, ruimtelijk relevante toetsing in milieuhygiënisch opzicht van bedrijfsvestigingen, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen anderzijds milieugevoelige functies als wonen en recreëren. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Hierbij onderscheidt de VNG diverse omgevingstypen. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid van een gebied voor bepaalde hinder afhankelijk is van het omgevingstype. De door de VNG aangegeven afstanden betreffen een rustige woonwijk. De mate van milieuhinder bepaalt in welke van de zes milieucategorieën een bedrijfssoort is ingedeeld. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. In principe is bedrijvigheid behorende tot de categorie 1 goed te mengen met de functie wonen, dit geldt in de meeste gevallen ook voor de categorie 2-bedrijven. Het is wenselijk om de bedrijvigheid in de categorie 3 te clusteren en een zonering in acht te nemen. Vanaf categorie 4 is menging met milieugevoelige functies niet mogelijk.
Voor het nieuw op te richten transformatorstation van 10 MVA-100MVA geldt volgens de VNG-lijst een milieucategorie van 3.1. Voor deze categorie inrichting dient een afstand van 50 meter in acht te worden genomen voor het aspect geluid en 30 meter voor het aspect veiligheid. ENEXIS is echter voornemens de volgende maatregelen te treffen voor het aspect geluid:
De verwachting is dat met deze mitigerende maatregelen de geluidscontour wordt terug gebracht tot ten minste 30 meter. Binnen de 30 meter contour liggen geen gevoelige bestemmingen wel een aantal objecten (tuinhuisjes/bergingen), zoals ook blijkt uit de paragraaf 4.3 die het aspect geluid nader bahandeld.
Wegverkeerlawaai
Op basis van artikel 77 van de Wet Geluidhinder (Wgh) dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, waarbinnen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De Wet Geluidhinder maakt voor de normering en de te volgen procedure onderscheid in nieuwe en bestaande situaties. In principe hebben alle voor het openbaar rijverkeer toegankelijke wegen een onderzoekszone. Deze zone is een gebied aan weerzijden van de weg waar onderzoek naar eventuele geluidshinder moet plaatsvinden. De uitbreiding van het transformatorstation is opzichzelf geen geluidgevoelige ontwikkeling en geeft geen substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen. Een onderzoek naar wegverkeerlawaai wordt daarom niet nodig geacht en is niet uitgevoerd.
Industrielawaai
Het huidige en toekomstige transformatorsation zijn geen geluidzoneplichtige bedrijven. Nabij en in de kern Alphen zijn géén geluidzoneringsplichtige bedrijven overeenkomstig het bepaalde in de Wet geluidshinder gelokaliseerd. Derhalve zijn er geen beperkingen waarmee in het kader van voorliggend bestemmingsplan rekening moet worden gehouden.
Inrichting
Het nieuwe transformatorstation geeft geluidsuitstraling naar de omgeving. Voor het aspect omgevingslawaai dient een afstand van 30 meter in acht te worden genomen tussen de inrichting en woningen/functies. Binnen 30 meter liggen geen gevoelige bestemmingen.
De kwaliteit van zowel de bodem als het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder d van het Besluit op de ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Er zijn verschillende typen onderzoek die in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan moeten worden gedaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen historische onderzoeken, verkennende onderzoeken en aanvullende onderzoeken.
Door Oranjewoud is onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit. In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Er is onderzoek gedaan naar twee deellocaties: Deellocatie A en Deellocatie B.
In de zintuiglijk schone bovengrond is een verhoogd gehalte aan PAK gemeten op deellocatie A. In de zintuiglijk schone ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte stoffen aangetoond. Op deellocatie B is in zowel de bovengrond met hierin wisselende hoeveelheden met bijmengingen van bodemvreemde materialen (baksteen, puin, kolengruis) als in de zintuiglijk schone ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte stoffen aangetoond. Daar binnen 5,5 m -mv. geen grondwater is aangetroffen, is conform de richtlijnen geen grondwateronderzoek uitgevoerd.
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende interventiewaarde. De resultaten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie als bedrijfsbestemming. Zie bijlage 1voor de resultaten van dit bodemonderzoek en zie bijlage 2 voor een kaart met de deellocaties en boorpunten. Deellocatie A is boorpunten 1 t/m 6 en deellocatie B is boorpunten 7 t/m 12.
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en –kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2016-2021.
In het waterbeheerplan staan doelen en maatregelen voor de periode van 2016 tot en met 2021. Ook beschrijft het waterschap hoe we inspelen op de veranderende omstandigheden, zoals het klimaat. In vijf jaar tijd kan er veel veranderen. Daarom controleert het waterschap tijdens de planperiode regelmatig of doelen en maatregelen nog steeds goed gekozen zijn of dat aanpassing nodig is. Het Waterbeheerplan geeft de basis voor dit continue proces van plannen.
Het waterschap heeft in een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend” aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.
Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Omdat er sprake is van een afname van het verhard oppervlak ten opzichte van de situatie met appelloods is voor het project geen uitgebreide watertoets procedure doorlopen. Wel heeft afstemming plaatsgevonden met Waterschap Brabantse Delta.
Ten opzichte van de oude situatie is bij dit plan sprake van een afname van het verhard oppervlak. In onderstaande tabel wordt dit weergegeven.
Oude situatie (m2) | Nieuwe situatie (m2) | Verschil (m2) | |
Bebouwd oppervlak | 577 | 105 | |
Verhard buitenterrein | 147 | 494 | |
Totaal verhard oppervlak | 724 | 599 | 125 |
Het hemelwater van het gebouw en de parkeerplaats wordt afgevoerd via straatkolken naar het gemeentelijk riool. Ten behoeve van het plan hoeven geen sloten te worden gedempt. Het plangebied ligt niet in een beschermd gebied voor grondwater.
De voorkeur van ENEXIS is gebruik te maken van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Ter plaatse van het verdeelstation wordt elektriciteit afkomstig van de centrale bij Tilburg verdeeld naar Alphen, Chaam en Baarle Nassau. De kabels liggen ondergronds. In het verdeelsation liggen de kabels boven de grond. Ten behoeve van de uitbreiding worden nieuwe kabels en leidingen aangelegd. Er komen in het plangebied geen straalpaden, kabels of leidingen voor die beperkingen van de inrichting en het gebruik van het plangebied ten gevolge hebben en/of een regeling in het bestemmingsplan noodzakelijk maken.
Hoogspanningsleidingen moeten zo zijn geplaatst dat ze niet bereikbaar zijn vanwege het risico op elektrocutie. Voor de diverse bovengrondse hoogspanningsleidingen heeft het RIVM afstanden bepaald in relatie tot gezondheidsrisico’s. Bij een verdeelstation moet het gebouw dan ook deugdelijk zijn afgesloten. Ook moet de installatie goed worden onderhouden waardoor kans op kortsluiting minimaal is.
Voor bovengrondse hoogspanningslijnen heeft het Ministerie van VROM in 2015 (nader verduidelijkt in 2008) een voorzorgbeleid geformuleerd met als norm 0,4 µT (microtesla) voor gevoelige bestemmingen (kinderdagverblijven, woningen). Dit beleid wordt door TenneT tevens toegepast op ondergrondse kabelverbindngen en hoogspanningsstations. Voor publiekstoegankelijke locaties geldt een norm van 100 µT en voor werknemers binnen locaties geldt een norm van 500 µT.
Voor het nieuwe 10 kV station zijn geen berekeningen uitgevoerd. Op basis van expert judgement wordt verwacht dat de 0,4 µT contour zich rondom het nieuwe station zal bevinden gezien het feit dat het om een uitbreiding met een 10 kV station gaat. Binnen deze contour liggen geen gevoelige bestemmingen. De verwachting is dat de norm voor publiekstoegankelijke locaties van 100 µT niet wordt overschreden evenals de norm voor werknemers.
Bij Externe Veiligheid gaat het om de risico's voor de directe omgeving in het geval dat er iets mis gaat tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De verbonden risico's moeten binnen de perken blijven. Hiervoor worden twee soorten risico's gehanteerd:
Voor het plaatsgebonden risico PR zijn risicocontouren(10-6) vastgesteld waarbinnen kwetsbare of beperkt kwetsbare bebouwing niet is toegestaan. Deze contouren liggen:
Gevaarlijke stoffen die worden vervoerd over de weg, het spoor, het water of per buisleiding leiden tot knelpunten voor het plaatsgebonden risico indien er langs de transportassen een 10-6 contour ligt.
Onderzoek
Aan de Fransebaan is een Munitiedepot van Defensie gelegen. De C zonering van dit depot grenst aan de westzijde van het plangebied. Binnen deze zone mogen geen gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie of met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt, worden opgericht. Dit beleid is vastgelegd in de circulaire Van Houwelingen 'Zonering en externe veiligheid rond munitie-opslagplaatsen' van 12 april 1988. Na de vuurwerkramp in Enschede is vastgesteld (brief van 17 april 2001, kenmerk KvI 2001019781, van de minister van VROM aan de Tweede Kamer) dat de circulaire Van Houwelingen nog steeds van kracht is voor complexen van Defensie. In het onderhavige plan worden dergelijke gebouwen niet mogelijk gemaakt.
Conclusie
Op de verbeelding is een veiligheidszone ('veiligheidszone - munitie') opgenomen waarbinnen door Burgemeester en Wethouders nadere eisen gesteld kunnen worden aan de bebouwing. Het huidige transformatorstation is geen gevaarlijke inrichting. Ook met de toekomstige uitbreiding van het transformatorstation zal geen sprake zijn van een gevaarlijke inrichting. Verder zijn er op of rondom het plangebied geen gevaarlijke inrichtingen of transportroutes aanwezig welke een belemmering vormen voor het nieuwe bestemmingsplan.
Vanaf 15 november 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd. Deze wetswijziging is sindsdien opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel kortweg de Wet Luchtkwaliteit 2007 genoemd. In artikel 5.16 van de gewijzigde Wet milieubeheer is vastgelegd onder welke voorwaarden bestuursorganen de bevoegdheden uit lid 2 mogen uitoefenen. Als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan vormen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
In de Regeling NIBM (niet in betekende mate bijdragen) is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit betekent dat ontwikkelingen op dit gebied zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Conclusie
De uitbreiding van het transformatorstation draagt niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging omdat er geen substantiele toename is van het aantal verkeersbewegingen of toename van relevante emissies vanuit het station is. De luchtkwaliteitsaspecten vormen daarmee geen belemmering voor het project.
Op basis van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet is het een vereiste om inzicht te bieden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zullen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of zijn leefgebied, zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Zijn deze effecten niet weg te nemen, bijvoorbeeld door een andere locatie te kiezen, of op en andere manier naar een oplossing te zoeken, terwijl de uitvoering van het plan noodzakelijk wordt geacht (dwingende redenen van groot openbaar belang) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden gevraagd en zal moeten worden voorzien in compensatie.
Conclusie
De voorgenomen locatie van het nieuwe tranfsformatorstation is niet gelegen in een beschermd natuurgebied (Natura 2000, EHS of EVZ). In en rondom het plangebied worden géén grootschalige ingrepen in de flora en fauna mogelijk gemaakt. De bestaande groenstructuur blijft in takt en het nieuwe transformatorstation wordt gerealiseerd op de locatie van de voormalige appelloods.
In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, bestemmingsplannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waarden Kaart. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangeven en de indicatieve archeologische verwachtingswaarde. Deze waarde geeft aan of de kans op het aantreffen van archeologische belangrijke bodemvondsten groot of gemiddeld is. Indien er sprake is van een middelhoge of hoge verwachtingswaarde dan is het aanbevelingswaardig om een inventariserend archeologisch onderzoek te houden. De cultuurhistorische waardenkaart geeft inzicht in de aanwezige en potentiële cultuurhistorische en archeologische waarden in de gemeente Alphen-Chaam. Deze hangen onder andere samen met de wijze van ontginning. Terreinen waar de archeologische waarden nog onbekend zijn, worden in drie categorieën ingedeeld: gebieden met een hoge, gemiddelde en lage indicatieve (verwachtings)waarde. Dit zijn gebieden waar de kans respectievelijk groot, gemiddeld of klein is dat er archeologische waarden in de grond zitten. Met behulp van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) kan worden nagegaan of de gronden binnen het plangebied archeologisch van betekenis zijn. Op de AMK zijn alle bekende archeologische terreinen (monumenten) aangegeven.
Onbekende verwachting, niet gekarteerde gebieden
Uit het erfgoedbeleid van de gemeente blijkt dat voor de gebieden kom Alphen en kom Chaam advies ingeroepen dient te worden bij een expert (regioarcheoloog) over de verwachting die voor deze gebieden geldt: moeten ze als een (middel)hoge verwachting of lage verwachting worden behandeld.
Uitgangspunt is dat er sprake is van (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde, omdat het hier om de ontstaanskernen van beide dorpen gaat. Alleen als aangetoond kan worden dat het bodemarchief dermate verstoord is dat van een redelijke waarneming geen sprake meer kan zijn, zal de verwachting laag kunnen zijn. Om deze reden heeft voor het plangebied archeologisch onderzoek plaatsgevonden.
Archeologisch onderzoek
Er is een bureaustudie archeologie uitgevoerd. Vervolgens is archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd met een doorstart naar archeologische opgraving. Het plangebied wat onderzocht is wordt daarom vrijgegeven van de waarde 'archeologie'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' blijft bestaan op het niet onderzochte gedeelte.
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt een transformatorstation mogelijk, met bouwregels de aansluiten op de Wet ruimtelijke ordening, welke in werking is getreden op 1 juli 2008, en op de Wabo.
De bestemmingsplanregels zijn verdeeld over een aantal hoofdstukken. Deze indeling is als volgt:
Inleidende regels
Bestemmingsregels
Algemene regels
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige regels goed te kunnen hanteren. De inleidende regels omvatten de volgende bepalingen: Begrippen: Begrippen die in de andere hoofdstukken worden gebruikt en die uitleg behoeven worden in dit artikel uitgelegd.
Wijze van meten: Dit artikel bevat alle technische regelingen over het bepalen van oppervlaktes, hoogtes, dieptes, breedtes, etc.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk is het hart van de regels. Het bevat de bepalingen die van toepassing zijn op de in het plan opgenomen bestemmingen. Allereerst is de (hoofd)bestemming weergegeven, en vervolgens de dubbelbestemming, beide op alfabetische volgorde. Naast een dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een (hoofd)bestemming. De bepalingen van de (hoofd)bestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervan is dat de belangen van een dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de (hoofd)bestemming.
Het stramien van de artikelen met daarin de bestemmingsregels ziet er als volgt uit:
Bestemmingsomschrijving
De functies c.q. doeleinden die binnen een bestemming zijn toegestaan worden in de bestemmingsomschrijving aangegeven. Afwijkende functies van de algemene hoofdfunctie, die ter plaatse zijn toegestaan, worden door middel van een aanduiding op de verbeelding aangegeven. De algemene bestemmingsregeling is altijd mogelijk, ook als er ter plaatse een specifieke aanduiding is opgenomen.
Bouwregels
De bouwregels bevatten de maatvoering- en situeringeisen die gesteld worden aan bouwwerken. Voorbeelden van deze eisen zijn goot- en bouwhoogten. Nadere eisen Ten aanzien van enkele in de regels genoemde ontwikkelingen zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot het stellen van nadere eisen, onder meer ten aanzien van situering en/of maatvoering van bouwwerken. Voor de toepassing van de regeling van nadere eisen geldt een procedureregel.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan wordt afgeweken, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder wordt afgeweken. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (Algemene regels).
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de bouwhoogte en situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel van de bestemmingsregeling wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Deze bepaling geeft enkel en alleen die gebruiksvormen weer, waarvan uit de bestemmingsregels niet rechtstreeks is op te maken dat zij binnen een bepaalde bestemming niet zijn toegestaan.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
In dit bestemmingsplan is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen teneinde bepaalde belangen en/of waarden te beschermen. Dit betekent dat bepaalde werkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd, tenzij een omgevingsvergunning is verleend door burgemeester en wethouders. Het omgevingsvergunningenstelsel is gekoppeld aan de dubbelbestemmingen, waarmee de belangen / waarden van de dubbelbestemmingen worden beschermd. Voordat burgemeester en wethouders beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning moeten zij eerst advies inwinnen bij verschillende instanties. Algemeen kan worden gesteld dat een omgevingsvergunning pas kan worden verleend, indien er geen onevenredige aantasting ontstaat van de belangen c.q. waarden die de betreffende dubbelbestemming beoogd te beschermen, dan wel de mogelijkheid tot herstel niet onaanvaardbaar zal of kan worden verkleind.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Anti-dubbeltelregel:
Deze bepaling dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Omdat om een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelbepaling voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt 'meegenomen' bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag. Deze bepaling is overgenomen uit de Wet ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels:
Bepalingen t.a.v. ondergronds bouwen: een algemene bouwregeling voor het ondergronds bouwen. Bij de berekening van bebouwingspercentages wordt de oppervlakte en inhoud van ondergrondse gebouwen (bij bedrijfswoningen), mede in aanmerking genomen.
Ondergeschikte bouwdelen: hierin is geregeld wanneer overschrijding van bouwgrenzen dan wel goothoogte door ondergeschikte bouwdelen is toegestaan;
Algemene aanduidingsregels:
Daar waar op de verbeelding een specifieke aanduiding is gegeven zijn extra regels, naast de regels van de onderliggende bestemmingen, van toepassing. In het onderhavige bestemmingsplan is de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' opgenomen in de algemene aanduidingsregels.
Algemene afwijkingsbevoegdheid:
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoerings- en situeringseisen met ten hoogste 10%, antenne installaties en minimale afwijkingen.
Algemene wijzigingsbevoegdheid:
In dit artikel zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Op basis van dit artikel heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid het plan te wijzigen indien daaraan behoefte bestaat.
Algemene procedureregels;
De algemene procedureregels beschrijven welke procedures doorlopen dienen te worden wanneer gebruik wordt gemaakt van naderde eisen en/of de wijzigingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
De slotregel is algemeen van aard en geldt voor alle bestemmingen. De volgende slotbepalingen zijn opgenomen in het laatste hoofdstuk:
Overgangsregels
Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels en dat reeds plaatsvond vóór de datum, waarop het plan onherroepelijk rechtskracht heeft verkregen, mag worden voortgezet, tenzij er sprake is van strijdigheid met het vorige plan (daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan) en tegen dat afwijkend gebruik wordt of alsnog kan worden opgetreden.
Slotregel
Deze regel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Deze paragraaf licht de planregels toe vanuit een functionele invalshoek. In de volgende paragraaf zullen de bouwregels afzonderlijk behandeld worden.
Bedrijf – Nutsvoorziening
De in het plangebied mogelijk gemaakte nutsvoorziening heeft deze bestemming gekregen.
Waarde - Archeologie
De nog in het plangebied aanwezige gronden met archeologische waarden die nog niet zijn onderzocht, zoals beschreven in paragraaf 4.11, hebben deze bestemming gekregen.
Het plan betreft een inititatief op eigen gronden. Ten behoeve van het plan hoeft door de gemeente geen voorzieningen te worden getroffen. De gemeente heeft de grond verkocht aan ENEXIS om realisatie mogelijk te maken.
Er is bij dit plan sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
De gemeenteraad moet hiervoor op basis van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening in principe een exploitatieplan vaststellen. Er hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Er is een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemers. Tevens komen de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan, de bijbehorende onderzoeken en planschade voor rekening van de initiatiefnemer. Het kostenverhaal is hiermee anderszins verzekerd. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Artikel 3.1.1 Bro geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht zijn overleg te plegen met het waterschap en daar waar nodig met de besturen van andere gemeenten, met de provincie en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerp bestemmingsplan is aan de betreffende instanties toegezonden. Alleen de provincie Noord-Brabant heeft gereageerd, zie bijlage 3 en heeft laten weten dat het voorontwerp geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Het gemeentebestuur kan op grond van de inspraakverordening de ingezetenen van de gemeente en belang hebbende natuurlijke personen en rechtspersonen bij de voorbereiding van (herziening van) bestemmingsplannen betrekken. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerp bestemmingsplan, met ingang van 29 maart 2016 t/m 9 mei 2016, voor eenieder ter inzage gelegen. Er is één inspraakreactie ontvangen, die als bijlage 4 s bijgevoegd.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vindt plaats volgens de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 5 juli 2016 tot en met 15 augustus 2016 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Het plan is vervolgens op 3 november 2016, ongewijzigd, ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad en vastgesteld.