direct naar inhoud van Regels
Plan: Zeilberg
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BV201402-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

de beheersverordening Zeilberg met identificatienummer NL.IMRO.0762.BV201402-C001 van de gemeente Deurne.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke of kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw met woonfunctie, of in een bijgebouw bij een hoofdgebouw met woonfunctie, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw met woonfunctie en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, en/of door middel van het houden van dieren.

1.8 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht.

1.9 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage dat de grootte van het in de regels aangegeven terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen.

1.13 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, een aan huis verbonden beroep niet begrepen en niet zijnde een seksinrichjting.

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.15 bedrijf-/ dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van het (huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslagruimten, sanitaire ruimten en dergelijke.

1.17 besluit(sub)vlak / aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.18 bestaand
  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals bestaand op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening.
1.19 bestaande woning

een woning die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning, of een woning die nog gebouwd kan worden krachtens een onherroepelijke thans omgevingsvergunning, of waarvoor de verleende omgevingsvergunning, nog onherroepelijk wordt.

1.20 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.21 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 carport

een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een (bedrijfs)woning of een woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's.

1.28 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens begrepen een Internetwinkel met fysieke bezoekmogelijkheid (al dan niet zijnde een afhaalpunt).

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.31 discotheek/ bar-dancing

een vorm van horeca, die gericht is op het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.

1.32 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of de woning wordt uitgeoefend.

1.33 evenement

voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 GSM-installatie / UMTS-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s).

1.36 GSM-mast / UMTS-mast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM of UMTS-installatie(s) kan (kunnen) worden geplaatst.

1.37 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.38 horeca

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  • het verstrekken van nachtverblijf;
  • het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
  • het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.39 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.40 internetwinkel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen via internethandel, met dien verstande dat producten per post aan de koper worden verzonden en ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact.

1.41 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.42 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de verhuurder het hoofdverblijf elders heeft.

1.43 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen op het gebied van openbaar bestuur en overheidsdiensten; levensbeschouwelijke organisaties, onderwijs, gezondheidszorg, veterinaire diensten, sociaal-medische, sociaal-culturele en culturele voorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.44 mantelzorg

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

1.45 nevenactiviteit

een activiteit die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin een ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, daaronder begrepen wonen.

1.46 nieuwe woning

een woning / wooneenheid die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad.

verduidelijking:
de herbouw van een woning valt hier niet onder; wel een woning die ontstaat door woningsplitsing.

1.47 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkaar snijden.

1.48 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie

1.49 ondergeschikte detailhandel

het qua aard en omvang beperkt bedrijfsmatig verstrekken van consumptieve goederen uitsluitend in direct verband met en ter ondersteuning van andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties

1.50 ondergeschikte horeca

het qua aard en omvang beperkt bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse uitsluitend in direct verband met en ter ondersteuning van andere ter plaatse toegestane hoofdfuncties

1.51 opslag

het opslaan van materialen en materieel met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later hier weer over kan beschikken.

1.52 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.53 perceelgrens, (voorste -, zijdelingse - achterste -)

de grens van een (bouw)perceel, waarbij te onderscheiden zijn:

  • voorste perceelgrens: een naar de weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel;
  • zijdelingse en achterste perceelgrens: een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

NB
op een hoekperceel moet één van de naar een weg of openbaar gebied gekeerde perceelgrenzen als een zijdelingse perceelgrens worden beschouwd. De voorste perceelgrens is gerelateerd aan de voordeur / de oriëntatie van de woning op één van de twee wegen.

1.54 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

1.55 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam-) prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet gecombineerd met elkaar.

1.56 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de lijst van de bedrijven, bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals deze is opgenomen als bijlage 1, behorende bij deze regels.

1.57 voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel).

1.58 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

1.59 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.60 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.61 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

verticaal vanaf de laagst gelegen snijlijn van elk dakvlak, met elk daaronder staand buitenwerks gevelvlak, tot aan het peil.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.7 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. paden en verhardingen;
  • c. bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Gebouwen

Uitsluitend schuilgelegenheden voor dieren zijn toegestaan, mits:

  • a. het perceel een minimale oppervlakte heeft van 0,5 ha;
  • b. de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m3;
  • c. de nokhoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de beheersverordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor het uitoefenen van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in bestaande woningen;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • d. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • e. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijf': bedrijven van categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), uitsluitend op de begane grond;
  • f. ter plaatse van het besluitsubvlak 'detailhandel': detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • g. ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca': horeca, uitsluitend op de begane grond. Uitgezonderd zijn gokhallen, nachtclubs, discotheken, behoudens de bestaande discotheek ter plaatse van het besluitsubvlak 'discotheek';
  • h. ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van gemengd - ondergeschikte detailhandel en horeca': ondergeschikte detailhandel en horeca;
  • i. aan huis verbonden beroepen;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • l. bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Algemeen
  • a. Het bebouwingspercentage op percelen met uitsluitend een woonfunctie mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m2, waarvan het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60%.
  • b. Het bebouwingspercentage op percelen met een andere dan uitsluitend een woonfunctie mag niet meer bedragen dan 80% van het bouwperceel.
4.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Herbouw van hoofdgebouwen is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande hoofdgebouwen of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
  • b. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer dan 7 meter.
  • c. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter.
  • d. De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 7 meter en niet meer dan 15 meter.
  • e. De goothoogte van een hoofdgebouw, niet zijnde een bedrijfsgebouw, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • f. De bouwhoogte van een hoofdgebouw, niet zijnde een bedrijfsgebouw, mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • g. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter.
  • h. De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
  • i. De bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.
  • j. De gebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60 graden en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
4.2.3 Bijgebouwen
  • a. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het op de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • c. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • e. Met in acht name van het bepaalde in 4.2.1 onder a. mag daarenboven de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per woning, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook de woning is toegestaan, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet wordt overschreden, maximaal 75 m2 bedragen.
  • f. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m2.
  • g. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • h. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen. Uitsluitend voor de bouw van duivenhokken mag de goothoogte maximaal 4,50 meter bedragen.
  • i. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,2 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,2 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
4.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • d. De bouw van een zwembad is toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 4.2.2 onder b. met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • b. het bepaalde in 4.2.2 onder j. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. het bepaalde in 4.2.3 onder b. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter is gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 3. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
    • 4. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter;
    • 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • d. het bepaalde in 4.2.3 onder c. voor het bouwen van een carport mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • e. van het bepaalde in 4.2.3 onder c. voor het bouwen van een erker, entreeportaal of een ander vergelijkbaar bouwwerk op een afstand tot niet meer dan 2 meter voor de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • f. het bepaalde in 4.2.3 onder d. voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 2 meter bedraagt;
  • g. het bepaalde in artikel 4.2.5 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 2 meter achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel om het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag ten hoogste 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan huis verbonden beroep

Bij een woning is een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
4.4.2 Uitbreiding detailhandel

De brutovloeroppervlakte van een detailhandelsvestiging mag met maximaal 25%, of in ieder geval met 40 m2, worden uitgebreid ten opzichte van de brutovloeroppervlakte zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.1 lid b.

4.4.3 Uitbreiding horeca

De brutovloeroppervlakte van een horecabedrijf mag met maximaal 10% worden uitgebreid ten opzichte van de brutovloeroppervlakte zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.1 lid b.

4.4.4 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de beheersverordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de verdieping van het hoofdgebouw anders dan voor wonen, tenzij anders aangegeven;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijf, detailhandel of horeca behoudens waar dat ter plaatse van het besluitsubvlak voor de betreffende functie is toegestaan;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf of een internetwinkel;
  • e. het gebruik van meer dan 30 m² van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen voor dierenverblijven of hobbykassen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Functieverandering wonen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 onder a. om ter vervanging van een niet-woonfunctie zoals bedoeld in 4.1 onder b. tot en met h. een woning toe te staan, mits:

  • a. maximaal één nieuwe woning op het bouwperceel wordt toegestaan;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.
4.5.2 Functieverandering horeca - detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 onder g. om ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca' detailhandel toe te staan, mits:

  • a. hierdoor geen negatieve gevolgen voor de distributieplanologische structuur ontstaan;
  • b. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft dat die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer.
4.5.3 Aan huis verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.1 onder b. tot niet meer dan 75 m², mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel.

4.5.4 Aan huis verbonden bedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.4 onder d. voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het bedrijf valt onder categorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarin niet voorkomt, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een milieucategorie 1- of 2-bedrijf;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • e. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
4.5.5 Internetwinkel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4.4 onder d voor het uitoefenen van een internetwinkel als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. er alleen internetverkoop plaatsvindt;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
  • d. er geen sprake is van uitstalling en het bezichtigen van goederen;
  • e. er is geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • f. er geen de opslag en verkoop van vuurwerk, motorbrandstoffen, chemische en brandgevaarlijke stoffen en goederen e.d. plaatsvindt;
  • g. er geen inloop- of kijkdagen plaatsvinden;
  • h. de omvang van de activiteiten mag niet meer dan 50% bedraagt van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
  • i. de activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;
  • j. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • k. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • l. de levering van goederen mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;
  • m. er geen reclame-uitingen en/of etalage wordt gerealiseerd.

Artikel 5 Groen

5.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorziening;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • d. bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen
  • a. Alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeers- en speelvoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 50 m3 bedragen;
  • c. de (nok)hoogte mag niet meer dan 3,2 meter bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag, met uitzondering van verkeersvoorzieningen, niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. aan de maatschappelijke voorzieningen ondergeschikte horeca;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'sporthal': tevens voor een sporthal;
  • d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'sportcentrum': tevens voor een sportcentrum;
  • e. ter plaatse van het besluitsubvlak 'wonen': tevens voor wonen, met inbegrip van een aan huis verbonden beroep;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • h. bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak.
  • b. Het bouwen van nieuwe woningen is niet toegestaan; herbouw van woningen is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande woningen.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte'.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte'.
  • e. Hoofdgebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder mag bedragen dan 25 graden en niet meer dan 60 graden, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
6.2.2 Bijgebouwen
  • a. Bijgebouwen dienen, voorzover een bouwvlak is aangegeven, binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 meter.
  • c. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6,5 meter.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
6.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de beheersverordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen voor:

  • a. bewoning, anders dan in 6.1 is toegestaan;
  • b. bedrijvigheid, detailhandel en horeca, anders dan in 6.1 is toegestaan.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. verblijf;
  • d. evenementen;
  • e. bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

7.2.1 Gebouwen
  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen toegestaan.
  • b. De inhoud mag niet meer bedragen dan 50 m3.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 meter.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van verkeersvoorzieningen, mag niet meer bedragen dan 8 meter.

Artikel 8 Water

8.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds, oevers en onderhoudsstroken;
  • c. bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Op deze gronden mogen alleen bruggen, duikers en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De hoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter.

Artikel 9 Wonen - VAB

9.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Wonen - VAB' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de bestaande woningen;
  • b. aan huis verbonden beroep;
  • c. vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van statische opslag, met een oppervlakte van niet meer dan 1000 m²;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • f. bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

9.2.1 Hoofdgebouw
  • a. De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 meter.
  • b. De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 600 m3; voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt geldt de bestaande inhoud als maximum.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter.
  • e. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25 graden en niet meer dan 60 graden.
9.2.2 Voormalig agrarische bedrijfsgebouwen
  • a. Uitsluitend bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn toegestaan.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter.
  • d. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 25 graden en niet meer dan 60 graden.
9.2.3 Bijgebouwen bij de woning
  • a. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • b. Bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • c. De afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 meter.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • g. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 45 graden.
9.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan als onderbouw van gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Inhoud woning

Om sloop van overtollige bebouwing te stimuleren kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 9.2.1 onder b. ten behoeve van een vergroting van de inhoud van de woning tot maximaal 850 m3, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Per 50 m3 vergroting van de woning wordt telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing gesloopt.
  • b. Het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m2) wordt in één keer gesloopt en deze sloop wordt als voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden.
  • c. Geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
    • 1. op deze locatie sloop van de bebouwing reeds heeft plaatsgevonden;
    • 2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling;
    • 3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken; of
    • 4. de sloop al op andere wijze is verzekerd.
  • d. De gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.
9.3.2 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2.1 onder c, ten behoeve van een situering van de woning in, of op minder dan 5 meter van de zijdelingse perceelgrens, mits dit niet leidt tot:

  • a. het onaanvaardbaar verminderen of verdwijnen van landschappelijk waardevolle doorzichten;
  • b. een onevenredige aantasting van de veiligheid; een goede toegankelijkheid voor hulpdiensten dient te worden gewaarborgd;
  • c. extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
9.3.3 Oppervlakte bijgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2.3 onder f, teneinde, indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel, toe te staan dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen wordt vergroot met 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totale bebouwde oppervlakte van niet meer dan 200 m2.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Aan huis verbonden beroep

Bij de woning is een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
  • c. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;
  • d. er geen horeca- en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • g. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

9.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de beheersverordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. enige vorm van handel, horeca en bedrijf behoudens voor zover dit op grond van 9.1 is toegestaan;
  • b. verblijfsrecreatie;
  • c. een aan huis verbonden bedrijf of een internetwinkel;
  • d. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • e. zelfstandige bewoning van de bijgebouwen.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Aan huis verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.4.1 om een oppervlakte tot niet meer dan 75 m² toe te staan, mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel.

9.5.2 Aan huis verbonden bedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.4.2 onder d. voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het bedrijf valt onder categorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarin niet voorkomt, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een milieucategorie 1- of 2-bedrijf;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • e. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
9.5.3 Internetwinkel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.4.2 onder d. voor het uitoefenen van een internetwinkel als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. er alleen internetverkoop plaatsvindt;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
  • d. er geen sprake is van uitstalling en het bezichtigen van goederen;
  • e. er is geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • f. er geen de opslag en verkoop van vuurwerk, motorbrandstoffen, chemische en brandgevaarlijke stoffen en goederen e.d. plaatsvindt;
  • g. er geen inloop- of kijkdagen plaatsvinden;
  • h. de omvang van de activiteiten mag niet meer dan 50% bedraagt van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
  • i. de activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;
  • j. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • k. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • l. de levering van goederen mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;
  • m. er geen reclame-uitingen en/of etalage wordt gerealiseerd.

Artikel 10 Woongebied

10.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in bestaande woningen;
  • b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal wooneenheden': nieuwe woningen tot een maximum van het aangegeven aantal;
  • c. aan huis verbonden beroep;
  • d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'nutsvoorziening': de bestaande nutsvoorziening;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • h. bij dit besluitvlak behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

10.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m², waarvan het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60%.

10.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Het bouwen van nieuwe woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal wooneenheden', en indien wordt voldaan aan de navolgende regels.
  • b. Herbouw van woningen is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande woningen of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
  • c. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer dan 7 meter.
  • d. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter, en voor een halfvrijstaand hoofdgebouw, een geschakeld hoofdgebouw en de eindwoning van aaneengebouwde hoofdgebouwen, aan één zijde niet minder bedragen dan 3 meter.
  • e. De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 7 meter.
  • f. De horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter, met dien verstande dat de horizontale diepte van een vrijstaand hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 15 meter.
  • g. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • h. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 meter, tenzij een andere maximale bouwhoogte is aangeduid.
  • i. Hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een plat dak of met hellende dakvlakken. Indien het gebouw met hellende dakvlakken wordt afgedekt mag de dakhelling niet minder bedragen dan 25 graden en niet meer dan 60 graden, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
10.2.3 Bijgebouwen
  • a. De voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst.
  • b. Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
  • c. Op hoekpercelen moet een bijgebouw bovendien gelegen zijn achter de voorgevellijn van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, tenzij een bijgebouw wordt gebouwd op een perceelgedeelte waarop ook een hoofdgebouw is toegestaan.
  • d. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • e. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • f. De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden, niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1000 m2 ;
    • 4. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2;
  • g. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m2 ;
  • h. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • i. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen. Uitsluitend voor de bouw van duivenhokken mag de goothoogte maximaal 4,50 meter bedragen.
  • j. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
10.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • d. De bouw van een zwembad is toegestaan.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 10.2.2 onder c. met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
  • b. het bepaalde in 10.2.2 onder i. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. het bepaalde in 10.2.3 onder a. voor het bouwen van een carport, mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • d. het bepaalde in 10.2.3 onder c. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
    • 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter;
    • 4. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
    • 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • e. het bepaalde in 10.2.3 onder d. voor het bouwen van een erker, entreeportaal of ander bouwwerk op een afstand tot niet meer dan 2 meter voor de voorgevel, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder bedraagt dan 3 meter;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • f. het bepaalde in 10.2.3 onder e. voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
  • g. het bepaalde in 10.2.5 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag maximaal 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Aan huis verbonden beroep

Bij een woning is een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
  • d. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
10.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de beheersverordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf of een internetwinkel;
  • c. het gebruik van meer dan 30 m² van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen voor dierenverblijven of hobbykassen.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Aan huis verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.4.1 om een oppervlakte tot niet meer dan 75 m² toe te staan, mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van het bouwperceel.

10.5.2 Aan huis verbonden bedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.4.2 onder b. voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het bedrijf valt onder categorie 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat daarin niet voorkomt, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met een milieucategorie 1- of 2-bedrijf;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • e. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
10.5.3 Internetwinkel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.4.2 onder b voor het uitoefenen van een internetwinkel als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. er alleen internetverkoop plaatsvindt;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
  • d. er geen sprake is van uitstalling en het bezichtigen van goederen;
  • e. er is geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  • f. er geen de opslag en verkoop van vuurwerk, motorbrandstoffen, chemische en brandgevaarlijke stoffen en goederen e.d. plaatsvindt;
  • g. er geen inloop- of kijkdagen plaatsvinden;
  • h. de omvang van de activiteiten mag niet meer dan 50% bedraagt van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
  • i. de activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;
  • j. wordt voldaan aan de Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013 (bijlage 2);
  • k. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • l. de levering van goederen mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;
  • m. er geen reclame-uitingen en/of etalage wordt gerealiseerd.

Artikel 11 Waarde - Archeologie Hoog

11.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlakken, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor archeologisch onderzoek

Op deze gronden mogen ten behoeve van het in 11.1 bedoelde besluitvlak uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

11.2.2 Overige bouwwerken

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende besluitvlakken mag - met inachtneming van de voor de betrokken besluitvlakken geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
11.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 11.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 250 m², met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 11.3 wordt meegerekend;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 50 cm onder maaiveld en groter zijn dan 250 m2, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 11.2 wordt meegerekend;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld.
11.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
11.3.3 Uitzonderingen

Het in 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het vaststellen van deze beheersverordening.
11.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

Artikel 12 Waarde - Archeologie Gematigd

12.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Waarde - Archeologie Gematigd' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlakken, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

12.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor archeologisch onderzoek

Op deze gronden mogen ten behoeve van het in 12.1 bedoelde besluitvlak uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

12.2.2 Overige bouwwerken

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende besluitvlakken mag - met inachtneming van de voor de betrokken besluitvlakken geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
12.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 12.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 1000 m², met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 12.3 wordt meegerekend;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 50 cm onder maaiveld en groter zijn dan 1000 m2, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 12.2 wordt meegerekend;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld.
12.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
12.3.3 Uitzonderingen

Het in 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het vaststellen van deze beheersverordening.
12.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Omschrijving besluitvlak

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlakken, mede bestemd voor een gastransportleiding.

13.1.1 Voorrangsbepaling

Waar het besluitvlak 'Leiding - Gas' samenvalt met een ander, op de verbeelding aangegeven besluitvlak, geldt primair het bepaalde ten aanzien van het besluitvlak 'Leiding - Gas'. De regels met betrekking tot het andere geldende besluitvlak zijn in dat geval uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van het besluitvlak 'Leiding - Gas'.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. Ten behoeve van het in 13.1 bedoelde besluitvlak zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
  • b. De krachtens de andere daar voorkomende besluitvlakken toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
13.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2 onder b. mits:
    • 1. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor het betreffende besluitvlak;
    • 2. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. aanleggen, dempen of verleggen van waterlopen;
  • c. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting;
  • e. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • f. het indrijven van voorwerpen;
  • g. het leggen van kabels en leidingen;
  • h. het permanent opslaan van goederen;
  • i. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen.
13.4.2 Overleg

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover het leidingenbelang hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

13.4.3 Uitzondering

Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere besluitvlakken betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
13.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


 

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of besluitvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens of de grens van een besluitvlak niet meer dan 1 meter bedraagt.

15.2 Bestaande maten
  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bescherming van de cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, waarbij de in de Welstandsnota 2011 opgenomen categorie "Historische Dorpslinten" leidraad vormt.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Parkeren
16.1.1 Parkeernormen

Bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de 'Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013' die als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd.

16.1.2 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.1.1, mits de afwijking in overeenstemming is met het vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid zoals weergegeven in de 'Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013' (bijlage 2).

16.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de beheersverordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van agrarische bedrijfsruimte en woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
  • c. het gebruik van woningen anders dan voor permanente bewoning;
  • d. het gebruik van aangelegde parkeerplaatsen voor andere gebruiksdoeleinden dan parkeren;
  • e. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
  • f. enige vorm van handel, horeca en bedrijf behoudens voor zover dit op grond van de regels in hoofdstuk 2 is toegestaan.
16.3 Afwijken van de gebruiksregels
16.3.1 Afhankelijke woonruimte
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2 onder a. om een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
    • 1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 2. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een besluitvlak waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
    • 3. de ruimte niet meer dan 80 m² bedraagt, en voorts in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte is aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  • b. Degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
  • c. De omgevingsvergunning zoals genoemd onder a. wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
16.3.2 Bed & breakfastvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2 onder b. teneinde als nevenactiviteit als verruimde gebruiksmogelijkheid van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, bed & breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de nevenactiviteit uitsluitend in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend;
  • c. de nevenactiviteit ondergeschikt is van aard;
  • d. er geen uitbreiding van de bebouwing plaatsvindt ten behoeve van de nevenactiviteit;
  • e. de oppervlakte van de nevenactiviteit niet meer bedraagt dan 250 m²;
  • f. de accommodatie voorziet in niet meer dan 9 bedden en niet meer dan 15 personen herbergt. Permanente bewoning en huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit afgestemd is op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
16.3.3 Kamerverhuur en/of logies

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2 onder c. ten behoeve van het gebruik als kamerverhuur of logies in de woning, mits:

  • a. het aantal personen dat gebruik maakt van de kamerverhuur niet meer bedraagt dan 10;
  • b. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert, en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. het gebruik naar de aard in overeenstemming is met het woonkarakter van de omgeving.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
17.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de krachtens een ander daar voorkomend besluit(sub)vlak, mede aangewezen voor het behoud en het herstel van een goede windvang van de molen 'Maria Antoinette'.

17.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken:

  • a. binnen een afstand van 100 meter uit de molen niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter van de molen, niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerken en de molen, gerekend vanaf de onderste punt van een verticaal staande wiek.
17.1.3 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in in 17.1.2 teneinde hogere bouwwerken op te richten overeenkomstig de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het college van burgemeester en wethouders van Deurne aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

17.1.4 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoogopgaande beplanting;
  • b. het ophogen van gronden.
b Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.1.4 onder a kan slechts worden verleend, indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

c Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.1.4 onder a is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het vaststellen van de beheersverordening.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van de beheersverordening voor:

  • a. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bouwen van nutsvoorzieningen en voor religieuze doeleinden zoals kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter ;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 5,5 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
  • c. het in geringe mate afwijken van de grens van een besluitvlak, van de vorm van een bouwperceel, voor zover zulks noodzakelijk of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor GSM- en UMTS-installaties en -masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht genomen dienen te worden:
    • 1. inpassing in het landschap: bij de plaatsing van GSM- en UMTS-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk de beginsels van site-sharing en roaming te worden gehanteerd, tenzij dit blijkens een voldoend onderbouwde motivering technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
    • 2. inpassing in stedenbouwkundig opzicht: GSM- en UMTS-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
    • 3. de hoogte van GSM- en UMTS-installaties mag niet meer bedragen dan 5 meter, de hoogte van GSM- en UMTS-masten mag niet meer bedragen dan 40 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
19.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 19.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 19.1.1 met niet meer dan 10%.

19.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
19.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.2.2 Verbod
  • a. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, zoals bedoeld in 19.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld onder 19.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
19.2.3 Uitzondering

Het in 19.2.1 bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels beheersverordening Zeilberg