direct naar inhoud van 4.6 Luchtkwaliteit
Plan: Sluiskil-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPKGP04-VG99

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Normstelling en beleid

Bij opstellen van ruimtelijke plannen moet worden getoetst aan de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3. weergegeven zoals die gelden na het in werking treden van het NSL (op 1 augustus 2009). De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.3. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg / m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • De bevoegdheden / ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a).
  • De concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1).
  • Bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2).
  • De bevoegdheden / ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c).
  • Het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (NIBM)

In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • Een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
  • Een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 500 woningen of een kantooroppervlak van 33.333 m² (langs één ontsluitingweg).

4.6.2 Onderzoek en conclusie

Referentiesituatie

De concentraties luchtverontreinigende stoffen binnen het plangebied en in de omgeving daarvan worden bepaald door de achtergrondconcentratie, de bijdragen van wegverkeer, scheepvaartverkeer en bedrijvigheid. De achtergrondconcentraties (zoals opgenomen in het CAR II-programma, versie 10.0) zijn ter plaatse relatief laag. Voor stikstofdioxide NO2 gaat het om een jaargemiddelde concentratie van 17,4 µg / m³ in 2011 en 13,3 µg / m³ in 2020. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie fijn stof in 2011 bedraagt 18,6 µg / m³ en 1 overschrijdingsdag van de daggemiddelde grenswaarde (met aftrek bijdrage zeezout). In 2020 gaat het om een jaargemiddelde achtergrondconcentratie van 16,4 µg / m³ en 0 overschrijdingsdagen van de daggemiddelde grenswaarde.

De bijdrage als gevolg van het wegverkeer is beperkt, aangezien de verkeersintensiteiten op de belangrijkste ontsluitende wegen relatief laag zijn. Het scheepvaartverkeer en de bedrijven kunnen plaatselijk leiden tot een forse bijdrage aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. De achtergrondconcentraties zijn echter dermate laag, dat deze bijdragen niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden uit de Wlk.

Door het treffen van een reeks van maatregelen, onder andere via de uitvoering van het Plan van Aanpak Kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen (1992) is onder andere de uitstoot naar de lucht de afgelopen jaren aanmerkelijk verminderd.

Plansituatie

Op dit moment is nog niet bekend wat precies de aard en omvang van de uitbreiding (binnen en buiten het plangebied) van de bedrijven is. Op het moment dat er definitieve plannen zijn, worden de betreffende activiteiten in het milieuspoor getoetst aan de op dat moment geldende grenswaarden. Op basis van de luchtkwaliteitsituatie in het gebied zijn er geen knelpunten te verwachten.

Ook in het aanvullend milieuonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan Koegorspolder wordt ingegaan op de effecten als gevolg van een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten buiten het plangebied19. De conclusie van dit (inmiddels enigszins gedateerde) onderzoek, luidt dat de uitbreiding een beperkte bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen, maar dat dit niet zal leiden tot een overschrijding van grenswaarden.

In het kader van de aanvraag voor een nieuwe milieuvergunning voor Heros Sluiskil B.V. heeft Schoonderbeek en Partners Advies op 19 april 2010 een onderzoeksrapport uitgebracht naar de effecten van het bedrijf voor de luchtkwaliteit voor zover het gaat om de verspreiding van fijn stof (PM10) en van stikstofdioxyde (NO2).

Om de emissie van deze stoffen te beperken heeft het bedrijf ook een aantal maatregelen genomen, zoals:

  • Het verharden van de wegen en besproeien en vegen van het terrein meerdere keren per dag.
  • De schroot/slak opwerkingsinstallatie is voorzien van een sproei-installatie.
  • Het opslaan en overslaan van materialen in een beperkte stuifgevoeligheidsklasse.


De conclusie van het onderzoek is dat de bedrijfssituatie voldoet aan de wettelijke bepalingen op het gebied van luchtkwaliteit. De contouren voor de maatgevende stoffen bevinden zich ruimschoots binnen de grenzen van het plangebied, en raken nergens gevoelige bestemmingen.

Conclusie

De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.