direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf - 1
Plan: BP Industrieterrein Haven Cuijk 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.13BPindhaven-VA01

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie 3.1 en 3.2, die zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen en
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • b. een bedrijf voor de verwerking van aardappelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aardappelverwerking';
  • c. een bedrijf voor de verwerking van vlees, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vleesverwerking', waarbij de bewerking van darmen en vleesafval (slachtbijproducten) maximaal 1000 ton per week bedraagt;
  • d. een bedrijf voor recycling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling', waarbij het breken van steenachtig materiaal maximaal 50.000 ton per jaar bedraagt;
  • e. een groothandel in brandstoffen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in brandstoffen', waarbij de opslagcapaciteit voor vloeibare en gasvormige brandstoffen maximaal 100.000 m3 bedraagt;

met de daarbij behorende:

    • 1. tuinen, erven en terreinen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen;
    • 4. wegen, straten en paden;
    • 5. nutsvoorzieningen;
    • 6. andere bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' zijn gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde uitgesloten.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80%;
  • c. de kavelgrootte bedraagt minimaal 1000 m²;
  • d. behoudens ondergeschikte bouwdelen mag de bouwgrens niet door bouwwerken worden overschreden;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 15 meter;
  • f. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
  • g. het aantal parkeerplaatsen per 100 m² bvo bedraagt, afhankelijk van de functie:

Functie   Minimum aantal parkeerplaatsen per 100 m² bvo   Maximum aantal parkeerplaatsen per 100 m² bvo  
(Commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie)   2,8   3,3  
Kantoren zonder baliefunctie   1,5   2,0  
Arbeidsextensieve/bezoekers extensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf etc.)   0,8   0,9  
Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats etc.)   2,5   2,8  
Bedrijfsverzamelgebouw   0,8   1,7  

3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, gelden de volgende maximale bouwhoogtes:
    • 1. bedrijfsinstallaties: 40 meter;
    • 2. erfafscheidingen en brandwerende voorzieningen op de erfgrens: 2 meter;
    • 3. vlaggenmasten en antennes: 6 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter;
    • 5. nieuw te bouwen opslagsilo's: 25 meter;
    • 6. keerwanden ten behoeve van kades: 10 meter + nap;
  • b. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter met uitzondering van erfafscheidingen, brandwerende voorzieningen en keerwanden ten behoeve van kades.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Het stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;

indien zulks noodzakelijk is:

    • 1. ten behoeve van de woonsituatie;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, brandveiligheid, verkeersveiligheid en sociale veiligheid;
    • 3. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 4. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.

3.3.2 Procedure

Bij het toepassen van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen dient te worden voldaan aan de in artikel 21 genoemde procedure.

3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ontheffing hoogte bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2, sub e ten behoeve van bedrijfsgebouwen tot een hoogte van 25 meter, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen.
3.4.2 Ontheffing hoogte erfafscheidingen en brandwerende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.3, sub a onder 2, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen.
3.4.3 Ontheffing ondergeschikte bouwdelen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2, sub d, ten behoeve van:

  • a. ondergeschikte bouwdelen zoals wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en overhangende daken, erkers, luifels, steunberen, ingangspartijen, balkons en galerijen, mits de overschrijding maximaal 1,5 meter bedraagt;
  • b. stoepen, bordessen, funderingen, kelderingangen en -koekoeken en laadperrons, mits deze niet hoger worden opgetrokken dan 1,25 meter boven peil;
  • c. putten, leidingen en goten voor de aan- en afvoer of de verzameling van water- en rioolstoffen;
  • d. erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2,5 meter;
  • e. geheel onder peil gelegen kelderruimten, mits de overschrijding maximaal 3 meter bedraagt;
  • f. de aanleg c.q. oprichting van kraanbanen met bijbehorende hefinstallaties met dien verstande dat de breedte van de hefinstallatie maximaal 10% mag bedragen van de breedte van het bouwperceel, gemeten in de bebouwingsgrens;
  • g. het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een portiersloge, een rijwielstalling en dergelijke ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 15 m² bedraagt en de hoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals laad- en losinstallaties met een hoogte van maximaal 2,5 meter.
3.4.4 Ontheffing afstand zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2, sub g en artikel 3.2.3 sub b en toestaan dat de afstand van een gebouw en/of bouwwerk geen gebouw zijnde, inclusief brandwerende voorzieningen, tot de zijdelingse perceelsgrens minder dan 3 meter bedraagt, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen;
  • c. vooraf de brandweer wordt gehoord.
3.4.5 Ontheffing Water - Vaarwegen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 voor zover deze gronden grenzen aan de bestemming 'Water - Vaarweg' voor het overschrijden van de bebouwingsgrens ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, waaronder laad- en losinstallaties, die noodzakelijk zijn in verband met het benutten van de ligging aan vaarwater en voor zover dit noodzakelijk is in verband met de bedrijfsvoering.

3.4.6 Procedure

Bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid dient te worden voldaan aan de in artikel 21genoemde procedure.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. anders dan bedoeld in artikel 3.1;
  • b. als zelfstandige kantoorvestiging, anders dan ondergeschikt onderdeel van de totale bedrijfsvoering van een bedrijf;
  • c. ten behoeve van detailhandel;
  • d. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerken, stoffen of producten, waaronder in elk geval moet worden verstaan onderdelen van motorvoertuigen of aanhangwagens, oude metalen, vuilnis en afvalstoffen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het oog op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • e. stalling van caravans, boten en andere grote obstakels;
  • f. seksinrichting;
  • g. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. zoneringsplichtige inrichtingen.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Ontheffing bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1 voor uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet voorkomt in de tot het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

3.6.2 Ontheffing hindercategorie
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1onder a, voor zover het betreft het toelaten van bedrijfsactiviteiten in de hindercategorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van zelfstandige kantoren, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en:
    • 1. in belangrijke mate sprake is van toelevering aan andere reeds op het terrein gevestigde bedrijven; of
    • 2. de betreffende activiteiten anderszins economisch-technologisch gebonden zijn aan deze bedrijven; of
    • 3. bedrijven waarvan het ruimtebeslag van dien aard is dat de uitoefening c.q. ruimtelijke inpassing elders in Cuijk ongewenst is.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.1onder a, voorzover het betreft het toelaten van bedrijfsactiviteiten in de hindercategorie 4.1 en 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van zelfstandige kantoren, mits:
    • 1. de bedrijfsactiviteiten naar aard, omvang en milieu-effecten vergelijkbaar zijn met bedrijven uit de toegestane milieucategorie; en
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.6.3 Ontheffing ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.5onder c voor het gebruik ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, mits:

  • a. het bedrijf als onderdeel van zijn (watergerelateerde) activiteiten in beperkte mate detailhandel wil gaan uitoefenen;
  • b. uit onderzoek is gebleken dat het vanwege ruimtebeslag of (verkeers-)overlast onmogelijk of ongewenst is de desbetreffende vestiging ruimtelijk in te passen in het (kern)winkelgebied.
3.6.4 Procedure

Bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid dient te worden voldaan aan de in artikel 21genoemde procedure.