direct naar inhoud van Artikel 13 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
Plan: BP Industrieterrein Haven Cuijk 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.13BPindhaven-VA01

Artikel 13 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmign(en), mede bestemd voor:

  • a. het beschermen en behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed;
  • b. het behouden van de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en vertraging.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 22.3.

13.2 Bouwregels

Op de tot 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht. bestaande bouwwerken mogen in hun huidige omvang worden gehandhaard.

13.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het oprichten of aanpassen van de volgende bouwwerken:

  • a. waterstaatkundige (kunst)werken;
  • b. voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  • c. voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  • d. bedrijfsbebouwing voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  • e. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
    • 1. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat het veilig functioneren van waterstaatswerken is gewaarborgd;
    • 2. de situering en uitvoering van bowuwerken dient zodanig te zijn dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoer- of bergingscapaciteit;
    • 3. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen moeten duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moet zijn;
    • 5. de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen moeten het oprichten van bouwwerken toelaten;
    • 6. tevens een vergunning is verleend op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.