direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk
Plan: Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0733.BpBdrterreinen-VA02

3.4 Gemeentelijk

3.4.1 Visie bedrijventerreinen Lingewaal

Op 19 april 2012 is de Visie bedrijventerreinen Lingewaal vastgesteld door de gemeenteraad. Doel van de visie is een doorkijk te geven naar de toekomst van de bedrijventerreinen binnen Lingewaal. In de visie wordt onder meer stilgestaan bij de huidige situatie van de bedrijventerreinen, de sterke en zwakke punten van de bedrijventerreinen en de kansen en bedreigingen voor de toekomst. Aan de hand van deze analyse worden per bedrijventerrein aanbevelingen gedaan voor de toekomstige invulling van de bedrijventerreinen in de gemeente Lingewaal. De aanbevelingen bestaan onder andere uit concrete voorstellen voor het toepassen van bepaalde milieucategorieën en typen bedrijven op de vijf bedrijventerrein. Dergelijke concrete voorstellen die in de visie bedrijventerrein Lingewaal staan beschreven zijn opgenomen in paragraaf 5.3 van dit bestemmingsplan.

De bedrijventerreinenvisie vormt een belangrijk kader voor dit bestemmingsplan. De visie is onder andere gebruikt voor de beschrijving van de huidige situatie van de bedrijventerreinen, het opnemen van relevante beleidsstukken en de gewenste toekomstige invulling van de terreinen.

Doorwerking in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen
Het bestemmingsplan speelt waar mogelijk in op het gewenste toekomstbeeld van de bedrijventerreinen zoals beschreven in de visie. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de doorwerking van de visie. Onder andere de voorgestelde gebruiksmogelijkheden worden via dit bestemmingsplan zoveel mogelijk toegestaan.

3.4.2 Structuurvisie Plus 2030 (concept)

Bij de totstandkoming van het Manifest van Lingewaal is scenariogericht gedacht over de gemeente Lingewaal in de periode tot 2030. Het document heeft echter de vorm van een Structuurvisie Plus gekregen en bevat dus ook concrete beleidsvoornemens. De structuurvisie beschrijft het volledige spectrum aan onderwerpen binnen de gemeente. Het Manifest bevat 8 Manifestregels. Voor bedrijventerreinen is met name regel 8 van belang.

Manifestregel 8:
‘In 2030 vormt goed, inventief en maatschappelijk ondernemerschap de basis voor een gezonde economische ontwikkeling en draagt bij aan de leefbaarheid en vitaliteit van kern en platteland. Ondernemers zijn onderdeel van de gemeenschap. De kernen zijn trots op hun bedrijven en de bedrijven zijn trots op hun plek binnen de kern. Er is wederzijds respect en draagvlak. Meer dan nu vormen de kernen een belangrijke broedplaats voor ontluikend ondernemerschap en kleinschalige omgevingsvriendelijke bedrijven en ondernemingen.
Aan deze ontwikkelingen wordt door de gemeente ruimte gegeven. Hierbij past echter ook dat grenzen worden gesteld aan de groei en hinder van bedrijven in de kern. In de kernen passen relatief milieuvriendelijke bedrijven met een kleine tot beperkte verkeersaantrekkende werking. Het bedrijventerrein Zeiving biedt ruimte voor bedrijven die graag door willen groeien naar een schaal die de kern overstijgt. De bedrijventerreinen in de kernen en solitaire bedrijfsvestigingen in de kernen worden planologisch zodanig vastgelegd dat ze geen milieuhinder veroorzaken voor de aangelegen woonbebouwing. Functiewijzigingen naar niet-milieuhinderlijke functies zijn mogelijk.’  

De Manifestregels zijn uitgeschreven tot een visie. Voor de bedrijventerreinen is met name de visie op het economische cluster van belang.

Het economische cluster
In het economische cluster geldt als uitgangspunt: 'Het bieden van bedrijfsmogelijkheden brengt levendigheid in de kernen'. De vraag is echter hoe dit is bij het vestigen van bedrijven op de bedrijventerreinen.

In de basiskeuzen die bij het uitgangspunt worden gemaakt wordt hier verder op ingezoomd. De Basiskeuzen die in het Manifest worden gemaakt omtrent bedrijvigheid:

  • In de kernen wordt meer ruimte geboden aan bedrijvigheid;
  • Op Zeiving is plaats voor lokale bedrijvigheid die niet meer past binnen de kern of het buitengebied. Zware milieuhinderlijke bedrijvigheid (categorie 5 en hoger) dient een plek te vinden buiten de gemeente;
  • Bij de Koornwaard wordt ingezet op een verkleuring naar ambachtelijke en watergebonden bedrijvigheid en recreatie;
  • De aanleg van nieuwe snelle internetverbindingen wordt planologisch ondersteund.

In alle kernen wordt volgens het Manifest ingezet op verbreding van de economie en het behouden en stimuleren van het midden- en kleinbedrijf. Dit betekent dat er ruimte is voor kleinschalige zakelijke en persoonlijke dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid en niet-milieuhinderlijke bedrijvigheid. Veel mogelijkheden hiertoe kunnen plaatsvinden in of bij de eigen woning. Bestaande bedrijfslocaties kunnen volgens het Manifest in de kernen blijven bestaan. Daarnaast is er volgens het Manifest ook voor niet-milieuhinderlijke bedrijvigheid (hooguit milieucategorie 1) plaats binnen de kernrandzone rondom de kernen.

Voor de verschillende bedrijven worden concrete voorstellen gedaan in het Manifest. Hieronder volgt een opsomming:

  • Waar bedrijven groter groeien en milieu-overlast gaan veroorzaken is de inzet gericht op het verplaatsen naar Zeiving.
  • De Koornwaard heeft de potentie de relatie met de Linge meer aan te grijpen voor watergebonden activiteiten. Verder heeft het terrein een zekere broedplaatsfunctie voor startende en ambachtelijke bedrijvigheid en heeft het een opslagfunctie. Dit alles zonder dat er ruimte komt voor verdere groei. Het gaat hier dus om een verkleuring van het huidige terrein.
  • Het fabrieksterrein van Xella bij Vuren (Waaloever) krijgt eveneens de mogelijkheid om in de toekomst te verkleuren richting meer watergebonden bedrijfs- en recreatieve activiteiten.

Doorwerking in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Waar mogelijk wordt met dit bestemmingsplan ingespeeld op de uitgangspunten uit de Structuurvisie Plus. Onder andere door het opnemen van een flexibele bedrijventerrein bestemming wordt het mogelijk gemaakt om naast de (huidige) reguliere bedrijvigheid ook watergebonden bedrijfs- en recreatieve activiteiten in de toekomst mogelijk te maken. Daarnaast gelden voor het gebied van de Koornwaard enkele aparte uitgangspunten die via een afzonderlijke procedure tot stand zijn gekomen en doorvertaald worden in dit bestemmingsplan.

3.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Lingewaal

Voor het specifieke, gemeentelijke beleid op het gebied van externe veiligheid wordt verwezen naar de 'Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Lingewaal' (d.d. 23 mei 2008). De visie is op 10 juli 2008 vastgesteld door de gemeenteraad.

In de visie zijn uitgangspunten met betrekking tot de externe veiligheid geformuleerd.

Algemene uitgangspunten bij het opstellen van de beleidsvisie externe veiligheid:

  • De gemeente houdt zich aan de geldende wet- en regelgeving en anticipeert op nieuwe beleidsontwikkelingen, zoals op het gebied van transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen;
  • De gemeente richt zich wel op het stimuleren van bedrijvigheid, maar niet op het aantrekken van bedrijven met een groot externe veiligheidsrisico. Wettelijke voorschriften alsmede de vastgestelde ambities zullen nadrukkelijk rond de eventuele vestiging van dergelijke bedrijven aan de orde komen;
  • Voor de toepassing van dit externe veiligheidsbeleid onderscheidt de gemeente vier gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerreinen type A en B en het landelijk gebied; waarbij bedrijventerreinen type B de gebieden betreft met als voornaamste bestemming bedrijvigheid gelegen direct gelegen naast woongebieden. Bedrijventerreinen type A betreft de overige bedrijventerreinen.
  • De beleidsvisie moet aansluiten bij de vigerende gedachten over ruimtelijke ontwikkeling binnen de gemeente.

Generieke beleidsuitspraken:

  • Risicobronnen en (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden zoveel mogelijk gescheiden.
  • In woongebieden en in landelijk gebied worden geen nieuwe risicobronnen geïntroduceerd. Gebiedseigen en functiegerelateerde bedrijven met een beperkte risicobelasting kunnen eventueel gemotiveerd worden toegestaan.
  • Op bedrijventerreinen accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime dan in woonwijken. In deze terreinen is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting op de omgeving onder voorwaarden mogelijk.
  • Bij het beoordelen van risicosituaties rondom risicovolle bedrijven, transportassen en buisleidingen worden het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken.
  • Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, hebben bronmaatregelen de voorkeur boven effectmaatregelen.
  • De gemeente wil op de hoogte zijn van de risico's en de effecten op haar grondgebied en neemt op basis hiervan maatregelen.
  • De gemeente beschouwt verspreid liggende woningen in het buitengebied als kwetsbare objecten .

Specifiek voor bedrijventerreinen gelden de volgende uitgangspunten:

  • Op bedrijventerreinen worden in de nabijheid van risicovolle bedrijven nieuwe objecten onder voorwaarden toegestaan.
  • Op bedrijventerreinen is de komst of uitbreiding van een risicovol bedrijf onder voorwaarden toegestaan.
  • Ten aanzien van bestaande risicovolle bedrijven gelegen direct naast woongebieden (type B) wordt in beginsel een 'stand-still' principe gehanteerd, hetgeen betekent dat de externe veiligheidssituatie niet mag verslechteren. Daarnaast wordt een actief intrekkingsbeleid gehanteerd. Dat wil zeggen dat bij beëindiging van de risicovolle activiteiten, geen nieuwe risicovolle activiteiten mogen plaatsvinden.

In de visie is op basis van de aard en ligging van de risicobronnen, vanuit het perspectief van externe veiligheid een indeling gemaakt in gebieden waarvoor het wenselijk kan zijn om een verschillend veiligheidsniveau na te streven. Het gaat om de volgende typering van gebieden:

  • 1. woongebieden, te weten gebieden met als voornaamste bestemming wonen;
  • 2. bedrijventerreinen type A, te weten gebieden met als voornaamste bestemming bedrijvigheid (werken). Dit zijn de bedrijventerreinen Vredebest, Zeiving Noord, Zeiving Zuid, Uitenboogerd, Veersteeg en de Waaloever;
  • 3. bedrijventerreinen type B, te weten gebieden met als voornaamste bestemming bedrijvigheid (werken) direct gelegen naast woonkernen. Dit zijn de bedrijventerreinen De Oven en Koornwaard;
  • 4. landelijk gebied, te weten gebieden met voornaamste bestemming (agrarisch) buitengebied, natuur en recreatie.

Ambities bedrijventerrein type A:

  • binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten, indien gemotiveerd, eventueel toegestaan. Dit betekent dat met de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt omgegaan zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi).
  • met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico met een eventuele overschrijding van de oriëntatiewaarde, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij dient invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in het Bevi.
  • toename van het groepsrisico door de komst of uitbreiding van Bevi-bedrijven die hun invloedsgebieden voor het groepsrisico over woongebieden hebben, is niet toegestaan.

Bij deze ambities:

  • dient goed bekeken te worden waar nieuwe risicovolle bedrijven wel en niet gevestigd kunnen worden (invloedsgebieden mogen niet meer over woongebieden vallen).
  • kunnen ook bedrijven met een grote personendichtheid eventueel gemotiveerd worden toegestaan in de nabijheid van Bevi-bedrijven (verdichting).

Ambities bedrijventerrein type B:

  • binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten, indien gemotiveerd, eventueel toegestaan. Dit betekent dat met de richtwaarde voor het PR wordt omgegaan zoals bedoeld in het Bevi.
  • ten aanzien van bestaande risicovolle bedrijven gelegen direct naast woongebieden wordt in beginsel een 'stand-still' principe gehanteerd, hetgeen betekent dat de externe veiligheidsituatie niet mag verslechteren. Daarnaast wordt een actief intrekkingsbeleid gehanteerd. Dat wil zeggen dat bij vertrek van deze bedrijven zich geen nieuwe risicovolle bedrijven mogen vestigen.
  • de orientatiewaarde voor het groepsrisico wordt beschouwd als grenswaarde. Overschrijding hiervan wordt niet geaccepteerd.
  • de komst of uitbreiding van Bevi-bedrijven die hun invloedsgebieden voor het groepsrisico over woongebieden hebben, is niet toegestaan.

Bij deze ambities:

  • kunnen zich geen nieuwe Bevi-bedrijven meer vestigen op bedrijventerreinen type B. Bestaande kunnen alleen uitbreiden tenzij er maatregelen worden genomen om het groepsrisico maximaal op hetzelfde niveau te houden.
  • kunnen ook bedrijven met een grote personendichtheid gevestigd worden in de nabijheid van risicobronnen (verdichting).

Doorwerking in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de bedrijventerrein type A en B. In de regels van dit bestemmingsplan is aangesloten bij de ambities uit de beleidsnotitie externe veiligheid. Op de bedrijventerreinen is nieuwvestiging van Bevi-inrichtingen met risicocontouren buiten het bouwvlak uitgesloten, evenals bedrijven worden die hun invloedsgebied over woongebied hebben liggen. Met bovenstaande systematiek wordt aangesloten bij de uitgangspunten uit de beleidsnotitie externe veiligheid.

3.4.4 Reclamebeleid gemeente Lingewaal

De gemeenteraad van Lingewaal heeft op 31 januari 2006 het gemeentelijke reclamebeleid vastgesteld. Doel van het reclamebeleid is het in balans brengen van een verzorgd straatbeeld aan de ene kant en het economische belang aan de andere kant. Voor de voorkomende reclame-uitingen binnen de gemeente zijn enkele algemene richtlijnen opgenomen. Het betreft hier:

  • 1. Functioneel/technisch;
  • 2. Verkeersveilig/hinder;
  • 3. Uiterlijke verschijningsvorm.

Naast de algemene richtlijnen voor reclame-uitingen zijn ook specifiek voor bedrijventerreinen voorschriften opgenomen hoe om te gaan met het aanbrengen van reclame-uitingen. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de reclame op en logische plaats tegen het gebouw en op eigen terrein wordt geplaatst. Daarnaast is een maximum van vier zichtbare reclame-uitingen aan een gevel toegestaan. Voor de verschillende voorkomende reclame-uitingen zijn richtlijnen opgenomen over de omvang, hoogte, verlichting en plek. De richtlijnen hebben lang niet allemaal een ruimtelijke relevantie en zijn dan ook niet één op één door te vertalen in het bestemmingsplan.

Doorwerking in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen
De uitgangspunten uit het reclamebeleid zijn niet 1 op 1 vertaald in het bestemmingsplan. Reden hiervoor is dat de gemeente graag haar reclamebeleid wil actualiseren. oor wat betreft de relevante onderdelen van reclame voor bedrijventerrein is geactualiseerd beleid opgenomen. Op twee locaties zijn reclamemasten toegestaan conform de geldende bestemmingsplannen. De maximale bouwhoogte voor deze masten is gelijkgesteld naar 25 meter. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het plaatsen van deze reclamemasten. Tevens zijn vlaggenmasten al dan niet met reclame-uitingen tot 12 meter en kleine reclamezuilen tot 2 meter toegestaan.

3.4.5 Parkeerbeleid 2011

In 2011 is het gemeentelijk parkeerbeleid vastgesteld in de nota Parkeerbeleid 2011. Door vaststelling van dit beleidsdocument kan bij toekomstige bouwplannen op een duidelijke en eenduidige wijze ingespeeld worden op een ongewenste toename van de parkeerdruk in de omgeving van het bouwplan.

Met beleidsregels voor de aanleg van in en uitritten kan voorkomen worden dat er schaarse parkeerplaatsen in de openbare ruimte verloren gaan of er ongewenst geparkeerd wordt in de voortuin van huizen.

Met de beleidsregels voor de uitgifte en instandhouding van invalidenparkeerplaatsen wordt gezorgd voor goede voorzieningen voor de minder mobiele inwoners zonder dat er onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving.

Door de verwachte groei van het autobezit zal de parkeerdruk in de kernen verder toenemen. Gemeten naar het aantal klachten, en de reacties uit het leefbaarheidsonderzoek, is de overlast in de oude kernen van Heukelum en Asperen het grootst. Door hier een onderzoek naar te doen ligt de huidige parkeerdruk vast. Deze gegevens kunnen gebruikt worden bij het beoordelen van bouwplannen en het zoeken naar mogelijke oplossingen.

In de bouwverordening van de gemeente zijn allerlei parkeereisen met daarbij behorende normen opgenomen. De parkeereis zal alleen worden getoetst op het verschil van de toekomstige ten opzichte van de huidige situatie. Uitgangspunt voor het parkeren is dat aanvragers van een omgevingsvergunning voor het bouwen in eerste instantie zorg moet dragen voor het aanbieden van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.