direct naar inhoud van Artikel 23 Algemene bouwregels
Plan: Natuurgebieden
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0944.BV12NGB-VA01

Artikel 23 Algemene bouwregels

23.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
23.1.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse vergunde bebouwing, binnen de uitwendige begrenzing van die bovengrondse bebouwing;
  • b. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een zwembad is uitsluitend toegestaan binnen de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Tuin';
    • 2. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 3. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in respectievelijk '15.2.3' en '12.2.2' 'in acht wordt genomen;
    • 4. het zwembad mag uitsluitend privĂ© cq niet-bedrijfsmatig worden gebruikt;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende inhoud, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de inhoud dan wel oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
23.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
23.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

23.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

23.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 23.2.1 en 23.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.