Plan: | Heer en Beekstraat 3, Rosmalen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002403-1401 |
De gemeente heeft een verzoek ontvangen om medewerking te verlenen aan het ontwikkelen van een woning op het perceel tussen Burgemeester Mazairaclaan 26 en Heer en Beekstraat 5. Het perceel grenst aan en ligt gedeeltelijk in het Kanaalpark. De woning is de straatzijde geprojecteerd. Het geldende bestemmingsplan laat ter plaatse geen nieuwe woning toe. Om de ontwikkelingen mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
In dit bestemmingsplan wordt eerst ingegaan op de huidige situatie (hoofdstuk 2). Daarin komen de ruimtelijke - en functionele structuur aan bod. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders beschreven die op de locatie en de ontwikkelingen van toepassing zijn. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de ruimtelijke verantwoording gegeven. Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de bestuurlijke juridische aspecten van het bestemmingsplan. De financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het plan komt in hoofdstuk 6 aan bod.
.
Het perceel ligt ten westen van de splitsing waar de Heer en Beekstraat over gaat in Burgemeester Mazariaclaan. Het ligt aan de oostzijde van het groene Kanaalpark. In het verleden was over het perceel een doorsteek geprojecteerd van de Burgemeester Mazariaclaan naar het westen. Door gewijzigde inzichten en de komst van het Kanaal is hier van afgezien. De omgeving voorziet veelal in vrijstaande woningen in twee bouwlagen met kap.
Figuur 1: luchtfoto plangebied
Figuur 2: foto in vogel vlucht van plangebied richting het westen
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Molenhoek-Sparrenburg-A59 en heeft de enkelbestemming 'Wonen' met een 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd'. Binnen deze bouwaanduiding mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van terrein- en/of erfafscheidingen. Het gedeelte van het perceel aan de kanaalzijde dat buiten het plangebied ligt, ligt in het bestemmingsplan Kanaalpark en heeft de enkelbestemming 'Agrarisch met waarde'.
Figuur 3: uitsnede plankaart geldend bestemmingsplan met daarop aangegeven het plangebied
Het projectgebied ligt aan een straat met overwegend woningen. De achterzijde grenst aan het Kanaalpark met daarin een ecologische verbindingszone langs de Rosmalense Aa.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:
Het laatstgenoemde nationaal belang houdt in dat bij stedelijke ontwikkelingen de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) dient te worden gemotiveerd.
Het voornemen raakt geen van de bovenstaande belangen. Voor de toevoeging van één woning is geen motivatie in het kader van de ladder van duurzame verstedelijking noodzakelijk.
Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit besluit stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang:
Het plangebied ligt niet in één van de bovengenoemde gebieden.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Hierin geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Beoordeling
Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. Binnen de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking.
De planontwikkeling is in overeenstemming met de Structuurvisie.
Omgevingsvisie
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wilt daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Beoordeling
Voor de onderhavige planontwikkeling, die plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied, is met name de ambitie tot zorgvuldig ruimtegebruik van belang.
De planontwikkeling is in lijn met de Omgevingsvisie.
Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
De provincie wil met haar regels aansluiten op de werkwijze van de Omgevingsvisie en de Omgevingswet. Daarom is ervoor gekozen om de verschillende provinciale verordeningen voor de fysieke leefomgeving samen te voegen tot een Interim omgevingsverordening. Provinciale Staten hebben op 25 oktober 2019 deze verordening vastgesteld. Het is een 'Interim' omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de 'definitieve' omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). De Interim omgevingsverordening vervangt zes provinciale verordeningen, waaronder de Verordening ruimte 2014.
In de omgevingsverordening staan onderwerpen uit de provinciale omgevingsvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. Deze verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Beoordeling
Figuur 4: uitsnede Provinciale omgevingsverordening kaart instructieregels gemeente stedelijke ontwikkeling en erfgoed
De locatie waar de woning is gepland ligt op de kaart van de Omgevingsverordening in de gebiedsaanduiding "concentratiegebied". Het achterste gedeelte van het perceel ligt in de aanduidingen "afweging duurzame verstedelijking" en "Landelijk gebied en Groenblauwe mantel". Dit deel van het perceel ligt buiten het plangebied blijft onbebouwd. Daarmee voldoet het voornemen aan de provinciale Omgevingsverordening.
Ruimtelijke StructuurVisie 's-Hertogenbosch
In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het ‘ruimtelijk motto’ van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.
Het voornemen betreft de ontwikkeling van één woning binnen de bestaande stedelijke stuctuur. Daarmee wordt voldaan aan de uitgangspunten van de structuurvisie.
Nota Wonen
Het woonbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch is vastgelegd in de Nota Wonen 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 september 2012. De ambitie voor het woonbeleid van 's-Hertogenbosch is het creëren van een evenwichtige woningmarkt met een gedifferentieerd en aantrekkelijk aanbod van woningen en woonmilieus zodat mensen naar tevredenheid in onze stad kunnen wonen en leven. Er wordt gestreefd naar een stad waar voldoende, betaalbare en passende woningen zijn en voldoende keuzemogelijkheden in gevarieerde en sterke buurten waarin mensen zich thuis kunnen voelen.
Deze ambitie is in de nota Wonen 2012 uitgewerkt in vier speerpunten van beleid: voldoende woningen, betaalbaar wonen, passend wonen, in sterke en vitale buurten.
De beleidsinzet van de gemeente voor woningbouw is dan als volgt:
Het voornemen voorziet in de bouw van één duurzame woning. Dit bouwplan draagt daarmee bij aan de woningbouwopgave van de gemeente.
Nota parkeren
Voor ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening heeft de gemeente 's-Hertogenbosch een eigen parkeernormenbeleid vastgesteld. Dit beleid is vastgelegd in de "Nota Parkeernormering 2016" dat op 21 september 2016 is vastgesteld. De nota geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per functie en per stadsdeel gerealiseerd dienen te worden bij nieuwbouw. Het plangebied ligt volgens de "Nota Parkeernormering 2016" in zone 5: Restbebouwde kom (overige kernen). Volgens de nota parkeernormering dienen voor de bouw van één vrijstaande woning binnen zone 5 op eigen terrein twee parkeerplaatsen te worden aangelegd.
Het bouwplan voorziet in de aanleg van twee parkeerplaatsen op eigen terrein. Het voornemen voldoet daarmee aan de Nota parkeernormering.
Welstandsnota
Op 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad de 'Actualisering Welstandsnota 2011' vastgesteld. In de Welstandsnota zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen.
Het plangebied behoort tot het welstandsgebied 'Rosmalen Centrum' en valt onder het regime 'parken, groengebieden of sportcomplex'. Door de functiewijziging zal de welstandsnota op dit punt moeten worden gewijzigd naar 'Historische Lintbebouwing' zoals deze aanwezig is op de naastgelegen percelen. Deze wijziging maakt onderdeel uit van de ontwerp procedure. De gemeenteraad zal met de aanpassing van de welstandsnota op het plangebied moeten instemmen.
Daarnaast gelden de algemene welstandscriteria als beoordelingskader. Op het plangebied is een algemeen welstandsniveau van toepassing. Het beleid hierbij is gericht op handhaving van de basiskwaliteiten van de wijk.
Waterplan
Op 31 januari 2017 heeft de gemeenteraad het Waterplan "Waterstad 2016 - Beleidsplan voor een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem". Het doel van het waterplan is een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem te bewerkstelligen in de gemeente 's-Hertogenbosch. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater. Het Waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. De acties die door gemeente en waterschappen worden uitgevoerd, zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma dat loopt van 2016 tot 2020. Er wordt ingezet op het treffen van specifieke maatregelen om het watersysteem robuuster en aantrekkelijker te maken, en op het nog meer versterken van de integratie met andere beleidsvelden.
In paragraaf 4.2.7 wordt ingegaan op het aspect water.
Bomenbeleidsplan
Het Bomenbeleidsplan 's-Hertogenbosch is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2017. Bij de ruimtelijke procedure vindt een afweging plaats ten aanzien van verschillende functies waaronder groen. De gemeente stelt daarbij voorwaarden ten aanzien van groen. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij beleidsuitgangspunten uit het Bomenbeleidsplan, zoals het zoveel mogelijk behouden van bomen, het verplanten van bomen en herplant en compensatie van groen. Afspraken over velling, herplant en compensatie wordt bij het plan vastgelegd zodat hierbij aangesloten kan worden bij de uiteindelijke vergunningprocedure. Het kan zowel om behoud als om ontwikkeling van nieuw groen gaan.
Bij de ontwikkeling moeten bomen direct in beeld zijn. Hiervoor wordt een bomeninventarisatie uitgevoerd. Hierbij worden alle bomen in beeld gebracht en op waarde beoordeeld. De inventarisatie wordt gebruikt bij het ontwerpproces. De gemeente toetst hierbij de wijze waarop rekening wordt gehouden met de bomen.
De inventarisatie bestaat minimaal uit:
Hieruit blijkt welke bomen waardevol en te behouden zijn. Deze bomeninventarisatie komt terug in het ontwerp waardoor te zien is welk effect het plan op het bestaande groen heeft. De bomendeskundige gebruikt de bomeninventarisatie vervolgens als basis om eisen te stellen aan inpassing en bescherming. Op deze manier kan worden geborgd dat er voldoende bomen behouden blijven.
In hoeverre het voornemen voldoet aan het bomenbeleid wordt beschreven in paragraaf 4.3.
Archeologiebeleid
De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Op 21 december 2018 heeft de gemeente de Erfgoedverordening vastgesteld. In deze verordening zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket). Voor de zones met een lage verwachting zijn op de beleidskaart geen nadere eisen opgenomen.
Het perceel ligt volgens de archeologische verwachtingenkaart in het gebied met hoge verwachtingen.
Een uitwerking van het archeologiebeleid voor het bestemmingsplan is opgenomen in paragraaf 4.5.
Nota Grondbeleid
In de Nota Grondbeleid 2005 (februari 2005) stelt de Raad primair de kaders vast voor het door het college te voeren grondbeleid. Grondbeleid wordt door de gemeente 's-Hertogenbosch gezien als het beleid dat, ten behoeve van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van ruimtelijke ordening, streeft naar het creëren van ruimte voor wonen, werken, winkelen en recreëren in zowel uitleggebieden als bestaand stedelijk gebied, door het oppakken of ondersteunen van concrete ontwikkelinitiatieven.
In de Nota Grondbeleid zijn vastgelegd: de kaders voor actief en passief grondbeleid, het prijsbeleid, de financiële grondslagen, het risicomanagement en de mate waarin voorzieningen worden opgenomen in de grondexploitatie.
In paragraaf 6.1 wordt aandacht besteed aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.
De ontwikkeling betreft een perceel gelegen op de overgang tussen de Heer en Beekstraat en de Burgemeester Mazairaclaan in Rosmalen. Het perceel is gelegen tussen de adressen Heer en Beekstraat 5 en Burgemeester Mazairaclaan 26.
Tot de komst van de wijk Molenhoek was de locatie gelegen aan de Molenstraat. Deze straat was de noord-zuidverbinding tussen de N59 en de spoorlijn. Hiermee is deze structuur één van de oorspronkelijke bebouwingslinten ten zuiden van het spoor. Met de komst van de wijk Molenhoek is de burgemeester Mazairaclaan geïntroduceerd als ontsluitingsweg en is de voormalige Molenstraat gesplitst in de Heer en Beekstraat en de Burgemeester Mazairaclaan.
Figuur 5: Ontwikkeling plangebied
Op dit perceel na, zijn alle percelen aan deze structuur bebouwd. De reden dat dit perceel nog niet is bebouwd vindt zijn grondslag in de studie om de Burgemeester Mazairaclaan te verbinden met de ontsluitingsstructuren aan de westzijde van de A2. Ook ten tijde van de ontwikkeling van het Maximakanaal was dit perceel in beeld om een verbinding met de ecologische verbindingszone te realiseren of een verbinding te creëren met de overzijde van het Maximakanaal.
Het perceel maakt onderdeel uit van een bebouwingslint, de bebouwing aan de westzijde van de straat vormt de overgang tussen de bebouwd gebied en het Kanaalpark.
De bebouwing in de omgeving bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen op relatief grote percelen. De heer en Beekstraat is een historisch bebouwingslint en nog steeds duidelijk herkenbaar, zowel in opbouw, profiel als bebouwingsstructuur. Het bebouwingslint kent weinig tot geen 'gaten'.
Het perceel heeft een tweetal bestemmingen. Aan de straatzijde heeft het perceel de bestemming 'Wonen'. Aan de zijde van het Kanaalpark heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Op deze wijze sluiten de bestemmingen aan op de bestemmingsgrenzen van de naastgelegen percelen.
Het huidige gebruik van het gehele perceel is op dit moment grasland, het perceel is onbebouwd. Aan de voorzijde van het perceel, op gemeentelijk eigendom, ligt een groenbestemming. Binnen deze strook staan een aantal bomen met onderbeplanting. Hierdoor is het zicht op het perceel beperkt.
Aan de linkerzijde is een opening in de groenstructuur aanwezig. Hier bevindt zich de toegang tot het perceel vanaf de Heer en Beekstraat.
Figuur 6: Zicht op het perceel vanaf de Burgemeester Mazairaclaan.
Het initiatief houdt de ontwikkeling in van één vrijstaand woonhuis ter hoogte van de overgang tussen de Heer en Beekstraat en de Burg. Mazairaclaan. Het perceel maakt onderdeel uit van een oorspronkelijk bebouwingslint. Het feit dat dit perceel nog niet bebouwd is ligt in het gegeven dat de kavel geruime tijd is gereserveerd om de Burg. Mazairaclaan te verbinden met de Tivoliweg. Met de aanleg van het Maximakanaal en de nieuwe verbinding over het kanaal via de Aziëlaan (spoorbrug) is van het doortrekken van de Burg. Mazairaclaan geen sprake meer. Er is ook geen behoefte meer om hier een extra toegang tot het Kanaalpark te maken omdat deze al in voldoende mate in de nabijheid zijn aangelegd. Er is op dit moment dan ook geen reden meer om het kavel onbebouwd te laten. Het voornemen is dan ook om op dit kavel een vrijstaande woning te realiseren. Er rust al een woonbestemming op het perceel, echter zonder bouwvlak.
Figuur 7: nieuwe planologische situatie op het perceel
De kavel heeft een breedte van circa 35 meter en een diepte van 90 meter. Het voorste gedeelte van de kavel heeft al de woonbestemming. De woonbestemming heeft een diepte van circa 49 meter. De kavelgrootte sluit aan op de kavelgroottes in de omgeving. Het toevoegen van een woning op de kavel sluit aan op de stedenbouwkundige opzet van het oorspronkelijke bebouwingslint.
Figuur 8: inrichtingsschets nieuwe situatie
Stedenbouwkundig wordt als voorwaarde gesteld dat een strook links van de beoogde woning over de gehele diepte voorzien wordt van de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Hierdoor blijft een doorkijk naar het achter gelegen gebied vanaf de weg behouden. Langs deze strook wordt ook het kavel ontsloten, in de huidige situatie ligt hier een inritconstructie ten behoeve van het perceel. Deze strook moet een open structuur krijgen om op deze wijze een zichtlijn richting het Kanaalpark te creëren. De achterzijde van het perceel behoudt de bestemming 'agrarisch met waarden'. Qua bebouwingshoogte wordt aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing, dit resulteert in een goothoogte van 5 meter en een bouwhoogte van 10 meter. Het bouwvlak krijgt een breedte van 12 meter en een diepte van 15 meter. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens aan de noordzijde bedraagt 5 meter.
Als rooilijn wordt aangesloten bij de rooilijn van de woning gelegen aan de Burgemeester Mazairaclaan 26.
Als extra voorwaarde wordt in het bestemmingsplan opgenomen dat een gedeelte van de woonbestemming aan de achterzijde de bestemming 'Agrarisch met waarde' krijgt. Het betreft een strook met een diepte van ca. 14 meter gemeten vanaf de plangrens langs het Kanaalpark. Deze maateregel heeft als doel dat de woning voldoet aan de geluidsnormen. De woonbestemming ligt hierdoor verder van het Kanaalpark dan bij de naastgelegen percelen. Op het moment dat op een andere wijze voldaan kan worden aan de geluidsnormen, bijvoorbeeld door een bebouwde voorziening of een grondwal, is het goed voorstelbaar dat qua begrenzing van de woonbestemming aansluiting wordt gezocht bij de naastgelegen percelen. Qua bebouwingsmogelijkheden zal dan ook voor dit deel de erfbebouwingsregeling gelden.
Een woning op deze locatie is onder deze voorwaarden dan ook stedenbouwkundig voorstelbaar.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor woningen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Ten aanzien van het aspect geluid is op deze locatie enkel het wegverkeerslawaai relevant te noemen.
Het wegverkeerslawaai is voor de beoogde ontwikkeling onderzocht omdat het plan is gelegen binnen de geluidzones van de Rijkswegen A2 en A59. Ook ligt het plan binnen de geluidszone van de Mazairaclaan. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vastgelegd in “Akoestisch onderzoek optredende gevelbelastingen bouwplan Burg. Mazairaclaan – Heer en Beekstraat te Rosmalen”, rapportnummer M18 379.401.1.doc, d.d. 12 oktober 2018 (Bijlage 1).
Uit het geluidonderzoek blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van de beoogde woning op 3 gevels wordt overschreden. Er is onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de geluidsbelasting op de gevels van de woning te verminderen. Het vergroten van de afstand tot de geluidbron is, gezien de ligging tussen de verschillende wegen niet mogelijk. Geluidsvoorzieningen bij de bron zijn niet doelmatig omdat het hier een plan van één woning betreft. Maatregelen in de overdracht (zoals afschermende voorzieningen) zijn vanuit stedenbouwkundig oogpunt hier niet wenselijk.
De geluidbelasting aan de zuidwest gevel van de woning is geluidluw (beneden 48 dB). Om deze geluidluwe gevel te waarborgen moet een deel van het achtererf de geluidsabsorberende functie van de ondergrond behouden blijft. Dit deel begint op een afstand van 7 meter gemeten van de achtergevellijn van het geprojecteerde bouwvlak en heeft de bestemming "Agrarisch met waarde". Bebouwing en verhardingen zijn in dit deel uitgesloten. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Als vast staat dat met andere geluidsreducerende maatregelen de geluidsluwe zuidwestgevel kan worden gewaarborgd kan met deze wijzigingsbevoegdheid de bestemming van deze strook omgezet worden naar "Wonen."
Om aan het geluidbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch te voldoen, dienen minimaal 3 verblijfsruimten aan de geluidluwe zijde te worden gerealiseerd of tenminste de woon- en hoofdslaapkamer. Zoals gezegd is de zuidwest gevel van de woning een geluidluwe gevel. In het huidige stadium is de indeling van de woning nog niet bekend. Daarom wordt deze indelingsverplichting als voorwaarde opgenomen in een hogere waarde beschikking.
Bij de aanvraag om bouwvergunning dient een bouwakoestisch onderzoek te worden gevoegd waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de binnenwaarde van maximaal 33 dB van het Bouwbesluit, Hierbij dient voor de geluidsbelasting te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting van de A2, A59, Burgemeester Mazairaclaan en Heer en Beekstraat.
Met het voldoen aan de voorwaarden wordt – mede gelet op de optredende geluidniveaus - een acceptabel woon- en leefklimaat bereikt.
Mits aan het bovenstaande wordt voldaan, vormt geluid geen belemmering voor onderhavig plan.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde wijze (door afstand of bouwkundige maatregelen) gesitueerd worden nabij bedrijven. Enerzijds dient milieuzonering om hinder als gevolg van bedrijven te voorkomen en anderzijds dient het om bedrijven hun activiteiten te kunnen laten uitvoeren binnen de gangbare (hinder)normen. Om dit zorgvuldig af te wegen en te verantwoorden is de VNG-Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” toegepast.
De locatie bevindt zich in een gebied omringd door diverse bestaande woningen. Op zo'n 125 meter ten noorden van de beoogde woning bevindt zich een perceel met een bedrijfsbestemming 'autohandel'. Voor dit type bedrijvigheid dient conform de VNG-handreiking een afstand van 30 meter te worden aangehouden om eventuele hinder ter plaatse van de nieuwe woningen te voorkomen. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Hinder als gevolg van deze aanwezige bestemming wordt niet verwacht. Overige en andere bedrijfsbestemmingen liggen niet in de nabijheid van beoogd woonobject. Nabije bestemde bedrijfspercelen vormen derhalve geen knelpunt voor realisatie van de nieuwe woning op beoogde locatie. Verder zal de geplande woning de belangen van reeds bestaande en bestemde bedrijvigheid niet schaden. De geplande functie wonen past prima in dit gebied.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.
In 2018 is de bodem van de locatie onderzocht (Aeres milieu, “Verkennend bodemonderzoek hoek Burg. Mazairaclaan – Heer en Beekstraat te Rosmalen”, d.d. 28 juni 2018, nummer AM18191, Bijlage 2). Het onderzoek is volgens de juiste richtlijnen uitgevoerd door een gecertificeerd bureau. In de grond zijn geen verontreinigingen aangetroffen, in het grondwater enkele lichte verontreinigingen. Er is geen aanleiding tot verder onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit past bij de nieuwe woonbestemming. Het aspect bodem geeft geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling met functie wonen.
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch
De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid.
Toetsing beleidsvisie
De beoogde ontwikkeling voorziet in de bouw van één enkele woning. Toekomstige bewoners worden als normaal zelfredzaam beschouwd. Woningen, niet zijnde bedrijfswoningen of verspreid liggende woningen, worden beschouwd als kwetsbaar object (naar analogie van het Bevi). Hiervoor zijn in het Uitvoeringskader EV, deel C de volgende eisen geformuleerd:
De beoogde woning bevindt zich in een oranje gebied (binnen 325 meter van het spoor). Kwetsbare objecten zijn in oranje gebieden toelaatbaar mits de extra maatregelen uit het verantwoordingskader voldoende in overweging is genomen.
Beschouwing risicobronnen
Hieronder is een uitsnede opgenomen van de risicokaart. De locatie van de woning is met een groene pijl weergegeven.
Figuur 9: uitsnede risicokaart december 2019
Inrichtingen
Het dichtstbijzijnde risicobedrijf betreft een LPG-tankstation (Molenstraat 9, Rosmalen) op circa 500 meter ten noord-oosten van de geplande woning. De geplande woning bevindt zich ver buiten het invloedsgebied (van 150 meter) van dit LPG-tankstation. Het aspect externe veiligheid is daarom niet relevant te noemen voor onderhavig ontwikkeling. Andere risicobedrijven bevinden zich niet nabij de beoogde ontwikkeling zodat het invloedgebied niet tot aan de woning reikt. Risicobedrijven leveren geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
Transportroutes
Vervoer over water
Het nabije maximakanaal ligt nabij het plangebied en is in het Basisnet Water aangemerkt als een zogenaamde 'groene vaarweg'. Dit betekent dat hierover geen of nauwelijks gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Zulke groene vaarwegen bevatten geen PR contour, hebben geen plasbrandaandachtsgebied en vanwege het beperkte transport is bij RO-besluiten langs zulke groene vaarwegen het GR niet relevant. Er nadere verantwoording van het GR is derhalve niet nodig.
Spoorwegen
Op circa 220 meter ten noorden van het plangebied ligt de spoorweg 's-Hertogenbosch –
Nijmegen. Deze spoorweg maakt onderdeel uit van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de Regeling basisnet volgt dat deze spoorweg geen PR 10-6 contour of plasbrandaandachtsgebied heeft. Wel heeft het spoor een invloedsgebied die over het plangebied reikt. Het Groepsrisico (beschouwd binnen dit invloedsgebied) is echter laag te noemen, namelijk beneden 0,3 maal de oriënterende waarde.
In overleg met de regionale brandweer is besloten dat vanwege de verantwoording voor ruimtelijke ontwikkelingen van beperkte omvang in een gebied buiten 200 meter van een transportas (zoals het spoor) geen advies van de Veiligheidsregio meer benodigd is. Gezien de afstand van het spoor tot aan de geplande woning (ca 220 m) zal deze ene woning ook geen significante invloed hebben op het (lage) GR.
Buisleidingen
Ten noorden van het plangebied (op ca. 230 meter) ligt een ondergrondse hoge druk aardgasleiding (rood gestippelde lijn in bovenstaand kaartje). Uit het Uitvoeringskader EV, deel A Huidige situatie van de gemeente 's-Hertogenbosch blijkt dat deze aardgasleiding een PR 10-6 contour heeft van 0 (nul) meter en een invloedsgebied van 140 meter. Omdat het plangebied ver buiten dit invloedsgebied ligt, wordt deze buisleiding verder buiten beschouwing gelaten.
Wegen
Op circa 450 meter ten westen van het plangebied bevindt zich de A2 met daarover transport van gevaarlijke stoffen. Deze weg is onderdeel van het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de Regeling basisnet blijkt dat dit traject van de A2 geen PR 10-6-contour en/of plasbrandaandachtsgebied heeft. Voor wat betreft het Groepsrisico (GR) ligt de waarde op dit traject (tussen knooppunt Hintham en knooppunt Empel) boven 10% van de oriëntatiewaarde. Echter, aangezien het hier om een zeer beperkte ontwikkeling gaat (de realisatie van een enkele woning), zal het bestaande (lage) GR niet significant wijzigen ten opzichte van de bestaande/bestemde situatie. Een verdere verantwoording van het GR is niet nodig. Tevens bevindt het plangebied zich buiten 200 meter van de A2 als transportas, zodat geen advies van de Veiligheidsregio benodigd is.
Verantwoordingskader beleidsvisie externe veiligheid
Aangezien de ontwikkeling zich bevindt binnen het 'oranje gebied' zijn de gestelde verantwoordingskaders beschouwd. De ontwikkeling betreft van zeer beperkte omvang (één woning) in een gebied waar het GR laag te noemen is en de bereikbaar goed. De gestelde kaders zijn van toepassing in situaties waar sprake is van een hoog GR en/of slechte bereikbaarheid. Daar is in onderhavige situatie geen sprake van. Gezien de ruime afstand tot de transportas (spoor), de aanwezige reeds bestaande bebouwing als afscherming bij een eventuele calamiteit, de goede verkeerskundige ontsluiting, goede bereikbaarheid en het lage GR, is de situatie hier toelaatbaar en passend binnen de beleidsvisie externe veiligheid.
Conclusie
Het bestemmingsplan voldoet aan de belangrijke grenswaarde voor het PR. De oriënterende waarde voor het GR verandert niet significant en wordt er niet overschreden. De ontwikkeling is passend en toelaatbaar binnen de gestelde aanvullende kaders die zijn vastgelegd in het Uitvoeringskader externe veiligheid van de gemeente 's-Hertogenbosch. Aanvullende veiligheidseisen zijn conform de afspraken met de Veiligheidsregio niet nodig en niet gesteld gezien de grote afstanden tot het spoor en de Rijksweg A2.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor onderhavig plan.
Inleiding
We staan in Nederland voor ingewikkelde opgaven. Niet alleen moeten we steeds meer mensen huisvesten, ook hebben we rekening te houden met klimaatverandering en een toenemende schaarste aan energie en grondstoffen. Op dit moment werken we intensief aan het verduurzamen van de gemeente 's-Hertogenbosch. Enerzijds door het realiseren van duurzame energievormen (zoals windturbines, zonnepanelen, warmtepompen) en anderzijds door het energiezuinig (neutraal) laten bouwen. Ook oplossingen voor waterbeheer dragen bij aan de ontwikkeling van een duurzame (toekomstbestendige) gemeente.
Energie
Binnen de gemeente 's-Hertogenbosch is ons klimaat- en energiebeheer een belangrijk speerpunt. De ambitie is om als stad in 2050 klimaatneutraal te zijn. In 2035 dient de bebouwde omgeving klimaatneutraal te zijn. Hierdoor wordt het milieu en het klimaat in het algemeen minder belast. Energiebesparing draagt bij aan de vermindering van de uitstoot van CO2 in Nederland. Een ander voordeel van duurzaam bouwen is de energiebesparing, en daarmee ook de kosten voor het energieverbruik. De gemeentelijke ambitie van een klimaat neutrale bebouwde omgeving is een flinke ambitie waarbij 'alles uit de kast' moet worden gehaald. Deze doelstelling betekent dat niet alleen de gemeente veel moet doen maar ook de bedrijven, inwoners, ontwikkelaars, maatschappelijke groepen, woningcorporaties zullen hierin moeten investeren, samenwerken, creatief zijn en vooruitdenken. De gemeentelijke energie-ambitie en -doelstellingen zijn vastgelegd in het Energie-transitieprogramma 's-Hertogenbosch 2016-2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2017. Ook het recente bestuursakkoord (2018-2022) stelt dat we als gemeente een serieuze bijdrage leveren om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld door het stapsgewijs toewerken naar een 'aardgasvrije' gemeente, via het opwekken van duurzame energie en het energiezuinig/neutraal laten bouwen binnen onze gemeente.
Conform het bestuursakkoord zal de nieuwe woning energiezuinig worden gebouwd volgens de (op dit moment) toekomstige bouwnorm BENG. BENG staat voor “Bijna Energie Neutraal Gebouw” en gaat de huidige EPC-eisen uit het Bouwbesluit (in 2020) vervangen. Met BENG wordt niet alleen de energiezuinigheid van het gebouw flink aangescherpt, ook gaat BENG minimum eisen stellen aan het aandeel hernieuwbare energie; een minimaal percentage van het benodigde energie dat uit een duurzaam opgewekte bron moet komen. In de praktijk komt het erop neer dat woningen (of andere gebouwen) voor een deel in hun eigen energieopwekking gaan voorzien of voor dat deel gebruik gaan maken van een collectieve duurzame energiebron. Daarbij stelt BENG eisen aan een maximale hoeveelheid energie die nodig is om een gebouw te verwarmen (en te koelen). Deze nieuwe eis impliceert een inspanning op het gebied van goede (verbeterde) isolatie ten opzichte van het huidige EPC, optimale luchtdichtheid en een juiste oriëntatie (naar de zon) van gebouwen. Vanuit de wet is woningbouw zonder aardgas reeds verplicht. De Energievisie voor de woning is uitgewerkt in Bijlage 3.
Duurzaamheid
In juli 2019 is de Visie Duurzaam 's-Hertogenbosch vastgesteld. Deze visie biedt een koers naar een duurzame gemeente in 2050 en gaat uit van 4 ambities: een gezonde en groene klimaatbestendige leefomgeving, een CO2-neutrale gemeente, waardebehoud van grondstoffen en duurzame mobiliteit. De voorgenomen nieuwe woning dient zoveel mogelijk aan de in de visie opgenomen duurzaamheids ambities te voldoen.
Zoals hierboven beschreven zal de nieuwe woning energiezuinig worden gebouwd. Conform de wetgeving zal de woning geen gasaansluiting krijgen. Daarmee draagt het plan bij aan het streven om een CO2 -neutrale gemeente te worden.
De vrijstaande woning is compact ingetekend. Aan de zuidzijde van het plangebied blijft een strook van 11 meter breed onbebouwd. Aan de noordzijde ligt het bouwvlak 5 meter in plaats van 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens. In beginsel dient volgens het bestemmingsplan een strook, beginnend vanaf 7 meter van de achtergevelrooilijn van het geprojecteerde bouwvlak, onverhard en onbebouwd te blijven. Door deze maatregelen in het plan ligt de woning in een ruime groene setting. De bestaande bomen blijven gehandhaafd. Het hemelwater wordt op eigen terrein verwerkt. Het behoud van het bestaande groen, de groene setting dat in het plan is verwerkt en het verwerken van het hemelwater op eigen terrein dragen bij aan het halen van de ambitie om een klimaatbestendige gemeente te worden.
Hiermee wordt aangesloten bij minimaal 2 ambities in de Visie Duurzaam 's-Hertogenbosch.
Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met dit Nationaal Waterplan wordt een volgende ambitieuze stap gezet in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenteraden een bevoegdheid hebben in het belang van de bescherming van het milieu bij verordening regels te stellen aan het lozen van afvalwater op de riolering. Hiermee hebben gemeenten een instrument om de gemeentelijke watertaken(zorgplichten) vorm te geven. De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van afvalwater op de riolering te hebben. In het rioleringsbeleid, dat is neergelegd in het gemeentelijk rioleringsplan, bepaalt de gemeente of de inzet van dit nieuwe instrument nodig is, gelet op de lokale omstandigheden.
Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012. De gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch heeft op 31 januari 2017 het geactualiseerde Waterplan 2016 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2021 vastgesteld. Met deze vaststelling wordt het gemeentelijk hemelwaterbeleid uit het Waterplan 2016 verankerd.
In de meeste gevallen is het waterschap het bevoegd gezag over het oppervlaktewater. Voor lozing op het oppervlaktewater en de wijze waarop dit wordt uitgevoerd, evenals voor bouwwerken op of langs waterlopen, heeft het waterschap regels vastgelegd in de Keur. Gemeente ’s-Hertogenbosch ligt in het beheergebied van de waterschappen Aa en Maas en (voor een klein deel) De Dommel. In deze Keur is ook hemelwaterbeleid benoemd. Deze komen (in 2017) overeen met de regels gesteld in het Waterplan 2016 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2021.
De gemeenteraad van ‘s-Hertogenbosch heeft op 31 januari 2017 het geactualiseerde Waterplan 2016 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2021 vastgesteld. Met deze vaststelling is besloten een hemelwaterverordening op te stellen. Daarmee kan bij nieuwbouw, renovaties en de aanleg van verhardingen de afkoppelverplichting uit het Waterplan worden gehandhaafd. De Verordening hemelwater en grondwater stelt onder meer regels over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in de gemeentelijke riolering en hemelwatervoorziening. De bevoegdheid om deze verordening vast te stellen is vastgelegd in artikel 10.32a van de Wet milieubeheer.
De eigenaar van een perceel is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het hemelwater dat op zijn terrein komt. Op grond van deze zorgplicht ligt er pas een taak voor de gemeente als de eigenaar van het perceel zich in alle redelijkheid niet kan ontdoen van het hemelwater op zijn terrein.
De eigenaar van een perceel is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het grondwater in of op zijn terrein. Om te mogen aansluiten op de (vuilwater) riolering van de gemeente moet dit aangevraagd worden. De gemeente zal dan beoordelen of door de aansluiting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan zoals gesteld in artikel 4 van het Besluit lozing afvalwater huishoudens.
Terrein: Het huidig terrein is onbebouwd.
Watergangen: Aan het plangebied grenzen geen waterlopen.
Veiligheid: In het plangebied is geen kern- en beschermingszone van een waterkering gelegen.
Grondwater: Het afgewerkte terrein ligt op voldoende hoogte boven de grondwaterstand, zodat wateroverlast ten gevolge van grondwater niet van toepassing is.
Riolering en zuiveringswerken: In het plangebied ligt geen rioolwater(pers)leiding.
Voorwaarden
Het is verboden vanaf een nieuw bouwwerk of een nieuw verhard oppervlak hemelwater te lozen op de riolering of openbaar terrein. De eigenaar van een perceel heeft de verplichting het hemelwater op eigen terrein te verwerken en heeft daarbij vrije keuze tussen de toe te passen voorzieningen. De voorkeursvolgorde voor verwerking van hemelwater is:
De minimale te realiseren hemelwatervoorziening moet 60 mm (per m2 verhard oppervlak) kunnen verwerken. Voor het oppervlak aan groen dak (in m2) wordt geen (aanvullende) hemelwatervoorziening vereist. De voorzieningen dienen uiterlijk 10 weken na het gereedkomen van het nieuw bouwwerk of aanleg van het nieuw verhard oppervlak gerealiseerd te zijn en moeten blijvend in stand gehouden worden. De beheerder kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien van de eigenaar van het nieuw bouwwerk of het nieuw verhard oppervlak redelijkerwijs een te grote inspanning wordt geëist in verhouding tot het doel van het verbod.
Een ondergrondse verbinding tussen de hemelwaterafvoeren en het gemeentelijk riool voor de afvoer van extreme neerslag is alleen toegestaan in afstemming en met instemming van de beheerder.
Het afstromende hemelwater mag niet verontreinigd zijn als gevolg van afspoelen of uitlogen van de gebruikte bouwmaterialen of geloosde stoffen.
Verhard oppervlak
De toename van het verharde oppervlak wordt bepaald door:
Het verharde oppervlak is afhankelijk van het bouwprogramma en de verhardingen die worden gerealiseerd. Uitgangspunten voor bepalen van het totale verharde oppervlak:
De oppervlakken kunnen afhankelijk van het bouw- en tuinontwerp afwijken.
Waterretentie met ondergrondse kratten is een veel voorkomende oplossing en is goed voorstelbaar. Deze oplossing levert geen ongewenste esthetische problemen en kan op eenvoudige wijze onder verhard oppervlak worden aangelegd. Daarom bijgaand bij deze paragraaf “waterretentie” een voorbeeldberekening van waterretentie met ondergrondse kratten.
Compensatie-mogelijkheden
Ter compensatie van de toename van oppervlakteverharding zijn er de volgende mogelijkheden voor aanleggen van een waterberging:
Vanaf de woning zal er een vuilwater rioolleiding worden aangelegd naar de openbare weg. Hier zal in overleg met de dienst Openbare Werken worden bepaald waar de aansluiting op het gemeenteriool wordt gemaakt.
Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn - en om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. De grens waarbij een plan als gevolg van extra verkeer niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ligt op meer dan 1350 vervoersbewegingen (van auto's) per etmaal. Eén enkele woning zal maximaal 9 voertuigbewegingen opleveren per etmaal (volgens de vuistregels van het CROW 'verkeersgeneratie woon- en werkgebieden'). Uit de ingevulde NIBM-tool blijkt dit plan qua verkeer niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nader luchtonderzoek is ook niet nodig.
Figuur 10: Uitdraai NIBM-tool december 2019
Verder blijkt uit de landelijke Monitoringstool dat de jaargemiddelde concentraties van de relevante stoffen NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) in dit gebied voor beide stoffen onder respectievelijk 30 en 21 µg/m3 liggen. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke maximale grenswaarden (van 40 µg/m3). Verder is de heersende jaargemiddelde concentratie PM2,5 (de fijnere fractie van fijn stof) hier beneden 13 microgram/m3. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde van 25 microgram/m3. Naar verwachting nemen deze concentraties in de toekomst verder af door nationale en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen knelpunt vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Nagegaan is of voor dit plan een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld moet worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
ad a: In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings) plichtig. Dit project kan aangeduid worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (bijlage D 11.2).
Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r. beoordelingsplichtig indien het betreft een gebied met een oppervlakte van meer dan 100 hectare, of meer dan 2000 woningen of meer dan 200.000 bruto vloeroppervlakte bevat. Aan al deze criteria voldoet het plangebied niet dus op grond hiervan is geen m.e.r. nodig. Verder blijkt uit de in het vervolg van dit hoofdstuk genoemde onderzoeken dat er geen (mogelijke) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, eventueel na het treffen van maatregelen, aanwezig zijn.
ad b: Er kan ook sprake zijn van een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is. Dit kan het geval zijn als gevolg van toename van stikstof op stikstofgevoelige natuurgebieden.
De uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan is daartoe voor dit plan onderzocht (Bijlage 4: PlanW, Aerius-berekening, Woningbouwontwikkeling Heer en Beekstraat 3 te Rosmalen, kenmerk 192.AB.01, dd 3-11-2019). Uit het onderzoek blijkt dat de beoogde ontwikkeling van één woning op deze locatie geen significant negatief effect heeft op Natura 2000-gebieden. Een rechtstreekse m.e.r.-(beoordelings)-plicht is derhalve niet aan de orde.
In Bijlage 5 en Bijlage 6 zijn de bomen geïnventariseerd die mogelijk van de voorgenomen ontwikkelingen effecten kunnen ondervinden. De meeste bomen staan buiten het plangebied in de groenstrook langs de Heer en Beekstraat Burgemeester Mazairaclaan. Binnen het plangebied staat één boom. De ontwikkelingen zijn op die manier ingepast dat de bomen kunnen blijven staan. Ter ontsluiting van het woonperceel wordt gebruik gemaakt van de bestaande inrit naar het perceel. Bij de bouwactiviteiten dienen in overleg met de gemeente mogelijk beschermingsmaatregelen getroffen moeten worden zodat de bomen binnen de gemeentelijke groenstrook niet worden beschadigd.
het voorjaar van 2018 heeft op locatie een oriënterend onderzoek naatr beschermde Flora en Fauna plaatsgevonden. Het resultaat is opgenomen in Bijlage 7 van dit bestemmingsplan. Hieronder wordt het resultaat en de conclusie, alsmede de te treffen maatregelen beschreven.
In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen geen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. De planlocatie heeft aannemelijk geen relevante functie voor beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Vleermuizen maken mogelijk gebruik van de locatie tijdens het foerageren en migreren. De planlocatie en de directe omgeving hebben (mogelijk) een functie voor algemeen voorkomende planten, zoogdieren, amfibieën, insecten en vogels. De bomen zijn geschikt als broedlocatie voor algemene broedvogels. De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland of Belangrijk Weidevogelgebied. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura2000-gebieden geen sprake. Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een melding- of vergunningplicht geldt.
De werkzaamheden en toekomstige situatie leiden niet tot aantasting van beschermde gebieden of beschermde natuurwaarden. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van vleermuizen en algemene zoogdieren, amfibieën en broedvogels. Voor deze soortgroepen dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten (Wet-Nb, overige soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde bestemmingsplanwijziging (vrijstellingsbesluit).
De beoogde ontwikkeling van een woning aan de Heer en Beekstraat te Rosmalen is uitvoerbaar conform het bepaalde in de Wro (artikel 3.1.6 Bro).
Het plangebied is onbebouwd en heeft een oppervlak van circa 1850 m². Voor de locatie en exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar het beoordeelde rapport van Aeres Milieu (zie Bijlage 8).
Uit het verkennende booronderzoek komt naar voren dat de bodemopbouw bestaat uit een A/C-profiel. Hoewel deze toplaag waarschijnlijk ooit een esdek is geweest, is de interpretatie van het huidige pakket een moderne Ap-horizont. De overgang tussen de lagen is op boring 4 na scherp. Hier is een meer rommelige overgang. De scherpe overgang naar de onderliggende laag, de C-horizont of basismateriaal, duidt op een aftopping van het oorspronkelijke profiel. Het vermoeden was dat hier sprake was van een podzolprofiel onder het esdek. Deze is echter niet aangetroffen. Er is sprake van een overgangslaag (A/C-horizont), waarbij de bovengrond direct op de C-horizont ligt en de oorspronkelijke A-, E-, en B-horizont volledig ontbreken.
Het verwachte esdek is niet aangetroffen. Als gevolg van aftopping van de bodem kan de middelhoge archeologische verwachting voor de periode laat-paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen worden bijgesteld naar laag. De in het bureauonderzoek opgestelde hoge verwachting voor late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd wordt om deze reden bijgesteld naar middelhoog. Eventueel aanwezige vondsten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd zullen contextloos zijn en weinig waarde hebben voor het archeologische verhaal en zullen door de afwezigheid van een onderlinge samenhang om die reden geen meerwaarde geven aan de kennisvorming.
In het selectiebesluit van 13 juli 2018 overweegt de gemeente 's-Hertogenbosch als bevoegd gezag dat de kans klein is dat bij de realisatie van de nieuwbouwplannen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden verstoord of vernietigd. Er is dus geen noodzaak tot het uitvoeren van een aanvullend karterend onderzoek of een proefsleuvenonderzoek. In zijn algemeenheid geldt dat indien tijdens de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, de verstoorder wettelijke verplicht is deze te melden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook de gemeentelijk archeoloog wordt in dat geval op de hoogte gebracht.
Daarmee voldoet het voornemen aan het archeologie beleid van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Het bestemmingsplan 'Heer en Beekstraat 3 Rosmalen' heeft tot doel een nieuw planologisch juridisch kader te scheppen voor de ontwikkeling van één woning op het perceel Rosmalen sectie E nummer 5668. Dit is nodig voor een goede inpassing van de woning en voor een goed woon- en leefklimaat.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding (plankaart). De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide onderdelen moeten altijd in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
In de verbeelding zijn de bestemmingen 'Wonen', en 'Agrarisch met waarde' opgenomen. Binnen de bestemming 'Wonen' ligt een bouwblok waarbinnen het hoofdgebouw mag worden gebouwd. Een strook van de huidige woonbestemming aan de achterzijde met een diepte van ca. 14,6 meter gemeten van de huidige bestemmingsgrens met 'Agrarisch met waarde' krijgt de bestemming 'Agrarisch met waarde'. Om gebruik te kunnen maken van de geluidsabsorbsie van de ondergrond is binnen deze strook bebouwing en verharding in beginsel uitgesloten. Dit betreft een geluidsreducerende maatregel. De strook aan de zijde van Heer en Beekstraat 5 krijgt ook de bestemming Agrarisch met waarde om de openheid van de straatzijde naar het achtergebied te waarborgen.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. De bepalingen, welke verplicht gesteld zijn en opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008), zijn overgenomen in de regels. Daarnaast zijn in artikel 1 de begrippen overgenomen die ook worden gehanteerd in de Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Verordening ruimte van de provincie. In artikel 2 is vastgelegd hoe bij toepassing van de regels er wordt gemeten.
De regels behorende bij de bestemmingen hebben een uniforme opbouw. Voor zover aanwezig zijn de regels alsvolgt opgebouwd:
In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven waar de als zodanig aangewezen gronden voor zijn bestemd. De bouwregels en de specifieke en algemene gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving.
Bestemming 'Agrarisch met waarde'
De bestemming 'Agrarisch met waarde' is in het bestemmingsplan opgenomen om de woonbebouwing stedenbouwkundig (als aansluiting op het achtergelegen kanaalpark) en milieutechnisch (als geluidreducerende maatregel) goed in te passen. Bebouwing en verharding binnen deze bestemming is in beginsel niet toegestaan. Ter waarborging van de geluidsabsorberende ondergrond is in een strook van circa 14 meter gemeten van de plangrens langs het Kanaalpark verstening, verharding of bebouwing niet toegestaan. Als een geluidsonderzoek uitwijst dat met het treffen van andere geluidsreducerende maatregelen voldaan wordt aan de gemeentelijke geluidsnota, kan het college middels een wijzigingsbevoegdheid de bestemming 'Agrarisch met waarde' tot aan de plangrens langs het Kanaalpark wijzigen naar "Wonen."
Aan de zijde van de Heer en Beekstraat 5 mag ter ontsluiting van het agrarisch achter perceel een inrit worden aangelegd. In de regels verbonden aan de bestemming "Agrarisch met waarde" is net als in het bestemmingsplan Kanaalpark een wijzigingsbevoegd opgenomen waarmee de bestemming op verzoek omgezet kan worden naar 'Natuur'.
Bestemming 'Wonen'
De bestemming "Wonen" staat binnen het bouwvlak één vrijstaande woning (aanduiding 'vrijstaand') toe. Op het achterf zijn binnen de bestemming aan- en bijgebouwen toegestaan.
Het bouwvoornemen wordt volgens artikel 6.2.1 lid a Bro beschouwd als een bouwplan in het kader van artikel 6.12 lid 1 Wro. Ingevolge dit artikel dient de gemeenteraad voor het voornemen een exploitatieplan vast te stellen. De gemeenteraad kan op grond van artikel 6.12 lid 2 sub a Bro hiervan afwijken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins is verzekerd. De gemeente heeft met initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Daarin wordt de toerekening van de kosten, verbonden aan het bouwvoornemen, anderszins geregeld. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is daarmee anderszins geregeld waardoor er geen grondexploitatieplan nodig is.
Initiatiefnemers hebben in september, oktober en december 2019 een omgevingsdialoog met de eigenaren van de omliggende percelen gevoerd. Deze eigenaren zijn ook diegenen die (direct) gevolgen kunnen ondervinden als het initiatief wordt ontwikkeld. De betreffende eigenaren zijn persoonlijk door initiatiefnemers benaderd. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van een situatieschets van het voornemen om deze te kunnen verduidelijken. In Bijlage 9 is het eerste verslag van de omgevingsdialoog, dat in september en oktober 2019 is gevoerd, opgenomen. Het verslag van de tweede omgevingsdialoog in december 2019 is bijgevoegd onder Bijlage 10.
Drie eigenaren van locaties 1, 2, en 4 (hierna betrokkenen) hebben inhoudelijk op het initiatief gereageerd.
Verzoek om meer informatie
De betrokkene van locatie 1 verzocht om meer informatie over het bouwplan (bouwmassa, functie en aanzichten). Initiatiefnemer heeft aangegeven dat het een woning betreft maar de aanzichten er nog niet zijn.
Voor het in procedure brengen van een bestemmingsplan zijn de aanzichten niet noodzakelijk. Deze zijn pas duidelijk na dat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden als de omgevingsvergunning voor de bouw van de woning is ingediend. Het bouwplan zal dan door de welstandscommissie worden beoordeeld. Tegen de verlening van de omgevingsvergunning kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen. Zodra meer duidelijkheid is over het bouwplan kan de initiatiefnemer inhoudelijk met deze betrokkene in dialoog gaan.
Reacties op voorgenomen invulling
Tijdens de omgevingsdialoog gaf betrokkene van locatie 2 aan het perceel bewust te hebben gekocht omdat er geen bouwmogelijkheid op het naastgelegen perceel (plangebied) aanwezig was. Dit vrij uitzicht sprak betrokkene aan en betrokkene vreest dat deze nu geblokkeerd wordt.
Verder verzoek de betrokkene om de woning zo compact mogelijk te bouwen.
Ook de betrokkenen van locatie 4 geven aan het jammer te vinden als het perceel bebouwd wordt. Hierdoor vervalt het vrije uitzicht.
Initiatiefnemers hebben in december 2019 (Bijlage 10) aangegeven dat het plan naar aanleiding van de ingekomen reacties op de volgende punten is aangepast:
Dit is toegelicht met invullingsschets zoals deze is weergegeven in figuur 8 van deze toelichting.
De betrokkenen hebben op deze aanvulling kunnen reageren. De initiatiefnemers hebben geen reactie meer op deze aanvulling gekregen.
Overlast bouwwerkzaamheden
Tijdens de omgevingsdialoog hebben betrokkenen van locatie 4 de vrees uitgesproken voor een lange overlast van bouwwerkzaamheden door het bouwvoornemen.
De bouwwerkzaamheden zijn slechts tijdelijk. De overlast die dit veroorzaakt kan niet in de overwegingen over de planologische aanvaardbaarheid van het plan worden meegenomen. Neemt niet weg dat wordt geadviseerd tijdens de uitvoering de overlast van de bouwwerkzaamheden de overlast voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken en met betrokkenen hierover in overleg te blijven.
Conclusie omgevingsdialoog
De gevoerde omgevingsdialoog geeft geen reden om het ontwerp bestemmingsplan niet in procedure te brengen. Wel wordt inititiefnemer geadviseerd met betrokkenen in overleg te blijven over de uitvoering van het voornemen. Op het ontwerp bestemmingsplan kan iedereen bij de gemeenteraad zienswijzen indienen.
Het voorontwerp bestemmingsplan is op 7 januari 2020 aan de provincie voorgelegd. De provincie heeft aangegeven dat de in het voorontwerp betrokken ruimtelijke aspecten haar geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Daarmee kan het wettelijk vooroverleg met de provincie als afgerond worden beschouwen.
Het Waterschap heeft in het kader van het vooroverleg aangeven dat er geen waterbelangen zijn gesitueerd in het plangebied. Daarmee is het mt het Waterschap vooroverleg afgerond.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 20 april 2020 zes weken ter visie gelegen. Iedereen kon tijdens deze termijn zienswijzen op het plan indienen bij de gemeenteraad. Tijdens de termijn dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage lag heeft de gemeenteraad 2 zienswijzen ontvangen. In de 'Nota van Zienswijzen' zijn deze samengevat en beantwoord. Zienswijze 2 is gedeeltelijk gegrond. Het bestemmingsplan is daarop gewijzigd.
In dit bestemmingsplan is nadrukkelijk aandacht besteed aan de ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieukundige effecten van het initiatief. Er is gemotiveerd aangetoond dat het initiatief zich verhoudt tot de aanwezige functies en waarden in het plangebied en de directe omgeving ervan. Naast het ruimtelijk planologische beleid en de stedenbouwkundige toets zijn alle ruimtelijke en milieukundige deelaspecten onderzocht. Gebleken is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering oplevert voor een goede ruimtelijke ordening. Mede door middel van deze bestemmingsplantoelichting is nu een planologische en juridische basis gelegd om het initiatief te kunnen realiseren.