direct naar inhoud van 4.3 Afgeleide effecten
Plan: Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000048-VA01

4.3 Afgeleide effecten

Effecten op de bodem

Voor de realisatie van de waterbuffer bij Dakhorst is het noodzakelijk om circa 170.000 m3 grond af te graven voor de berging en infiltratie van het (oppervlakte)water. Archeologische en aardkundige waarden worden hierdoor niet beïnvloed. De verandering van de grondwaterstanden leidt niet tot een significante zetting of bodemdaling.

Voor de aanwezige bodemverontreinigingen in de bebouwde kom van Wierden geldt dat de voorgenomen verplaatsing leidt tot een afname van de verspreidingssnelheid. Dit is een positief effect. Uit onderzoek blijkt dat de verspreiding van de verontreiniging Kippershoekweg 4b/Enterweg 10, ook na de gedeeltelijke verplaatsing van de winning, nihil is (neutraal effect). Over de verspeiding van de verontreiniging op de Ypeloschoolweg 25 is op dit moment onvoldoende informatie beschikbaar voor een effectvoorspelling (onbekend effect). De grondwaterverontreiniging aan de Ypeloschoolweg 25 vormt op dit moment geen directe bedreiging voor de waterwinning op puttenveld III, maar kan dit in de toekomst wel worden. In het kader van de Wet bodembescherming moeten er stappen worden ondernomen om deze grondwaterverontreiniging af te perken en eventuele maatregelen te nemen.

Effecten op natuur

De veranderingen van de grondwaterstanden kunnen gevolgen hebben voor de natuurwaarden. In het MER zijn daarom de gebieden met kwetsbare natuur zoals het Wierdense Veld, aanwezige bomen, het Mokkelengoor en de amfibieën nabij Barvoorde onderzocht. Voor het Wierdense Veld geldt dat de effecten op de natuurwaarden sterk beïnvloed worden door de lokale ontwatering rondom dit natuurgebied.

De verplaatsing heeft een negatief effect op de aanwezige bomen in de directe omgeving van puttenveld I en III. Met name voor oudere bomen is respectievelijk de optredende verhoging of verlaging van de grondwaterstand een moeilijk proces waarbij verzwakte exemplaren kwetsbaar worden. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met het sterven van enige bomen.

Door de aanwezigheid van de buffer Dakhorst treden er geen effecten op bij het natuurgebied Mokkelengoor. In de vergunning is een voorschrift opgenomen teneinde de infiltratiecapaciteit van buffer Dakhorst te waarborgen.

Zonder aanvullende maatregelen heeft de daling van de grondwaterstand in de omgeving van puttenveld III mogelijk een negatief effect op de voortplantingswateren van de amfibieën bij Barvoorde. Indien het oppervlaktewater meer dan 25 centimeter daalt als gevolg van de winning, dan zullen beheersmaatregelen worden getroffen: het oppervlaktewater zal op peil worden gehouden met lokaal te onttrekken grondwater.

Effecten op de landbouw

Een verandering van de grondwaterstand kan leiden tot een opbrengstverandering als gevolg van verdroging (droogteschade) of vernatting (natschade) van een perceel. Nabij puttenveld I is sprake van een toename van de natschade en een afname van de droogteschade. Nabij puttenveld III is het omgekeerde het geval. Per saldo leidt dit voor de landbouw als geheel tot een toename van de gewasopbrengst van circa 2%.

In het, door de provincie ingestelde, grondwaterbeschermingsgebied gelden nog een beperkt aantal extra regels voor de bescherming van het grondwater. In de "oude situatie" vallen er circa 35 agrarische hoofdbedrijven binnen de grenzen van het grondwaterbeschermingsgebied. Dit aantal wijzigt nauwelijks na de verplaatsing van de winning. Het areaal landbouwgrond, dat zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied bevindt, neemt toe. Deze (negatieve) gevolgen voor de landbouw zijn niet via ondervangende maatregelen te voorkomen. Vitens dient daarom overeenkomstig de wettelijke verplichting eventuele schade te vergoeden.

Effecten op het landschap

Er zijn verschillende locaties waar de gedeeltelijke verplaatsing van de winning effect heeft op het landschap. Bij puttenveld I is sprake van een positief effect omdat het oostelijk deel van het waterwingebied kan worden opgeheven. Bij puttenveld III is het positief dat bij de inrichting van het terrein wordt aangesloten bij de kenmerken van het ontginningslandschap. Ook voor de buffer Dakhorst is sprake van een positief effect omdat bij de inrichting wordt aangesloten bij het oorspronkelijke beekdallandschap. De verplaatsing heeft wel een negatief effect op de aanwezige bomen (zie ook onder "effecten op natuur").

Effecten op archeologie en cultuurhistorie

De gedeeltelijke verplaatsing heeft geen effect op de aanwezige archeologische waarden, omdat de in het gebied aanwezige archeologische resten zich boven de huidige grondwaterstand bevinden. Naar aanleiding van het advies van de provinciaal archeoloog worden voor de realisatie van puttenveld III ter plaatse van de keileemrug in het noordoostelijke deel archeologische opgravingen uitgevoerd zoals vastgelegd in voorschrift 9 van de vergunning in het kader van de Grondwaterwet.

Voor het gebied Dakhorst is in het kader van het aspect archeologie een bureauonderzoek en een verkennend inventariserend veldonderzoek (IVO-verkennend) uitgevoerd. Voor het veldonderzoek is een aantal grondboringen verricht. De werkwijze en resultaten van het IVO-verkennend zijn neergelegd in het rapport "Waterbuffer Dakhorst, Inventariserend Veldonderzoek Archeologie" (zie Bijlage 6 Inventariserend veldonderzoek archeologie Dakhorst). In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Verder is geconcludeerd dat de bodem tot in de top van de C-horizont is verstoord. Binnen het plangebied zijn geen kansrijke zones aan te wijzen en er worden derhalve geen behoudenswaardige vindplaatsen verwacht. In het onderzoek is daarom aanbevolen om geen nader onderzoek uit te voeren en het gebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Wanneer tijdens de werkzaamheden onverhoeds toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan wordt dit gemeld aan het bevoegd gezag.

Voor wat betreft cultuurhistorische waarden worden slechts zeer geringe effecten verwacht. Als negatief wordt beoordeeld dat de voormalige gracht bij Barvoorde eerder droog kan komen te vallen.

Zowel bij de inrichting van puttenveld III als bij de inrichting van buffer Dakhorst wordt aangesloten bij de historische kenmerken van het gebied.

Effecten op bebouwing en infrastructuur

Bebouwing en infrastructuur kan als gevolg van grondwaterstandsveranderingen schade ondervinden door zetting of grondwateroverlast. De verplaatsing van 2 Mm3/jaar leidt volgens berekeningen niet tot schade aan bebouwing en/of infrastructuur als gevolg van zetting. De kans op het ontstaan van grondwateroverlast is zeer klein.