|
Vooraf
De inpassingsplannen 'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West' (NL.IMRO.9930.ipgolwest-va02)
en 'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Oost' (NL.IMRO.9930.ipgoloost-va02),
zoals vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Brabant op 28 september 2018
(NL.IMRO.9930.ipgolwest-va02) worden bij een zogenaamd herstelbesluit van 26 juni
2020 door Provinciale Staten aangepast. De teksten in toelichting en regels, die gewijzigd
worden ten opzichte van het op 28 september 2018 vastgestelde inpassingsplan, zijn
in onderhavig gewijzigde inpassingsplan inzichtelijk gemaakt. Alle wijzigingen/aanvullingen
zijn cyaan gearceerd weergegeven. De teksten die zijn verwijderd zijn doorgehaald
en geel gearceerd weergegeven. De verbeelding is niet gewijzigd.
Het gewijzigde inpassingsplan is te vinden op ruimtelijkeplannen.nl met de code: NL.IMRO.9930.ipgolwest-va03.
Hieronder wordt kort aangegeven wat de wijzigingen / aanvullingen zijn en waarom die noodzakelijk zijn.
Inmiddels is duidelijk dat door de uitspraak van de ABRvS d.d. 29 mei 2019 een streep is gezet door het PAS. Om te voorkomen dat de de inpassingsplannen en de vergunning worden vernietigd heeft de provincie onderzocht of het mogelijk is buiten het PAS om aan te tonen dat GOL niet leidt tot significant negatieve effecten voor een Natura 2000-gebieden. Hiertoe zijn een aanvullende Passende Beoordeling en Notitie GOL Stikstofdepositieberekeningen realisatie- en gebruiksfase opgesteld. In deze stukken is geconcludeerd dat GOL, door toepassing van een mitigerende maatregel en externe saldering, niet zal leiden tot significant negatieve effecten voor Natura 2000-gebieden. Een en ander dient geborgd te worden in de regels van beide inpassingsplannen. Het herstelbesluit heeft met name betrekking op aanvulling van de regels gericht op deze borging.
De verbeeldingen behorende bij beide inpassingsplannen worden niet gewijzigd.
De Langstraat, het gebied met haar kenmerkende slagenlandschap dat zich uitstrekt
tussen Geertruidenberg en 's-Hertogenbosch, is gedurende de tijd steeds verder met
bebouwing verdicht geraakt. Met name in de 20e eeuw heeft verdichting in grote mate plaatsgevonden en werd het grondgebruik eveneens
sterk geïntensiveerd in de vorm van de vestiging van bedrijvigheid (het gebied was
befaamd om de schoenproductie) en tuinbouw (kassen). Tegelijkertijd werd de oorspronkelijke
oost-west verbindingsas Langstraat stapsgewijs opgewaardeerd naar een volwaardige
snelweg, de A59.Deze combinatie van ontwikkelingen heeft geresulteerd in de huidige
situatie, waarin sprake is van een dichtbevolkt en intensief gebruikt gebied aan weerszijden
van de drukke en belangrijke verkeersader A59. Dit zorgt ervoor dat de leefbaarheid
van het gebied onder druk komt te staan. Er ontstaan knelpunten in de verkeersafwikkeling
en toekomstige geplande ontwikkelingen zorgen ervoor dat deze knelpunten alleen nog
maar verder gaan toenemen. Deze problemen spelen met name in het gebied tussen Waalwijk
en 's-Hertogenbosch, ofwel de Oostelijke Langstraat.
De A59 zelf vormt tevens een grote barrière tussen de gebieden ten noorden en zuiden
van de snelweg. Op ecologisch gebied ontbreken er schakels in het gewenste Natuur
Netwerk Brabant (NNB), aangezien er op dit moment geen verbindingen bestaan tussen
het rivierengebied van de Maas aan de noordzijde en het Nationaal Park de Loonse en
Drunense Duinen en Vlijmens Ven/Moerputten aan de zuidzijde. Daarnaast belemmert de
snelweg de uitvoering van het project Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch (HoWaBo). Dit
project gaat uit van een aanzienlijke verkleining van de kans op wateroverlast in
de stad, maar daarvoor is een open verbinding tussen waterbergingsgebieden aan weerszijden
van de A59 essentieel.
De betrokken gemeenten Waalwijk, Heusden en 's-Hertogenbosch beseffen dat er maatregelen
noodzakelijk zijn om de situatie te verbeteren. Zij hebben daarom de handen ineengeslagen
en krijgen daarbij steun van de provincie Noord-Brabant, waterschappen en maatschappelijke
organisaties, die de problemen in het gebied onderschrijven. Gezamenlijk is het programma
'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat' tot stand gekomen, kortweg GOL genoemd.
GOL heeft tot doel een betere kwaliteit van de leefomgeving en een veilige en bereikbare
regio te realiseren.
Er is een hoog maatschappelijk belang om de leefbaarheid in de dorpen te verhogen.
Mede hierom heeft de provincie de gebiedsontwikkeling 'Oostelijke Langstraat' als
één van haar 6 sleutelprojecten opgenomen in de provinciale Structuurvisie ruimtelijke
ordening. Een provinciale gebiedsontwikkeling heeft provinciale betekenis en uitstraling.
De provincie heeft een vanzelfsprekende rol in de realisatie van de opgave.
Met GOL wordt niet alleen beoogd de doorstroming over de wegen te bevorderen en doorgaand
verkeer om de kernen heen te leiden, maar ook een alternatief voor de auto te bieden:
een snelfietsroute tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch. Met het treffen van de maatregelen
moet tevens de economische vitaliteit van het gebied versterkt kunnen worden.
Daarnaast biedt de gezamenlijke aanpak in de GOL de kans om op regionaal niveau de
ontbrekende schakels in het NNB te realiseren. Door het opheffen van de barrière van
de A59 kan een verbinding tussen de gebieden tot stand komen, waardoor het leefgebied
van soorten wordt vergroot en de biodiversiteit in stand wordt gehouden. Tevens biedt
het realiseren van de ecologische verbindingszone bij Vlijmen Oost de mogelijkheid
om project HoWaBo te vervolmaken, wat de kans op wateroverlast in de stad 's-Hertogenbosch
aanzienlijk verkleint.
Bij de uitvoering van de GOL is veel aandacht voor een vergroting van de beleving
van het gebied. Ook dit draagt immers bij aan een betere leefbaarheid. Ruimtelijke
kwaliteit vormt daarom in de GOL een belangrijk uitgangspunt, waarbij nadrukkelijk
wordt gekeken naar het versterken van de huidige kenmerken en kwaliteiten van het
gebied, onder meer de cultuurhistorische waarden. Door deze insteek van het proces
wordt ook de kans geboden om de samenhang tussen de aanwezige kwaliteiten - en daarmee
de eigenheid van het gebied - te herstellen en verder vorm te geven of te versterken.
GOL is onvermijdelijk om de Oostelijke Langstraat een aantrekkelijk en leefbaar gebied
te houden. Zonder het treffen van maatregelen komt de leefbaarheid op een onacceptabel
niveau en raken de wegen meer en meer verstopt. Door de knelpunten nu gezamenlijk
aan te pakken en tegelijkertijd kansen aan te grijpen op het gebied van ecologie,
water en recreatie, ontstaat een win-win-situatie waar de bewoners en gebruikers van
het gebied optimaal van kunnen profiteren!
GOL bestaat uit een pakket maatregelen waarbij op verschillende plaatsen in het gebied
ruimtelijke ingrepen zijn voorzien. Deze zijn niet allemaal te realiseren op grond
van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Vandaar dat een nieuw juridisch-planologisch
kader noodzakelijk is om de maatregelen uit te kunnen voeren. In dit geval betreft
het een bestemmingsplan dat vanwege het provinciale belang van GOL wordt voorbereid
en vastgesteld door de provincie Noord-Brabant, ofwel een provinciaal inpassingsplan
(PIP). Na vaststelling van het PIP is het benodigd juridisch-planologisch kader aanwezig
om de noodzakelijke omgevingsvergunningen voor de uitvoering van de werkzaamheden
te kunnen verlenen.
![]() |
Gebied Oostelijke Langstraat met de globale ligging van knooppunten 40, 43 en 45. |
![]() |
De Oostelijke Langstraat tussen Den Bosch en Waalwijk |
In deze toelichting worden veel afkortingen gebruikt. Deze worden hieronder verklaard. Ook is de lijst als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
ABG | Ambtelijke begeleidingsgroep |
AmvB | Algemene maatregel van Bestuur |
Awb | Algemene wet bestuursrecht |
Bevi | Besluit externe veiligheid inrichtingen |
Bevt | Besluit externe veiligheid transportroutes |
BOK | Bestuursovereenkomst, 26-09-2013 |
Bro | Besluit ruimtelijke ordening |
CE | Conventionele explosieven |
CHW | Cultuurhistorische Waardenkaart |
dB | decibel |
EHS | Ecologische hoofdstructuur |
EV | Externe Veiligheid |
EVZ | Ecologische verbindingszone |
GES | Gezondheideffectscreening |
GOL | Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat |
GPP | Geluidproductieplafond |
GR | Groepsrisico |
GVVP | Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan |
HoWaBo | Hoogwaterbergingsgebied 's-Hertogenbosch |
IenM | Infrastructuur en Milieu |
MER | Milieu Effect Rapportage |
NRD | Notitie Reikwijdte en Detailniveau |
PIP | Provinciaal Inpassingsplan |
PMV | Provinciale Milieu Verordening |
PVVP | Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan |
PR | Plaatsgebonden risico |
RO | Ruimtelijk Ontwerp |
RKP | Ruimtelijk Kwaliteitsplan |
RWS | Rijkswaterstaat |
SOK | Samenwerkingsovereenkomst, 12-12-2012 |
SVBP | Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen |
TLN | Transport en Logistiek Nederland |
VO | Voorlopig Ontwerp |
Wbb | Wet bodembescherming |
Wgh | Wet geluidhinder |
Wm | Wet milieubeheer |
Wro | Wet ruimtelijke ordening |
Wvgs | Wet vervoer gevaarlijke stoffen |
GOL speelt al sinds 2007. In dat jaar ondertekenden diverse belanghebbende partijen
in de regio een Corridorstudie en gaven daarmee het startsein tot een gezamenlijke
verdere planuitwerking. Via diverse fases van besluitvorming en overlegmomenten is
uiteindelijk het voorstel voor de GOL tot stand gekomen zoals dat nu voorligt. Een
uitgebreide beschrijving van de historie is opgenomen in paragraaf 1.4.
Ruimtelijke opgaven in de Oostelijke Langstraat
Er gaat relatief veel doorgaand verkeer door de kernen van Waalwijk, Drunen, Nieuwkuijk
en Vlijmen. Hierdoor staat daar de leefomgevingskwaliteit onder druk. Verder zijn
er in de huidige situatie knelpunten met betrekking tot de bereikbaarheid van bestaande
woon-, werk- en recreatiegebieden. Daarnaast is de capaciteit van het huidige wegennet
onvoldoende om de ambities op het gebied van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk
te maken. Het gaat hierbij onder meer om de nog te realiseren woonkern De Grassen
en de nieuwe bedrijventerreinen Haven Acht en de oostelijke insteekhaven. Ook is er
sprake van onvolledige- en onveilige aansluitingen op de A59 en zijn er knelpunten
als het gaat om de doorstroming van het verkeer.
Verder belemmert de huidige fietsinfrastructuur het (woon-werk) fietsverkeer. Er is
geen volledige fietsverbinding voor het woon-werkverkeer tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch
(west-oost) en tussen Haarsteeg en Nieuwkuijk (noord-zuid).
In ecologische zin vormt het gebied rond de A59 een schakel tussen het rivierengebied van de Maas aan de noordzijde en het Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen en Vlijmens Ven/Moerputten aan de zuidzijde. Deze natuurgebieden zijn momenteel niet met elkaar verbonden. De A59 vormt een barrière voor de migratie van planten en dieren.
Tenslotte vormt de A59 een barrière ten oosten van Vlijmen in het kader van het project
Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch (HoWaBo). De gebieden van waterberging ten noorden
en zuiden van de A59 zijn hierdoor niet met elkaar verbonden, waardoor de compartimentering
van het waterbergingsgebied niet volledig is.
Integrale aanpak
Een aantal overheden en maatschappelijke organisaties heeft samen een programma ontwikkeld
gericht op een integrale aanpak van al deze problemen en een substantiële verbetering
van de Oostelijke Langstraat. Het gaat om de Provincie Noord-Brabant, Waterschap Aa
en Maas, de gemeenten Heusden, Waalwijk en 's-Hertogenbosch, ZLTO afdeling Oostelijke
Langstraat, Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Brabants Landschap, Brabantse
Milieufederatie, MKB Heusden, Waalwijks Bedrijven Platform, Kamer van Koophandel Brabant,
Recron Brabant, EVO, Transport en Logistiek Nederland (TLN), Brabants Particulier
Grondbezit, Fietsersbond de Langstraat, Heusdens Bedrijvenplatform en Brabants -Zeeuwse
Werkgeversvereniging.
Programma Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat
Het programma heeft de naam 'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat' gekregen (in
het vervolg de GOL genoemd) en verbetert de economische vitaliteit van het gebied
én de leefkwaliteit van de bewoners en gebruikers. Over een afstand van zo'n 20 kilometer
tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch worden op en aan de snelweg A59 diverse deelprojecten
uitgevoerd. De veiligheid op de A59 wordt vergroot doordat 4 van de 9 gevaarlijke
op- en afritten verdwijnen. Door de aanleg van (parallel-)wegen verbetert de doorstroming
van het verkeer van en naar de A59. De bereikbaarheid van (bestaande en nieuwe) woonwijken
en bedrijventerreinen wordt verbeterd. Daarnaast verhoogt het programma GOL ook de
ecologische en recreatieve kwaliteit van het gebied en draagt bij aan meer bescherming
voor het milieu en is het sluitstuk in de realisatie van het project Hoogwateraanpak
's-Hertogenbosch (HoWaBo). Er worden twee ecopassages gemaakt onder de A59 door waardoor
de waardevolle groene gebieden ten noorden en ten zuiden van de A59 met elkaar verbonden
worden. Tenslotte wordt het woon-werkverkeer gestimuleerd door het realiseren van
een snelfietsroute tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch met een noordelijke verbinding
van Nieuwkuijk naar Haarsteeg.
Concrete maatregelen
De GOL kent de volgende concrete maatregelen (van west naar oost):
De GOL strekt zich uit over meerdere gemeenten: Waalwijk, Heusden en 's-Hertogenbosch. De binnen deze gemeenten geldende bestemmingsplannen laten de realisatie van de GOL niet toe. Het volgen van een juridisch planologische procedure is noodzakelijk om de realisatie mogelijk te maken.
Corridorstudie en Gebiedsvisie
Het denken over het gebied langs de A59 tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch kende
een officieel beginpunt met de ondertekening van de intentieverklaring “Corridorstudie
A59: de Maasroute stroomt door” door de gemeente Heusden, de provincie Noord Brabant,
de gemeenten 's-Hertogenbosch en Waalwijk, het Waterschap Aa en Maas, Staatsbosbeheer
en Vereniging Natuurmonumenten op 17 oktober 2007. De corridorstudie heeft geresulteerd
in de "Gebiedsvisie A59 regio 's-Hertogenbosch - Heusden - Waalwijk 'de Maasroute
stroomt door" uit 2008. Hierin is beschreven welke projecten de komende jaren de knelpunten
kunnen oplossen en de kwaliteit van het gebied kunnen verbeteren. Kern van de visie
is dat een slimme aanpak van de verkeersknelpunten op de A59 kansen oplevert voor
de ontwikkeling van het gebied op andere fronten, waaronder natuur en recreatie.
Samenwerkingsovereenkomst (SOK)
In 2009 heeft de provincie de regie van de gemeente Heusden over de Corridorstudie
overgenomen. Op 18 september 2009 is er een startovereenkomst 'Gebiedsversterking
Oostelijke Langstraat' getekend door de samenwerkende partijen, die in september 2010
geleid heeft tot een Intentie-overeenkomst 'Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat'.
Vervolgens zijn de plannen binnen de GOL opgenomen in de provinciale structuurvisie
(1 oktober 2010) en in het landelijke Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en
Transport (MIRT) (Prinsjesdag 2010). Ook zijn de plannen nader uitgewerkt in een maatregelenpakket.
Op 12 december 2012 hebben de twintig partijen met de ondertekening van de Samenwerkingsovereenkomst
Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat (SOK) de gebiedsafspraken voor de GOL bekrachtigd
en zich verbonden aan de realisatie van de gezamenlijke ambities.
Bestuursovereenkomst (BOK)
Na de samenwerkingsovereenkomst is een integrale gebiedsontwikkeling uitgewerkt in
de verkenning 'Businesscase Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat'. In deze verkenning
is een inventieve koppeling van de verschillende gewenste ruimtelijke ontwikkelingen
gemaakt waarmee het projectgebied een kwaliteitssprong kan maken.
Na afronding van deze verkenning is de SOK geconcretiseerd in een Bestuursovereenkomst
(BOK - GOL). De BOK is op 26 september 2013 door de colleges van de 5 overheidspartijen,
de gemeenten 's-Hertogenbosch, Waalwijk en Heusden, de provincie Noord-Brabant en
Waterschap Aa en Maas, ondertekend. In de BOK zijn afspraken vastgelegd over de planuitwerkings-
en realisatiefase van (deel)projecten uit de GOL. In september 2013 is er een start
gemaakt met de planologische procedures voor de aanleg van de Oostelijke Randweg Vlijmen
inclusief de benodigde aanpassing van A59 aansluiting 45 's- Hertogenbosch-West. Het
voorontwerp-bestemmingsplan Gebiedsontwikkeling Vlijmen-Oost (GoVo) is in procedure
gebracht, evenals de Notitie Reikwijdte en Detailniveau: het startdocument, deel uitmakend
van de te doorlopen milieueffectrapportage (m.e.r.) procedure. Deze (gemeentelijke)
procedure is door de gemeente Heusden in overleg met de stuurgroep GOL 'stopgezet'.
Besloten is om een provinciaal inpassingsplan (in het vervolg PIP, zie paragraaf 1.5) op te starten voor zowel de oostelijke als voor de westelijke plandelen van de GOL:
een PIP GOL Oost en een PIP GOL West. Tevens is besloten om één m.e.r.-procedure voor
de gehele GOL op te starten.
Op grond van de BOK is eind 2013 een aanbestedingsprocedure gestart ten behoeve van
de planuitwerkingsfase.
Planuitwerkingsfase
Vanaf begin 2014 zijn de maatregelen van de GOL nader uitgewerkt in de planuitwerkingsfase,
waarbij de doelstelling om met de GOL de ruimtelijke kwaliteit in de regio te verbeteren
en te versterken een belangrijk uitgangspunt is geweest.
Zo is er gewerkt aan een Ruimtelijk Kwaliteitsplan (RKP) en een Ruimtelijk Ontwerp
(RO). Het RKP en het RO hebben input geleverd voor het alternatief, dat beschreven
is in de Nota Reikwijdte en Detailniveau (NRD) (begin 2015) ten behoeve van de m.e.r.-procedure,
het zogenaamde NRD-alternatief.
De NRD heeft als onderdeel van de m.e.r.-procedure in het voorjaar van 2015 ter inzage
gelegen. De inspraakreacties gingen met name over het NRD-alternatief. Meerdere varianten
werden naar voren gebracht. De binnengekomen reacties/ideeën zijn beoordeeld in een
uniform trechteringsproces. Uiteindelijk kwamen na verder onderzoek twee deelvarianten
boven drijven, waarvan besloten is, om deze naast het NRD -alternatief in het Milieueffectrapport
(MER) te onderzoeken. Vervolgens is het MER opgesteld met alle bijbehorende achtergrondrapporten,
waarin dus het NRD-alternatief met 2 extra varianten is onderzocht. Het MER met alle
achtergrondrapporten zijn eind 2016 afgerond.
Een belangrijk onderdeel van de GOL is (naast o.a. het creëren van nieuwe verbindingen
voor natuur, goede nieuwe (snel)fietsverbindingen) het opheffen van enkele aansluitingen
op de A59, het maken van nieuwe op- en afritten en het aanleggen van nieuwe (parallel)
wegen ter ontsluiting van Vlijmen, Nieuwkuijk, Drunen en Waalwijk. Hiertoe is het
NRD-alternatief nader uitgewerkt in een referentieontwerp, ook wel het VO (Voorontwerp)
genoemd.
Benadrukt wordt dat het opstellen van RKP, RO, het MER (met bijbehorende achtergrondrapporten)
en het VO gelijktijdig plaatsvonden. Er is een constante uitwisseling geweest van
resultaten en uitkomsten van concepten van deze producten, omdat 'alles met alles'
te maken heeft. De inhoud van deze producten heeft zich tijdens de planuitwerkingsfase
dan ook steeds weer ontwikkeld. Niet alleen in het MER zijn twee extra deelvarianten
onderzocht. Ook is het RO uitgebreid met de twee deelvarianten en is een wegontwerp
gemaakt voor de 2 deelvarianten.
De planuitwerkingsfase heeft geresulteerd in een RKP, RO (met het NRD-alternatief
met 2 deelvarianten) en een MER (met het NRD-alternatief en 2 deelvarianten).
Een en ander is schematisch weergegeven in onderstaand processchema:
![]() |
Op basis van deze stukken heeft de stuurgroep GOL op 9 december 2016 geadviseerd over
de uiteindelijke inhoud en vormgeving van de maatregelen uit de GOL: het zogenaamde
Voorkeursalternatief (VKA).
De stuurgroep GOL bestaat uit de portefeuillehouders van de provincie Noord-Brabant,
de gemeenten Waalwijk, Heusden en 's-Hertogenbosch en het Waterschap Aa en Maas.
Zij heeft steeds bestuurlijk/politiek richting gegeven aan het proces van de GOL in aanloop naar besluitvorming door het bevoegde orgaan. Zij deed alle voorbereidingen die nodig waren voor officiële besluitvorming: uiteindelijk het vaststellen van het (ontwerp) PIP door Gedeputeerde Staten.
Tijdens het hele planproces heeft de adviesgroep GOL ook een belangrijke rol gehad.
Deze adviesgroep bestaat uit overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties
en omvat de 20 partijen, die de Samenwerkingsovereenkomst 'Gebiedsversterking Oostelijke
Langstraat' (SOK) hebben ondertekend. Rol van de adviesgroep GOL is het behouden van
draagvlak bij hun achterban en bewaken van de afspraken uit SOK.
Het VKA is begin 2017 verwerkt in een Voorlopig Ontwerp (VO) en het bijbehorende concept-ontwerpinpassingsplan
'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Oost/West'. Dit plan is in het kader van
het wettelijk vooroverleg op 6 april 2017 verstuurd aan de besturen van de betrokken
gemeenten Heusden en Waalwijk, de waterschappen Aa en Maas en Brabantse Delta en Rijkswaterstaat.
Overzicht projecthistorie
In onderstaande tabel is de lange projecthistorie samengevat in een schematisch overzicht
met de belangrijkste studies en besluiten over de GOL.
Periode | Studie/Besluit |
2007 | Intentieverklaring "Corridorstudie A59: de Maasroute stroomt door" |
2008 | Gebiedsvisie A59 regio 's-Hertogenbosch - Heusden - Waalwijk 'De Maasroute stroomt door' |
2009 | Startovereenkomst 'Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat' |
2010 | Intentieovereenkomst 'Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat' |
2010 | de GOL opgenomen in Provinciale Structuurvisie en in het landelijke Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) |
2012 | Samenwerkingsovereenkomst 'Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat' (SOK) |
2013 | Bestuursovereenkomst (BOK) |
2013 | Voorontwerp bestemmingsplan 'Gebiedsontwikkeling Vlijmen-Oost' met Notitie Reikwijdte en Detailniveau (door de gemeente Heusden in procedure gebracht) |
2014 | Procedure van het bestemmingsplan 'Gebiedsontwikkeling Vlijmen-Oost' stopzetten. Voor dit gebied een PIP in procedure te brengen (PIP GOL Oost) naast een PIP voor de GOL nabij Waalwijk en Drunen (PIP GOL West) |
2014 | Eén m.e.r.-procedure voor de gehele GOL opstarten |
2015 | Ter visie legging van Notitie Reikwijdte en Detailniveau |
2016 | Vaststellen uiteindelijke inhoud en vormgeving van de maatregelen uit de GOL |
2017 | Concept-ontwerpinpassingsplan in het kader van wettelijk vooroverleg verstuurd |
Belangrijk is nog te melden, dat ervoor en tijdens de planuitwerkingsfase veel overleg is geweest met omwonenden, bedrijven en andere belanghebbenden. Er zijn tal van bewonersoverleggen, schetssessies, en keukentafelgesprekken geweest.
De voorgestelde maatregelen in de GOL overstijgen het bestuurlijk gebied van de drie
betrokken gemeenten. Bovendien zijn naast de gemeenten diverse belangenorganisaties
(in totaal circa 20 partijen) betrokken bij de planvorming en realisatie van de maatregelen.
Dit vraagt om een strakke afstemming. De provincie Noord-Brabant is in staat op dit
gebiedsniveau ruimtelijk beleid te voeren en daarover besluiten te nemen. Vandaar
dat de diverse partijen gezamenlijk besloten hebben de regierol over te laten aan
de provincie. Bovendien heeft de provincie in haar eigen ruimtelijk beleid de gebiedsontwikkeling
'Oostelijke Langstraat' als één van de belangrijkste projecten binnen de provincie
benoemd, zodat het provinciaal bestuur hier ook actief uitvoering aan wil geven.
Uitvoering provinciaal beleid
In de Agenda van Brabant (AvB) heeft de provincie toekomstambities geformuleerd. Noord-Brabant
moet dit decennium uitgroeien tot sterkste kennis- en innovatieregio van Nederland
en Europa. Daarom heeft zij de kwaliteit van het vestigings- en leefklimaat tot speerpunt
van beleid uitgeroepen. Om het Brabantse vestigings- en leefklimaat te behouden en
te versterken, zet de provincie in op het verbeteren en versterken van ruimtelijke
kwaliteit, maar ook op het samen werken aan ruimtelijke kwaliteit. Met het project
'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat' wordt getracht om in de regio 's-Hertogenbosch
- Waalwijk invulling te geven aan deze ambities. Er is een hoog maatschappelijk belang
om de leefbaarheid in de dorpen te verhogen in nauwe samenwerking met betrokken gemeenten
en andere partijen.
De GOL is dan ook als majeur project, te weten één van de zes gebiedsontwikkelingen,
opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening van de provincie en in de provinciale
gebiedsagenda. Het provinciaal belang wordt gevormd door de realisatie van een tweetal
groene verbindingen (noord-zuid), het oplossen van het hoogwatervraagstuk bij 's-Hertogenbosch,
het vergroten van de bereikbaarheid van grote recreatieve voorzieningen, het leveren
van een bijdrage aan de verbetering van de regionale bereikbaarheid en een bijdrage
aan de totstandkoming van een sterk stedelijk netwerk Brabant. Mede gelet op deze
provinciale belangen is gekozen voor een PIP.
Regierol
In de regierol van de provincie ligt de focus op het bovenlokale schaalniveau en de
inzet op regionaal samenwerken. De provincie draagt zorg voor de afstemming tussen
de 20 betrokken partijen en is daarmee de regisseur voor het programma. Zij coördineert
alle projecten en werkzaamheden en is het aanspreekpunt voor iedereen met vragen.
Gelet op deze regierol is een PIP ook een logische keuze.
Provinciaal inpassingsplan
De beoogde ontwikkelingen kunnen mogelijk worden gemaakt door een herziening van meerdere
geldende (gemeentelijke) bestemmingsplannen. In plaats van een bestemmingsplan per
gemeente in procedure te brengen, biedt de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ook de mogelijkheid
om een Provinciaal Inpassingsplan (in het vervolg PIP genoemd) vast te stellen. Zoals
een bestemmingsplan door elke gemeente apart wordt voorbereid en vastgesteld, wordt
een PIP voorbereid door de provincie en door Provinciale Staten vastgesteld. Uitgangspunt
is dat er sprake is van provinciale belangen: de provincie heeft dan het recht om
voor een bepaald grondgebied binnen de provincie een inpassingsplan op te stellen.
In goed overleg met de betrokken gemeenten is gekozen voor de optie van een PIP. Provinciale
Staten hebben dat ook als zodanig aangekondigd in een publicatie in maart 2015.
In het voorbereidingstraject heeft er tussen provincie, gemeenten en andere belanghebbende
partijen veel communicatie en afstemming plaatsgevonden, waarop verder wordt ingegaan
in paragraaf 10.2.
Het plangebied van de GOL is opgedeeld in een oostelijk en een westelijk deel, waarvoor
elk een apart PIP in procedure wordt gebracht. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf
1.8.
Het proces gaat nu de vaststellingsfase in. Dat wil zeggen dat de zienwijzen die zijn binnengekomen zijn beantwoord en zijn verwerkt in onderhavig PIP. Na vaststelling geven Gedeputeerde Staten op geschikte wijze kennis van het vaststellingsbesluit. Gedeputeerde Staten leggen het vaststellingsbesluit en bijbehorende stukken met de uitvoeringsbesluiten ter inzage. Belanghebbenden kunnen tegen beide inpassingsplannen met uitvoeringsbesluiten in eerste en enige aanleg in beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Een uitgebreide beschrijving van de procedure van dit PIP is te vinden in Hoofdstuk 10.
Voor realisatie van het project Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat zijn naast
een provinciaal inpassingsplan, ook diverse vergunningen (zogenaamde uitvoeringsbesluiten)
nodig van gemeenten en waterschappen. Daarom wordt gebruik gemaakt van de coördinatieregeling
uit de Wet ruimtelijke ordening. De coördinatieregeling voorziet in het stroomlijnen
van de procedures voor de uitvoeringsbesluiten waardoor verschillende vergunningen,
gelijktijdig en gebundeld met het PIP in procedure gaan. Hiermee ontstaat een voor
inwoners eenvoudige en transparantere procedure met een kortere doorlooptijd. De gecoördineerde
uitvoeringsbesluiten volgen dezelfde procedure als het PIP met inspraak op de ontwerp
besluiten en daarna beroep tegen de definitieve besluiten bij de Raad van State. Zowel
de besluitprocedure als de beroepsprocedure verlopen dus gecoördineerd.
De bevoegdheid de uitvoeringsbesluiten vast te stellen blijft bij de wettelijk bevoegde
bestuursorganen berusten. En toepassing van de coördinatieregeling laat de inhoudelijke
toetsingskaders voor de uitvoeringsbesluiten in beginsel onverlet. Deze besluiten
moeten dus aan dezelfde inhoudelijke eisen voldoen als wanneer de coördinatieregeling
niet wordt toegepast.
De volgende vergunningen (uitvoeringsbesluiten) worden gecoördineerd bij het PIP:
GOL opgedeeld in twee inpassingsplannen
GOL is gelegen op het grondgebied van de gemeenten Waalwijk, Heusden en 's-Hertogenbosch.
Binnen de GOL zijn twee concentraties van ontwikkelingen te onderscheiden:
Tussen beide concentraties ligt een gebied, waar afgezien van de snelfietsroute Waalwijk-Den
Bosch, geen geplande ontwikkelingen behorende bij het project GOL zijn gelegen.
Besloten is om beide concentraties in twee inpassingsplannen te gieten: een PIP GOL
Oost en een PIP GOL West. Voor u ligt het PIP "Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat
West".
Begrenzing plangebied
De begrenzing van het plangebied is gebaseerd op de ruimtelijke ingrepen die in de
GOL zijn voorzien. Ongeacht of de ingrepen op enkele locaties mogelijk al uitgevoerd
zouden kunnen worden op basis van de geldende bestemmingsplannen, is ervoor gekozen
om alle ruimtelijke ingrepen op te nemen in het plangebied. Dit vanuit het oogpunt
van eenduidigheid en leesbaarheid, maar ook om het toetsen van toekomstige aanvragen
omgevingsvergunningen die voor GOL nodig zijn te vergemakkelijken.
Het wegprofiel van de snelweg A59 zelf is grotendeels buiten het plangebied gehouden.
Over het algemeen zijn hier geen ingrepen voorzien. Uitzondering hierop zijn de af
te sluiten en nieuw aan te leggen op- en afritten en enkele delen van de A59 waar
nieuwe verbindingen onder de snelweg zijn gepland ten behoeve van ecologie en water
HoWaBo. Deze onderdelen zijn daarom wel opgenomen in het plangebied.
Op onderstaande afbeeldingen is globaal de begrenzing van het plangebied gelegen.
De exacte begrenzing van het plangebied is te zien op de verbeeldingen behorende bij
dit PIP.
![]() |
Plangebied PIP GOL-West, aansluiting 40 |
![]() |
Plangebied PIP GOL Oost, deelgebied aansluiting 43 |
![]() |
Plangebied PIP GOL Oost, deelgebied aansluiting 45 |
Het plangebied van PIP "Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat - West" is gelegen op het grondgebied van de gemeente Waalwijk en Heusden. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordeningen binnen de plangrenzen.
Gemeente Waalwijk | |||
Titel | Vaststellingsdatum | Datum onherroepelijk | |
Buitengebied | 9 december 2011 | 2 mei 2012 | |
Bedrijventerreinen | 14 juni 2013 | Vanaf 4 juni 2015 in combinatie met het herstelbesluit van 20 november 2014 | |
Facetbestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven | 14 juni 2013 | 28 maart 2015 |
Gemeente Heusden | ||||||||
Titel | Vaststellingsdatum | Datum onherroepelijk | ||||||
Drunen Herziening 2014 | 6 november 2014 | 8 april 2015 | ||||||
Heusden Buitengebied | 18 december 2012 | 23 oktober 2014 | ||||||
Heusden Buitengebied Reparatieplan deel A | 31 maart 2015 | 16 juli 2015 | ||||||
Heusden Buitengebied, 3de herziening | 27 september 2016 | 17 januari 2018 |
Het plangebied van PIP "Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat - Oost" is gelegen op het grondgebied van de gemeente Heusden en 's-Hertogenbosch. Hieronder wordt per gemeente een overzicht gegeven van de vigerende bestemmingsplannen binnen de plangrenzen.
Gemeente Heusden | ||||||||
Titel | Vaststellingsdatum | Datum onherroepelijk | ||||||
Mariënkroon | 11 mei 2010 | 24 maart 2011 | ||||||
Vlijmen en de Vliedberg herziening 2013 | 12 mei 2015 | 29 juli 2015 | ||||||
Nieuwkuijk | 5 februari 2013 | 24 mei 2013 | ||||||
Bedrijventerrein Nassaulaan | 7 juli 2015 | 13 april 2016 | ||||||
Haarsteeg | 31 maart 2015 | 26 juni 2015 | ||||||
Heusden Buitengebied | 18 december 2012 | 23 oktober 2014 | ||||||
Heusden Buitengebied Reparatieplan deel A | 31 maart 2015 | 16 juli 2015 | ||||||
Heusden Buitengebied, 3de herziening | 27 september 2016 | 17 januari 2018 |
Gemeente 's-Hertogenbosch | |||
Titel | Vaststellingsdatum | Datum onherroepelijk | |
Buitengebied | 26 januari 2010 | 20 juli 2011 | |
Hoogwater 's-Hertogenbosch | 20 maart 2012 | 26 juni 2012 |
Het voorliggende PIP bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het PIP.
De GOL is altijd als één project beschouwd. Mede daarom is besloten om voor beide
inpassingsplannen PIP GOL Oost en PIP GOL West één toelichting te schrijven. Dit heeft
ook als voordeel dat de leesbaarheid wordt vergroot voor de lezer die interesse heeft
in de te nemen maatregelen binnen de gemeente Heusden. Beide PIP's liggen op het grondgebied
van Heusden. Indien gekozen zou worden voor 2 aparte toelichtingen zou de lezer twee
toelichtingen moeten bestuderen, terwijl veel teksten gelijk zouden zijn. Overal waar
dat relevant is, is duidelijk aangegeven of de tekst betrekking heeft op GOL West
of GOL Oost.
De regels en de toelichting op deze regels zijn wel gesplitst.
De toelichting van dit PIP is opgebouwd uit een tiental hoofdstukken en meerdere (separate)
bijlagen.
De verdere toelichting starten we met een hoofdstuk, waarin een beschrijving gegeven
wordt van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Dit is hoofdstuk
2. We raden de lezer, die alleen is geïnteresseerd is in de uitkomsten van de planuitwerkingsfase
aan om hoofdstuk 3 te lezen. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat dit PIP allemaal
mogelijk maakt. Na het lezen van dit hoofdstuk heeft u een volledig beeld van de maatregelen
van de GOL. In combinatie met de regels en de verbeelding is te zien wat er de komende
jaren tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch allemaal gaat gebeuren.
Bent u ook geïnteresseerd in de wijze waarop de maatregelen ruimtelijk worden ingepast,
dan verwijzen wij u naar hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk wordt het Ruimtelijk Kwaliteitsplan
(RKP) beschreven, dat mede ten grondslag heeft gelegen aan de vormgeving van de GOL-maatregelen.
Verder komen de Ruimtelijk Ontwerpen (RO's) aan de orde. Deze zijn een nadere uitwerking
van het RKP en laten zien hoe de GOL-maatregelen landschappelijk worden ingepast.
In het kader van een zorgvuldige planproces is er uitgebreid gekeken naar de (milieu)effecten
van de maatregelen GOL. Hiervoor is een zogenaamde m.e.r.-procedure gevolgd. Deze
m.e.r- procedure komt uitgebreid aan de orde in hoofdstuk 5. Allereerst wordt ingegaan
op de Nota Reikwijdte en Detailniveau. Er wordt ingegaan op de reacties op deze nota
en wat daar mee is gedaan. Vervolgens wordt het eigenlijke Milieueffectrapport (MER)
behandeld, dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd. In paragraaf 1 van dit hoofdstuk
zijn kort de doelen van de GOL beschreven. In het MER is gekeken naar de effecten
van de voorgestelde GOL-maatregelen en is onderzocht in hoeverre de doelen van de
GOL ook met deze maatregelen worden bereikt. Er wordt een doorkijk gegeven naar het
jaar 2030. Vergeleken wordt wat de effecten in dat jaar zijn als er niets gebeurt
(de referentiesituatie) en als de GOL-maatregelen worden uitgevoerd.
Alle GOL maatregelen zijn getoetst aan het geldende beleid van gemeenten, provincie
en rijk. De uitkomsten van deze toets staan in hoofdstuk 6. Het beleid wordt kort
beschreven. Aangegeven wordt of het beleid doorwerkt in het plangebied van dit PIP.
Indien dit het geval is wordt beschreven hoe hier in het PIP mee is omgegaan. Soms
heeft dat geleid tot aanvullende maatregelen, die staan beschreven in hoofdstuk 3.
Voor de lezer die bijvoorbeeld graag wil weten wat de geluidseffecten zijn van de
GOL of wat de effecten zijn voor bestaande flora en fauna verwijzen we naar hoofdstuk
7. In dit hoofdstuk komen alle relevante planologische en milieu items aan de orde.
Deze zijn allemaal onderzocht. Aangetoond wordt dat de GOL ook daadwerkelijk uitgevoerd
kan worden. De onderzoeksrapporten zijn als bijlage bij de toelichting gevoegd. In
de toelichting van het PIP wordt een samenvatting gegeven van de uitkomsten van de
onderzoeken. Ook staat aangegeven welke extra maatregelen worden getroffen om negatieve
effecten te verminderen of te compenseren. Als deze maatregelen geborgd worden in
het PIP ziet u ze terug in hoofdstuk 3, waarin de GOL maatregelen zijn beschreven.
De regels en de verbeelding van het PIP zijn juridisch bindend en niet de toelichting.
De regels en verbeelding bepalen wat er wel en niet mag gebeuren binnen het plangebied
van dit PIP en zijn in feite een juridische vertaling van de voorgaande hoofdstukken.
In hoofdstuk 8 worden de regels en de verbeelding verder toegelicht. Er wordt beschreven
hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het
plan voorkomen.
De GOL maatregelen moeten ook financieel uitvoerbaar zijn. In hoofdstuk 9 wordt hier
verder op ingegaan. Wij verwijzen u naar dit hoofdstuk als u geïnteresseerd bent in
de kosten van de GOL en de financiering daarvan.
Belanghebbenden en anderen zijn op allerlei manieren betrokken bij het planproces.
Hoe dat is gebeurd wordt beschreven in het laatste hoofdstuk 10 van deze toelichting.
Ook wordt ingegaan op de reacties vooroverleg en de zienswijzen op het ontwerp PIP.
Afkortingen
In dit plan wordt gebruik gemaakt van vele afkortingen. Om deze er tijdens het lezen
eenvoudig naast te kunnen houden is een opsomming hiervan opgenomen als bijlage 1.
Om de ruimtelijke maatregelen die met het inpassingsplan "Gebiedsontwikkeling Oostelijke
Langstraat West" mogelijk worden gemaakt goed te kunnen plaatsen in de huidige omstandigheden,
is inzicht in de huidige situatie noodzakelijk. Dit hoofdstuk voorziet daarin.
Allereerst wordt ingegaan op de historische ontwikkeling van de Oostelijke Langstraat.
De tekst hiervan is grotendeels ontleend uit het RKP, waarop nader wordt ingegaan
in Hoofdstuk
4. De beschrijving van de historische ontwikkeling is tot de hoofdlijnen beperkt gehouden,
voor meer gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van het gebied wordt verwezen
naar het RKP.
Het tweede deel van het hoofdstuk bevat een overzicht van de knelpunten die aanwezig
zijn in de huidige situatie en die samen met andere ambities hebben geleid tot het
opstellen van het programma GOL.
De streek gelegen tussen grofweg Geertruidenberg en 's-Hertogenbosch wordt de Langstraat genoemd. De naam 'Langstraat' is afkomstig van de voormalige Langstraatschedijk, die tegenwoordig de Winterdijk wordt genoemd. Het hart van de Langstraat is de stad Waalwijk. Zodoende betreft het gebied gelegen tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch het oostelijk deel van de Langstraat, ofwel de Oostelijke Langstraat.
De Langstraat is gelegen op de overgang van de landschappelijk open kleigronden in
het noorden naar de meer besloten zandgronden in het zuiden, de zogenoemde 'Naad van
Brabant'. Na de laatste ijstijd werd er fijn zand en klei afgezet onder invloed van
de rivier de Maas. Door opstuivingen van de afgezette gronden ontstonden zandophopingen,
zoals de Loonse en Drunense duinen. Zeespiegelstijgingen zorgden voor een nattere
situatie, waardoor op grote schaal veen ontstond in de gebieden tussen de Maas en
de hogere zandgronden.
Vanaf de oeverwallen werd het veen ontgonnen ten behoeve van de akkerbouw. Gevolg
was dat hierdoor het maaiveld daalde en men genoodzaakt was zich op de meer zuidelijk
gelegen hogere gronden te vestigen. Door verschillende overstromingen verplaatsten
de woonkernen zich steeds meer in zuidelijke richting. De St. Elizabethsvloed in 1421
overspoelde het veen grotendeels met zware zeeklei. Hierna werden de Zomerdijk en
de Winterdijk aangelegd.
Vervolgens ontgonnen boeren het gebied vanaf de Winterdijk. De Middeleeuwse opstrekkende
verkaveling werd aangehouden. Turfvaarten werden gegraven om de turf en het water
af te voeren. Het gebied werd gebruikt als hooiland. Er werden dijken, vaarten en
sloten aangelegd om het land droog te houden. Langs de dijk ontstonden de nederzettingen:
Waspik, Capelle, Besoijen, Waalwijk en Baardwijk. Het gebied werd ontgonnen met een
slagenverkaveling.
Toch bleven overstromingen niet uit. In het gebied ten noorden van de Bossche sloot
zorgden diverse polders, waaronder de Binnenpolder van Engelen, de Buitenpolder van
Engelen en de polder van Bokhoven, voor de waterstaatkundige huishouding. Een teveel
aan polderwater werd hier middels slootjes afgevoerd die uiteindelijk uitmondden in
de Hedikhuizensche Maas. Ten westen van Bokhoven bevond zich een onbedijkt stuk Maasoever
dat later de naam Bokhovense overlaat zou krijgen. Hoog Maaswater kon hier over het
land uitstromen, maar in het geval het Maaspeil zakte, kon het water dat op het land
stond ook weer terug naar de Maas stromen.
De Baardwijkse Overlaat is een voormalig waterstaatkundig systeem dat het overtollig
water uit de omgeving van 's-Hertogenbosch naar de Biesbosch kon afvoeren. Het gebied
maakte vanaf 1700 als inundatiegebied onderdeel uit van de Zuiderwaterlinie en is
sinds 1766 onderdeel van de Beerse Maas. In 1766 werd de Baardwijkse Overlaat aangelegd
als overstromingsvlakte voor het Oude Maasje. Na de aanleg van de Bergsche Maas (1877-1904)
en het Drongelens Kanaal (1905) is de oorspronkelijke functie van de Baardwijkse Overlaat
komen te vervallen.
In de jaren 60 van de 20e eeuw heeft de uitgevoerde ruilverkaveling een flinke uitwerking gehad op het landschap.
Veel watergangen werden gedempt en nieuwe watergangen gegraven. Gereguleerd peilbeheer
met gemalen (voor inlaat en uitlaat) werd ingevoerd en stuwen werden gerealiseerd.
Door deze ingrepen ontstond een intensivering van het grondgebruik (tuinbouw en akkerbouw
waar voorheen voornamelijk hooiland was).
De bebouwing was voornamelijk gelegen langs de infrastructuur in de vorm van lintbebouwing. Als gevolg van de ontginning van het veen ontstond een oost-west bebouwingsstructuur. Later is ook een noord-zuidgeoriënteerde structuur ontstaan. In de loop van de tijd raakten de linten (en de kernen) verder verdicht. Boerderijen waren met hun smalle kant naar de straat gericht en lagen vlak naast elkaar. Deze systematische ordening leverde een typisch straatbeeld op, dat kenmerkend is voor de Langstraat.
Qua infrastructuur zijn er in de Oostelijke Langstraat twee belangrijke elementen
te onderscheiden: de A59 en de Langstraatspoorlijn.
A59
De A59 is ontstaan uit de regionale wegen van de Langstraat. In 1800 was de (westelijke)
Langstraat reeds een verbinding tussen Waalwijk en Geertruidenberg die in goede staat
was. Hij was met keien bestraat. Verder was hij gekoppeld aan de route die op last
van Napoleon was aangelegd, de Rijksweg Parijs - Utrecht.
In 1842 werd er begonnen aan onderhandelingen over de overname van de weg door de
Provincie Noord- Brabant. Het gevolg was dat de weg op diverse punten werd opgehoogd
en verbeterd. In 1868 werden de keien gedeeltelijk door klinkers vervangen.
In het begin van de jaren zestig van de 20e eeuw werd de A59 tussen 's-Hertogenbosch en Waalwijk als provinciale weg aangelegd,
om de doorgaande route door de bebouwde kom van de diverse kernen te vervangen. De
weg is vervolgens in fasen omgebouwd naar een autosnelweg. In 1969 werd één rijbaan
van de A59 geopend tussen Terheijden en Vlijmen. In 1978 werd het deel tussen Vlijmen
en aansluiting Empel met 2x2 rijstroken geopend. In 1985 werd het wegbeheer van het
volledige traject tussen Terheijden en Empel overgedragen naar Rijkswaterstaat, waarna
het gedeelte van de A59 ten westen van Vlijmen in 1989 werd verdubbeld.
Tijdens de opwaardering naar de huidige snelweg is een aantal aansluitingen in de
toenmalige vormgeving gehandhaafd. Ook de vormgeving van de weg zelf is niet overal
aangepast aan de nieuwe functie als autosnelweg.
Langstraatspoorlijn
De Langstraatspoorlijn verbond Den Bosch via Waalwijk met Lage Zwaluwe en bevatte
drie belangrijke spoorbruggen: de Moerputtenbrug, de brug over de Baardwijkse Overlaat
bij Waalwijk en de Dongebrug.
De Langstraatspoorlijn, in de volksmond ook wel Halve Zolenlijn genoemd, refereert
aan de schoenenindustrie. Met deze spoorverbinding werd voornamelijk leer en aanverwante
artikelen van en naar de Langstraat vervoerd. Tegenwoordig is alleen nog een deel
vanuit Lage Zwaluwe naar Oosterhout als goederenspoorlijn in gebruik. Op het talud
tussen Raamsdonksveer en 's-Hertogenbosch ligt thans een fietspad, het Halve Zolenpad
genaamd.
Tot 30 oktober 1944 maakte de spoorlijn in de Baardwijkse Overlaat onderdeel uit van
een lange brug over de Baardwijkse Overlaat. Van deze brug waren in 1923 en 1924 al
wel enkele openingen vervangen door een aarden dijklichaam. De brug werd deels door
de Duitsers opgeblazen. Na de oorlog werden 43 van de oorspronkelijke 53 overspanningen
van de brug vervangen door een dijk. Drunen kreeg toen uiteindelijk twee afzonderlijke
kleine spoorbruggen en Waalwijk één grote, van circa 160 meter.
Landbouw was in eerste instantie het hoofdinkomen van de bewoners van de Langstraat.
Daarbij kan gedacht worden aan aardappelen, rogge en melkveehouderijen. In het noordelijk
deel van het gebied kwam ook fruitteelt voor. Het leerlooien en de schoenmakerij was
een nevenbedrijf van de landbouwers, evenals de mandenvlechterij. Het gebied leefde
in het verleden voornamelijk van de productie van turf, hooi en griend. De scheepvaart
heeft zich hierdoor enorm ontwikkeld om deze producten af te voeren.
Het leerlooien ontwikkelde zich door de ideale ligging van Langstraat tussen het hoger
liggende deel waar genoeg eikenschors aanwezig was en het lagere deel waar schoon
water was en runderen gehouden konden worden voor de huiden. De schoennijverheid ontwikkelde
zich vanaf het einde van de 18de eeuw. De schoenfabricage werd belangrijker dan het
leerlooien. Verwante producten, zoals lijm, werden ook in de directe omgeving van
de Langstraat ontwikkeld.
Halverwege de 20ste eeuw werd de productie verplaatst naar lagelonenlanden waardoor
de schoenenproductie sterk verminderde in Langstraat. Door infrastructurele ontwikkelingen
werd het gebied goed toegankelijk en konden producten efficiënt worden aan- en afgevoerd.
Het vestigingsklimaat voor andere bedrijven verbeterde en het gebied ontwikkelde zich
verder. De glastuinbouw nam toe. Zo ook de metaalindustrie. Deze begon met de vestiging
van scheepsschroevenfabriek Lips in 1939. Ook het haventerrein met diverse jachtwerven
ontwikkelde zich verder. De A59 zorgde voor een flinke ontwikkeling van bedrijventerreinen
rondom de weg.
Tegenwoordig wordt het gebied nog steeds gekarakteriseerd door veel grote bedrijvigheid.
Dit wordt verder gestimuleerd door de samenwerkingsverbanden die de gemeenten op regionaal
niveau zijn aangegaan. Zo is de gemeente Waalwijk onderdeel van Mid-point Brabant,
het regionaal economisch samenwerkingsprogramma van de regio Hart van Brabant. Daarin
werken overheid, ondernemers, onderwijsinstellingen en ook steeds meer maatschappelijke
partners en burgers samen aan regionale ontwikkeling. Gemeente Heusden en gemeente
's-Hertogenbosch zijn onderdeel van AgriFood Capital, het samenwerkingsverband van
ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen in de regio Noordoost-Brabant.
In de diverse structuurvisies zijn meerdere ontwikkellocaties voor bedrijven aangewezen.
Belangrijk hierin te noemen zijn de ontwikkeling 't Hoog in Vlijmen en de watergebonden
bedrijvigheid in Waalwijk, die met de uitbreiding van Haven Acht een flinke impuls
krijgt.
De landbouw bestaat in het noordelijke kleiige gedeelte uit rundveehouderijen en akkerbouw.
In het gebied rond de Tuinbouwweg bij Vlijmen is er vooral vollegrond- en glastuinbouw
te vinden. Het zuidelijke gedeelte van het plangebied bestaat uit rundveehouderijen.
De Overlaat wordt gekarakteriseerd door grootschalige, grondgebonden landbouwbedrijven.
Ook andere bedrijvigheid heeft zich gedurende de tijd gevestigd in het gebied.
Daarnaast is het gebied interessant voor de recreatie. In het verleden waren Autotron
(Drunen) en het Land van Ooit grote attracties. Nu zijn vooral de Loonse en Drunense
Duinen en de vesting Heusden de grootste trekkers.
In de samenwerkingsovereenkomst en de bestuursovereenkomst hebben bestuurders vastgesteld dat er in het gebied Oostelijke Langstraat ambities en knelpunten bestaan op de volgende thema's:
Deze ambities en knelpunten gelden voor zowel de huidige situatie als voor de toekomstige situatie wanneer vastgestelde en geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gerealiseerd (planjaar 2030). Hierna wordt elk(e) knelpunt/ambitie nader verduidelijkt.
Er gaat relatief veel doorgaand verkeer door de kernen van Waalwijk, Drunen, Nieuwkuijk
en Vlijmen. Hierdoor staat de leefomgevingkwaliteit in deze kernen onder druk en kunnen
ambities voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van woningbouwlocaties mogelijk niet worden
gehaald.
Tevens geldt dat er knelpunten zijn met de leefomgevingkwaliteit in die situaties
waarbij de afrit van de A59 direct overgaat in een woonstraat. Hiervan is sprake bij
de aansluitingen 39 Waalwijk-Oost, 40 Drunen-West en 44 Vlijmen-Oost. Uitgevoerde
onderzoeken tonen aan dat het verkeer de komende jaren verder groeit waardoor deze
knelpunten toenemen, inclusief de daarbij behorende problemen zoals met de geluidsbelasting.
GOL heeft de ambitie om de aan het verkeer gerelateerde leefomgevingskwaliteit te
verbeteren in de kernen van Waalwijk, Drunen, Nieuwkuijk en Vlijmen.
In de huidige situatie zijn er knelpunten met betrekking tot de bereikbaarheid van bestaande woon-, werk- en recreatiegebieden. Daarnaast is de capaciteit van het huidige wegennet onvoldoende om de ambities op het gebied van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Het gaat hierbij onder meer om de nog te realiseren woonkern De Grassen (Vlijmen), het nieuwe bedrijventerrein Haven Acht en de oostelijke insteekhaven in Waalwijk.
Ook is er sprake van onvolledige- en onveilige aansluitingen op de A59. Voorbeelden hiervan zijn:
Verkeersonveiligheid in de kernen ontstaat ook doordat er op de A59 vaak files staan
waardoor verkeer door de kernen toeneemt.
Tot slot zijn er knelpunten t.a.v. de doorstroming op de A59. Dit met name vanwege
het feit dat het gedeelte van de A59 tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch-West acht
aansluitingen heeft over een afstand van 20 kilometer. Daarvan zijn er vier onvolledig
(aansluiting 38, 39, 40 en 44). Bovendien wordt een aantal aansluitingen gekenmerkt
door heel korte toe- en afritten. Het grote aantal aansluitingen en de korte toe-
en afritten leiden tot veel weefbewegingen van in- en uitvoegend verkeer en daarmee
tot een “onrustig” wegbeeld en grotere kans op files.
De ambitie van GOL is om de bereikbaarheid van de bestaande kernen én de nog te realiseren
woonwijken, bedrijventerreinen en recreatieve voorzieningen te garanderen. Daarnaast
moet de verkeersveiligheid op het onderliggende wegennet verbeterd worden en de doorstroming
op de A59 minimaal gelijk blijven, ook bij alle reeds geplande ontwikkelingen in het
gebied.
GOL heeft de ambitie om het (woon-werk) fietsverkeer te stimuleren door de infrastructuur
voor fietsers te verbeteren. De huidige fietspaden zijn niet uitnodigend omdat ze
niet aaneengesloten zijn, waardoor fietsers gebruik moeten maken van wegen die daar
minder geschikt voor zijn. Bovendien zijn de huidige fietspaden deels niet herkenbaar
en op sommige delen te druk.
De ambitie is om één doorgaande snelfietsroute te realiseren tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch.
De snelfietsroute moet meer mensen gaan verleiden om de fiets te nemen in plaats van
de auto, waardoor de doorstroming op de A59 verder verbetert. Onderdeel van deze ambitie
is om de oorspronkelijke Langstraatspoorbrug voor een deel terug te bouwen na het
afgraven van een deel van de spoordijk en deze nieuwe brug te integreren in de snelfietsroute.
Verder dient deze snelfietsroute ter hoogte van Nieuwkuijk op een goede manier gekoppeld zijn met de Haarsteeg. De ambitie is daarom ook om het fietspad tussen Nieuwkuijk en Haarsteeg te vernieuwen en te verbreden.
Het gebied rond de A59 ligt tussen twee belangrijke natuurgebieden: het rivierengebied
van de Maas aan de noordzijde en het Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen en
Vlijmens Ven/Moerputten aan de zuidzijde.
Het is de ambitie van GOL om deze natuurgebieden met elkaar te verbinden door twee
robuuste ecologische verbindingszones en de barrière voor de migratie van planten
en dieren zodoende op te heffen.
GOL draagt bij aan de ambitie van het project HoWaBo waarvoor het gebied tussen Vlijmen,
Vught en 's-Hertogenbosch geschikt wordt gemaakt als hoogwaterberging. Dit project
moet de kans op wateroverlast in 's-Hertogenbosch in de toekomst verkleinen.
Voor het volledig maken van het project HoWaBo vormt de A59 ten zuidoosten van Vlijmen
een barrière. De gebieden van waterberging ten noorden en zuiden van de A59 zijn hierdoor
niet met elkaar verbonden, waardoor de compartimentering van het waterbergingsgebied
niet volledig is.
GOL heeft de ambitie om de HoWaBo compleet te maken, door middel van het opheffen
van de barrièrewerking van de A59.
![]() |
Project HoWaBo (Bron: MER) |
Algemeen
Ruimtelijke kwaliteit is het doel om van een gebied een verantwoorde en kwalitatief
hoogwaardige omgeving te maken. Het is echter ook een middel om kansen te verkennen,
partijen te inspireren en cross overs tussen sectoren te stimuleren.
Het begrip Ruimtelijke Kwaliteit is eigenlijk allesomvattend en daardoor tegelijk
ook voor meerdere uitleg vatbaar. Het is niet in absolute of kwantitatieve criteria
te vangen. Het is wel belangrijk om het begrip hanteerbaar te maken. Ruimtelijke kwaliteit
kan grijpbaar en bespreekbaar worden gemaakt door een onderscheid te maken tussen
belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde.
In de GOL is er voor gekozen om een werkbare indeling te hanteren om de aspecten van
Ruimtelijke Kwaliteit te kunnen beoordelen. Er wordt onderscheid gemaakt in 5 basisprincipes
voor ruimtelijke kwaliteit: Mensen willen kunnen verblijven, voortbewegen, zich oriënteren
en zich identificeren. Daarnaast is de mens toekomstgericht en maakt hij gebruik van
zijn omgeving in de vorm van grondstoffen, het klimaat en ecologische diensten. Daarmee
is bestendigheid het vijfde principe.
In de GOL is ruimtelijke kwaliteit ook gebruikt als middel in het proces om met alle
partijen gezamenlijk kansen te verkennen en ruimtelijke mogelijkheden te verbinden.
Het inzetten op ruimtelijke kwaliteit activeert en biedt aan ondernemers, burgers,
maatschappelijke organisaties en initiatiefnemers een handelingsperspectief.
Ruimtelijke kwaliteit in het plangebied
Vanaf de A59 is ter hoogte van de Baardwijkse Overlaat de landschappelijke overgang
van vijf verschillende landschapstypen, de landschapsentiteiten zichtbaar en waardevol.
Van de hoge zandgronden, via de Baardwijkse Overlaat en de bebouwde dekzandruggen
naar het open poldergebied van de Maas. Het aanwezige contrast tussen de openheid
van de Baardwijkse Overlaat en het rivierenlandschap en de meer besloten hoge, beboste
zandgronden van de Drunense duinen en de verstedelijkte dekzandruggen is nog goed
te zien.
In de loop van de tijd zijn de doorgaande lijnen en grote (landschappelijke) eenheden
echter verknipt geraakt door diverse ontwikkelingen en het aanleggen van verschillende
netwerkverbindingen. De barrièrewerking van deze netwerkverbindingen is door de jaren
heen versterkt, doordat ze verder zijn uitgegroeid en opgewaardeerd. Daarnaast zijn
er nieuwe lijnen toegevoegd haaks of dwars op de oorspronkelijke structuur. De oorspronkelijke
oost-westrichting in tracés en de bebouwingsvlakken is hierdoor weinig tot niet meer
leesbaar of herkenbaar. Ook de ontginningsrichting van de verkaveling is door ontwikkelingen
en herverkaveling grotendeels verloren gegaan.
Het plangebied is daardoor versnipperd en verrommeld geraakt. De samenhang is moeilijk
leesbaar, omdat het gebied niet meer als een eenheid wordt ervaren en beleefd.
De ambitie van de GOL is het waar mogelijk behouden of verhogen van de ruimtelijke
kwaliteit op en rond de A59 door de nog bestaande landschappelijke kenmerken en karakteristieken
te versterken. Het contrast tussen de hoge zandgronden en de Maas met tussenliggende
landschappelijke eenheden dient behouden te blijven. Ook de nog bestaande noord-zuidgeoriënteerde
groen/blauwe zones (doorsnijdingen) dienen behouden te blijven of versterkt te worden.
Versterking van de herkenning (en hiermee het imago) van de afzonderlijke kernen voorkomt
een omgeving waarin verschillende kernen opgaan in het geheel en daardoor niet als
zelfstandig herkenbaar zijn.
Daarbij geldt als ambitie de gebruikswaarde van het gebied te vermeerderen, de belevingswaarde te verhogen en de toekomstwaarde te vergroten: het creëren van een goede ruimtelijke kwaliteit.
In en naast het plangebied van de GOL liggen landbouwgronden. Deze liggen met name
tussen Waalwijk en Drunen, in zowel de Baardwijkse Overlaat als in de polder ten noorden
van de A59. Ten oosten van Vlijmen ligt een tweede landbouwgebied ten noorden van
knoop 45, in de Bokhovense en Biessertpolder. De agrarische percelen en bedrijven
zijn over het algemeen goed bereikbaar.
Voor landbouwverkeer in noord-zuid richting vormt de A59 een fysieke barrière met
name in de Baardwijkse Overlaat. De huidige tunnels onder de A59 in de Baardwijkse
Overlaat zijn te laag om grote landbouwvoertuigen door te kunnen laten. GOL heeft
de ambitie om deze barrière voor al het landbouwverkeer op te heffen. Ook is getracht
om het onttrekken van agrarische gronden voor de GOL en versnippering van agrarische
percelen tot een minimum te beperken, met dien verstande dat sommige doelen van de
GOL, zoals aanleggen randwegen en ecologische verbindingszones niet anders kan gebeuren
dan door het onttrekken van gronden aan de landbouw.
In en om het plangebied lopen diverse recreatieve fiets- en wandelroutes. Deze verbindingen
volgen hoofdzakelijk de waardevolle landschappelijk en cultuurhistorische structuren,
de dijken en oude historische linten in het Langstraat gebied. De routes maken het
plangebied in al zijn facetten beleefbaar.
Opvallend is dat het fietsnetwerk vooral aan de randen van de kernen gelegen is, en
geen gebruik maakt van het historische lint, de Langstraat zelf. Het recreatief fietsnetwerk
van de ANWB loopt met de knooppunten om de kernen heen, gebruik makend van de historische
dijken aan de zuidzijde en de oude lintdorpen Elshout en Haarsteeg aan de noordzijde.
Ertussen liggen enkele noord-zuid verbindingen: langs de Baardwijkse Overlaat over
de Heidijk en de Elshoutse Zeedijk en in het oosten over de Voordijk. Opvallend is
dat in de routing om het Engelermeer geen directe verbinding over de Gemeint heen
loopt.
Het wandelnetwerk is fijnmaziger en betreedt ook vaker het stedelijk weefsel. Er zijn
meer noord-zuid verbindingen, bijvoorbeeld onder de A59 door bij afslag 43.
Voor de GOL is de ambitie uitgesproken om de recreatieve waarde van het gebied te
versterken. De realisatie van de snelfietsroute (zie paragraaf 2.3.3) kan hier in grote mate aan bijdragen.
In het voorgaande hoofdstuk zijn de knelpunten van de huidige situatie aan bod gekomen. Ook zijn de ambities benoemd. Om de knelpunten op te lossen en de ambities te realiseren is het programma GOL opgesteld. Dit programma bevat een pakket aan maatregelen, dat deels al uitgevoerd is. De maatregelen die al zijn gerealiseerd, zijn:
In dit PIP zijn de overige ruimtelijke maatregelen opgenomen. Deze worden in dit hoofdstuk beschreven. Voordat wordt ingegaan op de afzonderlijke maatregelen, zal eerst kort worden ingegaan op het totaalbeeld van de GOL.
De GOL zorgt voor een betere leefbaarheid in de kernen, behoud van natuur en meer
mogelijkheden voor recreatie en economische activiteiten. Daarnaast verdwijnen op-
en afritten op de A59, wat tevens bijdraagt aan een betere doorstroming op deze snelweg.
Gevolg is een soepele doorstroming en een robuuste verkeersoplossing voor de lange
termijn.
Het creëren van ruimtelijke kwaliteit door ontsnippering en verbinding op tal van
gebieden moet straks leiden tot het ontstaan van vloeiende en ononderbroken lijnen
en vlakken voor allerhande menselijke gebruiksfuncties als ook voor flora en fauna.
De kwaliteit van de regio kan hierdoor per saldo op al deze facetten toenemen.
De maatregelen die onderdeel uitmaken van de GOL zijn samen te vatten tot de volgende
centrale elementen.
Het juiste verkeer op het juiste type weg in de hele regio
Dit betekent bovenregionaal doorgaand verkeer op de A59, regionaal en verkeer binnen
de kernen via een gebiedsontsluitingsweg (zoals een randweg of parallelweg) en verkeer
met een lokale bestemming via erftoegangswegen (wegen waarbij veelal sprake is van
een combinatie van langzaam en gemotoriseerd verkeer, meestal zonder gescheiden fietspaden).
Per saldo verbetert met deze scheiding de leefomgevingkwaliteit, omdat hiermee de
verkeersintensiteit in de kernen wordt gereduceerd en omdat de geluidseffecten langs
snelwegen en gebiedsontsluitingswegen beter gemitigeerd kunnen worden (met bijvoorbeeld
een geluidsscherm) dan langs erftoegangswegen.
Het regionale verkeer verleiden tot het gebruik van kwalitatief hoogwaardige
alternatieven
Dit moet worden bereikt door het verbeteren van het openbaar vervoer en de fietsroutes.
Hiertoe wordt een goede (deels bestaande) oost-west fietsverbinding tussen Waalwijk
en 's-Hertogenbosch vervolmaakt en opgewaardeerd tot snelfietsroute. Ook het realiseren
van een volledige (noord-zuid) fietsverbinding tussen Haarsteeg en Nieuwkuijk moet
hieraan bijdragen.
Het amoveren van vier van de negen aansluitingen op de A59 (Waalwijk - 's-
Hertogenbosch)
Hierdoor ontstaan er minder weefbewegingen van in- en uitvoegend verkeer en daarmee
is er minder kans op files. In de nieuwe situatie is geen sprake meer van onvolledige
aansluitingen.
Het realiseren van 2 robuuste ecologische verbindingszones
Het opheffen van de barrièrewerking van de A59 hangt hiermee samen. De ene ecologische
verbindingszone verbindt de Loonse en Drunense Duinen met de Maas door middel van:
De andere zone verbindt het gebied Moerputten/Vlijmens Ven met het Engelermeer/Sompen en Zooislagen door middel van een ecotunnel van 20 meter breed onder de A59 en een gemiddeld 25 meter brede ecologische verbinding langs de Voordijk.
Overigens zal door het gedeeltelijk openmaken van de spoordijk in de BO en de aanleg
van een fiets- en wandelbrug met daaronder een nieuw aan te leggen natuurzone de ecologische
waarde van de BO verder verhogen. Dit laatste gebeurt ook door gelijk ten oosten van
de Randweg Drunen hooiland met poelen aan te leggen.
Het vervolmaken van project HoWaBo
De bovengenoemde ecotunnel draagt tegelijkertijd bij aan het volledig maken van het
project HoWaBo. Onderdeel van HoWaBo zijn ook de nieuw aan te leggen randweg Vlijmen
die onderdeel gaat uitmaken van de compartimenteringskade en enkele noodzakelijke
kunstwerken voor waterbeheersing tijdens hoogwatersituaties.
Het verbeteren van verbindingen voor landbouwverkeer en recreatie
Behoud en realisatie van passagemogelijkheden voor al het landbouwverkeer en voor
recreatie ter plaatse van de A59 in noord-zuid richting en vice versa is een belangrijke
doelstelling, net als een betere (onderlinge) bereikbaarheid van recreatieve voorzieningen.
Voor landbouwverkeer (grote landbouwvoertuigen) komt een nieuwe onderdoorgang in de
Baardwijkse Overlaat.Het dichtmaken van de Heidijk biedt de mogelijkheid om wandelroutes
aan deze zijde van de Overlaat aan elkaar te verbinden.
Bij Vlijmen-oost komen fietsverbindingen van en naar het Engelermeer en een noord-zuidpassage
(struinpad) door de ecotunnel onder de A59.
Alle ruimtelijke maatregelen samengevat leiden tot het totaalbeeld zoals weergegeven
in de overzichtskaart (bijlage 2). Daarnaast zijn alle maatregelen gevisualiseerd
in een projectfilm, te bekijken op de GOL-projectwebsite (www.oostelijkelangstraat.nl) of door te klikken op onderstaande link.
![]() |
Projectfilm GOL, te bekijken via: https://www.youtube.com/watch?v=burNyL82LLI&feature=youtu.be |
De ruimtelijke maatregelen die zijn voorzien binnen het plangebied van PIP Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat - Oost/West worden hierna toegelicht. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de maatregelen.
![]() |
![]() |
Overzichtskaart ruimtelijke maatregelen GOL West (Bron: MER 2017) |
Aansluiting 38 (Waalwijk-Centrum) en 39 (Waalwijk-Oost)
De minder goede doorstroming van de A59 wordt deels veroorzaakt door het grote aantal
toe- en afritten vlak na elkaar. Er is er daarom voor gekozen om een aantal toe- en
afritten op de A59 af te sluiten. Als gevolg hiervan vervallen de aansluitingen 38
(Waalwijk-Centrum) en 39 (Waalwijk-Oost). In plaats hiervan wordt de huidige aansluiting
40 (Drunen-West) opgewaardeerd tot een volwaardige aansluiting, waarop hierna wordt
ingegaan. Zodra de volwaardige aansluiting 40 in gebruik wordt genomen, worden de
aansluitingen 38 en 39 gesloten.
Momenteel vindt er overleg plaats met Rijkswaterstaat over het open houden van de
aansluiting 38 (op en afrit) voor het openbaar vervoer en de hulpdiensten. Besluitvorming
hierover is nog niet afgerond. Dit PIP maakt het open houden voor aansluiting 38 voor
openbaar vervoer en de hulpdiensten niet onmogelijk. Indien hier toe wordt besloten
zullen binnen het plangebied bepaalde maatregelen worden getroffen in de uitvoeringssfeer
(andere belijning, bussluis, etc.).
![]() ![]() |
Afsluiting aansluiting 38 (Bron: NRD, 2015) |
![]() ![]() |
Afsluiting aansluiting 39 (Bron: NRD, 2015) |
Aansluiting 40 (Drunen-West)
Aansluiting 40 (Drunen-West) neemt de functie van de aansluitingen 38 en 39 over ten
behoeve van de ontsluiting van Waalwijk-Oost en Waalwijk-Centrum. Op dit moment zijn
deze aansluitingen onvolledig. Nu is er alleen een afrit voor verkeer komend vanaf
Waalwijk en een oprit voor verkeer richting Waalwijk. Het is de bedoeling om aansluiting
40 op te waarderen naar een volwaardige aansluiting voor verkeer in alle richtingen.
De aansluiting handelt in de nieuwe situatie dan al het verkeer af van de A59 naar
Waalwijk-Oost, Waalwijk-Centrum en Drunen-West en vice versa. Bij de dimensionering
van de (nieuwe) op- en afritten wordt rekening gehouden met de huidige normen op het
gebied van verkeersveiligheid.
![]() ![]() |
Aansluiting 40 (Bron: NRD, 2015) |
Noordelijke Parallelstructuur Waalwijk
Als gevolg van de afsluiting van aansluitingen 38 en 39 is de aanleg van een nieuwe
weg noodzakelijk om het verkeer van en naar Waalwijk-Oost en Waalwijk-Centrum zonder
nadelige gevolgen voor de kern af te blijven wikkelen. Er wordt daarom een nieuwe
weg aangelegd die ervoor zorgt dat het verkeer buiten de kern om wordt geleid. De
weg wordt aangesloten op aansluiting 40 en komt ten noorden van de A59 te liggen.
Hiermee krijgt de weg tevens een belangrijke ontsluitingsfunctie voor het industrieterrein
Waalwijk, inclusief het nieuwe industrieterrein Haven Acht.
Vanaf aansluiting 40 wordt een nieuwe brug over het Drongelens Kanaal gerealiseerd,
ongeveer 300 meter noordelijk van de bestaande snelwegbrug over het Drongelens Kanaal.
De weg loopt vervolgens parallel langs de noordzijde van de A59 en wordt aan de rand
van Waalwijk aangesloten op de Kloosterheulweg.
![]() ![]() |
Noordelijke Parallelstructuur Waalwijk |
Westelijke Randweg Drunen
De nieuwe en volledige aansluiting 40 biedt kansen voor een verbetering van de ontsluiting
van zowel Waalwijk als Drunen. Om hiervan te profiteren wordt, behalve de hierboven
beschreven aanleg van de noordelijke parallelstructuur in Waalwijk, ook op het grondgebied
van de gemeente Drunen een verbindingsweg aangelegd. Deze weg komt te liggen in het
gebied tussen Drunen en Waalwijk dat de Baardwijkse Overlaat wordt genoemd en verbindt
aansluiting 40 met de Overlaatweg. De Overlaatweg verbindt reeds in de bestaande situatie
Drunen-West en Waalwijk-Oost met elkaar. De verbindingsweg komt parallel te liggen
aan de Heidijk, op een afstand van circa 80 meter.
![]() ![]() |
Westelijke Randweg Drunen (Bron: NRD, 2015) |
Doortrekken Spoorlaan (aansluiting 40 - Kastanjelaan-West te Drunen)
De Spoorlaan vormt in Drunen een parallelweg ten zuiden van de A59. De weg fungeert
als een belangrijke ontsluitingsweg voor de kern. Tussen de Spoorlaan en aansluiting
40 is echter sprake van een ontbrekende schakel, doorgaand verkeer moet nu via de
Kastanjelaan-West en de Eindstraat de aansluiting 40 bereiken.
Door de aanleg van een verbindingsweg tussen aansluiting 40 en de Spoorlaan wordt
ervoor gezorgd dat (regionaal) verkeer niet langer gebruik hoeft te maken van de wegen
door de kern én de A59. De weg komt direct ten noorden van de voormalige Spoordijk
te liggen.
![]() ![]() |
Doortrekken Spoorlaan (Bron: NRD, 2015) |
Er komt een doorgaande snelfietsroute voor woon-, werk- en schoolverkeer tussen Waalwijk
en ’s-Hertogenbosch. Een snelfietsroute is een directe, brede fietsverbinding met
weinig obstakels, zoveel mogelijk voorrang voor fietsers en weinig hinder van ander
verkeer. Een snelfietsroute verleidt meer mensen om de fiets te nemen in plaats van
de auto, waardoor de doorstroming op de A59 verder verbetert.
Het tracé van de snelfietsroute loopt vanaf Waalwijk via het oude Spoortracé ten zuiden
van de A59 tot aan de Zeedijk in Drunen. Vanaf daar loopt de route ten zuiden van
de (verlengde) Spoorlaan verder in oostelijke richting, om uiteindelijk via bestaande
en nieuwe parallelwegen in 's-Hertogenbosch uit te komen. De fietsverbindingen lopen
deels over bestaande fietspaden (Spoortracé) en deels over nieuwe fietspaden.
![]() ![]() |
Fietsverkeerroutes Waalwijk-Oost / Drunen-West (Bron: MER, 2017) |
Algemeen
Zowel noordelijk als zuidelijk van de A59 liggen grote robuuste natuurkernen als de
Loonse en Drunense Duinen, Vlijmens Ven, Moerputten, Vughtse Gement, Sompen en Zooislagen,
Elshoutse Zeedijk en Hooibroeken en de Maasuiterwaarden. Eén van de opgaven binnen
de GOL is de realisatie van 2 ecologische verbindingen die de robuuste natuurgebieden
noordelijk en zuidelijk van de A59 in ecologisch opzicht met elkaar verbinden.
Op onderstaande kaartverbeelding zijn de verbindingen in GOL verband te realiseren in rood weergegeven.
![]() |
Eindbeeld ecologische verbindingszones Oostelijke Langstraat en omgeving. Rode verbindingszones worden gerealiseerd binnen de GOL, blauwe verbindingszones betreffen andere projecten c.q. zijn reeds gerealiseerd (Bron: Natuurmonumenten, 2016) |
Binnen het PIP West ligt de ecologische verbinding Drongelens Kanaal tussen Waalwijk en Drunen. Het droge systeem van de Loonse en Drunense Duinen, wordt via de dijken langs Drongelens Kanaal en de aansluitende dijken van de vroegere overlaatgebieden verbonden met de dijken langs de Maas. Het Drongelens Kanaal vormt zo een uiterst waardevol verbindende schakel die de aangrenzende natte en droge gebieden ecologisch met elkaar verbindt.
De Baardwijkse Overlaat wordt een doortrekplaats voor dieren. Daar is dit gebied ook
voor bedoeld (dus niet voor verblijfplaats van dieren)
Vanwege het intensieve landbouwkundig gebruik in de Baardwijkse Overlaat en het belang
van een goed functionerende ecologische verbindingszone op deze plek is gekozen voor
een robuust aangezette verbindingszone. Dit doet recht aan het regionale belang van
deze verbindingszone voor de ontsluiting van aangrenzende gebieden uit het natuurnetwerk.
De opgave voor de verbindingszone door de Baardwijkse Overlaat betreft het verbinden
van natte en droge ecologische systemen. Gidssoorten voor deze brede ecologische verbindingszone
zijn ree, bever, otter, das, waterspitsmuis, dwergmuis, hermelijn, wezel, vleermuizen,
insecten waaronder diverse vlinder- en sprinkhanensoorten, herpetofauna soorten waaronder
in ieder geval de kamsalamander en de poelkikker, en flora soorten van droge gemeenschappen
als glanshaververbond en stroomdalgrasland.
Om de nieuw aan te leggen verbindingszone tussen het Drongelens Kanaal en de Elshoutse
Zeedijk (de EVZ Baardwijkse Overlaat) optimaal voor een breed spectrum aan soorten
te laten functioneren, dient deze ingericht te worden als volwaardig leefgebied, speciaal
voor die doelsoorten die minder mobiel zijn zoals insecten en amfibieën. De gekozen
doelsoorten vereisen ook hier een robuust netwerk met poelen, struweel, en rietoevers
in een kruiden- en faunarijk grasland.
Ecologische verbindingszone Drongelens Kanaal
De eerste stap in het creëren van de ecologische verbindingszone is reeds gezet: Rijkswaterstaat
heeft in 2016 de snelwegbrug vervangen door een nieuwe brug. Deze is 36 meter langer
dan de oude brug. Ook is de waterkering langs de oostzijde van het Drongelens Kanaal
plaatselijk naar het oosten verschoven. Hiermee is ruimte gecreëerd voor de verbindingszone.
Bedoeling is dat er langs het Drongelens Kanaal een ecopassage van 600 meter lang wordt gerealiseerd, die zowel onder de nieuwe brug in de A59 als de nieuwe brug bedoeld voor de noordelijke parallelstructuur Waalwijk door loopt. De ecopassage wordt een natuurlijk ingerichte robuuste oever die ook de kering omvat en loopt van de insteek tot het raster achter de dijk.
![]() |
Nieuwe snelwegbrug Drongelens Kanaal met ruimte voor de ecologische verbindingszone, gezien vanuit het noorden (Bron: Google Maps, 2016) |
De ecopassage onder de rijksweg zal naar de noord- en naar de zuidzijde worden uitgebreid en ingericht tot een lange ecologische verbindingszone. Ten noorden van de A59 zal de verbindingszone naar het oosten afbuigen en daar aansluiten op de natuurgebieden langs de Elshoutse Zeedijk (EVZ Baardwijkse Overlaat). Aan de zuidzijde zal de verbindingszone aansluiten op de ecologische verbindingszone van het Drongelens Kanaal.
Aan weerszijden van de A59 worden rasters aangebracht om de ecopassage te kunnen laten functioneren.
![]() ![]() |
Ecologische verbindingszone langs Drongelens Kanaal, inclusief oost-west verbinding Elshoutse Zeedijk (Bron: NRD, 2015) |
Er komt een ecoduiker onder de Overlaatweg (kleine faunatunnel). Deze mitigeert de barrièrewerking door de toename aan verkeer op de Overlaatweg voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën (doelsoorten bever, das, kamsalamander en otter).
Voor het ree worden de volgende maatregelen genomen:
De ecologische verbindingszone Baardwijkse Overlaat
De EVZ Baardwijkse Overlaat wordt robuust vormgegeven. De breedte varieert van 40
tot 120 meter.
Ecologische verbindingszone Heidijk
Volgens het provinciaal beleid is er ook langs de Heidijk een EVZ gelegen. Slechts
een deel van deze verbinding langs de kern van Drunen is gerealiseerd. Sommige delen
ontbreken nog.
Ooit was het de bedoeling aan de oostzijde van de Baardwijkse Overlaat onder of over
de A59 een doorgang te maken met een direct aan de noordzijde van de A59 gelegen verbinding
naar het Drongelens Kanaal. Voortschrijdend inzicht heeft er toegeleid, dat er inmiddels
een onder doorgang voor de EVZ is gemaakt onder de A59 aan de westzijde van de Baardwijkse
Overlaat direct langs het Drongelens Kanaal. De verbinding met de Elshoutse Zeedijk
is nu op een grotere afstand van de A59 geprojecteerd (EVZ Baardwijkse Overlaat).
Besloten is om een groot deel van de Heidijk als EVZ te behouden. Alleen daar waar
deze EVZ de maatregelen van de GOL kruist Verlengde Spoorlaan) zal de EVZ verdwijnen.
Ter hoogte van de Eindstraat zal de Heidijk worden hersteld. Dit deel krijgt in het
PIP GOL West als onderdeel van het NNB de bestemming 'Natuur' met de dubbelbestemming
'overige zone - NNB'.
Overige maatregelen natuur
Naast de aanleg van de ecologische verbindingszones zal ook nog de volgende natuur
worden ontwikkeld om de ecologische waarden van de BO verder te verhogen:
Alle percelen in de Overlaat blijven voor landbouwverkeer goed bereikbaar. Landbouwverkeer
kan via de bestaande tunnel onder de A59 van noord naar zuid rijden en omgekeerd.
Hiertoe wordt ten noorden van de A59 een weg aangelegd, dat de tunnel verbindt met
de Kampgraafweg. De bestaande tunnel onder de A59 via de Heidijk is niet hoog genoeg
voor dit type voertuigen. Autoverkeer door de tunnel via de Zeedijk is niet meer mogelijk.
Deze wordt alleen nog geschikt gemaakt voor langzaam verkeer. De woningen aan de Zeedijk
direct ten noorden van de tunnel blijven bereikbaar voor de auto en voor landbouwverkeer
via de tunnel onder de A59 richting de Kampgraafweg of via de (verlengde) Spoorlaan
en de Elshoutseweg.
Ten zuiden van de spoordijk heeft het landbouwverkeer twee mogelijkheden: direct langs
de nieuwe ontsluiting Drunen-west of via de bestaande onderdoorgang bij de Overstortweg.
Landbouwverkeer kan hierdoor via verschillende opties direct bij ieder perceel komen.
![]() ![]() |
Landbouwverkeerroutes Waalwijk-Oost / Drunen-West (Bron: MER, 2017) |
De ontwikkeling heeft een beperkte invloed op de bestaande recreatieve fietsroutes. De fietsroutes lopen langs/over de dijken van de Overlaat en over de Spoordijk. Deze worden functioneel niet aangetast, maar wel in beleving verbeterd. Zo krijgt fietsknooppunt 14 (kruising van de Heidijk met de spoordijk) als onderdeel van de entree van Drunen een prominente plek. De wandelroutes in en rondom de Baardwijkse Overlaat worden functioneel niet aangetast. Het dichtmaken van de Heidijk biedt de mogelijkheid om wandelroutes aan deze zijde van de Overlaat aan elkaar te verbinden. Verder zal de bestaande Overstortweg rustiger worden en daarmee ook geschikter voor recreatieverkeer. Tenslotte zal door het gedeeltelijk openmaken van de spoordijk de mogelijkheid ontstaan om te wandelen in de nieuw aan te leggen natuurzone onder de nieuwe fiets- en wandelbrug.
De ruimtelijke maatregelen die zijn voorzien binnen het plangebied van inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat - Oost/West, worden hierna toegelicht. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de maatregelen.
![]() |
![]() |
Overzichtskaart ruimtelijke maatregelen GOL Oost (Bron: MER) |
Aansluiting 43 (Nieuwkuijk)
Aansluiting 43 en de wegenstructuur in de directe omgeving zal worden aangepast. Bij
de keuze tussen twee verschillende varianten heeft de Stuurgroep GOL op 9 december
2016 geadviseerd om de variant 'verlegde toe- en afrit' te realiseren. Hierbij wordt
de zuidelijke op- en afrit van aansluiting 43 in oostelijke richting verplaatst naar
de omgeving van het bedrijventerrein Nassaulaan. De afrit komt hiermee niet langer
uit op de rotonde Spoorlaan/Jonkheer de la Courtstraat, zodat deze rotonde wordt ontlast.
Verkeer vanuit Nieuwkuijk dat de A59 richting 's-Hertogenbosch op wil zal nog wel
gebruik blijven maken van de rotonde. De nieuwe op- en afrit wordt namelijk ontsloten
via een parallelweg, die in het westen aansluit op de rotonde (ter plaatse van de
huidige oprit) en in het oosten uitkomt op de Vendreef (zie ook paragraaf 3.4.2).
![]() ![]() |
Nieuwe wegenstructuur aansluiting 43 (Bron: NRD, 2015) |
Aansluiting 44 (Vlijmen)
De minder goede doorstroming van de A59 wordt deels veroorzaakt door het grote aantal
toe- en afritten vlak na elkaar. Er is er daarom voor gekozen om een aantal toe- en
afritten op de A59 af te sluiten. Als gevolg hiervan vervalt de aansluiting 44 (Vlijmen).
In de nieuwe situatie zal de ontsluiting van Vlijmen-Oost volledig plaatsvinden via
aansluiting 45 (Ring 's-Hertogenbosch-West), die hiervoor wordt aangepast en waarop
hierna wordt ingegaan. Zodra de aangepaste aansluiting 45 in gebruik wordt genomen,
wordt aansluiting 44 gesloten.
![]() ![]() |
Afsluiting aansluiting 44 (Bron: NRD, 2015) |
Aansluiting 45 (Ring 's-Hertogenbosch - West)
Aansluiting 45 (Ring 's-Hertogenbosch - West) neemt ten behoeve van de ontsluiting
van Vlijmen de functie van aansluiting 44 over. Mede in verband met de realisatie
van Randweg Vlijmen-Oost (zie paragraaf 3.4.2) wordt ook aansluiting 45 aangepast. De aansluiting van de nieuwe Randweg Vlijmen-Oost
wordt vormgegeven als kruispunt, voorzien van verkeerslichten.
![]() ![]() |
Aansluiting 45 (Bron: NRD, 2015) |
Parallelstructuur Nieuwkuijk
Er wordt aan de zuidzijde van de A59 een nieuwe parallelweg gerealiseerd, die vanaf
de rotonde Spoorlaan/Jonkheer de la Courtstraat tot aan de Vendreef loopt. Ter hoogte
van bedrijventerrein Nassaulaan sluit de parallelweg aan op de nieuwe op- en afrit
van aansluiting 43. Voor de aansluiting op de Vendreef wordt de bestaande kruising
omgebouwd naar een rotonde.
De parallelweg wordt in het westelijk deel uitgevoerd als éénrichtingsweg. Dit houdt
in dat de weg alléén vanaf de rotonde Spoorlaan/Jonkheer de la Courtstraat toegankelijk
is. Voor het oostelijk deel, vanaf de op- en afrit van de snelweg, is de parallelweg
tweebaans. Dit betekent dus dat de rotonde bij de Vendreef zowel verkeer richting
de A59 als komend vanaf de A59 verwerkt. De ontsluiting van de bestaande aanwezige
bedrijven aan de huidige Parallelweg blijft verzekerd, onder meer door de aanleg van
een extra lus.
![]() ![]() |
Parallelstructuur Nieuwkuijk (Bron: NRD, 2015) |
Randweg Vlijmen-Oost
De bestaande knelpunten in Vlijmen én toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, zoals
woningbouw, maken de aanleg van een randweg aan de oostkant van Vlijmen noodzakelijk.
De Randweg Vlijmen komt te liggen tussen aansluiting 45 en een rotonde die de verbinding
vormt met de Vijfhoevenlaan.
Het tracé van de Randweg is geprojecteerd aan de westzijde van de weg De Gemeint.
De Gemeint blijft gehandhaafd voor bestemmingsverkeer en langzaam verkeer. Ter hoogte
van de Vijfhoevenlaan wordt een rotonde gerealiseerd met aansluitingen op de Vijfhoevenlaan,
de Engelenseweg in beide richtingen en de Voorste Zeedijk.
De Randweg zal tevens dienen als compartimenteringskade in het waterbergingsgebied.
Daarom zal de weg worden aangelegd op een kleine verhoging in het landschap. In deze
verhoging worden voorzieningen aangebracht om (in geval van hoog water) het water
te kunnen sturen.
Het zuidelijk deel van de randweg vanaf de aansluiting 45 tot aan de Vijfhoevenlaan
is nieuw en krijgt een 80 km/u regime. Het noordelijk deel van de randweg vanaf de
Vijfhoevenlaan via de Voorste Zeedijk en De Bellaard naar de Tuinbouwweg wordt opgewaardeerd
en krijgt een 60 km/u regime.
![]() ![]() |
Randweg Vlijmen-Oost (Bron: NRD, 2015) |
Er komt een doorgaande snelfietsroute voor woon-, werk- en schoolverkeer tussen Waalwijk en ’s-Hertogenbosch. Een snelfietsroute is een directe, brede fietsverbinding met weinig obstakels, zoveel mogelijk voorrang voor fietsers en weinig hinder van ander verkeer. Een snelfietsroute verleidt meer mensen om de fiets te nemen in plaats van de auto, waardoor de doorstroming op de A59 verder verbetert.
De route loopt vanuit Waalwijk (in eerste instantie via het oude Spoortracé) via bestaande en nieuwe parallelwegen ten zuiden van de A59, om uiteindelijk in 's-Hertogenbosch uit te komen. De route wordt ook ingepast in de nieuwe parallelstructuur Nieuwkuijk.
Daarnaast sluit de fietsroute aan op een verbeterde fietsverbinding door de nieuwe wijk Geerpark en langs de Abt van Engelenlaan. Ook Elshout en Haarsteeg krijgen zo goede aansluitingen met Nieuwkuijk.
De fietsverbindingen worden hoofdzakelijk op en langs bestaande wegen gerealiseerd. Hiernaast worden op verschillende andere locaties, gekoppeld aan wegaanpassingen, fietspaden aangelegd.
![]() ![]() |
Fietsverkeerroutes Nieuwkuijk (Bron: MER, 2017) |
![]() ![]() |
Fietsverkeerroutes Vlijmen-Oost (Bron: MER, 2017) |
Natuurinrichting Vlijmen-Oost
De klimaatbuffer verbindt op zijn beurt het hoogwaterbergingsgebied rondom het Engelermeer
met het hoogwaterbergingsgebied rondom het natuurgebied de Moerputten. Beide gebieden
zijn nog in ontwikkeling en vormen straks samen het HoogWaterbergingsgebied 's-Hertogenbosch,
kortweg HoWaBo. Zowel in de klimaatbuffer als in de HoWaBo worden waterberging, natuurontwikkeling,
agrarisch gebruik en recreatie gecombineerd.
![]() |
Onderlinge samenhang tussen HoWaBo, klimaatbuffer en ecologische zone (Bron: MER, 2017) |
Langs de Voordijk komt een ecologische verbindingszone, die de klimaatbuffer verbindt met het natuurgebied Sompen en Zooislagen ten noorden van de Inlaatdijk. Deze robuuste zone kent drie ecoduikers (inclusief) geleidende voorzieningen ter hoogte van de Meliestraat, Vijfhoevenlaan en De Bellaard. Hier komen bruggen met doorlopende oevers.
![]() ![]() |
Ecologische zone Vlijmen-Oost (Bron: NRD, 2015) |
De nieuwe randweg heeft een barrièrewerking o.a. voor het ree. Deze barrièrewerking wordt opgeheven door:
Ecotunnel Vlijmen-Oost
Een belangrijke schakel in de verbinding van de natuur- én waterbergingsgebieden ten
noorden en ten zuiden van de A59 vormt de ecotunnel 'Vlijmen-Oost'. Deze komt onder
de A59 tussen de (op te heffen) aansluiting 44 en aansluiting 45. Om de onderdoorgang
mogelijk te maken zal de rijksweg ongeveer een meter worden opgetild. De ecotunnel
wordt 20 meter breed en krijgt een doorgangshoogte van 2,4 m. De tunnel wordt toegankelijk
voor wandelaars. Ter hoogte van de tunnel komt een natuurlijke lichtstrook in de middenberm
van de snelweg A59, zodat er licht in de ecotunnel valt.
Aan weerszijden van de A 59 vindt uitrastering plaats om de ecotunnel goed te kunnen laten functioneren.
![]() ![]() |
Ecotunnel (Bron: NRD, 2015) |
Behalve dat de nieuwe ecotunnel de ontbrekende schakel vormt in het project HoWaBo, zijn er nog meer maatregelen in GOL voorzien die bijdragen aan de realisatie van HoWaBo. Zo heeft de nieuwe Randweg behalve een verkeersfunctie ook een functie als compartimenteringskade, ofwel een begrenzing van het waterbergingsgebied. Daarnaast komen er in de Randweg, Gemeint en Engelense weg kunstwerken ten behoeve van regulering van water tijdens het gebruik van het waterbergingsgebied.
De bereikbaarheid van de percelen in de Biessertpolder en ten zuiden van het Engelermeer blijft voor landbouwverkeer in stand. Aan de oostzijde van de Randweg kan het verkeer gebruik maken van het fietspad met rabatstroken, aan de westzijde van een gedeelte van de Gemeint en van het fietspad aan de teen van de Randweg. Het landbouwverkeer van oost naar west over de Biessertweg is niet meer mogelijk.
![]() ![]() |
Landbouwverkeerroutes Vlijmen-Oost (Bron: MER, 2017) |
De fietsroutes bij Vlijmen Oost blijven intact. Door de ontwikkeling is er bij Vlijmen
Oost in het fietsknooppuntennetwerk tussen fietsknoop 43 (bij de Meliestraat) en 56
(Meerheuvelweg) een extra route mogelijk direct langs het Engelenmeer. Aan de oostzijde
van Randweg Vlijmen komt namelijk tussen deze weg en het Engelenmeer een nieuw fiets-
en voetpad. Dit nieuwe fietspad is aangesloten op het 'rondje fietsen' om het Engelenmeer.
Bij aansluiting 45 wordt de wandelroute over de Gemeint opgeknipt. Hier zijn echter
wel verschillende alternatieve routes over de nieuwe fietspaden mogelijk.
Een stukje verderop in westelijke richting wordt een nieuwe onderdoorgang voor wandelaars
gecreëerd, in de vorm van de ecotunnel ten westen van aansluiting 44 onder de A59.
Hiermee wordt het mogelijk vanuit Vlijmen onder de A59 naar de Moerputten te lopen.
Eén van de ambities in de GOL is om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied Oostelijke
Langstraat te versterken (zie paragraaf 2.3.6). De GOL-maatregelen moeten leiden tot een vermeerdering van de gebruikswaarde, een
verhoging van de belevingswaarde en een vergroting van de toekomstwaarde van het gebied.
Vanuit dit kader is een Ruimtelijk Kwaliteitsplan (RKP) opgesteld dat zich richt op
de gehele GOL. Onderdeel hiervan vormt een uitgebreide analyse, om te komen tot kernkwaliteiten
en ontwerpprincipes. Deze zijn vervolgens toegepast in het Ruimtelijk Ontwerp (RO),
waarin per deelgebied van de GOL een gedetailleerde weergave van de ruimtelijke transities
is opgenomen.
Het RKP en het RO worden in paragraaf 4.2 en 4.3 kort toegelicht. De volledige documenten zijn opgenomen als bijlage 4 en 5.
In paragraaf 4.4 is aangegeven hoe het RO en het RKP zijn geborgd in dit inpassingsplan en vertaald in de juridische regeling van inpassingsplan "Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat - Oost/West".
Het RKP richt zich op de gehele GOL en zijn omgeving en vormt de basis voor een eenduidige
ruimtelijke kwaliteit in het gehele gebied. Het RKP heeft in eerste instantie de huidige
natuurlijke, (cultuur)historische en geografische gesteldheid van het gebied in kaart
gebracht. Op basis van deze analyse heeft een waardering plaatsgevonden, waaruit de
kernkwaliteiten van het gebied zijn geformuleerd. Vervolgens zijn in het RKP uitgangspunten
en ontwerpprincipes opgesteld voor de verschillende deelgebieden.
In het RKP is een uitgebreide visie opgenomen over de wijze waarop de ruimtelijke
kwaliteit het best kan worden versterkt. De voorgestelde visie bestaat uit de volgende
vijf pijlers:
Het RKP bevat ook specifieke ontwerpprincipes en uitgangspunten voor de kunstwerken
in de deelgebieden. Onder kunstwerken worden infrastructurele elementen zoals bruggen,
tunnels en dijken/taluds verstaan, maar ook geluidsschermen, verlichting en bebording.
De ontwerpprincipes voor de kunstwerken in de Baardwijkse Overlaat hebben een duidelijke
landschappelijke en cultuurhistorische relatie en deze is daarom ook zichtbaar in
de uitwerking van de kunstwerken. In de Biessertpolder rondom Vlijmen wordt juist
een eenvoudige en doelmatige opzet van de kunstwerken nagestreefd.
Op 9 december 2016 heeft de Stuurgroep GOL een advies gegeven over de te realiseren
variant voor de westelijke randweg Drunen in de Baardwijkse Overlaat. Geadviseerd
is te kiezen voor een ligging parallel aan de Heidijk in combinatie met het gedeeltelijk
‘open maken van de oude spoordijk’. Het gedeeltelijk openmaken van deze spoordijk
biedt de mogelijkheid het historische verhaal van de Overlaat op een goede manier
te laten zien en een nieuw cultuurhistorisch ‘icoon’ in het gebied te creëren.
Het volledige RKP is als bijlage 4 opgenomen. Om in één oogopslag inzicht te krijgen
in de belangrijkste ontwerpprincipes in het gebied, is de overzichtskaart in de laatste
paragraaf van het document een handig hulpmiddel.
Het RKP bevat de algemene uitgangspunten en ontwerpprincipes die voor de GOL gelden.
Door gedetailleerder naar de plek te kijken is ingezoomd naar ontwerpprincipes op
bepaalde deelgebieden. Deze zijn ruimtelijk vertaald in het Ruimtelijk Ontwerp (RO).
Het RO legt de nadruk op de verbeeldingen en verwoordingen van de te nemen ruimtelijke
maatregelen. Het RO is één van de uitgangspunten voor het wegontwerp.
Aan het RO hebben de volgende uitgangspunten ten grondslag gelegen:
Door deze verscheidenheid aan uitgangspunten is een integraal RO tot stand gekomen.
In het RO komen diverse aspecten bij elkaar, zoals landschap, cultuurhistorie, ecologie,
water, etcetera. Met de in het RO opgenomen ruimtelijke maatregelen worden bestaande
landschappelijke eenheden, structuren en elementen zo veel mogelijk behouden. Tegelijkertijd
wordt er hiermee voor gezorgd dat het effect van de nieuwe infrastructuur op het landschap
beperkt is. Zo zijn de Baardwijkse Overlaat en de Bokhovense- en Biessertpolder zoveel
mogelijk in hun waarde gelaten en worden daar nieuwe cultuur- en landschapswaarden
gecreëerd.
Voor de volledige weergave van het ruimtelijk ontwerp, gedetailleerd uitgewerkt en
toegelicht per deelgebied, wordt verwezen naar het document dat als bijlage 5 is opgenomen.
Zoals hierboven is aangegeven, komen in de RO's diverse aspecten bij elkaar, zoals landschap, cultuurhistorie, ecologie, water, etc. In het RKP is nader ingegaan op vormgeving van kunstwerken, zoals bruggen en viaducten, en van geluidwerende voorzieningen. Aspecten die ruimtelijk relevant zijn in de zin van de Wro kunnen in het PIP worden geborgd. Aspecten, die dat niet zijn, zoals vormgeving van bouwwerken kunnen (soms) op een andere wijze worden geborgd. Het kan ook zijn dat gekozen wordt om bepaalde uitgangspunten te zien als kaders, die meegegeven worden voor de nadere uitvoering van bepaalde werken.
In de paragrafen 6.3.1, 6.3.2 en 6.3.3 wordt het relevante beleid en de relevante regels uit de Verordening Ruimte op een rij gezet voor de GOL. Delen van de GOL liggen in gebieden, waar de provincie specifiek beleid ontwikkeld heeft op het gebied van natuur, landschap, water en cultuurhistorie heeft. In deze gebieden is het beleid gericht op het treffen van maatregelen en het doen van investeringen gericht op:
In het RKP en in de RO's zijn deze maatregelen verwerkt. Het provinciaal beleid schrijft ook voor dat deze maatregelen geborgd worden, zodat ze ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Hieronder zullen zowel de maatregelen als de borging op een rij worden gezet. Wel is het soms lastig om bijvoorbeeld maatregelen voor natuur, landschap en cultuurhistorie uit elkaar te halen, omdat deze veel met elkaar te maken hebben en elkaar beïnvloeden. Investeringen in natuur, cultuurhistorie en/of landschap zijn tegelijkertijd ook een investering in ruimtelijke kwaliteit.
Maatregelen en borging zorgvuldig ruimtegebruik, goede landschappelijke
inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst
Allereerst geldt dat het PIP de landschappelijke inpassing van de GOL-maatregelen
niet in de weg staat. Doordat binnen alle bestemmingen de functie groen is toegestaan.
In het achtergrondrapport 'Landschap, Recreatie en Landbouw' wordt in paragraaf 10.1.2
nader ingegaan op de landschappelijke inpassing en te nemen mitigerende maatregelen.
Dit is terug te vinden op de RO's.
Voor de Baardwijkse Overlaat is openheid in het middengebied het uitgangspunt in combinatie
met het versterken van de randen met beplanting zodat het contrast tussen de open
Overlaat en zijn omgeving groter wordt. In de regels van de bestemming 'Verkeer' is
de bepaling opgenomen in artikel 5.1 sub g dat in het open binnengebied van de Baardwijkse Overlaat geen hoog opgaande
beplanting is toegestaan die de openheid in de Overlaat aantast. Een uitzondering
hierop is zuidzijde van de spoordijk, waar het bestaande waar mogelijk groen blijft
staan (zeker bij de dassenburcht) en ook is toegestaan.
Ter versterking van de oost-west relatie is het gedeeltelijk open maken van de bestaande
spoordijk (Halve zolenlijntje) een goede maatregel. Hiermee wordt de buffer tussen
Drunen en Waalwijk door middel van een bebouwd element benadrukt. Door het open maken
van de spoordijk lijkt het landschap ten noorden en ten zuiden van het nieuwe brugdeel
door te lopen, en wordt zo de eenheid aan de zuidzijde van de A59 deels hersteld.
Binnen de bestemming 'Verkeer' is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat het
Halve zolenlijntje een gedeeltelijk open constructie (in de vorm van een fiets- en
wandelbrug) dient te hebben (artikel 5.3.3).
Als bijlage bij deze toelichting is een architectonisch ontwerp gevoegd (bijlage 23).
Dit ontwerp geldt als uitgangspunt en leidraad voor de aanpassingen aan en de aanleg
van de spoordijk/spoorbrug, met als doel een nieuw cultuurhistorisch icoon aan de
Baardwijkse Overlaat toe te voegen, waarmee een barrière in het landschap (noord-zuid)
tot het verleden gaat behoren. Hieronder zijn afbeeldingen uit deze bijlage ingevoegd
ter illustratie.
![]() |
|
![]() |
|
![]() |
|
Uitsnedes architectonisch ontwerp aanpasingen spoordijk/spoorbrug (Bron: ipv Delft) |
Vanuit de wenselijke afleesbaarheid van de bijzondere watergeschiedenis van het gebied
en de betekenis van de Heidijk daarin wordt een deel van deze dijk hersteld ter hoogte
van de Eindstraat. Zo wordt hier de structuur hersteld. Er is sprake van een duidelijke
kwaliteitsimpuls. Verder krijgt de Heidijk beplanting. Het contrast tussen de dijk
en de openheid van de Overlaat wordt hiermee benadrukt. Ter hoogte van de verlengde
Spoorlaan ontstaat een poortwerking. Drunen krijgt vanaf de A59 een groene entree.
Daarnaast wordt tussen de Heidijk en de nieuwe randweg Drunen een gebied ingericht
als hooiland met poelen. Deze zone kan tijdelijk natter zijn bij hoge waterstanden.
In een later stadium wordt dit nog uitgewerkt. Deze zone heeft de bestemming 'Groen'
gekregen (zie artikel 3). Door de inrichting als hooiland met poelen krijgt dit gebied ook een belangrijke
ecologische functie.
Verder zal de uitvoerder van het werk via de aanbestedingsovereenkomst verplicht worden
de investeringen in het landschap bij het verder uitwerken van de plannen mee te nemen.
Daarnaast zullen specifieke eisen worden opgenomen in een Klanteisen Specificatie
(KES), onderdeel van de aanbestedingsstukken.
Op de verbeelding is de gebiedsaanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' opgenomen op gronden die in de Verordening Ruimte als zodanig zijn aangegeven (artikel 23.3). Het betreft de hele Baardwijkse Overlaat (tenzij de aanduiding NNB_ecologische verbindingszone geldt). Deze zone heeft onder andere betrekking op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van landschappelijke waarden en kenmerken. Dit is nog een extra borging boven de hier boven genoemde regelingen gericht op de toekomst, nadat de GOL-maatregelen zijn gerealiseerd.
In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de cultuurhistorische waarden. De maatregelen
die daar genoemd worden zijn ook gericht op zuinig ruimtegebruik en zorgen voor ruimtelijke
kwaliteitswinst.
Maatregelen en borging cultuurhistorie
In paragraaf 7.8.3 wordt ingegaan op de cultuurhistorische waarden binnen de Baardwijkse Overlaat. Allereerst
zijn deze beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie (artikel
17). Deze bestemming is gelegd op de gronden, die als cultuurhistorisch vlak zijn aangewezen
in de Verordening ruimte. Bepaald wordt dat de cultuurhistorische en aardkundige waarden
van dit gebied niet onevenredig worden aangetast. Deze dubbelbestemming ziet ook op
bescherming van de overige cultuurhistorische waarden, zoals de spoorbrug in de Baardwijkse
Overlaat.
De beoogde GOL-maatregelen tasten de cultuurhistorische waarden niet onevenredig aan
en versterken op bepaalde punten deze waarden door:
Maatregelen en borging ecologie
De GOL heeft ook betrekking op de aanleg van ecologische verbindingszones. Dit is
allereerst geborgd door het opnemen van twee gebiedsaanduidingen 'Overige zone -
attentiegebied Natuur Netwerk Brabant en 'Overige zone - Natuur Netwerk Brabant' conform de Verordening ruimte.
Daarnaast heeft het Natuur Netwerk Brabant (EVZ Drongelens Kanaal en EVZ Baardwijkse Overlaat) de bestemming 'Natuur' gekregen en, daar waar andere bestemmingen worden gekruist, een specifieke functie-aanduiding. Ook de herstelde Heidijk is bestemd tot natuur.
Onder de Overlaatweg komt een faunapassage. Deze is door middel van een specifieke aanduiding ook als zodanig bestemd.
Het Waterschap Aa en Maas heeft inmiddels het Projectplan EVZ Drongelens kanaal vastgesteld. Dit plan in te vinden op internet. Hiermee is de aanleg, het beheer en instandhouding van deze ecologische verbindingszone voldoende geborgd.
Voor de EVZ Baardwijkse Overlaat is inmiddels een streefbeeld bekend. Dit streefbeeld is als bijlage 32 bij deze toelichting gevoegd. Zij maakt ook onderdeel uit van de regels van dit inpassingsplan, zodat de doelsoorten en inrichtingsdoelen zijn vastgelegd. Een nadere uitwerking van dit streefbeeld vindt momenteel plaats. Zowel aanleg, beheer en instandhouding is een verantwoordelijkheid van provincie, gemeenten en waterschap. Hierover zijn onderling afspraken gemaakt. De gronden zijn in eigendom van de overheid en hiervoor zijn gelden vrijgemaakt in de vastgestelde begrotingen. Daarmee is de uitvoerbaarheid van de aanleg, maar ook de inrichting, het beheer en de instandhouding voldoende geborgd.
Wat betreft de EVZ Heidijk dient de inrichting, beheer en instandhouding gericht te
zijn op de doelsoorten das, insecten/vlinders en amfibieën. Zowel aanleg, beheer en
instandhouding is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Hierover zijn onderling
afspraken gemaakt. De gronden zijn in eigendom van de overheid en hiervoor zijn gelden
vrijgemaakt in de vastgestelde begroting. Daarmee is de uitvoerbaarheid van de aanleg,
maar ook de inrichting, het beheer en de instandhouding voldoende geborgd.
De gronden direct ten oosten van de Randweg Drunen, langs de spoordijk en onder de
nieuwe spoorbrug krijgen ook een belangrijk ecologische functie. Deze gronden maken
geen deel uit van de NNB en daarom hebben ze een meer algemene bestemming Verkeer
of Groen gekregen, waarbinnen aanleg en behoud van natuur ook mogelijk is. In artikel
3.1 sub g is expliciet bepaald, dat de gronden ten oosten van de Randweg Drunen bestemd
zijn voor hooiland met poelen.
Maatregelen en borging water
In paragraaf 7.10 wordt ingegaan op het aspect water. De wateraspecten worden in dit PIP als volgt
gewaarborgd:
Borging vormgeving kunstwerken en geluidwerende voorzieningen
In paragraaf 4.6 van het RKP wordt ingegaan op de vormgeving van kunstwerken en geluidwerende
voorzieningen.
Het RKP zal gevoegd worden bij de aanbestedingsstukken. De uitvoerder zal via de aanbestedingsovereenkomst verplicht worden paragraaf 4.6 als uitgangspunt te nemen bij het verder uitwerken van de plannen. Daarnaast zullen specifieke eisen worden opgenomen in een Klanteisen specificatie (KES), onderdeel van de aanbestedingsstukken.
Op deze wijze is de vormgeving van kunstwerken en geluidwerende voorzieningen in voldoende mate geborgd.
Maatregelen en borging zorgvuldig ruimtegebruik, goede landschappelijke
inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst
Allereerst geldt dat het PIP de landschappelijke inpassing van de GOL maatregelen
niet in de weg staat. Doordat binnen alle bestemmingen de functie groen is toegestaan.
In het achtergrondrapport 'Landschap, Recreatie en Landbouw' wordt in paragraaf 10.1.1 nader ingegaan op de landschappelijke inpassing en te nemen mitigerende maatregelen, zoals deze ook zijn terug te vinden op de RO's.
De grootste ingreep in het landschap is de aanleg van de nieuwe randweg met nieuwe aansluitingen op het bestaande wegennet. Bij de situering hiervan is gepoogd de aantasting van het landschap zo gering mogelijk te laten zijn door de randweg zo dicht mogelijk bij het Engelermeer te projecteren en zo goed mogelijk aan te sluiten op de bestaande wegenstructuur. Dit is geborgd door de bestemming 'Verkeer'.
Verder zal door aanleg van (nieuwe) bomenlanen bestaande lijnen worden hersteld en
nieuwe lijnen worden toegevoegd aan het landschap. Herstel en aanleg van de nieuwe
bomenlanen wordt geborgd in de regels van het PIP GOL Oost via voorwaardelijke verplichtingen.
Langs de nieuwe parallelweg met fietspad in de oost-westrichting ten zuiden van de
A59 in Nieuwkuijk zullen de bestaande bosschages en bomen zoveel mogelijk worden behouden
en waar mogelijk wordt de lijnstructuur extra aangezet door nieuwe (laan)beplanting.
Dit is in de regels geborgd van het PIP GOL Oost.
Verder zal de uitvoerder van het werk via de aanbestedingsovereenkomst verplicht worden
de investeringen in het landschap bij het verder uitwerken van de plannen mee te nemen.
Daarnaast zullen specifieke eisen worden opgenomen in een Klanteisen Specificatie
(KES), onderdeel van de aanbestedingsstukken.
In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de cultuurhistorische waarden. De maatregelen
die daar genoemd worden zijn ook gericht op zuinig ruimtegebruik en zorgen voor ruimtelijke
kwaliteitswinst.
Maatregelen en borging cultuurhistorie en groenblauwe mantel
De realisatie van nieuwe wegen en structuren tasten cultuurhistorische structuren
aan, vooral bij de realisatie van de nieuwe randweg bij Vlijmen. Hier worden enkele
dijken en wegen met cultuurhistorische waarde doorsneden of aangetast. De landschappelijke
inpassing van de weg door middel van de versterking van de aangetaste structuren (bijvoorbeeld
de aanplant van bomenlanen) verzacht deze aantasting waardoor de effecten op cultuurhistorie
worden gemitigeerd. Dit is geborgd door een voorwaardelijke verplichting in artikel
5.3.3 van het PIP GOL Oost.
De oude cultuurhistorische lijnen (de Gemeint en de Engelenseweg) blijven behouden.
Dit is geborgd door de bestemming 'Verkeer'.
Om aantasting van de Bokhovense Polder zoveel mogelijk te voorkomen is de nieuwe rotonde zo dicht als mogelijk is bij het Engelermeer gesitueerd daar waar in de huidige situatie de Voorste Zeedijk aansluit op de Engelenseweg. De randweg volgt in noordelijke richting de huidige Voorste Zeedijk. Dit is geborgd door de bestemming 'Verkeer'.
Nabij de nieuwe aansluiting van de randweg op de A59 is er het streven om een verwijzing te maken naar de Boerenschans. Deze schans was een onderdeel van de Circumvallatielinie van Frederik Hendrik aangelegd tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629. De regels maken het mogelijk om deze verwijzing te realiseren. Binnen de bestemming Verkeer- snelweg 1 van het PIP GOL Oost zijn beeldende kunstwerken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen toegestaan met een maximale hoogte van 12 m.
Er is een eerste uitwerking gemaakt hoe deze verwijzing vorm zou kunnen krijgen. Deze is hieronder aangegeven.
![]() |
Impressie mogelijke uitwerking Boerenschans (Bron: MTD Landschapsarchitecten) |
De aanleg van de parallelstructuur en fietspaden in de oost-westrichting ten zuiden van de A59 in Nieuwkuijk heeft een positief effect op de herkenbaarheid van de voormalige spoordijk. De oude structuur wordt meer zichtbaar en herkenbaar. Dit is geborgd door de bestemming 'Verkeer'.
Tenslotte vindt in het PIP GOL Oost ten oosten van de Voordijk compensatie plaats
van de groen blauwe mantel in het verlengde van de EVZ Voordijk (tussen de Meliestraat
en de 'insteker' van de randweg ter hoogte van de Vijfhoevenlaan). Deze gronden hebben
de bestemming 'Natuur' gekregen.
Maatregelen en borging ecologie
De GOL heeft ook betrekking op de aanleg van ecologische verbindingszone langs de
Voordijk. Deze verbindingszone heeft de bestemming 'Natuur' gekregen. Er treedt barrièrewerking op de EVZ op ter hoogte van de Voordijk door
de aanleg van de oostelijke randweg Vlijmen die de EVZ twee keer kruist. Deze barrièrewerking
wordt gemitigeerd door een brug met doorlopende oevers met een loopstrook van minimaal
1,5 meter en een hoogte van minimaal 2 meter tussen de loopstrook en het plafond van
de faunavoorziening onder De Bellaard, de Vijfhoevenlaan en de Engelenseweg. Deze
'ecoduikers' zijn opgenomen in het PIP. Deze faunavoorzieningen mitigeren de effecten
door barrièrewerking door de oostelijke randweg Vlijmen en verbeteren ook de situatie
ten opzichte van de huidige situatie.
Voor de EVZ Voordijk is inmiddels een streefbeeld bekend. Dit streefbeeld is als bijlage
32 bij de toelichting van deze toelichting gevoegd. Zij maakt ook onderdeel uit van
de regels van dit inpassingsplan, zodat de doelsoorten en inrichtingsdoelen zijn vastgelegd.
Een nadere uitwerking van het streefbeeld vindt momenteel plaats. Zowel de aanleg,
beheer en instandhouding is een verantwoordelijkheid van provincie, gemeenten en waterschap.
Hierover zijn onderling afspraken gemaakt. De gronden zijn in eigendom van de overheid
en hiervoor zijn gelden vrijgemaakt in de vastgestelde begrotingen. Daarmee is de
uitvoerbaarheid van de aanleg, maar ook het beheer en het onderhoud voldoende geborgd.
In de A59 wordt bij Vlijmen een eco-tunnel aangelegd. Deze tunnel heeft ook een functie
in het kader van HoWaBo. Ter hoogte van de tunnel wordt in de weg een 'lichtstrook'
meegenomen, zodat er licht in de tunnel valt. Gronden ten noorden en zuiden daarvan
hebben ook een natuur bestemming gekregen.
In de directe omgeving van de GOL liggen verschillende NNN-gebieden. Deze gebieden
liggen met name in de directe omgeving van aansluiting 45. Ze overlappen voor een
groot deel met het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek. Verstoring
door verlichting kan gemitigeerd worden door ter hoogte van NNN-gebieden zoveel mogelijk
gebruik te maken van (lage) gerichte verlichting op de wegen. Dit is vastgelegd via
een voorwaardelijke verplichting in de regels van het inpassingsplan Gebiedsontwikkeling
Oostelijke Langstraat Oost (artikel 5.3.6)
Borging water
In paragraaf 7.10 wordt ingegaan op het aspect water. De wateraspecten worden in dit PIP als volgt
gewaarborgd:
Borging vormgeving kunstwerken en geluidwerende voorzieningen
In paragraaf 4.6 van het RKP wordt ingegaan op de vormgeving van kunstwerken en geluidwerende
voorzieningen.
Het RKP zal gevoegd worden bij de aanbestedingsstukken. De uitvoerder zal via de aanbestedingsovereenkomst verplicht worden het RKP en met name paragraaf 4.6 als uitgangspunt te nemen bij het verder uitwerken van de plannen. Daarnaast zullen specifieke eisen worden opgenomen in een Klanteisen specificatie (KES), onderdeel van de aanbestedingsstukken.
Op deze wijze is de vormgeving van kunstwerken en geluidwerende voorzieningen in voldoende mate geborgd.
Twee inpassingsplannen en één MER
Ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming over het project GOL is een Milieueffectrapport
(MER) opgesteld. In het MER worden de effecten van het programma op het milieu beschreven
en wordt onderzocht welke maatregelen moeten worden genomen om ongewenste effecten
op het milieu te voorkomen of te verminderen. Besloten is één MER op te stellen. De
samenhang op milieu en waarden binnen het gebied is zodanig, dat om een goed beeld
te krijgen van de effecten op het milieu één MER de voorkeur verdient. In het eigenlijke
MER wordt hier nog nader op ingegaan.
De partijen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de GOL willen een zorgvuldig onderbouwd besluit nemen. Om dit te bereiken is besloten een milieueffectrapport op te stellen ten behoeve van beide PIP's.
De m.e.r.-procedure is dus niet gekoppeld aan een bepaalde m.e.r.-plichtige activiteit
(Besluit m.e.r.), maar ingestoken vanuit zorgvuldige besluitvorming. Vanuit de Natuurbeschermingswet
1998 is het opstellen van een MER met passende beoordeling wel verplicht omdat significante
effecten op Natura2000-gebieden niet zijn uit te sluiten.
Bij de m.e.r.-procedure vindt inspraak plaats, waardoor belanghebbenden bij het onderzoek
worden betrokken. De uitkomsten van het MER zijn tevens gebruikt bij het vaststellen
van mitigerende (verzachtende) en compenserende maatregelen. De m.e.r.-procedure bestaat
uit de volgende stappen (in combinatie met het PIP GOL):
In het algemeen is het bevoegd gezag de overheid die verantwoordelijk is voor het besluit waarbij het MER wordt gemaakt. In dit geval is dat de provincie Noord-Brabant die verantwoordelijk is voor het besluit over het PIP. De Commissie voor de milieueffectrapportage, een onafhankelijke commissie, toetst het MER mede op basis van de binnengekomen zienswijzen op het MER. De Commissie geeft het bevoegd gezag vervolgens onafhankelijk advies of het MER voldoet aan de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) en het advies van de commissie over de NRD.
De m.e.r.-procedure is gestart met het opstellen van een NDR. De NRD beschrijft de beoogde reikwijdte en het detailniveau van het MER. De NRD heeft 6 weken (16 maart 2015 t/m 4 mei 2015) ter inzage gelegen. Daarnaast heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage op 27 mei 2015 advies uitgebracht over de NRD. Er zijn 84 inspraakreacties binnengekomen. Op basis van diverse variantenonderzoeken is begin 2015 een voorlopig voorkeursalternatief gekozen. Dit alternatief is beschreven in de NRD (het zogenaamde NRD-alternatief). De inspraakreacties hadden met name betrekking op varianten op het NRD-alternatief. De inspraakreacties en het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage zijn verwerkt in een reactienota NRD (vrijgegeven 15 september 2015). De binnengekomen reacties/ideeën zijn beoordeeld in een uniform trechteringsproces, namelijk:
De NRD en de Reactienota zijn in te zien op de website https://www.oostelijkelangstraat.nl/
Uit het trechteringsproces zijn twee varianten naar voren gekomen waarvan de Stuurgroep
GOL heeft geadviseerd om ze, aanvullend op het NRD-alternatief, te onderzoeken in
het MER. Voor GOL-Oost is aanvullend op het NRD-alternatief de variant: verschuiven/verleggen
van de zuidelijke op- en/ of afrit van aansluiting 43 Nieuwkuijk onderzocht. Voor
GOL-West is aanvullend op het NRD-alternatief de variant: westelijke randweg Drunen
nabij de Overstortweg onderzocht. Op 9 december 2016 heeft de Stuurgroep GOL geadviseerd
te kiezen voor het NRD-alternatief in GOL-West en voor GOL-Oost voor de variant verschuiven/verleggen
van de zuidelijke op- en/ of afrit van aansluiting 43 Nieuwkuijk. Dit is de voorkeursvariant
die in de PIP's planologisch worden mogelijk gemaakt.
In het MER zijn de volgende thema's onderzocht: verkeer, geluid, lucht, externe veiligheid, gezondheid, bodem, water, archeologie, landschap, cultuurhistorie, recreatie, natuur en landbouw. Het MER zelf en een samenvatting hiervan zijn apart bij dit inpassingsplan gevoegd, zie bijlage 3. GOL kent meerdere vooraf vastgestelde doelen. Deze staan in de volgende tabel opgesomd. Uit het MER blijkt, dat al deze doelen worden bereikt, met uitzondering van de belevingswaarde. Hierin treedt geen significante verandering op.
![]() |
Doelen GOL (Bron: MER, 2017) |
Uit het MER volgt dat de effecten per thema verschillend zijn: soms positief, soms neutraal en soms negatief. Met name voor de thema's geluid, gezondheid, natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie en water zijn er maatregelen mogelijk om negatieve effecten te voorkomen, te beperken of te compenseren. Te denken valt aan geluidsschermen, stil asfalt, nieuwe watergangen, de Programma Aanpak Stikstofdepositie, het open maken van de voormalige spoordijk in de Baardwijkse Overlaat en het aanbrengen van faunatunnels.
Op basis van alle beschikbare informatie, inclusief hoofdstuk 1 tot en met 9 van het MER, heeft de Stuurgroep-GOL een unaniem geadviseerd te kiezen voor de variant met de verlegde toe- en afrit in GOL Oost en het NRD-alternatief in GOL West aangevuld met de volgende keuzes:
Het VKA is verwerkt en opgenomen in het PIP. In het MER wordt tenslotte de conclusie getrokken dat er nog keuzes gemaakt moeten worden over de exacte aard en omvang van de mitigerende en compenserende maatregelen.
In deze paragraaf zijn de effecten van het VKA beschreven voor zover deze afwijken
van het NRD-alternatief. Onderdeel hiervan is een nieuw Ruimtelijk Ontwerp voor de
Baardwijkse Overlaat in verband met het advies van de Stuurgroep om de spoordijk gedeeltelijk
open te maken.
![]() |
Ruimtelijk Ontwerp van de Baardwijkse Overlaat voor het voorkeursalternatief |
Kwaliteit leefomgeving
Met betrekking tot het wegontwerp zijn er geen significante verschillen in effecten
tussen het voorkeursalternatief en het NRD-alternatief. Bij het voorkeursalternatief
rijden er wel iets minder auto's op de wegen binnen GOL vanwege de realisatie van
een snelfietsroute tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch. Deze snelfietsroute zorgt
ervoor dat weggebruikers meer de fiets gebruiken waardoor de verkeersintensiteit op
de wegen afneemt. Als gevolg hiervan is het voorkeursalternatief iets gunstiger dan
de variant met de verlegde toe- en afrit voor veel criteria zoals de verkeersafwikkeling,
de toekomstvastheid van de wegen, de oversteekbaarheid, de geluidsbelasting en de
luchtkwaliteit. Wel heeft de snelfietsroute door de grotere breedte een iets groter
effect op de waterhuishouding (meer verhard oppervlak) op landschap en cultuurhistorie
(grotere zichtbaarheid van de route) en op natuur (meer asfalt).
Per saldo is het effect van de snelfietsroute positief omdat de positievere effecten zich continue voordoen (zoals verkeer en geluid) en de negatievere effecten goed zijn te mitigeren of te compenseren (zoals waterhuishouding). Het verschil op de individuele milieuthema's is echter relatief beperkt waardoor het voorkeursalternatief resulteert in dezelfde effectscores als de variant met de verlegde toe- en afrit. Nabij het zuidelijke deel van de westelijke randweg Drunen is ook sprake van een gering verschil tussen het voorkeursalternatief en het NRD-alternatief. In het NRD-alternatief ligt de weg hier om 60 m van de Heidijk. Bij het voorkeursalternatief bedraagt deze afstand 80 m. Daarnaast geldt dat er tussen de nieuwe randweg en de Heidijk in het voorkeursalternatief minder oppervlaktewater komt dan in het NRD-alternatief. Dit betekent dat er minder reflectie van geluid plaatsvindt in het voorkeursalternatief.
Voor de woningen langs de Molensteeg betekent de iets grotere afstand tot de weg en
het minder reflecterende landgebruik dat het voorkeursalternatief een iets lagere
geluidsbelasting heeft dan het NRD-alternatief. Het verschil bedraagt minder dan 0,5
dB. Voor de 3 woningen langs de Overstort is wel sprake van een iets hogere geluidsbelasting
omdat de weg iets dichter bij deze woningen komt te liggen. Ook hier bedraagt het
verschil minder dan 0,5 dB. In het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd voor het
PIP vindt een gedetailleerde berekening plaats voor de effecten van het voorkeursalternatief.
Daarbij is uiteraard rekening gehouden met de ligging van de weg op 80 m van de Heidijk
en het aangepaste grondgebruik tussen de weg en de Heidijk.
Uit hoofdstuk 6 van het MER blijkt dat de effecten van GOL op de luchtkwaliteit gering
zijn. Het verschuiven van de randweg met 20 m leidt daarom niet tot significant andere
effecten dan het NRD-alternatief.
Voor externe veiligheid komen de effecten van het voorkeursalternatief overeen met
het NRD-alternatief omdat het voorkeursalternatief uitgaat van dezelfde dimensionering
voor de A59 en dezelfde routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Natuur
Het Ruimtelijke ontwerp van het voorkeursalternatief voor de Baardwijkse Overlaat
leidt niet tot wezenlijk andere effecten op natuur dan het NRD-alternatief. Het tracé
van de nieuwe infrastructuur ligt immers op dezelfde plek, uitgezonderd een kleine
verschuiving van de westelijke randweg Drunen (20 meter verder van de Heidijk). Deze
verschuiving leidt echter niet tot een wezenlijk ander effect op doorsnijding, stikstofdepositie,
barrièrewerking etc. Ten behoeve van de aanleg van de snelfietsroute zal de spoordijk
aan de noordzijde gedeeltelijk worden verbreed. Ook zal een deel van de spoordijk
worden afgegraven. Daarvoor in de plaats komt een fiets- en wandelbrug. Aan de zuidzijde
van de huidige spoordijk is een dassenburcht aanwezig. Deze bevindt zich in het deel
van de spoordijk, die behouden blijft. De dassen hebben hun foerageergebied waarschijnlijk
ten zuiden van de spoordijk.
In verband met het realiseren van een snelfietsroute en het gedeeltelijk open maken van de oude Spoordijk is een ontheffing aangevraagd (gecoördineerd bij het PIP) voor de das. Zie ook paragraaf 7.7.2.
Landschap en cultuurhistorie
In het voorkeursalternatief is de wegas van de randweg Drunen met ca. 20 meter opgeschoven
in westelijke richting. Dit is een licht positief effect ten opzichte van het NRD-alternatief
omdat het tracé in het voorkeursalternatief de verkavelingsrichting van de Overlaat
volgt. In het voorkeursalternatief is de landschappelijke, cultuurhistorische inpassing
gewijzigd. In plaats van een waterstructuur over de gehele knoop is mitigatie en het
tegengaan van versnippering opgelost door middel van het gedeeltelijk open maken van
de spoordijk. Daar komt een fiets- en wandelbrug die is gebaseerd op de ruimtelijke
principes van de historische spoorbrug. Wandelaars kunnen ook op maaiveld wandelen
in de aan te leggen natuurzone onder de open spoordijk. Dit is in overeenstemming
met de mitigerende maatregelen zoals beschreven voor de variant met de ligging nabij
de Overstortweg. Tussen de nieuwe randweg Drunen en de Heidijk is de waterstructuur
verwijderd, hiervoor in de plaats komt hooiland met poelen terug die de weg ruimtelijk
koppelt aan de Heidijk. Deze zone maakt gebruik van de bestaande verkavelingsstructuur
en wordt in het vervolgtraject verder uitgewerkt.
In de landschappelijke inpassing wordt geen landschappelijke structuur over de A59
heen geprojecteerd, hetgeen als waterslinger in het NRD-alternatief aanwezig was.
De eenheid in de noord-zuidrichting wordt daarom met het voorkeursalternatief in mindere
mate hersteld dan met het NRD-alternatief. Daar staat tegenover dat het gedeeltelijk
openmaken van de spoordijk bijdraagt aan de openheid in dat deel van de Baardwijkse
Overlaat. De inpassing van het voorkeursalternatief is daarmee beperkt minder ingepast
dan het NRD-alternatief. Per saldo is sprake van een zelfde effectscore voor het voorkeursalternatief
als voor het NRD-alternatief voor zowel het thema landschap als het thema cultuurhistorie
(neutraal effect).
Landbouw
Het verlies van landbouwareaal is in het voorkeursalternatief in totaal circa 3 ha.
kleiner dan in het NRD-alternatief. Ondanks het opschuiven van de westelijke randweg
met 20 m, waarvoor een extra aankoop van circa 0,5 ha landbouwgrond nodig is, zal
door het weghalen van de waterstructuur (ten noorden van de A59) ca. 3,5 ha. minder
landbouwgrond nodig zijn. Het voorkeursalternatief scoort daarom beperkt beter dan
het NRD-alternatief.
Water
De effecten op waterveiligheid en grondwater wijzigen niet. Voor het effect op oppervlaktewater
geldt dat het ruimtelijke ontwerp van het voorkeursalternatief in de Baardwijkse Overlaat
minder nieuw te graven oppervlaktewater bevat dan het NRD-alternatief. Dat heeft te
maken met de waterslinger die in het NRD-alternatief zit maar niet in het voorkeursalternatief.
In GOL-Oost komt het wegontwerp van het voorkeursalternatief overeen met fase 1+2
van de variant met de 'verlegde toe- en afrit'. Bij het voorkeursalternatief rijden
er wel iets minder auto's op de wegen binnen GOL dan in de variant vanwege de realisatie
van een snelfietsroute tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch. Deze snelfietsroute zorgt
ervoor dat weggebruikers meer de fiets gebruiken waardoor de verkeersintensiteit op
de wegen iets afneemt. Als gevolg hiervan is het voorkeursalternatief iets gunstiger
dan de variant met de verlegde toe- en afrit voor criteria zoals de verkeersafwikkeling,
de toekomstvastheid van de wegen, de oversteekbaarheid, de geluidsbelasting en de
luchtkwaliteit. Wel heeft de snelfietsroute door de grotere breedte een iets groter
effect op de waterhuishouding (meer verhard oppervlak) en op landschap en cultuurhistorie
(grotere zichtbaarheid van de route).
Specifiek voor natuur geldt dat ten oosten van de Vendreef de SFR wordt aangelegd
buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche
Broek. Er vindt daarom geen ruimtebeslag op dit gebied plaats. De snelfietsroute ligt
wel vlak bij dit Natura 2000-gebied. Bij de inrichting en realisatie van de snelfietsroute
dient daarom rekening gehouden te worden met dit gebied. Zo dient er gerichte verlichting
te worden geplaatst, zodat het Natura 2000-gebied niet wordt beschenen.
Het gebied waaraan de snelfietsroute ten oosten van de Vendreef aan grenst is buiten
Natura 2000-gebied ook onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Er vindt geen ruimtebeslag
op de NNN plaats, maar er dienen wel maatregelen genomen te worden om verstoring door
verlichting te voorkomen. Ook in het kader van de NNN is daarom gerichte verlichting
noodzakelijk.
Per saldo is het effect van de snelfietsroute positief omdat de positievere effecten
zich continue voordoen (zoals verkeer en geluid) en de negatievere effecten goed zijn
te mitigeren of te compenseren (zoals waterhuishouding). Het verschil op de individuele
milieuthema's is echter relatief beperkt waardoor het voorkeursalternatief resulteert
in dezelfde effectscores als de variant met de verlegde toe- en afrit.
Uit bovenstaande paragrafen blijkt dat het doelbereik en de milieueffecten van het
voorkeursalternatief in GOL Oost overeenkomen met de variant met verlegde toe- en
afrit. In GOL West komen doelbereik en milieueffecten overeen met het NRD-alternatief.
Voor de volledigheid zijn zowel doelbereik als milieueffecten hieronder samengevat.
![]() Weergave milieueffecten GOL Oost en GOL West (Bron: MER, 2017) |
![]() |
Effecten van het voorkeursalternatief na het nemen van mitigerende en compenserende maatregelen (Bron: MER, 2017) |
*De exacte effectscore is afhankelijk van de mitigerende en compenserende maatregelen die in de praktijk worden genomen. In de achtergrondrapporten zijn deze mitigerende maatregelen voor geluid, natuur en water beschreven en waar nodig ook in het PIP geborgd. Zie daarvoor ook de paragrafen 4.4, 7.3, 7.7 en 7.10.
Het MER is gelijktijdig met het ontwerp PIP 6 weken ter visie gelegd. De zienswijzen die in deze periode zijn ingebracht zijn samengevat en van een reactie van de provincie voorzien. De nota van beantwoording zienswijzen is gevoegd bij het vast te stellen PIP als bijlage 24.
De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft advies uitgebracht over het MER. In haar voorlopig advies, d.d. 8 februari 2018, heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage aangegeven dat het MER en de diverse achtergrondrapporten uitgebreide informatie bevatten over de milieueffecten van de diverse onderzochte alternatieven, waaronder ook de effecten van de voorkeursalternatieven voor GOL Oost en GOL West. De Commissie voor de milieueffectrapportage gaf wel aan dat nog ontbrak:
Deze informatie achtte de Commissie voor de milieueffectrapportage essentieel voor
de besluitvorming. Zij adviseerde een aanvulling op het MER op te stellen. Daarnaast
adviseerde de Commissie in een samenvattende notitie de verkeers- en milieueffecten
in zo veel mogelijk kwantitatieve termen te presenteren voor zowel de huidige situatie,
de autonome ontwikkeling als na uitvoering van het voornemen.
Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage zijn twee aanvullende rapportages opgesteld. Ten eerste een aanvulling op het MER met daarin meer informatie over stikstofdepositie en geluid. Daarnaast is de samenvatting van het MER geactualiseerd. In de geactualiseerde samenvatting is een weergave gegeven van de verkeers- en milieueffecten in zoveel mogelijk kwantitatieve termen van de voorkeursalternatieven voor GOL Oost en GOL West ten opzichte van de huidige situatie als ten opzichte van de autonome ontwikkelingen.
De Aanvulling op het milieueffectrapport is als bijlage 25 bij het inpassingsplan opgenomen. De samenvatting van het milieueffectrapport is als bijlage 3 bij het inpassingsplan opgenomen.
Deze aanvulling en samenvatting heeft de commissie beoordeeld. De Commissie is van oordeel (definitieve toetsingsadvies van 29 maart 2018) dat het MER en de aanvulling daarop alle essentiële informatie bevatten om een besluit te kunnen nemen over de GOL, waarin het milieubelang volwaardig wordt meegewogen. In de (nieuwe) samenvatting van het MER zijn, ondersteund met goed kaartmateriaal, de effecten van de GOL in beeld gebracht, zowel ten opzichte van de autonome ontwikkeling (2030, zonder GOL) als de huidige situatie (2017). Verandering in verkeerintensiteiten, luchtkwaliteit en aantallen geluidgehinderden zijn daarbij kwantitatief gepresenteerd. Hiermee is naar het oordeel van de Commissie meer toegankelijke informatie voor de besluitvorming beschikbaar gekomen en beter zicht op de effectiviteit en mate van doelbereik van GOL. Het voorlopig en definitieve toetsingsadvies is als bijlage 26 bij het inpassingsplan opgenomen.
Zowel op nationaal, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau zijn diverse beleidsnota's
verschenen, die kaderstellend zijn voor het onderhavige PIP. Alle van toepassing zijnde
beleidsdocumenten worden hieronder kort besproken, met bijbehorende conclusies over
de betekenis van het beleid voor het GOL project. In de achtergrondrapporten die zijn
opgesteld voor de verschillende effecten is waar nodig een uitgebreide beschrijving
van het beleid opgenomen.
Naast het algemene beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening en verkeer zijn
er vanuit sectoraal (inter)nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid
(wettelijke) verplichtingen die van invloed kunnen zijn op onderhavig PIP. Bijvoorbeeld
op het gebied van ecologie, archeologie en water. Deze onderwerpen worden beschreven
in Hoofdstuk 7
Planologische en milieuhygiënische aspecten om dubbelingen te voorkomen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012) geeft een nieuw, integraal kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. Ook is aangegeven in welke infrastructurele projecten geïnvesteerd gaat worden. Het land is verdeeld in regio's. Het programma GOL valt onder de MIRT-regio Brabant en Limburg. In paragraaf 4.4 van het SVIR worden de plannen voor MIRT-regio Brabant en Limburg beschreven. Relevant hieruit voor het programma GOL is het volgende:
Doorwerking plangebied
Er worden geen concrete uitspraken gedaan ten aanzien van de A59 of de aanleg van
(lokale) infrastructuur. De doorstroming op snelwegen wordt in het algemeen als belangrijk
bestempeld. De GOL is hier onder andere opgericht. De ontwikkelingen passen in de
algemene visie dat Nederland goed bereikbaar dient te zijn, natuurgebieden met elkaar
worden verbonden en ruimte gemaakt wordt voor waterberging.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB
Ruimte, is gericht op doorwerking van nationale belangen in ruimtelijke plannen en
bevat daarom richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen of inpassingsplannen
voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.
In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om
algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Relevant
hieruit voor het programma GOL is het volgende:
In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd
dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden
op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de
lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen of inpassingsplannen
moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen
op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits',
een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Doorwerking plangebied
Een gedeelte van het Natuurnetwerk Nederland ligt binnen het plangebied. Voor het
NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. Dit betekent dat nieuwe plannen of projecten
niet zijn toegestaan als ze de wezenlijke (potentiële) waarden en kenmerken van het
NNN significant aantasten. Uitzonderingen hierop zijn wanneer sprake is van redenen
van groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. De schade dient in
dat geval door mitigerende maatregelen zoveel mogelijk beperkt te worden. De restschade
dient te worden gecompenseerd.
Het NNN en de ecologische verbindingszones zijn planologisch beschermd in de Provinciale
Structuurvisie en Verordening Ruimte. In de Verordening staat aangegeven aan welke
voorwaarden bij ruimtelijke ingrepen in en langs het NNN moet worden voldaan. Ook
is het compensatiebeleid bij aantastingen van het Natuurnetwerk Nederland hierin opgenomen.
Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 6.3.3.
Voor de hoofdwegen bevat het Barro reserveringsgebieden voor toekomstige verbredingen.
Nieuwe ruimtelijke plannen binnen deze gebieden mogen geen belemmerende activiteiten
of bestemmingen mogelijk maken. Voor de A59 is echter geen reserveringsgebied aangewezen,
zodat voor GOL geen belemmeringen gelden.
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in lid 2 een motiveringsplicht
opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in ruimtelijke plannen. In de toelichting
van het ruimtelijk plan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand
van een drietal opeenvolgende treden (de “ladder duurzame verstedelijking”). De eerste
trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling
voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve
als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking
op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als
dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.
Doorwerking plangebied
De ladder moet worden toegepast als sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Infrastructurele
voorzieningen komen in de toelichting op artikel 3.1.6 Bro niet voor. De Handreiking
die door het ministerie van I&M is opgesteld besteedt evenmin aandacht aan wegen.
Die Handreiking gaat in op verschillende functies waarop de ladder moet worden toegepast:
wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. Als voorbeelden van
overige stedelijke voorzieningen noemt de Handreiking “accommodaties voor onderwijs,
zorg, cultuur, bestuur en indoorsport en leisure”, over infrastructurele voorzieningen
wordt niet gesproken.
In een uitspraak van 18 februari 2015 (201400570/1/R6) komt de Raad van State onder
punt 6.4 tot de conclusie, dat “gelet op de nota van toelichting en de strekking van
de regeling die mede gericht is op het tegengaan van leegstand, de in het plan voorziene
weg niet aangemerkt wordt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6,
tweede lid, in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro”. Zie
ook de uitspraken van 24 februari 2016 (20150142511/1/R6) en mei 2016 (201503924/1/R6).
De aanleg van de ecologische verbindingen en fietspaden en het volledig maken van
de hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch zijn ook geen stedelijke ontwikkelingen. Dit gelet
op de nota van toelichting op de Bro en de strekking van de regeling, die mede gericht
is op het tegengaan van leegstand.
Geconcludeerd kan daarom worden dat er met het PIP geen sprake is van een stedelijke
ontwikkeling, zodat een toetsing aan de treden van de Ladder voor duurzame verstedelijking
niet noodzakelijk is.
In het Startprogramma 'Duurzaam Veilig' wordt nadrukkelijker dan voorheen gestreefd naar het wegnemen van de oorzaken van de verkeersonveiligheid. In deze visie wordt een integrale benadering voorgestaan waarbij functie, vorm en gebruik van de weg op elkaar zijn afgestemd. Voor de weggebruiker zal duidelijk moeten zijn tot welke categorie een weg behoort. Er worden drie wegcategorieën onderscheiden:
Per wegcategorie is een aantal operationele eisen opgenomen voor wegvakken en kruispunten
binnen en buiten de bebouwde kom.
Doorwerking plangebied
De opzet van het totale verkeersnetwerk in GOL is tot stand gekomen op basis van de
principes van 'Duurzaam Veilig'. Dit houdt in dat de verschillende wegcategorieën
in het gebied op een logische manier op elkaar aansluiten. In de verdere uitwerking
wordt het wegontwerp eveneens verder gedetailleerd op basis van de principes van 'Duurzaam
Veilig', zodat een verkeersveilige weginrichting wordt gerealiseerd. Dit is reeds
nader toegelicht in de toelichting die hoort bij het voorontwerp (VO) van het wegontwerp.
In het de MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) worden onder andere de volgende opgaven van nationaal belang genoemd:
In de nota wordt de ambitie uitgesproken om een betrouwbare en acceptabele reistijd te verzorgen. Een betere bereikbaarheid van de economische kerngebieden in Nederland is van groot belang voor de versterking van de economie. Daarnaast is het van belang om niet alleen het hoofdwegennet te verbeteren, maar ook te werken aan de robuustheid van het onderliggende netwerk. Als er goede alternatieve routes beschikbaar zijn, is het wegennet minder gevoelig voor verstoringen.
Het is de ambitie om, daar waar mogelijk, verkeersstromen te scheiden. Het hoofdwegennet is beschikbaar voor zowel regionaal verkeer als doorgaand verkeer. Het kan kosteneffectief zijn om alternatieven te bieden aan het regionaal verkeer, bijvoorbeeld door het onderliggende wegennet op te waarderen.
Tot slot wordt er gekeken naar gebiedsgerichte aanpakken. Vanuit het besef dat het
hoofdwegennet en onderliggend wegennet een samenhangend netwerk vormt, werken de overheden
samen bij de aanpak van knelpunten. Het rijk neemt het initiatief bij knelpunten op
het hoofdwegennet. In stedelijke netwerken ligt het voortouw bij de decentrale overheden,
in dit geval de provincie Noord-Brabant.
Doorwerking plangebied
Eén van de hoofdopgaven uit het MIRT voor de regio Zuid-Nederland, die bestaat uit
de provincies Noord-Brabant en Limburg, is een verbetering van de bereikbaarheid en
de leefbaarheid. De te nemen maatregelen om deze opgave te kunnen realiseren zijn
gericht op een optimale doorstroming op met name A2, A58, A67, N270 en N279.
Daarnaast wordt in het MIRT bij de gebiedsopgave voor de regio Hart van Brabant gesproken over de A58 en A59 die samen met de noord-zuidverbindingen (A27 en A2) de ‘hashtag Brabant’ vormen: een netwerk van vitale verbindingen tussen de wereldhaven Rotterdam en het Europese achterland. Op het gebied van verkeer en vervoer zijn er verschillende projecten en activiteiten die moeten bijdragen aan een betere ontsluiting en bereikbaarheid van de regio. Ze zijn vooral van belang om de ambities te realiseren die Hart van Brabant heeft op het gebied van logistiek en leisure.
Hoewel GOL niet als specifiek project is opgenomen in het MIRT projectenoverzicht 2017, kan geconcludeerd worden dat de doelstellingen van het programma GOL volledig overeenkomen met de achtergrond en doelstellingen vanuit het MIRT. GOL levert daarmee een waardevolle bijdrage aan de invulling van de regionale hoofdopgave en de gebiedsopgave, zoals geformuleerd in het MIRT.
De Structuurvisie ruimtelijke ordening is op 19 maart 2014 in werking getreden. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen.
De Structuurvisie benoemt en beschrijft ambities voor vier ruimtelijke structuren:
infrastructuur, landelijk gebied, groenblauwe mantel en stedelijke structuur. Op het
gebied van infrastructuur is een belangrijke ambitie het bevorderen van de bereikbaarheid
(ook internationaal). Ook het beter verknopen van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen
en het inpassen van nieuwe infrastructuur in het landschap zijn belangrijke ambities.
Investeren in bereikbaarheid wordt gekoppeld aan verbeteringen in het omliggende (landelijke)
gebied. Beter benutten van bestaande infrastructuur staat voorop, daarna wordt gekeken
waar uitbouw van infrastructuur noodzakelijk is. Voor de uitvoering van haar ambities
benoemt de provincie in de Structuurvisie ruimtelijke ordening 6 gebiedsontwikkelingen,
waaronder de Oostelijke Langstraat. Een provinciale gebiedsontwikkeling heeft provinciale
betekenis en uitstraling. De gebiedsontwikkeling is gebiedsgericht en geografisch
afgebakend. Hij draagt bij aan de realisatie van meerdere provinciale belangen. De
opgave is te komen tot een duurzame gebiedsontwikkeling door de drie kapitalen mens,
markt en milieu in relatie tot elkaar te bezien. De provincie heeft een vanzelfsprekende
rol in de realisatie van de opgave. Er is zicht op (deel)resultaten binnen een periode
van vier jaar. Het sleutelproject GOL wordt als volgt omschreven in de Structuurvisie:
Oostelijke Langstraat
De Oostelijke Langstraat is een sterk verstedelijkt gebied van Waalwijk tot 's-Hertogenbosch. Tussen Waalwijk en 's-Hertogenbosch liggen de kernen Drunen, Elshout, Nieuwkuijk en Vlijmen. De A59 doorkruist het gebied van oost naar west. Deze weg loopt deels langs en door de kernen. De A59 kampt met doorstromingsproblemen en verkeersonveiligheid door een gebrekkige aansluiting op het onderliggend wegennet. Bovendien veroorzaakt de weg geluidsoverlast voor omwonenden. Ook is de ontsluiting van de kernen met het openbaar vervoer onvoldoende. De noord-zuidlopende groenblauwe corridors en ecologische verbindingen verbinden de omliggende groengebieden. Ze vormen een buffer voor natuur en recreatie tussen de verstedelijkte gebieden en hebben een belangrijke functie voor de hoogwaterbescherming voor het stedelijk gebied van 's-Hertogenbosch. De A59 belemmert het functioneren van de groenblauwe corridors en ecologische verbindingen en realisering van de juiste vorm van waterberging. |
Het doel is om tot effectieve en efficiënte aansturing en realisatie van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen te komen. De gebiedsontwikkeling draagt bij aan de realisatie van de doelen van de Gebiedsagenda Brabant (paragraaf 6.3.7). Ook tilt de provincie het belang van gebiedsontwikkelingen op een hoger niveau en zet de provincie zich in om de gebiedsontwikkelingen te profileren bij andere partijen. De provincie vindt de ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit belangrijk en zorgt in het proces voor de borging van dit belang. De zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit omvat dat:
Dit principe is van toepassing op zowel het stedelijk als het landelijk gebied en is verder uitgewerkt in de Verordening Ruimte.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken. Concreet betekent dit dat passende functies zich kunnen ontwikkelen als er ook een prestatie voor het landschap tegenover staat. Daardoor wordt aantasting van de basiskwaliteit (bodem, water) en verlies aan ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden voorkomen.
![]() Natuur Infra ![]() ![]() |
Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant: uitsnede Visiekaart |
![]() |
Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant: uitsnede Structurenkaart |
Naast het feit dat het plangebied is aangewezen als gebiedsontwikkeling Oostelijke
Langstraat, maakt het gebied ook deel uit van:
De opgaven zijn de volgende:
Ad 1. De structuur robuust en veerkrachtig maken
De groenblauwe structuur moet robuust en veerkrachtig zijn om de effecten van klimaatverandering
en de veranderingen in behoeftes vanuit wonen, werken en recreëren op te kunnen vangen.
Dit geldt zowel in het landelijke als in het stedelijke gebied. De gevolgen van de
klimaatverandering zijn op het niveau van Noord-Brabant niet te keren, maar een robuuste
groenblauwe structuur biedt goede mogelijkheden om 'mee te bewegen' met de veranderingen
en zo de gevolgen van klimaatverandering voor de natuur en het waterbeheer te beperken.
Daarom is vergroting van deze gebieden of meer aandacht voor natuur- en waterbeheer
van belang. Daarbij is het zaak om in deze structuur de ontwikkeling van andere hiermee
strijdige functies te voorkomen.
Op de overgang van het dekzandplateau naar de ten noorden daarvan gelegen kleigebieden
is sprake van sterke kweldruk. In dit deel van Noord-Brabant is de groenblauwe structuur
gekoppeld aan de aanwezigheid van kwel uit de ondergrond. Deze kwel geeft potenties
voor de ontwikkeling van bijzondere, maar ook kwetsbare natuur. Deze overgangszone
is ook van belang voor het verbinden van de natuur van het zand met de natuur van
het rivier- en zeekleigebied. In deze venige zone liggen enkele geïsoleerde natuurgebieden
die gevoelig zijn voor andere functies en voor klimaatverandering. Daarom is versterking
van de samenhang tussen natuur en water hier nodig.
Ad 2. Groene geledingszones tussen steden
In het stedelijke kralensnoer op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom
tot Oss) en in het verstedelijkte gebied van Tilburg, Eindhoven-Helmond en Uden-Veghel
zet de provincie in op behoud en ontwikkeling van groene geledingszones tussen de
grote stedelijke kernen. Hierbij is de opgave om een goede balans te vinden tussen
rode en groene ontwikkelingen en het contrast tussen stad en land, het mozaïek, te
behouden en verder te ontwikkelen.
In Midden-Brabant is enerzijds een intensief gebruikt 'leisure-landschap' ontstaan
en is anderzijds de cultuurhistorische kleinschaligheid en het natuurlijke, landschappelijke
karakter van Het Groene Woud (Meijerij) en de Loonse- en Drunense Duinen een kernkwaliteit.
Beide kwaliteiten hangen nauw samen met de ligging nabij de grote steden enerzijds
en de ligging op het aantrekkelijke kleinschalige dekzandlandschap met hoge natuur-
en landschapswaarden anderzijds. De provincie ziet het als belangrijke opgave om deze
kwaliteiten te versterken en beter met elkaar in verband te brengen. Dit draagt bij
aan een gezond, schoon en aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat van dit deel van
Noord-Brabant.
Ad 3. Groenblauwe mantel
Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze bestaande
natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering
van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. De versterking
van de binnen de groenblauwe mantel aanwezige leefgebieden voor plant- en diersoorten
vraagt daarbij specifieke aandacht. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde
en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Ontwikkelingen passen qua aard
en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel en houden rekening
met omliggende waarden.
Cultuurhistorische landschappen
Noord-Brabant kent gebieden met een concentratie van samenhangende cultuurhistorische
waarden. Deze cultuurhistorische landschappen zijn representatief voor de diverse
agrarische cultuurlandschappen van zand, klei en verdwenen veen, maar ook voor de
landschappen gevormd door waterbeheersing en defensie, zoals overlaten en waterlinies.
De Baardwijkse Overlaat is als cultuurhistorisch landschap representatief voor een
landschap gevormd door waterbeheersing en defensie. De cultuurhistorische landschappen
zijn uitgewerkt in de Cultuurhistorische Waardenkaart (GS december 2010), die is geïntegreerd
in de Verordening Ruimte. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 6.3.3. Op gemeentelijk niveau zijn de waarden van de Baardwijkse Overlaat eveneens beschreven
in de erfgoedverordeningen.
Doorwerking plangebied
De voorgestane ontwikkelingen die met onderhavig PIP mogelijk worden gemaakt, zorgen
voor een oplossing voor de in de Structuurvisie beschreven knelpunten die spelen in
het gebied Oostelijke Langstraat. Met de realisatie van de ruimtelijke maatregelen
wordt een kwaliteitsverbetering van het landschap bereikt, wat voor de provincie een
basisvoorwaarde is voor ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast wordt rekening gehouden
met de opgaven die spelen op het gebied van het water- en natuursysteem, de geledingszone
tussen steden en de groenblauwe mantel. Dit komt rechtstreeks tot uitdrukking in bijvoorbeeld
de realisatie van de ecologische verbindingszones, de vervolmaking van de HoWaBo (extra
waterbergend vermogen) en de versterking van de cultuurhistorische kwaliteiten van
het landschap in de Baardwijkse Overlaat (gedeeltelijk) openmaken van de spoordijk),
in combinatie met de toevoeging van recreatieve wandel- en fietspaden wat de beleving
van het landschap versterkt.
De provincie heeft voor heel Noord-Brabant gebiedspaspoorten opgesteld. Deze zijn
opgenomen in de "Uitwerking Gebiedspaspoorten, inclusief kaartbijlage". Dit is een
uitwerking van de provinciale structuurvisie en daarmee een apart document, waarin
de provincie aangeeft welke landschapskenmerken zij bepalend vindt voor de kwaliteit
van een gebied of een landschapstype (de kernkwaliteiten van Noord-Brabant). De provincie
geeft ook haar ambities weer voor de ontwikkeling van de landschapskwaliteit in die
gebieden. Ontwikkelingen kunnen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van nieuwe
en gebiedseigen kwaliteiten. De kenmerken en ambities voor de gebieden zijn verbeeld
op een kaart.
Het plangebied van onderhavig PIP maakt onderdeel uit van het gebiedspaspoort Maaskant,
dat weer onderdeel uitmaakt van het jonge rivierkleilandschap van de Maas met hogere
meer zandige oeverwallen en lager gelegen open komgronden. Het eiland van Heusden,
dat gelegen is in dit gebiedspaspoort is uitgegroeid tot een relatief sterk verstedelijkt
gebied: de ruimten tussen de lintbebouwing zijn grotendeels gevuld met bedrijventerreinen,
woonwijken en glastuinbouw. Het contrast met de omliggende open gebieden is daardoor
toegenomen, de scherpe begrenzing met dijken is markant. De A59 doorsnijdt dit landschap.
De ambities zijn:
Doorwerking plangebied
Bij de planvorming is nadrukkelijk rekening gehouden met een versterking van de bestaande
landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het plangebied. Er wordt ingezet
op het realiseren van twee ecologische verbindingszones, waarmee de barrière van de
A59 wordt opgeheven en uitwisseling en daarmee een versterking van de ecologische
waarden kan worden bereikt. Daarnaast wordt de cultuurhistorische waarde van de Baardwijkse
Overlaat verder versterkt. De bestaande spoordijk wordt namelijk gedeeltelijk opengemaakt,
zodat er weer lange doorzichten ontstaan. Het open karakter van dit deelgebied wordt
hiermee sterker benadrukt. Bovendien blijft de waarde van dit landschap beleefbaar,
onder meer vanaf de snelfietsroute die het landschap via de spoorbrug doorsnijdt.
In het MER-Achtergrondrapport Landschap, Recreatie en Landbouw (bijlage 15) en in
het Ruimtelijk Kwaliteitsplan (bijlage 4, hoofdstuk 4) en in het Ruimtelijk ontwerp
(bijlage 5) wordt verder uitgebreid ingegaan op de omgang met natuur en landschap.
De Structuurvisie is concreet uitgewerkt in de Verordening Ruimte. De thema's in de verordening zijn gebaseerd op de structuurvisie. De verordening is een manier om doorwerking van de provinciale belangen veilig te stellen. De verordening strekt de provincie zelf tot recht in het kader van bestuurlijke zelfbinding. Dientengevolge hebben de regels en aanduidingen uit de verordening als basis gediend voor de uitwerking van de plannen voor de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat.
Allereerst wordt beschreven welke onderdelen van de verordening een link hebben met
dit PIP en welke artikelen uit de verordening daarom van toepassing zijn. De relevante
onderwerpen worden per thema weergegeven.
Stedelijke ontwikkeling
Op onderstaande afbeelding is o.a. het bestaand stedelijk gebied aangegeven en het
zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Ten zuiden van de A59 bevindt zich een groot
stedelijk concentratiegebied.
![]() ![]() |
Uitsnede Themakaart Stedelijke ontwikkeling, Verordening Ruimte |
Binnen bestaand stedelijk gebied (artikel 4 Verordening) is bij de aanleg van wegen,
die niet zijn toegestaan volgens het geldend planologisch regime, artikel 3.1 Verordening
(zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit) van toepassing. Het ruimtegebruik dient hier
zorgvuldig plaats te vinden en de inpassing van een weg is maatwerk. Een deel van
de nieuw aan te leggen wegen binnen het PIP ligt binnen bestaand stedelijk gebied.
Het grootste deel van de nieuw aan te leggen wegen ligt buiten het bestaand stedelijk
gebied. Daar geldt artikel 3.2. (kwaliteitsverbetering van het landschap). Hier dient
een kwaliteitsbijdrage geleverd te worden aan het landschap.
Wegen
In artikel 6.17 van de Verordening Ruimte wordt aangegeven, dat in de toelichting
van een inpassingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke
of provinciale weg beschreven moet worden waarom de aanleg en/of wijziging van een
weg noodzakelijk is en welk onderzoek in dit kader is verricht. Verder moet het VKA
worden onderbouwd en de te treffen maatregelen, de inpassing van die maatregelen en
de ligging in het terrein worden beschreven. Als de ontwikkeling is gelegen in de
groenblauwe mantel moet onderbouwd worden dat deze gepaard gaat met een positieve
bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke
waarden en kenmerken. Tenslotte moeten de te treffen voorzieningen beschreven worden,
gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de nadelige gevolgen van
de ontwikkeling.
Natuur en landschap
Op onderstaande afbeelding is af te lezen dat voor het plangebied het NNB en de groenblauwe
mantel van belang zijn. Ecologie is een belangrijk onderdeel van de aanleiding en
doelstelling van het programma GOL. De aanleg van de twee ecologische verbindingszones
die de A59 kruisen zijn hiervan een uitwerking. De groenblauwe mantel omvat gebieden
met een belangrijke nevenfunctie voor natuur, landschap en water, die overwegend grenzen
aan het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en het NNB. Artikel 5.1 (Bescherming NNB) en
6.1 (Bescherming van de groenblauwe mantel) zijn hier van toepassing. Verder moet
binnen de groenblauwe mantel rekening gehouden worden met artikel 3.1 en 3.2 van de
verordening.
![]() ![]() |
Uitsnede Themakaart Natuur en landschap, Verordening Ruimte |
Gemengd landelijk gebied
Kleine delen van het plangebied liggen in gebieden die aangewezen zijn als 'Gemengd
landelijk gebied'. Het gemengd landelijk gebied is het landelijk gebied waar meerdere
functies in evenwicht naast elkaar bestaan tot gebieden waar land- en tuinbouw de
dominante functie is. Hierbinnen moet rekening worden gehouden met artikelen 3.1 en
3.2 van de verordening.
![]() |
![]() |
Uitsnede Themakaart Agrarische ontwikkeling en Windturbines |
Water
Het plangebied is gelegen in gebieden met de typering “Regionale waterberging” en
“Reservering waterberging”.
Deze aspecten komen voort uit het project Hoog Wateraanpak 's-Hertogenbosch (HoWaBo).
Het gebied ten westen van 's-Hertogenbosch aan de rand van Vlijmen – Het Vughts Gement
en de omgeving van het Engelermeer – wordt ingericht als waterbergingsgebied. Ook
krijgt de natuur een impuls zodat (zeldzame) planten en dieren zich goed kunnen ontwikkelen.
Voor het aspect water zijn de artikelen 13.1 (regionale waterberging) 14.1 (reservering waterberging) en 18.1 (behoud en herstel van watersystemen) van belang.
![]() ![]() |
Uitsnede Themakaart Water, Verordening Ruimte |
Cultuurhistorie
Van onderstaande afbeelding is af te lezen dat er twee complexen van cultuurhistorisch
belang in of nabij het plangebied zijn gelegen. De Baardwijkse Overlaat heeft de aanduiding
'cultuurhistorisch vlak' gekregen op de themakaart 'cultuurhistorie' in de Verordening
Ruimte. De provinciale cultuurhistorische vlakken verdienen extra aandacht vanwege
de onvervangbaarheid ervan. De Baardwijkse Overlaat is op de Cultuurhistorische Waardenkaart
Noord-Brabant als cultuurhistorische vlak van provinciaal belang aangeduid (code BO01).
Het gaat om het cultuurhistorisch vlak Baardwijkse Overlaat. De CHW is verankerd in
de Verordening ruimte, artikel 22.
![]() |
![]() |
Uitsnede Themakaart Cultuurhistorie, Verordening Ruimte |
Hieronder volgt de integrale beschrijving van het cultuurhistorisch vlak Baardwijkse Overlaat. Het gaat hierbij om een gebiedsbeschrijving en aanduiding van de belangrijkste waarden en kenmerken in het gebied. Dit is een samenhangende beschrijving van punten, lijnen en vlakken in het gebied
"Waarden en kenmerken:
Beschrijving
Het gebied is een natuurlijke laagte, gelegen tussen de van oost naar west lopende
zandrug
waarop Vlijmen en Drunen liggen en de Loonse en Drunense Duinen. Het was onderdeel
van
het systeem van het Oude Maasje. In 1766 werd bij Heusden de Baardwijkse overlaat
gerealiseerd, waarmee het overtollige water uit de omgeving van 's-Hertogenbosch naar
de
Biesbosch kon worden afgevoerd. Tussen Drunen en Waalwijk buigt de overlaat af naar
het
noorden, aan de westzijde begeleid door het Afwateringskanaal
's-Hertogenbosch-Drongelen, aan de oostzijde door de Elshoutse Zeedijk. Dit was een
zijdwende, die na de Sint Elisabethsvloed de zeewaterkering van het Land van Heusden
werd. De Elshoutse Zeedijk sluit in het zuiden aan op de Heidijk, die vroeger het
zuidoostelijke deel vormde van de omringdijk van de Grote of Zuid-Hollandse Waard,
die bij
de Sint Elisabethsvloed in 1421 ten onder ging. Aan de westkant van de overlaat lagen
de
Liniedijk en de Meerdijk die het gebied van Baardwijk en Waalwijk beschermden, bij
Cromvoirt diende de Cromvoirtsche Bandijk als bescherming tegen overstromingen. In
de
overlaat lagen enkele zomerkaden, die als compartimenteringsdijkjes dienst deden.
Bij het
Lange Wiel lag een hogere kade, het Stortebed, die tevens als zeewaterkering fungeerde.
Het wiel is ontstaan bij een doorbraak in de achttiende eeuw. Het gebied bestond vroeger
grotendeels uit ongeperceleerd moerasland. In het oosten lag de Hampolder, een met
lage
kaden omgeven graslandgebied met drie eendenkooien, waar geen boerderijen stonden.
Van deze kooien zijn de Oude Kooi en de Nieuwe Kooi bewaard gebleven. De
laatstgenoemde is nog volledig in bedrijf. Plaatselijk, zoals in de Moerputten, werd
turf
gestoken. Na de aanleg van de Bergse Maas en het graven van het Afwateringskanaal
's-Hertogenbosch-Drongelen (1911) verbeterde de waterhuishoudkundige situatie. Er
werden sloten en weteringen gegraven en de boeren gebruikten het gebied als hooiland.
Na
de Tweede Wereldoorlog, toen de Baardwijkse overlaat definitief gesloten was, zijn
wegen
aangelegd en boerderijen gebouwd, met name aan de Honderdbunderweg. Het gebied
maakte vanaf 1700 als inundatiegebied onderdeel uit van de Zuiderwaterlinie.
Spoorbrug
In 1890 werd de Langstraatspoorlijn geopend, ook wel het 'Halve Zolenlijntje' genoemd.
De
treinverbinding, die tegenwoordig niet meer wordt gebruikt, ging door de hele Langstraat,
van
's-Hertogenbosch naar Lage Zwaluwe, een lengte van 46 km. Het spoor ontsloot de vele
leerlooierijen en schoenfabrieken in de regio. Het reizigersvervoer over deze lijn
eindigde in
1950 en in 1972 werd het baanvak 's-Hertogenbosch-Raamsdonk geheel voor het
treinverkeer afgesloten. Er bevinden zich twee bijzondere kunstwerken in het tracé:
de brug
over de Moerputten en de brug over de Baardwijkse Overlaat".
Doorwerking plangebied
Hierboven is aangegeven welke regels uit de verordening ruimte van belang zijn, gezien
de ligging van het plangebied van onderhavig PIP binnen de diverse zones op het gebied
van stedelijke ontwikkeling, water, natuur en landschap en cultuurhistorie. Per artikel
wordt hieronder aangegeven wat hiervan de doorwerking is in het plangebied. In de
Verordening Ruimte wordt steeds gesproken over een bestemmingsplan, maar een en ander
geldt eveneens voor een PIP.
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit | ||||||||||||||||
De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling
bevat een verantwoording dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de
bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste
omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid; toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. |
Bij de totstandkoming van het wegontwerp zijn bewust verschillende planfases doorlopen:
RKP, RO en VO. Gestart is met een uitgebreide analyse van de bestaande aanwezige kernkwaliteiten
van het gebied, die vervolgens zorgvuldig zijn vertaald naar streefbeelden en ontwerpprincipes.
Een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe wegenstructuur vormde hierbij één
van de belangrijkste uitgangspunten. Ook bij de situering van de nieuwe wegenstructuur, inclusief de aansluitingen, is vanuit het oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande wegen en bestaand bebouwd gebied. Ook is een koppeling gemaakt met reeds aanwezige opgaven binnen het GOL-plangebied, zoals de ecologische verbindingzone langs het Drongelens Kanaal (GOL-West) en de HoWaBo (GOL-Oost). Er is dus bij de GOL nadrukkelijk aandacht besteed aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Meer hierover is te vinden in hoofdstuk 4 van het Ruimtelijke Kwaliteitsplan en het Ruimtelijk Ontwerp (zie bijlage 4 en 5). |
|||||||||||||||
Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de
toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid een verantwoording
waaruit blijkt dat: - in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden; - de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid. |
Als onderdeel van het PIP zijn onderzoeken uitgevoerd naar alle genoemde aspecten.
De resultaten hiervan zijn opgenomen in Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 7. De bodemkwaliteit verslechtert niet als gevolg van de planontwikkeling. Vrijkomende grond, baggerspecie en bouwstoffen zullen worden hergebruikt, echter voor het toepassen en verwerking van grond en bouwstoffen geldt het Besluit bodemkwaliteit. Daarmee is de bodemkwaliteit in de toekomstige situatie gewaarborgd, met name door het “stand still” principe; oftewel de grond dient te voldoen aan de functie én aan de bodemkwaliteit van de te ontvangen bodem. Hiermee is een eventuele verslechtering van de bodemkwaliteit door het (her)gebruik van grond ondervangen. Voor de te verwachten (archeologische) waarden in de bodem is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen, waar deze verwachting van toepassing is. Voor de ecologische waarden is de bestemming ´Natuur´ opgenomen, inclusief een aanduiding voor ecologische verbindingszone waar deze een (snel)weg kruist. Het belang van de cultuurhistorie heeft veel aandacht gekregen in hele planproces. Het gebied ten westen van Vlijmen kent cultuurhistorische structuren, die door de aanleg van de Randweg Vlijmen worden doorsneden. De landschappelijke inpassing van de nieuwe weg door middel van de versterking van de aangetaste structuren (bijvoorbeeld de aanplant van bomenlanen) verzacht deze aantasting waardoor de effecten op cultuurhistorie worden gemitigeerd. Verder zullen nieuwe elementen worden toegevoegd, zoals de verwijzing naar de Boerenschans. Deze schans was een onderdeel van de Circumvallatielinie van Frederik Hendrik aangelegd tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629. Wat betreft het cultuurhiostorisch vlak in de Baardwijkse Overlaat wordt verwezen (verderop in deze paragraaf) naar het kopje 'doorwerking plangebied, artikel 22' Voor de wijze van borging wordt verwezen naar paragraaf 4.4 Binnen het plangebied zijn geen aardkundige waarden aanwezig. Bij de totstandkoming van het wegontwerp zijn bewust verschillende planfases doorlopen: RKP, RO en VO. Gestart is met een uitgebreide analyse van de bestaande aanwezige kernkwaliteiten van het gebied, die vervolgens zorgvuldig zijn vertaald naar streefbeelden en ontwerpprincipes. Een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe wegenstructuur vormde hierbij één van de belangrijkste uitgangspunten. Voor de wijze van borging wordt verwezen naar paragraaf 4.4 Voor een gedetailleerd inzicht in de verschillende (milieu)aspecten wordt verwezen naar Hoofdstuk 4, Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 7. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
3.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap | ||||||||||||||||
Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving. In 3.2.3 wordt aangegeven waar de bedoelde verbetering betrekking op kan hebben, zoals het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen, het verrichten van activiteiten gericht op behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle terreinen dan wel een fysieke bijdrage aan de realisering van het NNB en ecologische verbindingszones. | Bij de totstandkoming van het wegontwerp zijn bewust verschillende planfases doorlopen:
RKP, RO en VO. Gestart is met een uitgebreide analyse van de bestaande aanwezige kernkwaliteiten
van het gebied, die vervolgens zorgvuldig zijn vertaald naar streefbeelden en ontwerpprincipes.
Een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe wegenstructuur vormde hierbij één
van de belangrijkste uitgangspunten. Daarnaast wordt door het openmaken van de huidige
spoordijk de cultuurhistorische waarde van de Baardwijkse Overlaat verder versterkt.
In GOL is verder ook aandacht besteed aan een recreatieve beleving van het landschap:
(bestaande) wandel- en fietsroutes doorkruisen op verschillende plaatsen het plangebied. Vanuit de wenselijke afleesbaarheid van de bijzondere watergeschiedenis van het gebied en de betekenis van de Heidijk daarin wordt een deel van deze dijk hersteld ter hoogte van de Eindstraat. Zo wordt hier de rommelige structuur hersteld. Er is sprake van een duidelijke kwaliteitsimpuls. De wegenstructuur (verlengde Spoorlaan) zorgt voor een poortwerking, zodat Drunen vanaf de A59 een groene entree krijgt. Verder vindt een fysieke bijdrage plaats aan de realisering van het NNB. Kortom: de vereiste kwaliteitsverbetering op grond van artikel 3.2. is breed bekeken. |
|||||||||||||||
De toelichting bij een bestemmingsplan bevat een verantwoording van de wijze waarop de verbetering financieel, juridisch en feitelijk is geborgd en dat de verbetering past binnen de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied. | De betreffende verbetering hangt direct samen met GOL. Hiervoor is specifiek ruimtelijk beleid ontwikkeld (het RKP), waarop de verschillende uit te voeren maatregelen zijn gebaseerd. De juridische borging hiervan en de economische uitvoerbaarheid zijn gedetailleerd beschreven in paragraaf 4.4 en Hoofdstuk 9. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
5.1 Bescherming Natuur Netwerk Brabant | ||||||||||||||||
Een bestemmingsplan gelegen in de ecologische hoofdstructuur: strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden; stelt regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken; bepaalt dat zolang de ecologische hoofdstructuur niet is gerealiseerd, de bestaande bebouwing en de bestaande planologische gebruiksactiviteit zijn toegelaten. |
Er heeft uitgebreid natuuronderzoek plaatsgevonden. Hiervan wordt verslag gedaan in
paragraaf 7.7. Het natuuronderzoek omvat ook een overzicht van de noodzakelijke compensatie. Het
plan omvat twee nieuwe ecologische verbindingszones met de bestemming 'Natuur' of
de aanduiding 'ecologische verbindingszone' waar deze de (snel)weg kruist. In de regels
van het PIP is hieraan een beschermende regeling gekoppeld. Verder wordt verwezen
naar paragraaf 4.4. Enkele onderdelen van het bestaande NNB, zoals aangegeven in de verordening, zullen verdwijnen. Hiertoe is een aanduiding opgenomen op de verbeelding. Na vaststelling van beide inpassingsplannen zal de herbegrenzing van het NNB meegenomen worden in de jaarlijkse wijziging van de Verordening Ruimte. Een en ander komt ook aan de orde in het natuuronderzoek. Door de plannen van de GOL wordt veel natuur toegevoegd aan de Oostelijke Langstraat door het realiseren van ecologische verbindingszones Drongelens kanaal en Baardwijkse Overlaat (Waalwijk) en de Voordijk (Vlijmen). Naast de aanleg van de ecologische verbindingszones zal ook nog de volgende natuur worden ontwikkeld om de ecologische waarden van de BO verder te verhogen: 1. Natuurlijke inrichting van de zone tussen de Heidijk en de randweg Vlijmen met hooiland met poelen. 2. De spoordijk in de BO zal gedeeltelijk worden opgemaakt. Hier zal een een fiets- en wandelbrug worden gerealiseerd met daaronder een nieuw aan te leggen natuurzone van hooiland met poelen en natuurvriendelijke oevers. 3. De EVZ onder A59 (zone van 25 meter breed) wordt versterkt en verbreed door ten noorden en zuiden van de A59 een groter gebied als natuur in te richten. Dit gedeelte kan als stapsteen dienen. Voor kleine minder mobiele soorten, zoals amfibieën, is de kruising met de A59 een vrij grote afstand om te overbruggen. Stapstenen kunnen als verblijfsgebied dienen om op kracht te komen naar de oversteek. Hierdoor functioneert de onderdoorgang beter voor deze soorten. De stapstenen kunnen worden gerealiseerd door de gronden ter hoogte van deze kruising als natuur in te richten (hooiland met poelen). Als we alleen kijken naar de EVZ Drongelens Kanaal met stapstenen, de EVZ Baardwijkse Overlaat en de EVZ Voordijk gaat het om circa 12,5 ha. Minder dan de helft daarvan (circa 5.9 ha.) betreft noodzakelijke compensatie van sommige GOL-maatregelen (aanleg nieuwe wegen). De rest is dus een 'zelfstandig' onderdeel van de GOL. Ter hoogte van de Eindstraat zal de Heidijk worden hersteld. Dit deel krijgt in dit PIP als onderdeel van de NNB een bestemming Natuur mede aanduiding 'Overige zone - Natuurnetwerk Brabant'. Bij Vlijmen wordt een ecotunnel aangelegd onder de A59. In de weg erboven wordt een lichtstrook meegenomen in de tussenberm, zodat er licht in de tunnel valt. Gronden ten noorden en zuiden daarvan hebben ook een natuur bestemming gekregen. Waterschap Aa en Maas heeft inmiddels het Projectplan EVZ Drongelens kanaal vastgesteld (Dat plan is in te zien via internet). De inrichting van de EVZ Drongelens kanaal tot Natuur is daarmee zekergesteld. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
6.1 Bescherming van de groenblauwe mantel | ||||||||||||||||
Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel: strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden; stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. |
GOL heeft tot doel om een versterking van het watersysteem en ecologische en landschappelijke
waarden te bereiken. Zo wordt de waterberging HoWaBo gerealiseerd en komen er nieuwe
ecologische verbindingszones. Ter bescherming van deze elementen zijn onder meer de
bestemming 'Natuur' en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging' opgenomen.
De bescherming van de landschappelijke waarden vindt op verschillende wijzen plaats. Zo zijn er voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in de bestemming Verkeer. Ook is bij de planvorming rekening gehouden met het landschap door de nieuwe wegen zodanig te situeren dat de aantasting van het landschap wordt geminimaliseerd. Dit vindt zijn uitwerking in een 'strakke' bestemming 'Verkeer'. Daarnaast wordt in het PIP GOL West tussen de Heidijk en de nieuwe randweg Drunen een gebied ingericht als hooiland met poelen. Deze zone heeft de bestemming 'Groen' gekregen (zie artikel 3). In het PIP GOL Oost vindt ten oosten van de Voordijk compensatie plaats van de groen blauwe mantel in het verlengde van de EVZ Voordijk (tussen de Meliestraat en de 'insteker' van de randweg ter hoogte van de Vijfhoevenlaan). Deze gronden hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. Ook is een gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen met een daarbij passende regeling (zie artikel 23.3 Overige zone - groenblauwe mantel). Verder wordt verwezen naar paragraaf 4.4. |
|||||||||||||||
De toelichting bij een bestemmingsplan bevat een verantwoording over de wijze waarop de nodige kennis over de aanwezige ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken is vergaard. | Als onderdeel van het PIP zijn onderzoeken uitgevoerd naar alle relevante aspecten.
De resultaten hiervan zijn opgenomen in Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 7. Hierbij is ook per onderzoeksrapport beschreven hoe te werk is gegaan en de kennis
is vergaard. Dit geldt eveneens voor het RKP (Hoofdstuk 4), zie bijlage 4, waarin
op basis van een uitgebreide analyse de kernkwaliteiten van het landschap zijn bepaald.
Verder wordt verwezen naar paragraaf 4.4. |
Artikel
|
Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
6.17 Wegen | ||||||||||||||||
De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van
een gemeentelijke of provinciale weg bevat: 1. een omschrijving van het onderzoeksgebied en van de aard van het verkeerskundig probleem. 2. een onderbouwing van de voorkeur voor het in het plan opgenomen tracé en een beschrijving van de te treffen maatregelen; 3. een onderbouwing dat de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken; 4. een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk. |
Achter GOL schuilt een hele historie. Deze is uitgebreid beschreven in paragraaf 1.4. Geconstateerd is dat de leefkwaliteit in de kernen onder druk staat evenals de doorstroming
op de A59 door de vele op- en afritten. Door een aanpassing van de wegenstructuur
wordt doorgaand verkeer om de woongebieden heen geleid en verdwijnen op- en afritten,
waardoor de doorstroming en daarmee de verkeersveiligheid op de A59 verbetert. Het
tracé van de nieuwe wegen en de exacte uit te voeren ruimtelijke maatregelen worden
uitgebreid beschreven in Hoofdstuk 3. Door de aanleg van ecologische verbindingszones wordt een positieve bijdrage geleverd aan ecologische en landschappelijke waarden. De noodzakelijke compensatie van natuur vindt plaats binnen de beide plangebieden. Mitigerende maatregelen, zoals de realisatie van geluidsschermen, worden getroffen op de plaatsen waar dat noodzakelijk is (zie de onderzoeken in Hoofdstuk 7). Op heel veel plekken wordt het woon- en leefklimaat een stuk beter. Op sommige plekken is sprake van een verslechtering. Echter ook daar blijft sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
11.1 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone | ||||||||||||||||
Een bestemmingsplan strekt ter plaatse van de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant -
ecologische verbindingszone' tot de verwezenlijking, het behoud en het beheer van
een ecologische verbindingszone met een breedte van: a. ten minste 50 meter in bestaand stedelijk gebied en zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling; b. ten minste 25 meter in alle overige gebieden. |
Het (nieuwe) NNB heeft de bestemming 'Natuur' gekregen met de aanduiding 'overige
zone - Natuur Netwerk Brabant'. Daar waar de (snel)weg het NNB kruist is alleen de
aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant'. In de regels van het PIP is aan
het NNB een beschermende regeling gekoppeld. Verder wordt verwezen naar paragraaf
4.4. Ooit was het de bedoeling aan de oostzijde van de Baardwijkse Overlaat onder of over de A59 een doorgang (voor dieren en planten) te maken met een direct aan de noordzijde van de A59 gelegen verbinding naar het Drongelens Kanaal. Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat er inmiddels een onderdoorgang voor de NNB is gemaakt onder de A59 aan de westzijde van de Baardwijkse Overlaat direct langs het Drongelens Kanaal. De verbinding met de Elshoutse Zeedijk is nu op een grotere afstand van de A59 geprojecteerd. De Heidijk blijft voor een groot deel NNB, alleen grenzend aan de A59 wordt een deel van het NNB geschrapt (waar de nieuwe weg komt te liggen). In de regels en op de verbeelding is dat ook als zodanig aangegeven. Een deel van de Heidijk wordt hersteld. Deze gronden krijgen nu de bestemming 'Natuur' en de aanduiding 'Overige zone - Natuur Netwerk Brabant'. Na vaststelling van beide inpassingsplannen zal de herbegrenzing van het NNB meegenomen worden in de jaarlijkse wijziging van de Verordening Ruimte. Ten oosten van de Randweg Drunen wordt ook natuur ontwikkeld (hooiland met poelen). Deze strook grenst aan de EVZ Heidijk. Ook een klein deel van het NNB ten westen van het Drongelens Kanaal kan worden geschrapt. Dit is als zodanig opgenomen op de verbeelding. |
|||||||||||||||
Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, stelt regels voor zover dat nodig
is om te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het
behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, waarbij in ieder geval: a. beperkingen worden gesteld aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing; b. regels ten aanzien van het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk. |
In de regels van de bestemming 'Natuur' zijn qua bebouwing enkel bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, toegestaan. De gronden zijn primair bedoeld voor het behoud, herstel
en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden in het algemeen en van ecologische
verbindingszones in het bijzonder. Recreatief medegebruik is toegestaan. Voor het
uitvoeren van werkzaamheden, waaronder het aanbrengen van verhardingen met een oppervlak
groter dan 100 m², is een omgevingsvergunning verplicht. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
12.1 Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant | ||||||||||||||||
Een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant wijst geen bestemmingen aan of stelt geen regels vast die fysieke ingrepen mogelijk maken met een negatief effect op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur. | Voor het betreffende gebied is op de verbeelding een functieaanduiding 'Overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' opgenomen met bijbehorende regels. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
13.1 Regionale waterberging | ||||||||||||||||
Een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding Regionale waterberging strekt mede
tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied. Een bestemmingsplan: a. bepaalt dat bebouwing ten dienste van waterberging tot een hoogte van ten hoogste 2 meter is toegestaan; b. stelt beperkingen aan het ophogen van gronden en het aanbrengen of wijzigen van kaden, voor zover deze activiteiten niet worden uitgevoerd in het kader van normaal beheer en onderhoud. |
De regionale waterberging in het plangebied betreft de HoWaBo. Deze vormt onderdeel
van GOL en heeft daarvoor een specifieke regeling gekregen in de vorm van de dubbelbestemming
'Waterstaat - Waterbergingsgebied' in het PIP GOL Oost. De regels van deze bestemming
zijn erop gericht om de waterberging te beschermen. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
14.1 Reservering waterberging | ||||||||||||||||
Een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding Reservering waterberging strekt mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied. | Deze aanduiding komt voor in het plangebied PIP GOL Oost. Dit PIP kent de bestemmingen 'Natuur', 'Water' en 'Verkeer'. Binnen deze bestemmingen is de realisatie van waterberging mogelijk. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
18.1 Behoud en herstel van watersystemen | ||||||||||||||||
Een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Behoud en herstel van watersystemen' strekt mede tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij het gebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop. | Het betreft in dit geval een zone ten oosten van het Drongelens Kanaal gelegen in het PIP GOL West en een zone ten oosten van de Bossche Sloot in het PIP GOL Oost. | |||||||||||||||
Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels om te voorkomen dat
een gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en
herstel van watersystemen aangaande: a. beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing; b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk; c. het ophogen van gronden. |
Deze zones hebben de bestemming 'Natuur' gekregen'met regels die ook gericht zijn
op het voorkomen dat deze zones minder geschikt worden voor de verwezenlijking en
het behoud, beheer en herstel van watersystemen. |
|||||||||||||||
Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bepaalt dat bij het toepassen van de regels bedoeld in het tweede lid onder b en c, het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord. | In de regels van de bestemming 'Natuur' is onder het kopje 'Toelaatbaarheid' bepaald dat het betrokken waterschapsbestuur moet worden gehoord. |
Artikel | Doorwerking plangebied | |||||||||||||||
22 Cultuurhistorisch vlak | ||||||||||||||||
Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch vlak' geldt dat een bestemmingsplan: a. mede is gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden; b. regels stelt ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. |
De Baardwijkse Overlaat maakt onderdeel uit van het cultuurhistorisch vlak Baardwijkse
Overlaat. Specifiek voor de Baardwijkse Overlaat is het beleid gericht op het behoud
van open landschap en afstemmen van natuurontwikkeling, waterberging en stedelijke
uitbreiding op de cultuurhistorische identiteit van de Overlaat. Dit heeft geleid
tot het nemen van een belangrijke maatregel in de Baardwijkse Overlaat, namelijk het
gedeeltelijk open maken van de spoordijk. Hier wordt de dijk vervangen door een fiets-
en wandelbrug. Met het gedeeltelijk openmaken van de spoorbrug en de aanleg van een
fiets- en wandelbrug (met referentie naar de oude open spoorbrug) komt de noord-zuid
openheid van de Baardwijkse Overlaat weer tot haar recht en krijgt de spoordijk/-brug
ook weer betekenis in relatie tot de inundatie- en overlaat-functie. De bouw van
de fiets- en wandelbrug is een belangrijke maatregel in de totale gebiedsontwikkeling
in de Baardwijkse Overlaat. Met de ontwikkeling van een moderne snelfietsroute op
de spoordijk/-brug krijgen de cultuurhistorische waarden van het oude spoortracé ook
betekenis voor de toekomst. Daarbij worden de (rijks)-monumentale brugdelen behouden
en betekenis gegeven in de historische gelaagdheid van de spoorbrug. Hierop wordt nader ingegaan in Hoofdstuk 4 van bijlage 4 en bijlage 5 en paragraaf 7.8. De bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen het PIP GOL West vindt op verschillende wijzen plaats. Zo zijn er voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in de bestemming Verkeer. Ook is bij de planvorming rekening gehouden met cultuurhistorie door de nieuwe wegen zodanig te situeren dat de aantasting van het landschap wordt geminimaliseerd. Dit vindt zijn uitwerking in een 'strakke' bestemming 'Verkeer'. Ook is een gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen met een daarbij passende regeling (zie het artikel 'Waarde - Cultuurhistorie' in het PIP GOL West. Verder wordt verwezen naar paragraaf 4.4. |
De provincie kiest voor een deur tot deur benadering, waarbij alle vervoer over weg, water en spoor in samenhang wordt bekeken (ook OV en fiets). Per gebied wordt een passende invulling gegeven aan mobiliteit. Elk gebied is anders en per gebied legt de provincie andere accenten. Het PVVP schetst onder andere de ambities om voldoende ruimte te houden voor aanleg van nieuwe infrastructuur, gegarandeerde en betere sociale bereikbaarheid met keuzemogelijkheden voor de reiziger, verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en bescherming/ontwikkeling van natuur en landschap bij inpassing van nieuwe infrastructuur.
Het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP) is vervolgens het kader voor de gemeenten bij de vormgeving van een samenhangend en uitvoeringsgericht mobiliteitsbeleid. De essentiële onderdelen van het PVVP moeten namelijk een uitwerking krijgen in de regionale gemeentelijke verkeers- en vervoerplannen.
In het PVVP kiest de provincie voor:
Doorwerking plangebied
In het PVVP worden geen concrete uitspraken gedaan ten aanzien van de A59 of de aanleg
van (lokale) infrastructuur. Wel kan gesteld worden dat het programma GOL een concrete
invulling vormt van de doelstellingen zoals die zijn neergelegd in het PVVP. Een verbetering
van de kwaliteit van de leefomgeving is immers een ambitie van GOL die ook in het
PVVP is verwoord, net als een verbetering van de bereikbaarheid. Door de uitvoering
van de ruimtelijke maatregelen verbetert de leefbaarheid van de kernen, omdat verkeer
zoveel mogelijk om de woongebieden heen wordt geleid. Door de aanleg van een snelfietsroute
wordt een alternatief voor de auto geboden en de verkeersveiligheid verbeterd doordat
gevaarlijke op- en afritten op de A59 verdwijnen. Ook een nieuwe fietsverbinding tussen
Nieuwkuijk en Haarsteeg is een verbetering van de verkeersveiligheid voor fietsers.
Het Brabants MIT 2014-2018 vormt het uitvoeringsprogramma van het PVVP. In het BMIT,
vastgesteld door PS d.d. 21 september 2012, is het programma GOL opgenomen met projectnummer
AB19.
Doorwerking plangebied
De uitdaging voor de GOL ligt in een integrale structuurversterking (gebiedsinrichtingsproces)
van de regio door de drie genoemde trajecten (hoogwaterbescherming, corridorstudie
A59 en de Groene Delta) op een doordachte manier met elkaar te verbinden en op een
integrale wijze 'werk met werk' te maken. Kansen liggen er op het gebied van hoogwaterbescherming,
verkeer, landschap & ecologie, landbouw en recreatie.
Door middel van deze visie wordt een nieuwe koers uitgezet voor versterking van de
Brabantse natuur en het Brabantse landschap. De provincie wil de ecologische hoofdstructuur
afmaken en natuur en landschap vanuit hun intrinsieke waarde beschermen en een plek
geven in de samenleving zodat ze ten goede komen aan alle Brabanders. Natuur en landschap
zijn immers essentieel voor een goed en gezond leef- en vestigingsklimaat. De basis
moet hiervoor op orde zijn, namelijk een samenhangend netwerk van natuurgebieden en
een grote variëteit aan dier- en plantensoorten.
Goed milieu- en waterbeheer is hiervoor een randvoorwaarde, daarom wordt ingezet op:
Doorwerking plangebied
Eén van de uitgangspunten voor GOL is het opheffen van de barrièrewerking van de A59
op het gebied van natuur en water. Ecologische verbindingszones worden gerealiseerd
tussen het rivierengebied van de Maas aan de noordzijde en het Nationaal Park de Loonse
en Drunense Duinen en Vlijmens Ven/Moerputten aan de zuidzijde. Hiermee wordt het
netwerk van natuurgebieden in de provincie verder uitgebouwd.
Bij de inpassing van de ruimtelijke maatregelen is nadrukkelijk rekening gehouden met de (cultuurhistorische) kwaliteiten van het landschap. Hierop wordt uitgebreid ingegaan in Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Kwaliteitsplan en Ruimtelijk Ontwerp. Door de aanleg van recreatieve verbindingen (wandel- en fietspaden) wordt tevens de beleving van het landschap versterkt.
De Gebiedsagenda is de samenwerkingsagenda van de betrokken partners die de gemeenschappelijke
basis vormt voor het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte
en Transport (BO MIRT) dat jaarlijks plaatsvindt. Daarnaast heeft de Gebiedsagenda
een functie voor het overleg van de provincie Noord-Brabant met de vijf grote gemeenten
en voor het regionaal ruimtelijk overleg (RRO) van de provincie Noord-Brabant met
de samenwerkende gemeenten in de vier Brabantse regio's. De Gebiedsagenda is een 'levend'
document zonder wettelijke status en bevat geen nieuw beleid. Het is letterlijk een
gezamenlijke agenda van betrokken partners die periodiek wordt geactualiseerd.
De Gebiedsagenda Brabant bevat een overzicht van de belangrijkste opgaven die bijdragen
aan een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Brabant in de periode tot 2040. Doel
is om zorg te dragen voor een betere afstemming van Rijks- en regionale ambities op
het terrein van ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur. Belangrijke onderlegger
zijn de SVIR en het topsectorenbeleid.
Doorwerking plangebied
Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat is één van regionale gebiedsopgaven in de
Gebiedsagenda. Dit PIP is een nadere uitwerking van de Gebiedsagenda en is het juridisch-planologisch
document om een en ander te verwezenlijken in de Oostelijke Langstraat.
De provincie Noord-Brabant, de gemeenten 's-Hertogenbosch, Heusden en Waalwijk, Waterschap
Aa en Maas, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en ZLTO hebben samen een
visie opgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen 's-Hertogenbosch en Waalwijk
tot 2030. Rijkswaterstaat trad op als adviseur. De visie beschrijft de kansen van
een integrale aanpak van de gebiedsontwikkeling en het oplossen van een aantal knelpunten
op en rond de A59 op korte en langere termijn.
Belangrijke uitkomst van de Corridorstudie is dat de A59 tot 2030 uit 2x2 rijstroken
kan blijven bestaan, mits er maatregelen worden genomen. Met name het reconstrueren
en verbeteren van de aansluitingen op de A59 is cruciaal. In combinatie met een verbetering
van het onderliggende wegennet en andere noodzakelijke maatregelen zijn er verdere
winsten te behalen op het gebied van doorstroming, veiligheid en leefbaarheid van
de omgeving. Een goede mix van maatregelen, met nadruk op het verbeteren van het Openbaar
Vervoer, het koppelen en uitbreiden van de parallelstructuur en het aanpassen van
de aansluitingenstructuur, leidt tot een duurzame en betrouwbare Maasroute, die tot
minimaal 2025 doorstroomt.
In de Baardwijkse Overlaat liggen kansen voor een ecologische en recreatieve noord-zuidverbinding.
Bij de reconstructie van de brug over het Drongelens Kanaal is het wenselijk om daar
ruimte voor te maken. Tussen 's-Hertogenbosch en Vlijmen en in het groene gebied van
de Diezemonding liggen kansen voor een noord-zuidverbinding die waterberging, recreatie
en landschap- en natuurontwikkeling mogelijk maken.
Door de klimaatverandering moet Nederland rekening houden met meer extreme neerslag
en een hoger waterpeil in watergangen en meren. De kans op wateroverlast in laaggelegen
gebieden neemt toe. Maatregelen om droge voeten te houden zijn inmiddels noodzakelijk
geworden. Ruimte voor waterberging is één van de maatregelen waarnaar wordt gekeken.
In het kader van het project HoWaBo wordt het gebied tussen Vlijmen en 's-Hertogenbosch
geschikt gemaakt voor waterberging. Water voor retentie moet hier in de toekomst van
zuid naar noord onder de A59 door kunnen stromen.
Doorwerking plangebied
Dit PIP is een nadere uitwerking van dit beleidsdocument en is het juridisch-planologisch
instrument om een en ander te verwezenlijken in de Oostelijke Langstraat.
De strategische agenda van de Agrifood Capital verwoordt dat voorzieningen op gebied van bereikbaarheid en mobiliteit een randvoorwaarde zijn voor een goed woon, werk- en leefklimaat. Het stimuleren en faciliteren van duurzame mobiliteit maakt onderdeel uit van de strategische agenda. Fietsmobiliteit is een speerpunt in de werkprogramma's van de thema's Bereikbaarheid en Mobiliteit en Energie en Duurzaamheid en is een voorwaarde voor goede vestigingsmilieus. Daarnaast beoogt de provincie met het programma 'Fiets in de versnelling' meer Brabanders op de fiets te krijgen. Het huidig provinciebestuur heeft in haar Bestuursakkoord expliciet de aanleg van nieuwe snelfietsroutes opgenomen.
Het realiseren van snelfietsroutes past uitstekend in het landelijke Rijksprogramma Beter Benutten. De GGA-regio 's-Hertogenbosch kan voor de realisatie van snelfietsroutes onderdelen financieren bij het jaarlijkse regionale uitvoeringsprogramma. Voor de uitvoering van fietsprojecten zijn zodoende volop cofinancieringskansen aanwezig. In 2013 zijn de kansrijke snelfietsroutes voor de regio in beeld gebracht in de Quick Scan Snelfietsroutes Agrifood Capital en bovendien is in dat jaar de Regionale Duurzame Mobiliteitsvisie opgesteld met als doel om de basisinfrastructuur in de regio verder te optimaliseren en de mobiliteit te verduurzamen.
Twee belangrijke kansrijke snelfietsroutes zijn 's-Hertogenbosch-Vlijmen-Waalwijk
en 's-Hertogenbosch-Boxtel -Eindhoven. Een groot deel van de forenzen die nu gebruik
maakt van de snelwegen A59 en A2 heeft een reisafstand van 15 km of minder blijkt
uit onderzoek. In de ochtend- en avondspits is het erg druk op de invalswegen van
's-Hertogenbosch. Met de opmars van de elektrische fiets en de belastingvoordelen
voor werkgevers liggen er grote kansen om fileknelpunten duurzaam te verminderen.
Voorwaarde om forenzen op de fiets te krijgen is een duidelijke, aantrekkelijke, veilige
en snelle fietsroute. Gelet op de ambities van de provincie, regio, betrokken gemeenten
is ambtelijk en bestuurlijk afgesproken om samen een verkenning uit te gaan voeren
naar de twee genoemde snelfietsroutes in de regio 's-Hertogenbosch.
Doel van de verkenning is om te komen tot een gedragen voorkeursvariant voor de beide
routes met een gedegen kostenindicatie, zodat bestuurlijk kan worden overwogen om
de ambities om te zetten in realisatie van (een van beide) snelfietsroutes. Het hogere
doel van de beide snelfietsroutes is om automobilisten die op fietsbare afstand (tot
25 km) wonen te stimuleren de fiets naar het werk te pakken door een kwalitatief hoogwaardige
fietsverbinding te bieden als alternatief voor de snelweg. Dit kan deels door bestaande
fietsverbindingen te optimaliseren tot een hoger kwaliteitsniveau en deels door nieuwe
fietsverbindingen te realiseren.
Om dit te bereiken zal eerst een duidelijke routekeuze gemaakt moeten worden met zoveel
mogelijk potentie. Vervolgens dient deze route met infrastructurele maatregelen geoptimaliseerd
te worden en volgt een proces met werknemers en werkgevers om het fietsen te stimuleren.
Kortom de route moet korter, veiliger en aantrekkelijker worden. Om de eerste stap
te zetten in de richting van het hogere doel worden de twee routes verkend, te weten
's-Hertogenbosch-Vlijmen-Waalwijk en 's-Hertogenbosch-Boxtel- Eindhoven.
Doorwerking plangebied
Op 9 december 2016 heeft de Stuurgroep GOL geadviseerd de snelfietsroute 's-Hertogenbosch-Vlijmen-Waalwijk
daadwerkelijk te realiseren. Het tracé wordt ingepast in de planvorming van de GOL,
zie ook paragraaf 3.3.3 en 3.4.3.
Dynamiek in een aangenaam landschap. Dat is waar de samenwerkende gemeenten in de
regio Hart van Brabant op inzetten. Het ontwikkelingsperspectief omvat een robuust
groenblauw raamwerk én ruimte voor economische dynamiek. De regio wil een sterke leisure
regio zijn die toeristen aantrekt uit heel Noordwest-Europa. Toeristen die niet alleen
de grote attracties bezoeken maar ook langer verblijven in de regio en genieten van
recreatief groen en het goede leven. Met het vaststellen van de visie als koersdocument
begint het pas. De ruimtelijke visie is vooral bedoeld als uitnodiging aan anderen,
de partners, om samen te investeren in de ruimtelijke kwaliteit en de aantrekkelijkheid
van de regio.
Doorwerking plangebied
De GOL is een stap naar de realisatie van de doelstellingen zoals verwoord in de ruimtelijke
visie, aangezien deze gebiedsontwikkeling inzet op een verbetering van de ruimtelijke
kwaliteit en leefkwaliteit in de Oostelijke Langstraat.
Waterbeheerplan 2016 - 2021
Het waterschap Aa en Maas stelt zich ten doel om pro-actief deel te nemen in ruimtelijke
planprocessen gericht op locatiekeuze en inrichting. In het Waterbeheerplan 2016 -
2021 beschrijft het waterschap de doelen en inspanningen voor de periode 2016 – 2021.
De volgende doelen zijn relevant voor het programma GOL:
Veilig en Bewoonbaar beheergebied
Het Waterschap zorgt ervoor dat het beheergebied veilig is tegen overstromingen vanuit
de Maas en voldoende beschermd is tegen overlast. Als het gaat om waterveiligheid
staan de komende jaren vooral in het teken van het vertalen van de Deltabeslissingen
naar de opgave voor Aa en Maas: hoe gaat Aa en Maas er samen met zijn partners voor
zorgen dat de waterveiligheid op langere termijn geborgd is? Dit doet Aa en Maas volgens
het principe van niet afwentelen (vasthouden - bergen - afvoeren).
Voldoende water en robuust watersysteem
Het Waterschap streeft naar een gezond, robuust en veerkrachtig watersysteem:
een systeem dat kan omgaan met de gevolgen van klimaatverandering (piekbuien en extreme
droogte) en dat flexibel kan worden ingezet om voldoende water voor verschillende
functies te leveren.
Gezond, natuurlijk en schoon water
Een goede waterkwaliteit is een vereiste voor gezond en natuurlijk water voor mens,
dier en plant. Het Waterschap investeert in onderhoud, aanpassing en vernieuwing van
onze afvalwaterzuiveringen, rioolgemalen en transportleidingen.
Keur
De keur is een aanvulling op de regels uit de Waterwet en is van toepassing op de
rivieren, beken, sloten, grondwater en waterkeringen die in beheer zijn bij het Waterschap.
Maar ook op alle sloten en watergangen die eigendom zijn van anderen (o.a. agrariërs
en tuinders). De keur geeft aan wat wel en niet mag en welke plichten er zijn, voor
bijvoorbeeld het lozen in oppervlaktewater, het plaatsen van een duiker of brug etc..
Doorwerking plangebied
Het waterschap Aa en Maas is één van de partners in de samenwerking in het programma
GOL. Bij de planvorming van de GOL heeft het beleid van het Waterschap als uitgangspunt
gediend. Hoe dit exact heeft plaatsgevonden en hoe verder met de wateropgave is omgegaan,
is uitgebreid beschreven in het Ruimtelijk Ontwerp (Hoofdstuk 4) en de waterparagraaf (paragraaf 7.10).
In het Waterbeheerplan 2016 - 2021 beschrijft het Waterschap de doelen en inspanningen
voor de periode 2016 - 2021. De volgende beleidsthema's en doelen zijn relevant voor
het programma GOL:
Risico's beheersen:
Duurzame ontwikkeling ondersteunen:
Doorwerking plangebied
Het Waterschap Brabantse Delta is één van de belanghebbenden in de samenwerking voor
het programma GOL (plangebied PIP GOL West). Bij de planvorming van de GOL heeft het
beleid van het Waterschap als uitgangspunt gediend. Hoe dit exact heeft plaatsgevonden
en hoe verder met de wateropgave is omgegaan, is uitgebreid beschreven in het Ruimtelijk
Ontwerp (Hoofdstuk 4) en de waterparagraaf (paragraaf 7.10).
Doel van deze structuurvisie is een samenhangend ruimtelijk beleid formuleren op hoofdlijnen
dat de ambities weergeeft voor 2035 en een visie uitwerkt voor 2025. De gemeente stelt
zich met deze visie tot doel te bereiken dat Waalwijk meer onderscheidend wordt door
het optimaliseren van typerende omgevingsfactoren op weg naar de ambitie: Waalwijk
is een stedelijk knooppunt in de regionale netwerken van Midden-Brabant, met lokaal
een krachtige economische functie en karakteristieke kernen in een unieke landschappelijke
omgeving.
In de structuurvisie 'Waalwijk 2025, onderscheidend meer verleiden', vastgesteld door
de gemeenteraad van Waalwijk op 4 februari 2016, is de Gebiedsontwikkeling Oostelijke
Langstraat als Sleutelproject opgenomen. Dit sleutelproject bestaat uit de volgende
onderdelen:
In onderstaande afbeelding zijn de hoofdlijnen van de visie weergegeven.
Doorwerking plangebied
De onderdelen 1, 2 en 4 worden met dit PIP mogelijk gemaakt. Voor onderdeel 3 is een
aparte Tracéwetprocedure gevoerd. De brug over het Drongelens kanaal is inmiddels
vervangen.
![]() |
Uitsnede visiekaart behorende bij Structuurvisie Waalwijk 2025, onderscheidend meer verleiden |
Deze nota formuleert de Waalwijkse wensbeelden, uitgangspunten en bouwstenen ten aanzien
van bedrijventerreinen. Dit is de basis voor een gewenste doorontwikkeling van de
huidige terreinen en voor een weloverwogen ontwikkeling van nieuwe terreinen. Om de
doelstellingen en het wensbeeld te realiseren wordt de (her)ontwikkeling gekoppeld
aan een aantal thema's. Het thema dat voor onderhavig PIP van belang is, is investeren
in bereikbaarheid.
Investeren in infrastructuur
Een betere bereikbaarheid en een betere doorstroming verbeteren het vestigingsklimaat
voor de bedrijven. Ook is het van belang, dat de multimodale ontsluiting verder wordt
ontwikkeld. Het is gewenst dat het aantal afslagen A59 wordt verminderd en dat een
volwaardige op- en afrittenstructuur naar Waalwijk- Oost en Drunen-West wordt gerealiseerd
in combinatie met een parallelweg structuur, onder meer om de ontsluitingsstructuur
voor het bedrijventerrein Haven te verbeteren.
Naast een aantal thema's dat wordt beschreven in de nota, wordt ook ingegaan op de
verschillende bedrijventerreinen binnen de gemeente Waalwijk. Het bedrijventerrein
dat grenst aan het plangebied van onderhavig PIP, betreft het te realiseren terrein
Haven en deels bestaand bedrijventerrein Haven en Afbouw Haven I t/m VI.
Haven Acht
Dit terrein wordt in de toekomst ontwikkeld tussen het huidige haventerrein en het
Drongelens kanaal. Haven Acht zal aan de zuidkant ook gesitueerd zijn aan de A59 waardoor
er mogelijkheden ontstaan als zichtlocatie. Gezien het lange lint aan zichtlocatie
(Haven I t/m VI, Zeven en Acht) is het beeld om bedrijven op Haven Acht iets terug
te leggen, waardoor er in combinatie met een mogelijke parallelweg een groene zichtlocatie
gerealiseerd kan worden. De locatie moet bij voorkeur dan ook via een (nieuwe) oostelijke
ontsluiting van de A59 en via het water ontsloten worden, waarmee de 'bindingsfactor'
en dus economische stabiliteit kan worden benut.
Doorwerking plangebied
Het programma GOL draagt bij aan de realisatie van de door de gemeente gewenste verbeterde
doorstroming en ontsluiting. De aanleg van de noordelijke parallelstructuur, die met
het programma GOL in Waalwijk is voorzien, vormt de nieuwe ontsluiting voor het bedrijventerrein
Haven, inclusief het nieuwe bedrijventerrein Haven Acht dat een directe aansluiting
krijgt op deze parallelweg. Zie ook paragraaf 3.3.2 en Hoofdstuk 4.
In 2015 is het Mobiliteitsplan Waalwijk vastgesteld. Het Mobiliteitsplan Waalwijk vervangt het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan uit 1998. Het Mobiliteitsplan omvat meer dan infrastructuur alleen en heeft ook betrekking op de volgende componenten:
Het Mobiliteitsplan voor de gemeente Waalwijk wordt gedefinieerd als een strategische visie die de koers aangeeft voor het gemeentelijk mobiliteitsbeleid. De aansluitingen van de A59 aan de kern Waalwijk worden geherstructureerd (verplaatst en gebundeld) in het kader GOL. Hiermee wordt het volgende bereikt:
Doorwerking plangebied
De doelstellingen uit het Mobiliteitsplan zijn één op één verwerkt in het programma
GOL.
De focus van het natuur- en stedelijk groenbeleid ligt de komende periode op het volgende:
De focus van het waterbeleid ligt de komende periode op het volgende:
Doorwerking plangebied
Bij de planvorming van de GOL is veel aandacht besteed aan een zorgvuldige omgang
met natuur en water. Dit komt uitgebreid aan bod in Hoofdstuk 4, paragraaf 7.7 en paragraaf 7.10.
De Welstandsnota 2016 heeft als doel een bijdrage te leveren aan het behoud en de
versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving. Het welstandsbeleid
richt zich in hoofdzaak op het beschermen van belangrijke bestaande karakteristieken
van een gebied. Daarmee richt het beleid zich op de zorg dat nieuwe ontwikkelingen
daar verantwoord op aansluiten en voortbouwen. Behoud van bestaande kwaliteiten hoeft
niet te betekenen dat alles gelijk moet zijn aan de bestaande omgeving. Naast de welstandsnota
kan de gemeenteraad beeldkwaliteitsplannen voor specifieke ontwikkelingen vaststellen.
Het gaat dan om nieuwe ontwikkelingen of transformaties die zodanig van schaal zijn
dat ze niet meer aansluiten bij de oorspronkelijke situatie. Er ontstaan dan nieuwe
waarden en karakteristieken. In beeldkwaliteitsplannen worden meer specifieke, ontwikkelingsgerichte
criteria voor toetsing opgenomen. Het beeldkwaliteitsplan vormt dan het beleids- en
toetsingskader, ook als het afwijkend is van deze nota.
Doorwerking plangebied
In het RKP (zie Hoofdstuk 4) zijn de kaders voor ruimtelijke kwaliteit binnen GOL aangegeven. In paragraaf 4.6
van het RKP zijn de ontwerpprincipes van de kunstwerken beschreven.
Het erfgoedbeleid van de gemeente Waalwijk is vastgelegd in de erfgoedverordening
2016. Specifiek heeft de gemeente Waalwijk cultuurhistorische themakaarten opgesteld.
De Baardwijkse Overlaat is specifiek aangeduid, evenals de verdwenen Baardwijkse molen.
Deze molen heeft tot 1765 in de Overlaat gestaan en is toen verplaatst naar Moleneind.
De dijk langs Hoogeinde is ook aangeduid als liniedijk (defensieve functie van de
Zuiderfrontier/Noord Brabantse Linie).
In de toelichting op de cultuurhistorische themakaart is een nadere beschrijving van
de Baardwijkse Overlaat opgenomen. De Overlaat bestaat uit een lagergelegen open landschap
met een ruim opgezette verkaveling. Aan beide zijden van de Baardwijkse Overlaat werden
onverharde leidijken aangelegd. De westelijke leidijk is nog aanwezig, de oorspronkelijke
oostelijke tegenhanger is bij een verbreding van de Overlaat in de 19e eeuw verdwenen.
Doorwerking plangebied
Bij de totstandkoming van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan en het Ruimtelijk Ontwerp
is zorgvuldig omgegaan met de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten. Zie Hoofdstuk 4 en paragraaf 7.8.
Het groenstructuurplan is een visie op het groen in de gemeente Waalwijk voor de komende
25 jaar. In de visie wordt onderscheid gemaakt tussen een groene hoofd- en nevenstructuur.
Hierin wordt bepaald welke elementen waardevol zijn en dus behouden, versterkt of
verbeterd moeten worden.
Het groene raamwerk van de gemeente Waalwijk en de directe omgeving wordt gevormd
door enerzijds de ecologische hoofdstructuur (EHS) en natuur- en groengebieden die
buiten de EHS vallen. Dit raamwerk moet worden versterkt door de realisatie van de
ecologische verbindingen tussen de Donge en het Eendennest met het Habitatrichtlijngebied.
Tevens moeten aan de oost- en westzijde van de gemeente landschappelijke, aaneengesloten
natuurlijke zones worden ontwikkeld.
In het buitengebied is de visie met name gericht op het instandhouden, versterken
van de verschillende landschappelijke eenheden en de cultuurhistorische betekenis
van ontginnings- en verbindingsassen. Winterdijk, Halvezolenlijntje en de havens zijn
lijnstructuren die de gehele gemeente van oost naar west en van noord naar zuid doorsnijden.
Het aanzetten van deze lijnen versterkt hun cultuurhistorische functie.
Bij de oude ontginningsassen moeten met name de doorzichten gekoesterd worden. In
de visie is rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen zoals uitbreidingen of
aanleg van infrastructuur. Het is van belang dat deze integraal worden bekeken zodat
de groene kwaliteit gewaarborgd blijft.
Doorwerking plangebied
Bij de totstandkoming van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan en het Ruimtelijk Ontwerp
is zorgvuldig omgegaan met groenstructuren en cultuurhistorische kwaliteiten. Zie
Hoofdstuk 4.
De Ontwikkelingsvisie biedt het kader om de veranderingen en de ontwikkelingen in
het buitengebied te sturen. Duidelijk moet zijn waar welke soort ontwikkelingen acceptabel
is, dan wel wenselijk. De visie biedt op een zodanige wijze sturing aan nieuwe ontwikkelingen
in het buitengebied dat er ruimte wordt geboden voor ontwikkeling van nieuwe economische
dragers, mits de bestaande omgevingskwaliteit blijft behouden en wordt versterkt,
en mits dat niet ten koste gaat van de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande functies
in de omgeving.
De gemeente Heusden heeft hoge ambities op het vlak van natuurontwikkeling. De gemeente
wil de landschappelijke kwaliteiten en de historische structuren behouden en waar
mogelijk versterken. Enerzijds door bestaande gebieden te beschermen, anderzijds door
nieuwe landschapsversterkende ontwikkelingen te stimuleren.
De zone ten westen van Drunen heeft potenties in zich voor de ontwikkeling van natuur
en water. Hierbij speelt de openheid van de zone aan het Drongelens kanaal een prominente
rol. De doelstelling is om de open corridors en zichtlijnen te respecteren.
Bij de oostelijke landschapszone, ten oosten van Vlijmen, speelt water een leidende
rol, als bijdrage aan het oplossen van de hoogwaterproblematiek in 's-Hertogenbosch
en omstreken. Met het optillen van de A59 ontstaat een noord-zuid gerichte 'route'
voor water, volgens het principe van de Groene Rivier. Een gedeelte van het buitengebied
rondom Vlijmen zal weer inundatiegebied worden om de stad 's-Hertogenbosch droog te
laten houden. Dat principe maakt daarnaast de realisatie van een ecologische verbindingszone
mogelijk, die aansluit op de ecologische verbindingszone Maas-Beerze en het zoekgebied
voor rivierverruiming.
Doorwerking plangebied
De planvorming van de GOL sluit goed aan op de Ontwikkelingsvisie. De openheid langs
het Drongelens Kanaal blijft in stand en in het gebied ten oosten van Vlijmen is een
belangrijke rol weggelegd voor waterberging. Hierop wordt uitgebreid ingegaan in Hoofdstuk 4.
Deze structuurvisie geeft de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een
periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. De uitgangspunten en
ambities van de gemeente Heusden worden in dit visiedocument per aspect behandeld.
Dat betreft achtereenvolgens de regionale positionering, natuur en landschap, infrastructuur,
wonen, werken en glastuinbouw.
Hieronder de plankaart die op hoofdlijnen de ambities uit de Structuurvisie laat zien.
![]() |
Uitsnede kaart cultuurhistorische bebouwing |
Natuur en landschap
Voor wat betreft natuur en landschap gelden de volgende actiepunten (relevant voor
de GOL):
Infrastructuur
Voor wat betreft infrastructuur gelden de volgende actiepunten (relevant voor de GOL):
Doorwerking plangebied Dit PIP is het instrument om de voor GOL relevante ambities uit de Structuurvisie juridisch planologisch mogelijk te maken.
De gemeente Heusden heeft als een van de belangrijke doelen gesteld dat zij een kwalitatief
hoogwaardige groene woon- en werkgemeente wil zijn met een goede leefbaarheid in de
verschillende kernen. Vanuit de sector verkeer en vervoer moet hier een belangrijke
bijdrage aan worden geleverd. Daarmee is de kernwaarde van het gemeentelijk verkeers-
en vervoerplan (GVVP) verwoord.
In het GVVP wil de gemeente helder vastleggen welke aanpak wordt gekozen voor het
realiseren van de doelstellingen. Het fundament dient te bestaan uit een compleet
en goed gestructureerd hoofdwegennet. Dat betekent dat realisering van de randweg
Vlijmen, doortrekking van de parallelstructuur aan de zuidzijde van de A59, realisering
van de westelijke randweg Drunen en de fasering van aansluitingen voorwaarde is om
de overige onderdelen van de verkeersinfrastructuur aan te pakken. Vervolgens zullen
ook de ontsluitingsstructuren in de dorpscentra aangepakt worden. Door de herstructurering
van het net van autoverbindingen wordt richting gegeven aan het toekomstige fietspadennetwerk.
Om de mobiliteitsdoelstellingen te realiseren zal het fietsnet hoogwaardig moeten
zijn, inclusief goede stallingsvoorzieningen.
Doorwerking plangebied
Dit PIP is het instrument om de ambities uit de GVVP juridisch planologisch mogelijk
te maken.
Het groenstructuurplan beschrijft de ruimtelijke groene kaders van de gemeente Heusden. Naast groenstructuren op wijkniveau worden ook structuurelementen beschreven die de wijken overstijgen en/of zich buiten de bebouwde kom bevinden. Op onderstaande afbeelding zijn de relevante groenstructuurelementen in beeld gebracht. Deze zijn behoudenswaardig. Het gaat daarbij om:
![]() |
![]() |
|||||||||||||||
![]() |
![]() |
|||||||||||||||
Groenstructuurelementen westzijde gemeente (links) en oostziide gemeente (rechts) met de legenda |
Doorwerking plangebied Bij de totstandkoming van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan en het Ruimtelijk Ontwerp is zorgvuldig omgegaan met groenstructuren en cultuurhistorische kwaliteiten. Zie Hoofdstuk 4.
In de Erfgoednota 'Eenheid in verscheidenheid' is het cultuurhistorisch beleid van
de gemeente Heusden vastgelegd.
Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn de volgende zaken specifiek aangeduid:
Baardwijkse Overlaat:
Overige cultuurhistorische waarden in het plangebied
Doorwerking plangebied
Bij de totstandkoming van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan en het Ruimtelijk Ontwerp
is zorgvuldig omgegaan met de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten. Zie Hoofdstuk 4 en paragraaf 7.8.
In 2012 is er in opdracht van de gemeente Heusden een totaalvisie voor alle dijken in de gemeente Heusden opgesteld. Het doel is om de dijken met elkaar te verbinden en daarmee de recreatieve mogelijkheden beter te benutten en de cultuurhistorische en landschappelijke waarde beter kenbaar te maken. Het plangebied 'doorkruist' op twee plekken de Heusdense dijkenstructuur:
De visie levert verschillende uitvoeringsmaatregelen op om de kwaliteiten van de dijken
op cultuurhistorisch, landschappelijk, recreatief, sociaal en economisch gebied de
dijken en de aanwezige waardevolle elementen te vergroten.
Doorwerking plangebied
Bij de totstandkoming van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan en het Ruimtelijk Ontwerp
is zorgvuldig omgegaan met de kwaliteiten van de dijken. Zie Hoofdstuk 4.
De Dienst Landelijk Gebied heeft in opdracht van de gemeente Heusden in juni 2011
een ontwikkelingsvisie uitgegeven voor de ontwikkeling van de Elshoutse Zeedijk waarbij
cultuurhistorische elementen worden hersteld en ecologische- en recreatieve elementen
versterkt. De Zeedijk is onderdeel van de ring van dijken rond Heusden. Specifiek
zijn verkeersmaatregelen voorgesteld op de Zeedijk tussen de Kapelstraat en de Eindstraat
als input voor de discussie rondom de reconstructie van de A59. De Elshoutse Zeedijk
heeft een belangrijke rol gespeeld in het systeem van de Baardwijkse Overlaat. De
Zeedijk is aangesloten op de Overlaatdijk. Met het aanleggen van de dijken aan weerszijden
van het Drongelens kanaal kwam de functie van de oude Overlaatdijk te vervallen. Hierdoor
werd ter hoogte van de Eindstraat een gat in de dijk gegraven om de Eindstraat op
niveau door te kunnen trekken.
Vanuit de wenselijke afleesbaarheid van de bijzondere watergeschiedenis van het gebied
en de betekenis van beide dijken is het gewenst een deel van de dijken te herstellen
zodat in de structuur duidelijk wordt dat noord- en zuidzijde van de Eindstraat met
elkaar te maken hebben. Gunstige bijkomstigheid is dat de ietwat rommelige structuur
hier een duidelijke kwaliteitsimpuls kan krijgen en dat de Eindstraat vanaf de snelweg
een poortwerking krijgt, zodat Drunen vanaf de A59 een groene entree kan krijgen.
Doorwerking plangebied
Bij de totstandkoming van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan en het Ruimtelijk Ontwerp
is zorgvuldig omgegaan met de kwaliteiten van de dijken. Zie Hoofdstuk 4.
Op 14 februari 2012 heeft de gemeenteraad van Heusden de Welstandsnota vastgesteld. Deze nota bevat voor de volgende vier bebouwingstypen een welstandstoets:
Daarnaast geldt een welstandstoets voor die gebieden waarvoor een beeldkwaliteitsplan
(dat overigens nog wel actueel moet zijn) is vastgesteld.
Kunstwerken ten behoeve van wegen zijn welstandsvrij.
Doorwerking plangebied
In het Ruimtelijk Kwaliteitsplan (zie Hoofdstuk 4) zijn de kaders voor ruimtelijke kwaliteit binnen GOL aangegeven. In paragraaf 4.6
van het RKP zijn de ontwerpprincipes van de kunstwerken beschreven. Deze zullen leidend
zijn bij de definitieve vormgeving van de te realiseren kunstwerken en worden vastgelegd
in de uitvoeringsovereenkomst met de uitvoerder.
De structuurvisie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de
stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen.
Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke
ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare
waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze
ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen
en intensiveringen aangewezen.
Langs de zuid- en westkant van de stad strekt zich een robuuste landschappelijke zone
uit. Het betreft een open, laaggelegen polder- en moerasgebied. Deze 'groene rivier'
vormt een sterk contrast met het verstedelijkt gebied. Dijken, waterlopen en stadsmuren
zorgen voor een harde stadsrand. De zone verbindt het Aadal via Kloosterstraat, Dooibroek
en Bossche Broek met het Dommeldal en via twee ecologische verbindingen met De Vughtse
Gement. Vanaf de Moerputten loopt de 'groene rivier' onder de A59 door naar het natuurgebied
Engelermeer en langs de Vlijmense en Bokhovense polders – via een brede moeraszone
langs de Voordijk en de Hedikhuizense Maas – naar de uiterwaarden van het Maasdal.
De 'groene rivier' fungeert als waterbuffer voor de opvang van overtollig water van
Aa en Dommel, indien de afvoer naar de Maas door hoge waterstanden wordt geblokkeerd.
Aan de westkant van de stad staat de bereikbaarheid onder druk vanwege de congestie
op de A59. Onderdeel van de aanpak hiervan is het verminderen van het aantal afslagen.
Dit project is onderdeel van het regionaal samenwerkingsproject GOL, een project voor
de integrale aanpak van een zestal thema's, waaronder het verminderen van het aantal
afslagen, hoogwaterberging en ecologische verbindingen. Het belang voor de bereikbaarheid
van de stad komt met name voort uit het regionale belang van handhaving van het huidige
niveau van doorstroming op de Randweg en de A59. De structuurvisie stelt de volgende
eisen:
Doorwerking plangebied GOL is een uitwerking van de Structuurvisie. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Kwaliteitsplan en Ruimtelijk Ontwerp is terug te vinden welke maatregelen worden genomen met betrekking tot de bereikbaarheid van de gemeente 's-Hertogenbosch, de hoogwaterberging en de ecologische verbindingen.
In de welstandsnota is het kader voor het welstandsbeleid van de gemeente 's-Hertogenbosch
neergelegd. Doel van de welstandsnota is het vertalen, waarborgen en versterken van
de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit door middel van transparante,
objectieve en daarmee voor een ieder begrijpelijke criteria.
Doorwerking plangebied
Binnen het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch komen geen kunstwerken, geluidschermen
etc.. Er hoeft voor het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch geen welstandstoets
plaats te vinden.
De mobiliteit van mensen en goederenvervoer groeien sterk. De grootschalige ontwikkelingen in de stad versterken die groei nog verder. De bereikbaarheid – en daarmee ook leefbaarheid en verkeersveiligheid – van 's-Hertogenbosch vraagt aandacht. De gemeenteraad heeft een koers uitgezet in de vorm van de 'Koersnota Hoofdinfrastructuur' en de 'Uitwerking Koersnota hoofdinfrastructuur'. De insteek van de 'Koersnota Hoofdinfrastructuur' is als volgt:
Doorwerking plangebied GOL is een uitwerking van de Koersnota. In Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Kwaliteitsplan en Ruimtelijk Ontwerp is terug te vinden welke maatregelen worden genomen met betrekking tot de bereikbaarheid van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Bomen zijn belangrijk voor 's-Hertogenbosch. Een evenwichtige omgang met groen en
bomen door de gemeente past bij dit belang. In het bomenbeleidsplan staat op welke
manier de gemeente omgaat met bomen en waarom.
Door bomen in categorieën in te delen, kan de gemeente aangeven hoe zij bomen waarderen
en hoe zij daarmee willen omgaan. Er zijn drie categorieën:
In het Bomenbeleidsplan worden beschermde boomstructuren weergegeven, die bescherming
behoeven. Een daarvan is gelegen langs de Vlijmenseweg tot en met aansluiting 45 op
de A59.
Boomstructuren
De verzameling van groene elementen die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit
en de groene kwaliteit van de stad of een wijk, vormen tezamen de bomenstructuur.
Deze is vastgelegd op de structurenkaart. Hierop staan de lijnen ingetekend die vanwege
hun locatie waardevol zijn of die vanwege hun huidige kwaliteit waardevol zijn. Binnen
de structuren streven we naar bomen die in goede gezondheid kunnen uitgroeien tot
volwassen exemplaren. Daarom vindt de gemeente een kapvergunning nodig voor alle bomen
in een boomstructuur.
Doorwerking plangebied
In Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Kwaliteitsplan en Ruimtelijk Ontwerp is terug te vinden welke maatregelen worden genomen en of dit gevolgen heeft voor
bomenstructuur gelegen langs Vlijmenseweg tot en met aansluiting 45 op de A59.
Het doel van het waterplan 'Waterstad 's-Hertogenbosch' is het bereiken van een veilig
en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan
de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het waterplan betreft een
koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het
beheer van oppervlaktewater en grondwater, als ook om de afvoer van hemelwater en
afvalwater.
Het waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen.
Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi
watersysteem in de Groene Delta. De bijdrage aan energiebesparing vanuit het watersysteem
zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te
zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het waterplan
wordt HoWaBo specifiek genoemd als project om het gewenste beschermingsniveau van
de stad te bereiken.
Doorwerking plangebied
Dit PIP maakt de HoWaBo volledig door de aanleg van een (eco)tunnel onder de A59 ter
hoogte van Vlijmen.
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft ambitieuze plannen met het Engelermeer. Het gebied op en rond het Engelermeer moet zich ontwikkelen tot een hoogwaardiger natuur- en recreatiegebied. Om dit te bereiken is het “Ontwikkelkader – zie Meer van het Engelermeer” opgesteld. Het ontwikkelkader moet spelregels bevatten en initiatiefnemers uitnodigen om het recreatief functioneren van het Engelermeer een forse impuls te geven.
In het ontwikkelkader wordt de aanleg van de Randweg Vlijmen reeds benoemd. Aangegeven
wordt dat de zuidzijde van het Engelermeer beter bereikbaar wordt vanuit aansluiting
45 van de A59. De gedachte hierbij is de Engelenseweg alleen voor bestemmingsverkeer
en fietsers toegankelijk te maken en te knippen. Redenen voor deze keuze zijn het
zoveel mogelijk bundelen van het autoverkeer waardoor het langzaam verkeer wordt ontzien
en het voorkomen van sluipverkeer van en naar de Haverleij via de Randweg.
Doorwerking plangebied
In Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Kwaliteitsplan en Ruimtelijk Ontwerp is terug te vinden welke maatregelen worden genomen. De Engelenseweg wordt ingericht
als fietspad / fietsstraat: richting Engelen uitsluitend voor fietsers, richting Vlijmen
ook voor lijnbussen.
Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw PIP ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij dient te worden onderzocht welke planologische en milieuhygiënische aspecten daarbij een rol spelen. In dit hoofdstuk worden de verschillende voor dit PIP relevante planologische en milieuhygiënische aspecten behandeld.
In het MER-achtergrondrapport 'Verkeer GOL West' (bijlage 19) is uitgebreid ingegaan
op de effecten van de realisatie van GOL voor het verkeer. In deze paragraaf zijn
de belangrijkste conclusies uit de rapportage vermeld.
Mobiliteit
GOL heeft als doel om de verkeersgerelateerde kwaliteit van de leefomgeving in de
kernen te verbeteren. Dit gebeurt door een betere spreiding van het verkeer over de
wegen in de kernen. Op alle wegen waar een afname van verkeer was beoogd is dat ook
het geval.
Als gevolg van het saneren van enkele aansluitingen op de A59 in combinatie met een
parallelstructuur langs de A59 is sprake van een afname van het aantal voertuigkilometers
op het rijkswegennet. Dit verkeer rijdt langer op het onderliggend wegennet (80 km/h-wegen),
zoals de nieuwe parallelstructuur, randweg Drunen en Spoorlaan. Op de erftoegangswegen
buiten de bebouwde kom, de wegen met een maximumsnelheid van 60 km/h, is sprake van
een afname. Veel wegen in het buitengebied worden ontlast door realisatie van de nieuwe
parallelstructuur.
Er is sprake van meer voertuigkilometers over erftoegangswegen. Dit is het gevolg
van een wijziging van de wegtypering. In Waalwijk wordt bijvoorbeeld de Hoogeindse
Rondweg ingericht als erftoegangsweg.
Uit tabel 4.3. van de samenvatting MER (bijlage 3 bij de toelichtingen van beide inpassingsplannen)
blijkt dat op 9 van de 10 in het MER geselecteerde straten de verkeersintensiteit
afneemt (ook ten aanzien van de huidige situatie in 2017). Deze straten zijn als representatief
voor de hoeveelheid verkeer in de kernen aangewezen op basis van berekeningen met
het verkeersmodel. Enkel op de Statenlaan is sprake van een toename van verkeer op
het deel ten zuiden van de Overlaatweg. Op dit deel is een toename niet ongewenst.
Enkel op het noordelijk deel van de Statenlaan (ten noorden van de Overlaatweg) is
een reductie van het verkeer beoogd. Volgens het verkeersmodel is op dit deel sprake
van een afname van circa 2.500 tot 3.000 mvt/etm. Hiermee is op het wegvak ten noorden
van de Overlaatweg dus sprake van een gewenste situatie.
Als bijlage 27 bij dit PIP is een overzicht gevoegd van de ontwikkelingen in de verkeersstromen
in o.a. de situatie in 2030 zonder GOL-maatregelen en de situatie in 2030 inclusief
GOL-maatregelen op een aantal belangrijke wegen. Ook hier is (op kaartmateriaal) goed
te zien waar de verkeersstromen afnemen en toenemen.
Bereikbaarheid en verkeersafwikkeling
Ten opzichte van de bestaande situatie leiden de GOL maatregelen tot een (iets) betere
doorstroming op de A59. Door het saneren van een aantal aansluitingen op de A59 wordt
de druk op bepaalde delen van de A59 lichter en op het onderliggend wegennet (gebiedsontsluitingswegen
(80/km/h) zwaarder. Zo is sprake van een verbetering op het deel van de A59 tussen
aansluiting 37 (Waalwijk) en aansluiting 40 (Drunen-West). Voor alle onderzochte wegen
in het studiegebied GOL West scoort het aspect 'functioneren wegvakken' per saldo
positief.
Op het gebied van het functioneren van kruispunten geldt dat alle onderzochte kruispunten
en aansluitingen in de huidige situatie niet in deze vorm bestaan waardoor een vergelijking
met de referentiesituatie niet mogelijk is. Voor alle onderzochte kruispunten is berekend
dat een goede verkeersafwikkeling mogelijk is in beide spitsperiodes.
Verkeersveiligheid
Ten opzichte van de referentiesituatie is sprake van een lichte verslechtering van
de verkeersveiligheid op de 80 km/h-wegen. Dit komt doordat er meer wegen worden gerealiseerd
binnen het type gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom, namelijk de nieuwe
parallelstructuur langs de A59. Dit zorgt ook voor meer gereden voertuigkilometers
over 80 km/h-wegen. Daarnaast is sprake van meer gereden kilometers op de gebiedsontsluitingswegen
binnen de bebouwde kom (50 km/h-wegen). Dit zorgt per saldo voor een hoger risicocijfer
voor verkeersveiligheid.
Op geen van de erftoegangswegen is sprake van een intensiteit welke hoger is dan maximaal
gewenst voor deze functie vanuit Duurzaam Veilig (“streefwaarde”).
In het MER-achtergrondrapport 'Verkeer GOL Oost' (bijlage 18) is uitgebreid ingegaan
op de effecten van de realisatie van GOL voor het verkeer. In deze paragraaf zijn
de belangrijkste conclusies uit de rapportage vermeld.
Mobiliteit
GOL heeft als doel om de verkeersgerelateerde kwaliteit van de leefomgeving in de
kernen te verbeteren. Dit gebeurt door een betere spreiding over de wegen in de kernen.
Op alle wegvakken is sprake van een afname van verkeer waar dat ook was beoogd.
Als gevolg van het saneren van enkele aansluitingen op de A59 is sprake van een afname van het aantal voertuigkilometers op het rijkswegennet. Dit verkeer rijdt langer op het onderliggend wegennet (80 km/h-wegen).
Een wijziging van de wegtypering is zichtbaar in de resultaten. In Vlijmen worden bijvoorbeeld De Akker en de Grote Kerk ingericht als erftoegangsweg. Er gaat weliswaar minder verkeer over deze wegen (als gevolg van het afsluiten van aansluiting 44) maar het bestemmingsverkeer blijft hier nog steeds rijden. Hierdoor is sprake van meer kilometers over erftoegangswegen en minder over gebiedsontsluitingswegen. Ook is sprake van een toename op de erftoegangswegen buiten de bebouwde kom, de wegen met een maximumsnelheid van 60 km/h. Deels komt dit door de toename van verkeer op de Tuinbouwweg en het noordelijk deel van de Oostelijke Randweg Vlijmen die als erftoegangsweg gecategoriseerd zijn. Een deel van het verkeer van en naar Vlijmen en Haarsteeg zal namelijk via de Mommersteeg en Tuinbouwweg naar de Oostelijke Randweg Vlijmen rijden.
De aangepaste verkeersstructuur in GOL is positief voor de gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom (50 km/h wegen). Het verplaatsen van de op- en afrit zorgt ervoor dat meer verkeer via deze nieuwe verbinding (70 km/h) richting de Vendreef rijdt. Mede hierdoor neemt het aantal voertuigbewegingen over gebiedsontsluitingswegen (50 km/h) af.
Uit tabel 3.3. van de samenvatting MER (bijlage 3 bij de toelichtingen van beide inpassingsplannen) blijkt dat alle 5 in het MER geselecteerde straten de verkeersintensiteit afneemt (ook ten aanzien van de huidige situatie in 2017). Deze straten zijn als representatief voor de hoeveelheid verkeer in de kernen aangewezen op basis van berekeningen met het verkeersmodel.
Als bijlage 27 bij dit PIP is een overzicht gevoegd van de ontwikkelingen in de verkeersstromen
in o.a. de situatie in 2030 zonder GOL-maatregelen en de situatie in 2030 inclusief
GOL-maatregelen op een aantal belangrijke wegen. Ook hier is (op kaartmateriaal) goed
te zien waar de verkeersstromen afnemen en toenemen.
Bereikbaarheid en verkeersafwikkeling
Ten opzichte van de bestaande situatie leidt de ontwikkeling tot een betere doorstroming
op de A59. Door het saneren van aansluiting 44 op de A59 wordt het afwikkelingsknelpunt
op De Akker – Grote Kerk opgelost. Het verkeer van en naar Vlijmen verplaatst zich
naar de resterende toegangswegen van de kern, zoals via de Oostelijke Randweg Vlijmen
(aansluiting 45) en via de Wolput (aansluiting 43).
Op het gebied van het functioneren van kruispunten is ter vergelijking met de referentiesituaties
per saldo sprake van een verbetering van de doorstroming op de kruispunten.
Verkeersveiligheid
Op de 60 km/h-wegen is ten opzichte van de referentiesituatie sprake van een lichte
verslechtering van de verkeersveiligheid. Op de 50 km/h-wegen binnen de bebouwde kom
is sprake van een lichte verbetering. Per saldo zorgt dit voor het totale studiegebied
in een gelijkblijvend risicocijfer voor verkeersveiligheid.
Op enkele erftoegangswegen is sprake van een hogere intensiteit dan maximaal gewenst
voor deze functie vanuit Duurzaam Veilig (“streefwaarde”). Echter bij de betreffende
wegen is sprake van een 'afwaardering' in de wegcategorisering: van gebiedsontsluitingsweg
tot erftoegangsweg. Dit vanwege het saneren van aansluiting 44. Feitelijk worden deze
straten dus veiliger vanwege een veel lagere verkeersintensiteit.
Rijksbeleid
Binnen GOL worden nieuwe wegen aangelegd en diverse wegen worden fysiek gewijzigd.
Zowel de aanleg van een nieuwe weg als fysieke wijzigingen van de bestaande wegen
dienen getoetst te worden aan de grenswaarden zoals opgenomen in de Wet geluidhinder.
Dit geldt voor de lokale wegen. De wijzigingen van de lokale wegen hebben tot gevolg
dat bij de aansluitingen op de toe- en afritten van de A59 er ook wijzigingen plaatsvinden
aan de rijksweg. Voor de rijkswegen is in de Wet milieubeheer vastgelegd dat geluid
niet onbeheerst mag toenemen.
Wet geluidhinder, wettelijk kader voor het lokale wegennet
In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn de regels en grenswaarden voor
wegverkeerslawaai opgenomen. De Wet geluidhinder is van toepassing op het onderliggend
wegennet, bestaande wegen die worden gewijzigd en de aanleg van nieuwe wegen. Indien
binnen de geluidszones van de te wijzigen wegen en de nieuwe wegen geluidsgevoelige
bestemmingen aanwezig zijn, dient conform artikel 76 van de Wet geluidhinder een akoestisch
onderzoek te worden verricht. In dit onderzoek gaat het om de effecten op de geluidsbelasting
op bestaande en al geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen.
Aanleg van een nieuwe weg
De voorkeursgrenswaarde voor de aanleg van een nieuwe weg bedraagt 48 dB. Als deze
grenswaarde wordt overschreden bij geluidgevoelige bestemmingen dient onderzocht te
worden met welke maatregelen de overschrijding kan worden weggenomen en of deze maatregelen
financieel doelmatig zijn.
Wijziging van een bestaande weg
Conform de Wet geluidhinder dient te worden getoetst in het jaar vóór start van de
werkzaamheden en het tiende jaar na realisatie van de plannen om te onderzoeken of
sprake is van een "reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder". Er is sprake
van een reconstructie van een weg als een wijziging aan de weg plaatsvindt en de geluidsbelasting
in de toekomst ten opzichte van de grenswaarde met 1,5 dB of meer toeneemt. Een verhoging
van meer dan 5 dB is wettelijk niet zomaar toegestaan. Als er een grenswaarde wordt overschreden bij geluidgevoelige bestemmingen dient onderzocht
te worden met welke maatregelen de overschrijding kan worden weggenomen en of deze
maatregelen financieel doelmatig zijn.
Het vaststellen van een hogere waarde
Indien een relevante overschrijding van de grenswaarde bij een geluidgevoelige bestemming
zoals een woning niet kan worden weggenomen kan onder bepaalde voorwaarden een hogere
waarde vastgesteld worden. Hierbij kunnen aanvullende eisen worden gesteld aan de
binnenwaarde in de woning.
Gevolgen elders
Ten gevolge van de aanleg van de nieuwe wegen alsmede de fysieke wijzigen aan bestaande
wegen kunnen wijzigingen optreden in de verkeersstromen in de omgeving van de projectgebieden.
Verschillen in de verkeersintensiteiten en geluidseffecten moeten ten behoeve van
een goede ruimtelijke ordening in kaart worden gebracht.
Doelmatigheidsafweging geluidmaatregelen
Net als bij het onderzoek naar maatregelen voor het hoofdwegennet vindt er voor geluidmaatregelen
ten behoeve van het onderliggend wegennet een afweging plaats of maatregelen doelmatig
zijn. Hiervoor is aangesloten bij de methodiek van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen
Wet geluidhinder. Deze is gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als de gehanteerde
methodiek voor het hoofdwegennet.
Wet milieubeheer, wettelijke kader voor het hoofdwegennet
In de Wet Milieubeheer (Wm) is vastgelegd dat het geluid rond rijkswegen niet onbeheerst
mag toenemen. Dit hoofdstuk is sinds 1 juli 2012 van kracht. Een belangrijk kenmerk
van de geluidregels in Hoofdstuk 11 van de Wm is dat voor de wegen en spoorwegen die
op de geluidplafondkaart zijn aangegeven, zogenaamde geluidproductieplafonds (GPP's)
gelden.
Belang van GPP's voor de omgeving
Zo lang de geluidproductie binnen het geldende plafond blijft, zullen ook de geluidsbelastingen
op geluidsgevoelige objecten langs de weg (zoals woningen) beneden de wettelijke toetswaarden
bij deze objecten blijven. De verkeersintensiteit op de weg kan zich blijven ontwikkelen
zolang het plafond niet wordt overschreden. Wanneer toch een overschrijding dreigt,
kan de beheerder er door het treffen van (doelmatige) maatregelen voor zorgen dat
hij toch aan het plafond blijft voldoen en zodoende aan de bijbehorende toetswaarden
van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten.
Doelmatigheidsafweging geluidmaatregelen
Bij dreigende overschrijding van GPP's moet in een akoestisch onderzoek worden nagegaan
of een overschrijding bij nabijgelegen geluidsgevoelige objecten als woningen kan
worden voorkomen door 'geluidbeperkende maatregelen' te treffen. In de Regeling geluid
milieubeheer is aangegeven om wat voor maatregelen dat gaat. Hierbij wordt onderscheid
gemaakt tussen bronmaatregelen (stil wegdek) en overdrachtsmaatregelen (schermen,
wallen). Als een geluidbeperkende maatregel die nodig is om overschrijding van het
GPP te voorkomen niet doelmatig is, hoeft deze niet te worden getroffen, en kan het
GPP verhoogd worden. In het Besluit geluid milieubeheer en in de Regeling geluid milieubeheer
zijn regels gegeven waaraan de beoordeling of een maatregel doelmatig is, moet voldoen.
"Samenloop" van geluidsbronnen ("cumulatie")
Wanneer een geluidsgevoelig object in de invloedssfeer ligt van meerdere soorten geluidsbronnen
(bijvoorbeeld een rijksweg en een industrieterrein), biedt de wet de mogelijkheid
om af te wijken van de normale doelmatigheidsbeoordeling van geluidmaatregelen.
Overschrijdingsbesluit
Het overschrijdingsbesluit is een apart besluit waarin voor specifieke geluidsgevoelige
objecten een overschrijding van de maximale waarde van de geluidsbelasting wordt toegestaan.
Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen door de Minister na een extra zware
afweging van alle belangen. Een overschrijdingsbesluit is alleen mogelijk bij wijziging
van een bestaande rijksweg, in geval van aanleg van een nieuwe weg mag de maximale
waarde onder geen enkele voorwaarde worden overschreden.
In het kader van het PIP zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd naar de geluidseffecten
als gevolg van de realisatie van de GOL. Er is onderzoek verricht naar de effecten
als gevolg van het hoofdwegennet en het lokale wegennet. De onderzoeksrapporten zijn
als bijlage 20 bij het PIP opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies
uit de onderzoeken weergegeven.
Lokale wegennet
In de navolgende tabel en figuur is aangegeven welke wegen gereconstrueerd (gewijzigd)
worden en welke nieuwe wegen aangelegd worden.
![]() |
Overzicht nieuw aan te leggen en te reconstrueren wegen |
Nr. | Wegnaam | Aard van de wijziging | |||
1 | Noordelijke Parallelstructuur Waalwijk | aanleg nieuwe weg | |||
2 | Gansoyensesteeg. | aanleg nieuwe weg | |||
3 | Hoogeindse Rondweg | reconstructie van de weg | |||
4 | Randweg Drunen | aanleg nieuwe weg | |||
5 | Overlaatweg | reconstructie van de weg | |||
6 | Verlengde Spoorlaan | aanleg nieuwe weg | |||
7 | Kastanjelaan-West | reconstructie van de weg | |||
8 | Spoorlaan | reconstructie van de weg |
Rekenresultaten
Voor de genoemde wegen is berekend wat de gevolgen van de wijzigingen zijn. Uit de
berekening volgt dat de wegen Noordelijke Parallelstructuur Waalwijk, Gansoyensesteeg,
Hoogeindse Rondweg en Randweg Drunen voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder
of dat er geen toename van het geluid is. Voor deze wegen zijn geen maatregelen benodigd.
Voor de overige wegen is in het akoestisch onderzoek bepaald of en welk maatregelen mogelijk zijn om te voldoen aan de normen. Hieruit volgt dat geluidsmaatregelen in de vorm van stiller asfalt doelmatig zijn voor het verlagen van de geluidbelasting. In navolgende tabel en figuren zijn de maatregelen per weg weergegeven.
Nr. | Wegnaam | Maatregel | |||
5 | Reconstructie Overlaatweg | 200 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | |||
6 | Aanleg Verlengde Spoorlaan | 605 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | |||
8 | Reconstructie Spoorlaan | 200 meter geluidarm asfalt (DDL-A) |
![]() |
Maatregelen Overlaatweg |
![]() |
Maatregelen Verlengde Spoorlaan |
![]() |
Maatregelen Spoorlaan |
Hogere grenswaarden
Na het treffen van geluidmaatregelen blijven er nog 5 woningen over die niet voldoen
aan de voorkeursgrenswaarde en waarvoor een hogere waarde aangevraagd wordt. In de
navolgende tabel is per woning de geluidbelasting weergegeven. Tevens is onderzocht
wat de cumulatieve geluidbelasting van het onderliggende wegennet en de rijksweg A59
is.
Woning | Geluidbelasting | Gecumuleerde geluidbelasting | |
Eindstraat 56 | 50 dB | 61 dB | |
Parallelweg 4 | 55 dB | 62 dB | |
Parallelweg 8 | 55 dB | 63 dB | |
Parallelweg 8A | 52 dB | 59 dB | |
Parallelweg 10 | 53 dB | 62 dB |
In alle gevallen geldt dat met een andere inzet van de gekozen geluidmaatregelen de gecumuleerde geluidbelasting niet verder verlaagd kan worden.
De besluiten hogere grenswaarden zijn gecoördineerd bij het PIP (zie ook paragraaf
1.7).
Gevolgen wegen elders
De akoestische effecten op het onderliggende weggennetwerk buiten het plangebied zijn
in het akoestisch onderzoek onderzocht. In de navolgende figuur zijn de wegen opgenomen
waar de toename van de geluidbelasting groter is dan 2 dB als gevolg van GOL. Voor
deze wegen moeten maatregelen afgewogen worden om de toename ongedaan te maken of
te beperken. De wegbeheerder kan besluiten om geluidsmaatregelen, bijvoorbeeld in
de vorm van geluidsarmasfalt te nemen indien de geluidsbelasting daar aanleiding toe
geeft.
Bij de reconstructie van gebiedsontsluitingswegen streeft de gemeente Waalwijk ernaar
om elementverhardingen te vervangen door asfalt met een SMA deklaag wat behoorlijke
geluidsreductie tot gevolg heeft. Indien het een oude DAB deklaag is wordt deze ook
vervangen door de meer geluidsarme SMA deklaag.
![]() |
Wegen buiten het plangebied die aangemerkt worden als 2 dB wegen |
Hoofdwegennet
De onderzoeksresultaten van het onderzoek naar het geluid van de rijksweg A59 zijn
vastgelegd in het rapport “Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat, Achtergrondrapport
Geluid t.g.v. de rijksweg A59” (bijlage 20). Uit dit onderzoek blijkt dat op diverse
locaties het geluidsproductieplafond wordt overschreden of dat er referentiepunten
verplaatst moeten worden. Op de locaties waar sprake is van een overschrijding van
het geluidproductieplafond of waar referentiepunten verplaatst moeten worden, zijn
onderzoeksgebieden gemaakt en heeft een afweging plaatsgevonden of het nodig is geluidsmaatregelen
te nemen. De afweging voor de geluidsmaatregelen vindt plaats per cluster (tussenhaakje
opgenomen achter het onderzoeksgebied).
In onderstaande tabel en figuur zijn de onderzoeksgebieden weergegeven:
Onder zoeks- gebied |
Mate van over- schrijding |
Beschrijving van de situatie |
Afweging nodig van geluids- maatre- gelen |
Reden waarom geluidsmaatregelen wel/niet afgewogen moeten worden | |||
Aansluiting 40 noord | -0,2 tot 1,1 dB | De overschrijding is een gevolg van het nieuwe ontwerp van de aansluiting 40 waardoor
de weg dicht bij de referentiepunten komt te liggen. Vier referentiepunten dienen verplaatst te worden. |
Nee | Binnen het onderzoeksgebied ligt 1 woning. Bij deze woning wordt de toetswaarde niet overschreden. | |||
Hoogeindse Rondweg (=cluster Hoogeinde) | 0,2 tot 0,3 dB | De overschrijding komt door de snelheidsverhoging en een hogere verkeersprognose. | Ja | De toetswaarde wordt voor enkele woningen overschreden. | |||
Aansluiting 40 zuidwest | -0,2 dB | Er dient één referentiepunt verplaatst te worden. | Nee | Er liggen geen woningen of andere geluidsgevoelige objecten in dit onderzoeksgebied. | |||
Aansluiting 40 zuidoost | -0,9 dB | Er dient één referentiepunt verplaatst te worden. | Nee | Er liggen geen woningen of andere geluidsgevoelige objecten in dit onderzoeksgebied. |
![]() |
Onderzoeksgebieden ten behoeve van het hoofdwegennet in GOL West |
Cluster Hoogeinde
Er is door Rijkswaterstaat aangegeven dat het bestaande tweelaags ZOAB op de zuidelijke
weghelft over een lengte van 570 wordt ingezet als maatregel en in voldoende om de
overschrijdingen op de referentiepunten teniet te doen. In onderstaand figuur is deze
maatregel opgenomen. Hiermee worden de overschrijdingen bij de referentiepunten voorkomen
en is onderzoek naar overdrachtsmaatregelen niet meer nodig.
![]() |
Te treffen bronmaatregelen cluster Hoogeinde |
Geluidproductieplafonds en Inpassingsplannen GOL West
Een besluit tot wijziging van geluidproductieplafonds betreft een aparte openbare
procedure met de mogelijkheid van inspraak en beroep. In dit kader is inmiddels een
akoestisch onderzoek uitgevoerd. Deze is nagenoeg afgerond. De conclusie is dat er
een procedure moet worden opgestart gericht op wijziging van de productieplafonds.
In het voorjaar van 2018 zal dit gebeuren. Het is aannemelijk, dat het besluit tot
wijziging van GPP's zal worden genomen conform de aanvraag. Hiermee is de uitvoering
van de PIP in voldoende mate zeker gesteld.
In het kader van het PIP zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd naar de geluidseffecten
als gevolg de GOL. Er is onderzoek verricht naar de effecten als gevolg van het hoofdwegennet
en het lokale wegennet. De onderzoeksrapporten zijn als bijlage 20 bij het PIP opgenomen.
In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit de onderzoeken weergegeven.
Lokale wegennet
In de navolgende tabel en figuur is aangegeven welke wegen gereconstrueerd (gewijzigd)
worden en welke nieuwe wegen aangelegd worden.
![]() |
Overzicht nieuw aan te leggen en te reconstrueren wegen |
Nr. | Wegnaam | Aard van de wijziging | |||
1 | Abt van Engelenlaan | reconstructie van de weg | |||
2 | Wolput | reconstructie van de weg | |||
3 | Zuidelijke Parallelstructuur Nieuwkuijk | aanleg nieuwe weg | |||
4 | Vendreef en Nassaulaan | reconstructie van de weg | |||
5 | De Bellaard | reconstructie van de weg | |||
6 | Vijfhoevenlaan | aanleg nieuwe weg en reconstructie van de weg | |||
7 | Vlijmenseweg | aanleg nieuwe weg en reconstructie van de weg |
Rekenresultaten
Voor de genoemde wegen is berekend wat de gevolgen van de wijzigingen zijn. De wegen
Abt van Engelenlaan, Vendreef Nassaulaan, en Vlijmenseweg ter plaatse van Den Bosch
voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder.
Voor de overige wegen is in het akoestisch onderzoek bepaald of en welk maatregelen mogelijk zijn om te voldoen aan de normen. Hier volgt dat geluidsmaatregelen in de vorm van stiller asfalt en schermen doelmatig zijn voor het verlagen van de geluidbelasting. In navolgende tabel en figuren zijn de maatregelen per weg weergegeven.
Nr. | Wegnaam | Maatregel | |||
3 | Aanleg Zuidelijke Parallelstructuur Nieuwkuijk | 1620 meter geluidarm asfalt (DDL-A) scherm 7 meter hoog en 190 meter lang scherm 2 meter hoog en 160 meter lang scherm 3 meter hoog en 80 meter lang scherm 4,5 meter hoog en 100 meter lang scherm 6,5 meter hoog en 130 meter lang scherm 3 meter hoog en 360 meter lang |
|||
5 | Reconstructie De Bellaard | 110 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | |||
6 | Aanleg weg en reconstructie Vijfhoevenlaan | 225 meter geluidarm asfalt (DDL-A) scherm 2 meter hoog en 35 meter lang scherm 1 meter hoog en 40 meter lang |
|||
7 | Vlijmenseweg tpv Voortse Zeedijk | 230 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | |||
7 | Vlijmenseweg tpv Gemeint | Verlengen scherm ten behoeve van rijksweg A59 met 50 meter scherm met een hoogte van 1 meter |
![]() |
Maatregelen Zuidelijke parallelstructuur Nieuwkuijk |
![]() |
Maatregelen De Bellaard (Tuinbouwweg) |
![]() |
Maatregelen Vijfhoevenlaan |
![]() |
Maatregelen Gemeint |
Hogere grenswaarden
Na het treffen van geluidmaatregelen blijven er nog 19 woningen over die niet voldoen
aan de voorkeursgrenswaarde en waarvoor een hogere waarde aangevraagd wordt. In de
navolgende tabel is per woning de geluidbelasting weergegeven. Tevens is onderzocht
wat de cumulatieve geluidbelasting van het onderliggende wegennet en de rijksweg A59
is.
Woning | Geluidbelasting | Gecumuleerde geluidbelasting | |||
Parallelweg-West 4 t/m 28 alleen op de bovenste, derde bouwlaag | 49 dB | 58 dB | |||
Parallelweg Oost 92 | 57 dB | 68 dB | |||
Voordijk 11 en 13 | 53 dB | geen cumulatie met een andere geluidsbron | |||
Vijfhoevenlaan 15 | 49 dB | geen cumulatie met een andere geluidsbron | |||
Voorste Zeedijk 10 | 51 dB | geen cumulatie met een andere geluidsbron | |||
Voorste Zeedijk 11 A | 53 dB | geen cumulatie met een andere geluidsbron |
In alle gevallen geldt dat met een andere inzet van de gekozen geluidmaatregelen de gecumuleerde geluidbelasting niet verder verlaagd kan worden.
De besluiten hogere grenswaarden zijn gecoördineerd bij het PIP (zie ook paragraaf
1.7).
De akoestische effecten op het onderliggende weggennetwerk buiten het plangebied zijn
in het akoestisch onderzoek onderzocht. In de navolgende figuur zijn de wegen opgenomen
waar de toename van de geluidbelasting groter is dan 2 dB als gevolg GOL. Voor deze
wegen moeten maatregelen afgewogen worden om de toename ongedaan te maken of te beperken.
Hoewel het niet wettelijk verplicht is, is door de gemeente Heusden besloten mitigerende
maatregelen te treffen voor indirecte geluidseffecten op de Vijfhoevenlaan en mogelijk
ook op de Spoorlaan en Overlaatweg:
Daarnaast worden nog de volgende mitigerende maatregelen genomen:
![]() |
Wegen buiten het plangebied die aangemerkt worden als 2 dB wegen |
Hoofdwegennet
De onderzoeksresultaten van het onderzoek naar het geluid van de rijksweg A59 zijn
vastgelegd in het rapport “Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat, Achtergrondrapport
Geluid t.g.v. de rijksweg A59” ( bijlage 20). Uit dit onderzoek blijkt dat op diverse
locaties het geluidsproductieplafond wordt overschreden of dat er referentiepunten
verplaatst moeten worden. Op de locaties waar sprake is van een overschrijding van
het geluidproductieplafond of waar referentiepunten verplaatst moeten worden, worden
onderzoeksgebieden gevormd en heeft een afweging plaatsgevonden of het nodig is geluidsmaatregelen
te nemen. De afweging voor de geluidsmaatregelen vindt plaats per cluster (tussenhaakje
opgenomen achter het onderzoeksgebied).
In navolgende tabel en figuur zijn de onderzoeksgebieden weergegeven.
Onderzoeks- gebied |
Mate van over- schrijding |
Beschrijving van de situatie |
Afweging nodig van geluids- maatregelen |
Reden waarom geluidsmaatregelen wel/niet afgewogen moeten worden | |||
Ei van Drunen noord (=cluster Tuinbouwweg) | 0,7 tot 2,2 dB | De toename komt doordat een groter deel van het verkeer over de afrit wordt afgewikkeld. | Ja | De toetswaarde wordt bij enkele woningen overschreden. | |||
Ei van Drunen zuid | 0,1 tot 1,8 dB | De toename komt doordat een groter deel van het verkeer over de toe- en afrit wordt afgewikkeld. | Nee | De toetswaarde wordt voor geen woning of andere geluidsgevoelig object overschreden. | |||
Heidijk | 0,1 tot 1,8 dB | De overschrijding komt door de snelheidsverhoging en hogere verkeersprognose. | Nee | De toetswaarde wordt voor geen woning of andere geluidsgevoelig object overschreden. | |||
Vlaemsche Hoeve | 0,1 dB | De overschrijding komt door de snelheidsverhoging en een hogere verkeersprognose. | Nee | De toetswaarde wordt voor geen woning of andere geluidsgevoelig object overschreden. | |||
Borredreef (=cluster Boredreef) | 0,1 tot 0,2 dB | De overschrijding komt door de snelheidsverhoging en een hogere verkeersprognose. | Ja | De toetswaarde wordt voor diverse woningen overschreden. | |||
Aansluiting 45 noord (= cluster De Gemeint) | 0,5 tot 11,1 dB | De overschrijding is een gevolg van het nieuwe ontwerp van de afrit van de aansluiting
45 waarbij de weg dichter bij de referentiepunten komt te liggen. Er dient één referentiepunt verplaatst te worden, bij dit punt is de toename 11,1 dB omdat het punt op de nieuwe weg ligt. |
Ja | De toetswaarde wordt voor enkele woningen overschreden. | |||
Aansluiting 45 zuid | 0,2 tot 0,3 dB | De overschrijding is een gevolg van het nieuwe ontwerp van de afrit van de aansluiting 45 waarbij de weg dichter bij de referentiepunten komt te liggen. | Nee | Binnen het onderzoeksgebied ligt een terrein met woonwagenstandplaatsen aan de Moerputtenweg. Op de grens van dit terrein en bij de woonwagens wordt de toetswaarde niet overschreden. |
![]() |
Onderzoeksgebieden ten behoeve van het hoofdwegennet in GOL Oost |
Cluster Tuinbouwweg
Bron- en doelmaatregelen zijn niet doelmatig. Omdat er voor de twee woningen geen
maatregelen worden getroffen betekent dit, dat de toetswaarde wordt overschreden.
Voor deze woningen vindt onderzoek plaats om te bezien of aan de wettelijke binnenwaarden
voldaan kan worden. Als dit niet het geval is dienen er geluidwerende maatregelen
aan de gevel te worden getroffen. Voor de twee woningen waarbij niet aan de grenswaarde
kan worden voldaan is het eveneens noodzakelijk om de cumulatie met het geluid van
andere bronnen te onderzoeken. In het cluster Tuinbouwweg is het geluid van de rijksweg
A59 bepalend. Een kleinere bron is het wegverkeer op de N267. Met een andere inzet
van het beschikbare budget maatregelen aan de N267 kan het akoestische klimaat bij
de woningen niet verbeterd worden.
Cluster Parallelweg West
Op basis van diverse geluidberekeningen is het volgende geoptimaliseerde pakket aan
geluidschermen tot stand gekomen:
Het totale maatregelenpakket van tweelaags ZOAB en de geluidschermen is weergegeven in de onderstaande figuur.
![]() |
Totaal pakket aan geluidmaatregelen cluster Parallelweg West |
Cluster Parallelweg Oost
Van de 7 knelpunten liggen er 5 aan de Industriestraat en 2 aan de Nassau Dwarsstraat.
De geluidschermen zijn doelmatig met een hoogte van 2 meter en 1,5 meter hoog. Deze
schermen liggen ten zuiden van de Zuidelijke Parallelstructuur en daarmee ook zuidelijk
van de rijksweg. Met deze schermen moet er nog steeds voor 6 woningen een hogere waarde
in het kader van de Wet geluidhinder aangevraagd worden. Er wordt 300 meter tweelaags
ZOAB toegerekend aan dit kleinere cluster. En een scherm van 3 meter hoog en 356 meter
lang. De gekozen maatregelen vervangen de maatregelen die voor de Zuidelijke Parallelstructuur
nodig zijn. Als bijkomend gunstig effect geldt dat met het 3 meter hoge scherm voor
zes woningen geen hogere waarde meer hoeft te worden aangevraagd voor het geluid ten
gevolge van de Zuidelijke Parallelstructuur. Het totale maatregelenpakket van tweelaags
ZOAB en het geluidscherm is weergegeven in onderstaande figuur.
![]() |
Totaal pakket aan geluidmaatregelen cluster Parallelweg Oost |
Cluster Boredreef
Als bronmaatregel is hier voor tweelaags ZOAB gekozen op de zuidelijke weghelft. De
geluidemissie van de zuidelijke weghelft is iets hoger dan die van de noordelijke
weghelft. Met deze maatregel worden de overschrijdingen op de referentiepunten voorkomen
en is onderzoek naar overdrachtsmaatregelen niet meer nodig.
Cluster De Gemeint
Door de aanwezigheid van de kruising is het niet wenselijk om een bronmaatregel aan
te leggen vanwege het “wringend verkeer”. Door de hoge ligging van het talud van de
weg is een laag geluidscherm met een hoogte van 1 meter effectief. Met een geluidsscherm
van 200 meter lang en 1 meter hoog worden alle knelpunten opgelost. In onderstaand
figuur is de ligging van dit scherm weergegeven.
![]() |
Doelmatige maatregelen cluster Gemeint |
Geluidproductieplafonds en Inpassingsplannen GOL Oost
Een besluit tot wijziging van geluidproductieplafonds betreft een aparte openbare
procedure met de mogelijkheid van inspraak en beroep. In dit kader is inmiddels een
akoestisch onderzoek uitgevoerd. Deze is nagenoeg afgerond. De conclusie is dat er
een procedure moet worden opgestart gericht op wijziging van de productieplafonds.
In het voorjaar van 2018 zal dit gebeuren. Het is aannemelijk, dat het besluit tot
wijziging van GPP's zal worden genomen conform de aanvraag. Hiermee is de uitvoering
van de PIP in voldoende mate zekergesteld.
Hoofdwegennet
Resulterende maatregelenpakket: bron- en overdrachtsmaatregelen GOL West en Oost
Tabel: Definitief pakket aan maatregelen hoofdwegennet
Wegvak | Soort bronmaatregel | ||
Zuidelijke weghelft bij het Drongelens Kanaal in Waalwijk | 117,93 – 118,5 | Tweelaags ZOAB over een lengte van 570 meter | |
Beide weghelften van de rijksweg A59 ter hoogte van de nieuwe aansluiting 43 in Vlijmen | 125,4 – 126,4 | Vervanging huidige wegdek in de vorm van ZOAB door tweelaags ZOAB over een lengte van 1000 meter | |
Zuidelijke weghelft van de rijksweg A59 in Vlijmen | 126,4 – 127,0 | Vervanging huidige wegdek in de vorm van ZOAB door tweelaags ZOAB over een lengte van 600 meter | |
Soort overdrachtsmaatregel | |||
De zuidzijde van de rijksweg A59 ter plaatse van de woningen aan de Parallelweg West in Vlijmen | 125,09 – 125,28 | Geluidabsorberend geluidscherm van 7 meter hoog en 190 meter lang | |
De zuidzijde van de Zuidelijke Parallelstructuur ter plaatse van de woningen aan de Parallelweg West in Vlijmen | 125,08 – 125,50 | Geluidabsorberend geluidscherm van 2 meter hoog en 420 meter lang | |
De zuidzijde van de Zuidelijke Parallelstructuur ter plaatse van de woningen aan de Schilderstraat | 125,50 – 125,60 | Geluidabsorberend geluidscherm van 4.5 meter hoog en 100 meter lang | |
De zuidzijde van de Zuidelijke Parallelstructuur ter plaatse van de woningen aan de Parallelweg Oost in Vlijmen | 125,60 – 125,72 | Geluidabsorberend geluidscherm van 6.5 meter hoog en 130 meter lang | |
De zuidzijde van de Zuidelijke Parallelstructuur ter plaatse van de woningen aan de Industriestraat en de Nassau Dwarsstraat in Vlijmen | 125,97 – 126,33 | Geluidabsorberend geluidscherm van 3 meter hoog en 360 meter lang | |
De noordoost zijde aansluiting 45 langs de doorgetrokken Verlengde Vlijmenseweg bij De Gemeint in Vlijmen | t.h.v. 128 - 128,5 | Geluidabsorberend geluidscherm van 1 meter hoog en 200 meter lang |
Onderliggend wegennet
Resulterende maatregelenpakket: bron- en overdrachtsmaatregelen GOL West en Oost
Tabel: Definitief pakket aan maatregelen onderliggend wegennet
Wegnaam | Ligging maatregel | Ligging maatregel | |
Aanleg Zuidelijke Parallelstructuur Nieuwkuijk | Op de gehele nieuwe weg. Op diverse locaties langs de nieuwe weg |
Op de gehele nieuwe weg. Op diverse locaties langs de nieuwe weg |
|
Reconstructie De Bellaard | 110 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | direct ten westen van de werkgrens voor de woningen aan de Tuinbouwweg | |
Aanleg weg en reconstructie Vijfhoevenlaan | 225 meter geluidarm asfalt (DDL-A) scherm 2 meter hoog en 35 meter lang scherm 1 meter hoog en 40 meter lang |
Voor de drie woningen | |
Vlijmenseweg tpv Voortse Zeedijk | 230 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | Voor de twee woningen | |
Vlijmenseweg tpv Gemeint | Verlengen scherm ten behoeve van rijksweg A59 met 50 meter scherm met een hoogte van 1 meter | Ten noorden vanaf de nieuwe kruising met de toerit naar de rijksweg | |
Reconstructie Overlaatweg | 200 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | Tussen de Randweg en de rotonde met de Statenlaan | |
Aanleg Verlengde Spoorlaan | 605 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | Binnen de gehele bebouwde kom grens | |
Reconstructie Spoorlaan | 200 meter geluidarm asfalt (DDL-A) | Vanaf de kruising met de Verlengde Spoorlaan en de Kastanjelaan-West Oostwaarts |
Wet milieubeheer
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet Milieubeheer.
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht
geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regeling zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel
5.2 van de Wet milieubeheer (Wm), ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. In navolging
van artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer kan worden gesteld dat een ruimtelijke
ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit doorgang kan vinden indien:
Wanneer aan ten minste één van bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, kunnen de
plannen vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit doorgang vinden. Het GOL-project is
reeds in de vorm van een tweetal projecten opgenomen in het NSL. Hiermee kan in beginsel
een beroep worden gedaan op artikel 5.16 lid 1 onder d van de Wet milieubeheer. Voorwaarde
hierbij is dat het project herkenbaar is opgenomen in het NSL. Voor het Provinciaal
Inpassingsplan dient beschouwd te worden in hoeverre de opgenomen projectkenmerken
overeenkomen met de uiteindelijk vast te leggen plannen.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
In het NSL werken de rijksoverheid en de decentrale overheden samen om overal in Nederland
tijdig (binnen de verkregen derogatietermijn) te voldoen aan de Europese grenswaarden
voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Het NSL bevat niet alleen de maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren, maar
ook de ruimtelijke plannen die de luchtkwaliteit verslechteren. Voor een project dat
past binnen de reikwijdte van de grondslag in artikel 5.16 lid 1 sub d Wm, geldt dat
de toetsing aan de grenswaarden verschuift van het besluit naar het programma. De
wettelijke basis voor deze programma-aanpak ligt in de Wet milieubeheer (paragraaf
5.2.3, titel 5.2 Wm). In het NSL zijn de volgende GOL-onderdelen als NSL-project opgenomen:
Voor beide NSL-projecten zijn de projecteffecten opgenomen in de verkeersprognoses.
In de gemeentelijke verkeersnetwerken (gemeente Waalwijk en gemeente Heusden) is in
de NSL-Monitoringsronde 2016 reeds rekening gehouden met de GOL.
Richtlijn luchtkwaliteit 2008: Fijnstof PM2,5
Sinds 2008 is een nieuwe Europese richtlijn (2008/50/EG) voor luchtkwaliteit van kracht.
Een belangrijke wijziging in deze richtlijn is de invoering van grenswaarden voor
de jaargemiddelde concentratie en de gemiddelde stedelijke achtergrondconcentratie
van PM2,5. Voor de vergunningverlening en de ruimtelijke ordening is de grenswaarde voor PM2,5 van belang.
Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan
In het Provinciaal Vervoersplan (PVVP) van de Provincie Noord-Brabant staat beschreven
dat de Provincie Noord-Brabant geen overschrijding wil van de luchtkwaliteitsnormen
in 2010 en het ontstaan van nieuwe knelpunten wil voorkomen, ook na 2010. Dit betreft
de overschrijding van de wettelijke normen voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Dit is gebaseerd op de EU-kaderrichtlijn Lucht en het Besluit Luchtkwaliteit. Daarnaast
mogen de CO -emissies, gebaseerd op het provinciale klimaat- en energiebeleid, niet
worden overschreden.
Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
Het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (BSL) maakt onderdeel uit van het
NSL. In het BSL worden financiële middelen voor luchtkwaliteitsmaatregelen (afkomstig
van het NSL) verdeeld onder een aantal Brabantse gemeenten.
De Waalwijkse visie op milieu; een milieubeleidsplan voor de langere termijn
2011-2018
In Waalwijk wordt voldaan aan de huidige luchtkwaliteitsnormen. Het lucht- en geurbeleid
in de gemeente Waalwijk wordt gekenmerkt door een aantal kernwaarden of principes:
De belangrijkste beleidsthema's waarbij afstemming van de planmatige en procesmatige
aspecten met luchtkwaliteit een belangrijke rol speelt zijn: ruimtelijke ordening,
verkeer- en vervoer en vergunningverlening. Door in de planvorming al rekening te
houden met toedeling van functies aan gebieden en (kwetsbare) doelgroepen in de betreffende
gebieden kan de gemeente preventief zorg besteden aan de impact op de luchtkwaliteit
en de impact van de luchtkwaliteit op mens en milieu. Concreet krijgt dit bijvoorbeeld
vorm in de uitvoering van een Gezondheids Effect Screening (GES). Daarnaast zullen
bij planontwikkeling langs autosnelwegen en drukke doorgaande gemeentelijke wegen
in principe de vuistregels van de GGD worden gevolgd.
Gemeente 's-Hertogenbosch
De gemeente 's-Hertogenbosch voldoet aan de landelijk normen voor luchtkwaliteit.
De gemeentelijke doelen omtrent luchtkwaliteit zijn:
De belangrijkste bron van vervuiling is het verkeer. De gemeente zet de komende jaren
in op het nadrukkelijker meewegen van luchtkwaliteit in ruimtelijke plannen.
Gemeente Heusden
De gemeente Heusden heeft geen specifiek beleid over luchtkwaliteit.
In het kader van het PIP is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport
is als bijlage 6 bij het inpassingsplan opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste
conclusies uit het onderzoek weergegeven.
GOL heeft als een van de doelstellingen om verkeersgerelateerde kwaliteit van de leefomgeving
in de kernen te verbeteren. Het gaat hierbij om geluid, lucht en trillingen. Uit het
achtergrondrapport luchtkwaliteit blijkt dat de luchtkwaliteit in het westelijke deel
van het studiegebied overal voldoet aan wet- en regelgeving. Tevens blijkt dat GOL
per saldo een positief effect heeft op de concentratie stikstofdioxide bij gevoelige
bestemmingen. Het aantal bestemmingen waarbij dit positieve effect zich voordoet is
echter beperkt. Tevens is er voor de concentraties fijnstof PM10 en PM2,5 geen significante
toe- of afname zichtbaar als gevolg van GOL. De bijdrage van GOL aan het verbeteren
van de luchtkwaliteit is daarom relatief beperkt.
In het kader van het PIP is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport
is als bijlage 6 bij het inpassingsplan opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste
conclusies uit het onderzoek weergegeven.
GOL heeft als een van de doelstellingen om verkeersgerelateerde kwaliteit van de leefomgeving
in de kernen te verbeteren. Het gaat hierbij om geluid, lucht en trillingen. Uit het
onderzoek blijkt dat de luchtkwaliteit in het oostelijk deel van het studiegebied
overal voldoet aan wet- en regelgeving. Tevens blijkt dat GOL per saldo een positief
effect heeft op de concentratie stikstofdioxide bij gevoelige bestemmingen. Het aantal
bestemming waarbij dit positieve effect zich voordoet is echter beperkt. Tevens is
er voor de concentraties fijnstof PM10 en PM2,5 geen significante toe- of afnames
zichtbaar als gevolg van GOL. De bijdrage van GOL aan het verbeteren van de luchtkwaliteit
is daarom relatief beperkt.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg geldt sinds 1 april 2015 de
“Wet Basisnet”. Deze landelijke wet- en regelgeving betreft rijkswegen, en wordt hieronder
beschreven.
Basisnet Weg
Basisnet Weg bestaat uit de volgende hoofddelen:
Het Basisnet Weg stelt begrenzingen (zogenoemde risicoplafonds) aan de risico's als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg enerzijds en aan de bebouwing rondom de weg anderzijds. Het heeft tot doel een wettelijk kader te bieden voor het borgen van een evenwicht tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkeling en de veiligheid. Daarnaast wordt beoogd hiermee voor de langere termijn duidelijkheid te bieden aan gemeenten. In Basisnet Weg is rekening gehouden met toekomstige bouwplannen en is er ruimte voor groei van de transportaantallen.
Het voorkomen van overschrijdingen van de risicoplafonds door het vervoer is een taak
van de minister van IenM. Dat gebeurt met het in de Wvgs specifiek ten behoeve van
het Basisnet opgenomen instrumentarium. Het verantwoorden van risico's als gevolg
van bebouwing en bevolkingsconcentraties nabij de infrastructuur waarover gevaarlijke
stoffen worden vervoerd, is een taak van de gemeenten. Dit wordt geregeld in het Bevt.
Regeling Basisnet
Om de Wet basisnet concreet vorm te geven is de "Regeling Basisnet" opgesteld. De
Regeling geeft een aantal technische regels op basis waarvan bepaald kan worden waar
het risicoplafond ruimtelijk gezien ligt en wanneer een bouwwerk wel of niet binnen
een risicozone valt. Ook bevat de Regeling bepalingen over monitoring en het maatregelenonderzoek
voor de infrabeheerders en de minister van IenM.
Beleidsregels EV
In aanvulling op de Wvgs en de Regeling Basisnet zijn door het ministerie van IenM
beleidsregels opgesteld en vastgelegd in de "Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten"
(hierna "Beleidsregels EV"). In de Beleidsregels EV gaat hoofdstuk 2 over de beoordeling
van externe veiligheid bij de aanleg of wijziging van of onderhoud aan een hoofdweg.
Als kader voor de beoordeling worden de Beleidsregels EV-beoordeling gehanteerd die
onderdeel zijn van de wet- en regelgeving rondom de Wet Basisnet. Van toepassing zijn
de artikelen 2 t/m 9 die verband houden met wijziging van wegen die deel uitmaken
van het basisnet.
Kader externe veiligheid weg
Het nieuwe beleid op gebied van EV is door RWS uitgewerkt in het "Kader externe veiligheid
weg".
Provinciaal beleid
De risico's van vervoer van gevaarlijke stoffen op provinciale wegen zijn naar verwachting
zeer gering. Op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) heeft de provincie
de wettelijke taak om wegen en wegdelen aan te wijzen die bestemd zijn voor het vervoer
van gevaarlijke stoffen.
De provincie Noord-Brabant heeft in 1998 als wegbeheerder alle provinciale wegen vrijgegeven
voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
In het document “Risicobeleid Externe Veiligheid 2014 – 2018” heeft de provincie haar
beleid geformuleerd. Enerzijds berust dat beleid, uiteraard, op het voldoen aan landelijke
wet- en regelgeving, anderzijds steekt de provincie sterk in op integrale belangenafweging.
De provincie schrijft: “Onze eerste stap in de beoordeling van een risico is een bestuurlijke
afweging van alle belangen die in het geding zijn. Wij letten daarbij op de mogelijke
schade die een risicovolle activiteit kan toebrengen aan mens en samenleving. Even
serieus kijken wij echter naar de mogelijke opbrengsten van de activiteit in termen
van bijvoorbeeld economische ontwikkeling, aantal arbeidsplaatsen en de bereikbaarheid
en aantrekkelijkheid van een stad of regio. Over deze afweging en het daaruit voortvloeiende
besluit leggen wij transparant en publiekelijk verantwoording af.”
Gemeentelijk beleid
In de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) staat dat de gemeenteraad met betrekking
tot het vervoer van gevaarlijke stoffen op zijn grondgebied gelegen wegen kan aanwijzen
waarover gevaarlijke stoffen uitsluitend mogen worden vervoerd.
Artikel 19 van de Wvgs geeft aan dat een voertuig over de weg met gevaarlijke stoffen
verplicht is de bebouwde kom te mijden. Alleen als het laad- of lospunt binnen de
bebouwde kom ligt, of als er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar
is, mag een voertuig met gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom rijden.
Achtergrondrapport Externe Veiligheid
In het kader van het PIP is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd naar de externe
veiligheidseffecten als gevolg van de GOL. Het onderzoeksrapport is als bijlage 7
bij het PIP opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het
onderzoek weergegeven.
Volgens de Beleidsregels EV bestaat de beoordeling externe veiligheid uit de volgende
onderdelen:
Dit betreft zowel de beoordeling van het PR als van het GR.
Ad. b): Mogelijke wijzigingen vervoersomvang
De te beantwoorden vraag is of de wijziging van de A59 leidt tot toename van vervoer
van gevaarlijke stoffen op de A59. Vanuit de Wvgs moet het transport van gevaarlijke
stoffen zoveel mogelijk via de hoofdwegen rijden en bebouwde gebieden vermijden. Alleen
bij zeer ingrijpende wegaanpassingen zal het vervoer van gevaarlijke stoffen anders
gaan lopen. Denk aan de aanleg van een tunnel met beperkingen voor gevaarlijke stoffen,
of aan het opheffen of realiseren van een geheel nieuw stuk hoofdweg. Alleen zulke
grote wijzigingen zullen leiden tot vermindering of toename van de transportaantallen
gevaarlijke stoffen. Bij de beoogde aanpassingen aan de A59 en de nieuwe parallelstructuren
is dat niet aan de orde.
Ad. c): Verandering ongevalfrequentie.
De ongevalfrequentie is afhankelijk van het type weg. Zowel nu als in de toekomst
betreft het een snelweg. De ongevalfrequentie voor externe veiligheid verandert niet.
Toets op noodzaak afwijkende beoordeling
De Beleidsregels EV geven aan wanneer er een afwijkende beoordeling wordt vereist
bij een infrabesluit. Dat is, volgens artikel 7 van de Beleidsregels EV, nodig bij:
Tevens is het, volgens artikel 4 van de Beleidsregels EV, van belang vast te stellen
of het zogenoemde "referentiepunt" verschuift. Het referentiepunt bij een rijksweg
is de middenberm van de betreffende wegbundel.
De toets is voor GOL eenvoudig uit te voeren:
Conclusies ten aanzien van effect externe veiligheid
Uit bovenstaande analyse volgen de volgende conclusies met betrekking tot externe
veiligheid op de A59:
Buiten de A59 zijn er andere wegen waarop het project GOL invloed uitoefent met potentiële
consequenties op gebied van externe veiligheid. Dat geldt uiteraard in de eerste plaats
voor de nieuw aan te leggen parallelstructuren, maar ook voor de reeds bestaande wegen
die aansluiten op de A59. Deze wegen maken geen van allen deel uit van het landelijk
Basisnet Weg. Dat betekent dat provincie en gemeenten deze wegen mogen aanwijzen als
wegen waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De risico's van vervoer
van gevaarlijke stoffen op gemeentelijke en provinciale wegen zijn naar verwachting
zeer gering. Het transport van gevaarlijke stoffen is beperkt tot lokaal transport
van en naar locaties waar gevaarlijke stoffen worden opgehaald of afgeleverd. In een
niet industrieel gebied is dit aantal zo klein dat ook zonder berekening, maar op
basis van "expert-opinion", vastgesteld kan worden dat er geen PR-contour met waarde
10-6 aanwezig zal zijn, en dat het GR minder dan 0,1 * de oriëntatiewaarde zal bedragen.
Dit geldt voor gebieden met:
De aanpassingen hebben geen effect op de risico's externe veiligheid op de A59. Ook
voor de lokale wegen is het effect van de veranderingen nihil. Nabij aansluiting 38
(Waalwijk Centrum) is een tankstation gevestigd dat ook LPG verkoopt. Als aansluiting
38 wordt afgesloten, kan de bevoorrading van dit tankstation gebruik maken van aansluiting
37 (Waalwijk) of 40 (Drunen West) en via de nieuwe en de bestaande parallelstructuur
naar het tankstation rijden. De transportaantallen naar deze installatie, zijn zo
gering dat er langs de transportroutes geen normen of oriëntatiewaarden zullen worden
overschreden.
Langs de Laageindse Stoep te Waalwijk ligt, vlakbij de toerit tot de A59, een Total
tankstation met LPG. De gemeente Waalwijk geeft aan dat in ieder geval het LPG gedeelte
vanwege andere ontwikkelingen zal vervallen, maar dat dit nu nog niet via een bestemmingsplan
is vastgelegd. Omdat de oprit vanaf de Taxandriaweg naar de A59 richting 's- Hertogenbosch
komt te vervallen, kan de tankwagen, na bevoorrading van dit tankstation, gebruik
maken van aansluiting 37 (Waalwijk) of 40 (Drunen West) en de nieuwe en de bestaande
parallelstructuur. De transportaantallen naar deze installatie, zijn zo gering dat
er langs de transportroutes geen normen of oriëntatiewaarden zullen worden overschreden.
De risico's zijn, gezien het zeer lage aantal transporten van gevaarlijke stoffen
sowieso al zeer gering, en dat verandert niet door de wijzigingen in de weginfrastructuur.
In het kader van het PIP is een extern veiligheidsonderzoek uitgevoerd naar de externe
veiligheidseffecten als gevolg van de GOL. Het onderzoeksrapport is als bijlage 7
bij het inpassingsplan opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies
uit het onderzoek weergegeven.
Volgens de Beleidsregels EV bestaat de beoordeling externe veiligheid uit de volgende
onderdelen:
Dit betreft zowel de beoordeling van het PR als van het GR.
Ad. b): Mogelijke wijzigingen vervoersomvang
De te beantwoorden vraag is of de wijziging van de A59 leidt tot toename van vervoer
van gevaarlijke stoffen op de A59. Vanuit de Wvgs moet het transport van gevaarlijke
stoffen zoveel mogelijk via de hoofdwegen rijden en bebouwde gebieden vermijden. Alleen
bij zeer ingrijpende wegaanpassingen zal het vervoer van gevaarlijke stoffen anders
gaan lopen. Denk aan de aanleg van een tunnel met beperkingen voor gevaarlijke stoffen,
of aan het opheffen of realiseren van een geheel nieuw stuk hoofdweg. Alleen zulke
grote wijzigingen zullen leiden tot vermindering of toename van de transportaantallen
gevaarlijke stoffen. Bij de beoogde aanpassingen aan de A59 en de nieuwe parallelstructuren
is dat niet aan de orde.
Ad. c): Verandering ongevalfrequentie
De ongevalfrequentie is afhankelijk van het type weg. Zowel nu als in de toekomst
betreft het een snelweg. De ongevalfrequentie voor externe veiligheid verandert niet.
Toets op noodzaak afwijkende beoordeling
De Beleidsregels EV geven aan wanneer er een afwijkende beoordeling wordt vereist
bij een infrabesluit. Dat is, volgens artikel 7 van de Beleidsregels EV, nodig bij:
Tevens is het, volgens artikel 4 van de Beleidsregels EV, van belang vast te stellen
of het zogenoemde "referentiepunt" verschuift. Het referentiepunt bij een rijksweg
is de middenberm van de betreffende wegbundel.
De toets is voor GOL eenvoudig uit te voeren:
Conclusies ten aanzien van effect externe veiligheid
Uit bovenstaande analyse volgen de volgende conclusies met betrekking tot externe
veiligheid op de A59:
Voor de lokale wegen is het effect van de veranderingen nihil. De risico's zijn, gezien
het zeer lage aantal transporten van gevaarlijke stoffen sowieso al zeer gering, en
dat verandert niet door de wijzigingen in de weginfrastructuur. Voor het transport
van gevaarlijke stoffen van en naar het bedrijf Royal Sanders te Vlijmen is geen route
opgenomen in de vergunning van het bedrijf. Ook heeft de gemeente geen wegen specifiek
aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Wel geeft de gemeente Heusden
aan dat het in afstemming met de veiligheidsregio met Royal Sanders een aantal routes
heeft afgesproken voor het transport. In de variantenstudie is voor de diverse varianten
bekeken in hoeverre de thans afgesproken routes in stand kunnen blijven. Besluitvorming
over de routering tussen de A59 en Royal Sanders moet in een toekomstige projectfase
plaatsvinden. Daarbij moet rekening worden gehouden met Artikel 19 van de Wvgs die
aangeeft dat een voertuig met gevaarlijke stoffen verplicht is de bebouwde kom te
mijden, tenzij het laad- of lospunt binnen de bebouwde kom ligt, of als er redelijkerwijs
geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Gezien de geringe transportaantallen
zullen er, ongeacht de gekozen routering, geen normen voor risico's worden overschreden.
Voor de lokale wegen is het effect van de veranderingen nihil. De risico's zijn, gezien
het zeer lage aantal transporten van gevaarlijke stoffen sowieso al zeer gering, en
dat verandert niet door de wijzigingen in de weginfrastructuur.
Verantwoording groepsrisico
In het plangebied van Gol West en GOL Oost ligt een aardgastransportleiding. Hier
is aanvullend onderzoek gedaan naar het groepsrisico. Het groepsrisico is geen norm,
maar er geldt een verantwoordingsplicht.
Door GOL verandert de ligging van de gasleiding niet. Ook komen er door GOL geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten dichter bij de gasleiding te liggen.
Wel komt er een snelfietsroute nabij of op de gasleiding te liggen. Ook ligt de gasleiding nabij of onder delen van de nieuwe parallelstructuur in GOL Oost. Over de fietsroute vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. En de nieuwe parallelstructuur wordt niet vrijgegeven voor doorgaand transport van gevaarlijke stoffen. Er wordt dus geen nieuwe risicobron binnen het plan geïntroduceerd. Daarnaast is de nieuw aan te leggen fietsverbinding en parallelstructuur geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Dit betekent dat er door GOL geen toename van het groepsrisico plaatsvindt.
De huidige gasleiding heeft conform de Regeling Basisnet geen PR 10-6 contour en geen plasbrandaandachtsgebied. Verder zijn er geen bedrijven, buisleidingen en wegen gelegen die een PR 10-6 contour hebben bij de locaties waar de nieuwe snelfietsroute en parallelstructuur boven de gasleiding ligt.
Omdat het effect van dit project op de externe veiligheidsrisico's nihil is en het
project geen gevolgen heeft voor ongevalsscenario's wordt geconcludeerd dat de realisatie
van de snelfietsroute en de parallelstructuur door GOL niet zal leiden tot risico's
anders dan deze al in het gebied van toepassing zijn. Op basis van het bovenstaande
wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen
voor het provinciaal inpassingsplan bestaan.
Onderzoek naar bovenbelasting
Er is onderzoek gedaan naar de vraag of de aardgastransportleiding de bovenbelasting
van de nieuw aan te leggen snelfietsroute en de parallelstructuur, voor zover gelegen
op die leiding, kan weerstaan. Dit onderzoek is als bijlage 30 bij de toelichting
gevoegd.
De gasleiding van de Gasunie onder het fietspad is in staat de belasting uit het grondpakket en het fietspad te weerstaan.
Lokaal kan sprake zijn van een gasleiding onder wegen. Denk daarbij aan het gebied rondom de nieuwe aansluiting 43 en de nieuwe parallelwegen. Dit betreft voornamelijk een gasleiding van Enexis met een kleinere diameter en lagere werkdruk dan de gasleiding van de Gasunie. Indien nodig worden hier overkluizingsconstructies aangebracht. Een en ander wordt geregeld in het contract met de aannemer.
De blootstelling aan geluid en aan bepaalde concentraties NO2, PM10 en PM 2,5 (luchtkwaliteit) kunnen gezondheidseffecten veroorzaken. Onder externe veiligheid wordt begrepen de risico's waaraan omwonenden worden blootgesteld als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Om de effecten op de gezondheid te beoordelen wordt gebruik gemaakt van de methode 'Gezondheidseffectscreening (GES) Stad & Milieu'. Bij een GES worden de thema's geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid samen beoordeeld. In het kader van het PIP is een GES uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 bij het PIP opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Voor het thema geluid treedt een lichte verbetering op ten opzichte van de referentiesituatie. Door de GOL scoren meer verblijfplaatsen een goede milieugezondheidskwaliteit en minder verblijfplaatsen met een onvoldoende milieugezondheidskwaliteit. Voor het thema luchtkwaliteit geldt dat er geen significante veranderingen zijn op het gebied van milieugezondheidskwaliteit ten opzichte van de referentiesituatie. Voor externe veiligheid zijn er helemaal geen veranderingen. De realisatie van extra groen, wandelroutes en fietspaden hebben een positief effect op de gezondheid. Per saldo heeft de GOL een beperkt positief effect op de gezondheid.
Voor het thema geluid treedt een lichte verbetering op ten opzichte van de referentiesituatie. Door de GOL scoren meer verblijfplaatsen een goede milieugezondheidskwaliteit en tevens minder verblijfplaatsen een onvoldoende milieugezondheidskwaliteit. Voor het thema luchtkwaliteit geldt dat er geen significante veranderingen zijn op het gebied van milieugezondheidskwaliteit ten opzichte van de referentiesituatie. Voor externe veiligheid zijn er helemaal geen veranderingen. De realisatie van extra groen, wandelroutes en fietspaden hebben een positief effect op de gezondheid. Per saldo heeft de GOL een beperkt positief effect op de gezondheid.
Wet Natuurbescherming
De Wet natuurbescherming (Wnb) is per 1 januari 2017 in werking getreden. De wet vervangt
de Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De wet geeft het
wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is een zwaar beschermingsregime voor de Natura 2000-gebieden opgenomen.
Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze
gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op
het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van een inpassingsplan
moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen
of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Als dit
kan, moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Het inpassingsplan kan enkel
worden vastgesteld als uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het
plan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten.
Soortenbescherming
In de Wnb is een regime voor soortenbescherming opgenomen. De Wnb maakt onderscheid
tussen:
Voor vogels geldt dat de beschermingsverboden en ontheffingsgronden één-op-één zijn
overgenomen van de Vogelrichtlijn (paragraaf 3.1 Nbw). Voor dier- en plantensoorten
van Europees belang geldt dat de beschermingsverboden en ontheffingsgronden één-op-één
zijn overgenomen van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (paragraaf
3.2 Nbw). Voor de overige dier- en plantensoorten die beschermd worden is een opsomming
gegeven in de bijlage bij de Nbw. Voor deze soorten gelden ruimere ontheffingsgronden
dan voor de dier- en plantensoorten die onder het regime van de richtlijnen vallen.
De verboden neergelegd in de Nbw gelden alleen voor opzettelijke handelingen.
Gebiedsbescherming Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend
netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd
door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor
deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Activiteiten in deze gebieden
zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken
of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen. Het
Natuurnetwerk Nederland is op provinciaal niveau verankerd in de Verordening ruimte
van de provincie Noord-Brabant via het Natuurnetwerk Brabant (NNB).
In het kader van het PIP is natuuronderzoek uitgevoerd naar de effecten als gevolg van de GOL. De onderzoeksrapporten zijn als bijlage 16, 17, en 22 en 33 bij het PIP opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit de onderzoeken weergegeven.
Natura 2000-gebieden
In de passende beoordeling zijn de effecten van GOL beoordeeld voor de omliggende
Natura 2000-gebieden Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen, Langstraat, Vlijmens
Ven, Moerputten & Bossche Broek en Oisterwijke Vennen & Kampina. Buiten stikstofdepositie
zijn er geen negeatieve effecten te verwachten op de Natura 2000-gebieden. Als gevolg
van GOL is er een toename van de stisktofdepositie berekend. GOL is als prioritair
project opgenomen in het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Er zal gebruik worden gemaakt
van de ontwikkelingsruimte die voor dit project binnen het PAS is gereserveerd. Op
basis van de passende beoordeling kan worden geconcludeerd dat het project met het
toedelen van de ontwikkelingsruimte niet leidt tot aantasting of verslechtering van
de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden. Uit bijlagen 17 en 33 blijkt
dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op deze Natura-2000 gebieden. Als
het gaat om stikstofdepositie geldt dit alleen na toepassing van een mitigerende maatregel
en externe saldering. De mitigerende maatregel betreft het inzetten van stage-IV-bouwmaterieel
tijdens de realisatiefase. Verder is een een agrarisch bedrijf met een vergunning
voor stikstof emitterende activiteiten aan de Kanaalweg 5 te Drunen gekocht. Dit bedrijf
wordt opgeheven en daarmee worden alle stalemissies permanent weggenomen alsmede de
bemesting van een maïsakker in een Natura 2000-gebied blijvend beëindigd. De stikstofdepositie
als gevolg van GOL op overbelaste of naderend overbelaste hexagonen in stikstofgevoelige
habitats in Natura 2000-gebieden wordt in zijn geheel opgelost door de beëindiging
van de activiteiten van dit agrarisch bedrijf (extern salderen). De saldogevende activiteiten
voldoen aan de voorwaarden voor extern salderen uit de provinciale beleidsregel.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Ruimtebeslag
In het plangebied treedt ruimtebeslag op het NNB op ter hoogte van de kruising van
de A59 met het Drongelens kanaal, ter hoogte van Heidijk/Zeedijk en door de SFR ter
hoogte van het Ei van Drunen. Het ruimtebeslag ter hoogte van het Drongelens kanaal
betreft de verlegging van de dijk, de kruising van de noordelijke parallelweg Waalwijk
met het Drongelens kanaal en de EVZ. De dijk wordt verlegd om ruimte te maken voor
een ecologische verbinding langs het kanaal, onder de A59 door. Na de verlegging van
de dijk zal de nieuwe bredere oever en het dijklichaam weer ecologisch worden ingericht.
Dit ruimtebeslag is daarom maar tijdelijk en niet meegenomen in de berekening van
het ruimtebeslag. Ook ter hoogte van de kruising met de noordelijke parallelweg Waalwijk
wordt de dijk verlegd, waardoor er een 25 meter brede doorlopende oever onder de brug
doorloopt. Deze doorlopende oever en de dijk zullen ecologisch ingericht worden. Ook
dit ruimtebeslag is niet meegenomen in de berekening van het te compenseren oppervlak.
Er treedt ruimtebeslag op door het inrichten van de EVZ. Dit is een ecologische verbetering
en is niet meegenomen in de berekening van het te compenseren oppervlak. Wel blijft
er ruimtebeslag in de uiteindelijk situatie door de noordelijke parallelweg Waalwijk
en het bijbehorende talud. Daarnaast treedt er door de westelijke randweg Drunen ruimtebeslag
op het NNB ter hoogte van de Heidijk. Een deel van dit ruimtebeslag wordt veroorzaakt
door het aanvullen van de Heidijk. Dit deel van het plangebied heeft in het PIP de
bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'Overige zone - Natuur Netwerk Brabant'. Dit
ruimtebeslag is daarom niet meegenomen in de berekening van het te compenseren oppervlak.
Binnen de plangrenzen valt ook de bestaande watergang die parallel loopt aan de Heidijk.
Hier vinden geen werkzaamheden plaats. Ook deze watergang is niet meegenomen in de
berekening van het te compenseren oppervlak. Het ruimtebeslag als gevolg van de noordelijke
parallelweg Waalwijk en de westelijke randweg is meegenomen in de berekening van de
te compenseren oppervlak NNB.
Te compenseren oppervlak als gevolg van ruimtebeslag
In de Verordening ruimte is opgenomen dat afhankelijk van de ontwikkelingsduur van
het biotoop waar ruimtebeslag optreedt er een toeslag wordt berekend. In de tabel
is het ruimtebeslag en het te compenseren oppervlak weergegeven. Ter hoogte van het
Drongelens kanaal (noordelijke parallelweg Waalwijk) is het beheertype N12.01 bloemdijk
aanwezig. De ontwikkelingsduur van dit beheertype is 5 jaar of minder. Hiervoor geldt
vanuit de Verordening ruimte geen toeslag. Ter hoogte van de Westelijke randweg Drunen
vindt het ruimtebeslag plaats op het beheertype N16.02 vochtig bos met productie.
De ontwikkelingsduur van dit bos is 25 tot 100 jaar. In de Verordening ruimte is opgenomen
dat voor een dergelijke ontwikkelingsduur een toeslag geldt van 2/3 in oppervlak plus
de gekapitaliseerde kosten van het ontwikkelingsbeheer.
Tabel: Overzicht ruimtebeslag en te compenseren oppervlak voor GOL West.
Beheertype | Ruimtebeslag (ha) | Te compenseren oppervlak (incl. toeslag vanuit de Verordening Ruimte) (ha) | |||
Noordelijke parallelweg Waalwijk | N12.01 bloemdijk | 1,56 | 1,56 | ||
Westelijke randweg Drunen | N16.02 vochtig bos met productie | 0,42 | 0,70 | ||
Totaal | 1,94 | 2,26 |
Geluidbelasting GOL
Door GOL treedt er een verandering aan geluidbelasting op waaronder een lokale verhoging
van de geluidsbelasting op verschillende NNB-gebieden in de directe omgeving van het
plangebied. In het plangebied is er een toename aan geluidbelast oppervlak ten opzichte
van de autonome ontwikkeling bij drie gebieden van de NNB. Het gaat om de gebieden:
Het grootste effect is te zien ter hoogte van het NNB-gebied Baardwijkse Overlaat.
De 47 dB(A) contour schuift hier ongeveer 55 meter op. Negatieve effecten op wezenlijke
waarden en kenmerken van het gebied, zoals rust, kunnen daarom niet worden uitgesloten.
In grote delen van de NNB-gebied Drongelens kanaal en Zeedijk/Heidijk is de geluidbelasting
in de huidige situatie ook al hoger dan 47 dB(A). Op deze gebieden worden daarom geen
grote effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken door verstoring door geluid verwacht.
Te compenseren oppervlak als gevolg van toename geluidbelasting
Vanuit de Verordening Ruimte moet 1/3 van de toename aan geluidbelast oppervlak gecompenseerd
worden. Hiervoor wordt de 42 dB(A) contour gebruikt in bosrijke gebieden en de 47
dB(A) contour in open landschappen. Voor de NNB-gebieden is aan de hand van de beheertypen
bepaald of het gebied een bosgebied is of een open gebied. Voor de gebieden met een
bosbeheertype is het geluidbelast oppervlak aan de hand van de 42 dB(A) contour berekend.
Voor de gebieden met een open beheertype is de 47 dB(A) contour gebruikt. In de tabel
is de toename geluidbelast oppervlak weergegeven en het te compenseren oppervlak.
In bijlage III van het deelrapport natuur zijn kaarten met de geluidscontouren opgenomen
Het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek is naast Natura 2000
ook NNN-gebied. In dit gebied komen beheertypen van open biotopen en bos voor. Voor
alle beheertypen met open biotopen is gekeken naar de toe- of afname geluidbelast
oppervlak onder de 47 dB(A) contour. Ter hoogte van de Deuterseweg is er een toename
van geluidbelast oppervlak op gebieden met beheertypen van open biotopen. Ter hoogte
van de A59 is er juist een afname van geluidbelast oppervlak op deze gebieden. Voor
de bosrijke beheertypen is gekeken naar de toe- of afname geluidbelast oppervlak onder
de 42 dB(A) contour. Het geluidsniveau binnen het Natura 2000-gebied Vlijmens Ven,
Moerputten & Bossche Broek ter hoogte van beheertypen van bosbiotopen is in de huidige
situatie al hoger dan 42 dB(A). Er is daarom geen toename van geluid belast oppervlak
op deze biotopen dat gecompenseerd moet worden. Voor dit deel van het NNB-gebied is
daarom geen compensatie geluidbelast oppervlak noodzakelijk.
Ter hoogte van de Baardwijkse Overlaat is er een toename aan geluidbelast oppervlak
op zowel open- als bosgebieden. Ten noorden van de toekomstige kruising van de noordelijke
parallelweg Waalwijk met het Drongelens Kanaal en ter hoogte van de Zeedijk is er
juist een afname van geluidbelasting op open gebieden. Deze afname is van de toename
ter hoogte van de Overlaatweg afgetrokken.
Overzicht toename geluidbelast oppervlak en het te compenseren oppervlak.
Toename geluidbelast oppervlak (ha) | Te compenseren oppervlak (1/3) (ha) | ||
Plangebied | 7,47 | 2,49 |
Totaal te compenseren oppervlak
Zowel het fysieke ruimtebeslag als het geluidbelast oppervlak dient te worden gecompenseerd.
In de tabel is het totale te compenseren oppervlak weergegeven.
Overzicht totaal te compenseren oppervlak.
Te compenseren oppervlak (ha) GOL West | |||
Te compenseren ruimtebeslag | 2,26 | ||
Te compenseren geluid belast oppervlak | 2,49 | ||
Totaal te compenseren | 4,75 |
Wijze van Compensatie
Er zijn binnen het plangebied van GOL West de volgden compensatiemogelijkheden aanwezig:
Stapstenen Drongelens kanaal Drunen West ter hoogte van de A59
Ter hoogte van de kruising van het Drongelens kanaal met de A59 blijven door het wegontwerp
gronden over die kunnen worden gebruikt om de ecologische verbindingszone langs het
Drongelens kanaal te verbreden. Deze liggen tussen de verlegde dijk en de nieuwe randweg.
Door het verleggen van de dijk komt er een zone van 25 meter onder de A59 door. Hierdoor
wordt de barrièrewerking door de A59 gemitigeerd. Dit is in GOL opgenomen. Deze ontsnipperingsmaatregel
kan echter worden versterkt door ten noorden en zuiden van de A59 een groter gebied
als natuur in te richten die als stapsteen kan dienen. Voor kleine minder mobiele
soorten, zoals amfibieën, is de kruising met de A59 een vrij grote afstand om te overbruggen.
Stapstenen kunnen als verblijfsgebied dienen om op kracht te komen naar de oversteek.
Hierdoor functioneert de onderdoorgang beter voor deze soorten. De stapstenen kunnen
worden gerealiseerd door de gronden ter hoogte van deze kruising als natuur in te
richten. Deze gebieden dienen wel uitgerasterd te worden zodat dieren hier niet de
randweg op kunnen en naar de onderdoorgang worden geleid. De inrichting van deze gebieden
zijn niet opgenomen in het ruimtelijk ontwerp. Deze wordt in een latere fase uitgewerkt.
Ecologische verbindingszones Drongelens kanaal en Baardwijkse Overlaat
In art. 5.7 van de Verordening Ruimte 2014 is opgenomen dat compensatie ook binnen
de NNB-EVZ mogelijk is, indien deze nog niet is gerealiseerd. De ecologische verbindingszones
Drongelens Kanaal en Baardwijkse Overlaat (de oost-west verbinding) zijn nog niet
gerealiseerd en kunnen daarom worden meegeteld als natuurcompensatie. Het gaat hierbij
om een oppervlak van circa 7,5 ha.
Overzicht mogelijkheden compensatie NNB binnen GOL West
Gecompenseerd oppervlak (ha) | |
Stapstenen Drongelens kanaal Drunen West | circa 1,69 |
EVZ Drongelens kanaal en Baardwijkse Overlaat | circa 7,5 |
Totaal | circa 9,19 |
Binnen het plangebied van GOL West dient circa 4,75 ha NNB gecompenseerd te worden.
Uit de bovenstaande tabel komt naar voren dat er ruim voldoende mogelijkheden zijn
voor compensatie.
Groenblauwe mantel
In het plangebied ligt met name de westelijke randweg Drunen voor een groot deel binnen
de Groenblauwe mantel. Het gaat om een ruimtebeslag van ruim 50 ha.
![]() |
Ligging Groenblauwe mantel (blauw) ten opzichte van het plangebied GOL (rood). |
Wijze van compensatie
Het ruimtebeslag op de Groenblauwe mantel dient te worden gecompenseerd, zoals aangegeven
in de Verordening ruimte. Bij compensatie van de Groenblauwe mantel hoeft niet een
specifiek aantal hectare te worden gecompenseerd. Er dient een goed landschappelijk
plan te komen waarin de waarde van de Groenblauwe mantel wordt verwerkt. Voor GOL
is deze landschappelijk inpassing verwerkt in het Ruimtelijk Ontwerp en op verschillende
wijzen geborgd (zie ook paragraaf 4.4 en 6.3.3.
In GOL wordt het ruimtebeslag op de Groenblauwe mantel gecompenseerd door de openheid
van het landschap te verbeteren en te verwijzen naar het natte verleden van de Baardwijkse
Overlaat. Dit wordt gedaan door de spoordijk gedeeltelijk open te maken en natuur
onder de open gemaakte brug aan te leggen.
![]() |
Ruimtelijk ontwerp ter hoogte van de spoordijk in de Baardwijkse Overlaat. In het ontwerp is nu meegenomen dat de spoordijk wordt opengemaakt. |
Daarnaast wordt tussen de Heidijk en de nieuwe randweg Drunen een gebied ingericht als hooiland met poelen. Deze zone kan tijdelijk natter zijn bij hoge waterstanden. In een later stadium wordt dit nog uitgewerkt. Deze zone heeft de bestemming 'Groen' gekregen.
![]() |
Ruimtelijk ontwerp ter hoogte van de Heidijk met hooiland en poelen |
De Heidijk zelf wordt ter hoogte van de Eindstraat hersteld.
Beschermde soorten
Er is een onderzoek verricht naar beschermde dieren en planten. Het volledige onderzoek
is als bijlage 31 bij de toelichting gevoegd.
Buizerd
Nabij de nieuwe aansluiting 40 bevindt zich een boom met een buizerdnest. De boom
valt net buiten het ontwerp van de nieuwe aansluiting 40. Wel valt de boom binnen
het Ruimtelijk Ontwerp van de landschappelijke inpassing en zal deze in het kader
hiervan worden gekapt. Zelfs al wordt deze boom gespaard dan gaat waarschijnlijk de
functionaliteit van de nestplaats verloren door de werkzaamheden om de boom. De betreffende
boom en overige te kappen bomen binnen een straal van 75 meter worden gekapt in het
late najaar (september tot december). Dit zodat er geen verstoring wordt veroorzaakt
tijdens het broedseizoen. Vanwege de aanwezigheid van alternatieve nestbomen in de
buurt, zal de buizerd zich relatief eenvoudig kunnen vestigen in de directe omgeving
van het huidige nest. Met betrekking tot foerageergebied verandert er weinig voor
de buizerd. De soort heeft daarnaast een groot dispersievermogen om in de omgeving
te foerageren. Om deze redenen zijn geen maatregelen nodig ten behoeve van het foerageergebied
van de aanwezige buizerden.
Een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor de buizerd is gecoördineerd bij het
PIP (zie ook paragraaf 1.7).
Das
In de Spoordijk ter hoogte van het Drongelens kanaal is recentelijk (2017) een dassenburcht
gesignaleerd (mededeling werkgroep Das en Boom). Deze burcht is ook aangetroffen tijdens
het oriënterende onderzoek in 2017. Daarnaast zijn er waarnemingen van de das ten
noorden van de Overlaatweg (verkeerslachtoffers). Waarschijnlijk wordt dit gebied
als foerageergebied gebruikt.
Een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor de das in verband met het realiseren
van een snelfietsroute en het gedeeltelijk open maken van de oude Spoordijk (Halvezolenpad)
te Waalwijk is gecoördineerd bij het PIP (zie ook paragraaf 1.7).
Marterachtigen
Na invoering van de Wet natuurbescherming op 1 januari 2017 zijn kleine marterachtigen
in Brabant niet meer vrijgesteld bij ruimtelijke projecten. De provincie heeft in
2017 een handleiding opgesteld waarin is aangegeven hoe deze soortgroep dient te worden
onderzocht. Voor GOL is gewacht op deze handleiding. In 2018 vindt aanvullend op de
al uitgevoerde onderzoeken nog aanvullend onderzoek plaats naar de aanwezigheid en
effecten op kleine marterachtigen als de bunzing. Indien uit het aanvullend onderzoek
blijkt dat negatieve effecten op kleine marterachtigen niet zijn uit te sluiten, zal
voor deze soortgroep een aanvullende ontheffing worden aangevraagd. In die ontheffing
worden eventuele nadere mitigerende maatregelen om effecten te minimaliseren uitgewerkt.
Het is aannemelijk dat deze ontheffing zal worden verleend, waarmee de uitvoerbaarheid
van het inpassingsplan is verzekerd.
Natura 2000-gebieden
In de passende beoordeling zijn de effecten van GOL beoordeeld voor de omliggende
Natura 2000-gebieden Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen, Langstraat, Vlijmens
Ven, Moerputten & Bossche Broek en Oisterwijke Vennen & Kampina. Buiten stikstofdepositie
zijn er geen negeatieve effecten te verwachten op de Natura 2000-gebieden. Als gevolg
van GOL is er een toename van de stisktofdepositie berekend. GOL is als prioritair
project opgenomen in het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Er zal gebruik worden gemaakt
van de ontwikkelingsruimte die voor dit project binnen het PAS is gereserveerd. Op
basis van de passende beoordeling kan worden geconcludeerd dat het project met het
toedelen van de ontwikkelingsruimte niet leidt tot aantasting of verslechtering van
de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden.Uit bijlagen 17 en 33 blijkt
dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op deze Natura-2000 gebieden. Als
het gaat om stikstofdepositie geldt dit alleen na toepassing van een mitigerende maatregel
en externe saldering. De mitigerende maatregel betreft het inzetten van stage-IV-bouwmaterieel
tijdens de realisatiefase. Verder is een een agrarisch bedrijf met een vergunning
voor stikstof emitterende activiteiten aan de Kanaalweg 5 te Drunen gekocht. Dit bedrijf
wordt opgeheven en daarmee worden alle stalemissies permanent weggenomen alsmede de
bemesting van een maïsakker in een Natura 2000-gebied blijvend beëindigd. De stikstofdepositie
als gevolg van GOL op overbelaste of naderend overbelaste hexagonen in stikstofgevoelige
habitats in Natura 2000-gebieden wordt in zijn geheel opgelost door de beëindiging
van de activiteiten van dit agrarisch bedrijf (extern salderen). De saldogevende activiteiten
voldoen aan de voorwaarden voor extern salderen uit de provinciale beleidsregel.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)
Ruimtebeslag
In het plangebied treedt er ruimtebeslag op het NNB op als gevolg van de aanleg van
de ecotunnel onder A59 en aanpassing van aansluiting 45. Het ruimtebeslag ter hoogte
van de tunnel betreft tijdelijk ruimtebeslag. Na aanleg van de ecotunnel zal het gebied
weer ecologisch worden ingericht. Het ruimtebeslag als gevolg van de ecotunnel is
daarom niet meegenomen in het te compenseren ruimtebeslag.
De SFR zal ten oosten van de Vendreef verdergaan over de Heidijk tot deze weer aansluit
aan de bestaande fietsroute. De Heidijk grenst aan NNN gebied en Natura 2000-gebied
Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek. De Heidijk wordt ten behoeve van de snelfietsroute
niet verbreed. Er treedt daarom, ter hoogte van de Heidijk, geen ruimtebeslag op de
NNB op als gevolg van de snelfietsroute.
Door de snelfietsroute treedt er ruimtebeslag op de NNB op ter hoogte van het Ei van
Drunen. De begrenzing van de NNB op deze locatie klopt niet helemaal. In de huidige
begrenzing loopt een deel van de NNB ten onrechte over het bestaande fietspad. De
NNB wordt op deze locatie daarom gecorrigeerd. Na deze correctie van de begrenzing
is er geen ruimtebeslag meer op de NNB als gevolg van de snelfietsroute. In GOL Oost
treedt er geen ruimtebeslag op de NNB op. In GOL Oost hoeft daarom geen compensatie
van de NNB plaats te vinden.
Geluidbelasting
Door GOL treedt er een verandering aan geluidbelasting op waaronder een lokale verhoging
van de geluidsbelasting op verschillende NNB-gebieden in de directe omgeving van het
plangebied. In het plangebied is er door de aanleg van de oostelijke randweg Vlijmen
een toename aan geluidbelasting ter hoogte van het NNB-gebied Meerheuvelweg ten opzichte
van de autonome ontwikkeling. Door de autonome ontwikkeling is het geluidsniveau voor
het grootste gedeelte van dit gebied al boven 47 dB(A). Als gevolg van de oostelijke
randweg Vlijmen is het geluidsniveau in heel het gebied hoger dan 47 dB(A). Daarnaast
is in het oostelijke deel van het plangebied NNB-gebied aanwezig dat ook is aangewezen
als Natura 2000-gebied. In het kader van compensatie NNB moet de toename geluidbelast
oppervlak van dit gebied ook worden meegenomen.
Vanuit de Verordening Ruimte moet 1/3 van de toename aan geluidbelast oppervlak gecompenseerd
worden. Hiervoor wordt de 42 dB(A) contour gebruikt in bosrijke gebieden en de 47
dB(A) contour in open landschappen. Voor de NNB-gebieden is aan de hand van de beheertypen
bepaald of het gebied een bosgebied is of een open gebied. Voor de gebieden met een
bosbeheertype is het geluidbelast oppervlak aan de hand van de 42 dB(A) contour berekend.
Voor de gebieden met een open beheertype is de 47 dB(A) contour gebruikt. In tabel
X.2 is de toename geluidbelast oppervlak weergegeven en het te compenseren oppervlak.
In bijlage III van het deelrapport natuur (bijlage 16) zijn kaarten met de geluidscontouren
opgenomen.
Het NNN-gebied Meerheuvelweg heeft het natuurdoeltype N16.02 vochtig bos met productie.
Voor dit gebied moet naar de 42 dB(A) contour gekeken worden. Deze contour ligt echter,
ook in de huidige situatie, buiten dit gebied. Dit houdt in dat de geluidbelasting
in dit gebied in de huidige situatie al boven de 42 dB(A) ligt. Toename van geluidbelasting
in dit gebied is daarom niet meegenomen in de bepaling van de compensatieopgave.
Overzicht toename geluidbelast oppervlak en het te compenseren oppervlak.
Toename geluidbelast oppervlak (ha) | Te compenseren oppervlak (1/3) (ha) | ||
Plangebied | 3,44 | 1,17 |
Totaal te compenseren oppervlak
Alleen het geluidbelast oppervlak dient te worden gecompenseerd. In de tabel is het
totale te compenseren oppervlak weergegeven.
Overzicht totaal te compenseren oppervlak.
Te compenseren oppervlak (ha) GOL Oost | |||
Te compenseren ruimtebeslag | n.v.t. | ||
Te compenseren geluid belast oppervlak | 1,17 | ||
Totaal te compenseren | 1,17 |
Wijze van Compensatie
Er zijn binnen het plangebied van GOL Oost de volgden compensatiemogelijkheden aanwezig
Ecologische verbindingszones Voordijk
In art. 5.7 van de Verordening Ruimte 2014 is opgenomen dat compensatie ook binnen
de NNB-EVZ mogelijk is, indien deze nog niet is gerealiseerd. De ecologische verbindingszone
is nog niet gerealiseerd en kunnen daarom worden meegeteld als natuurcompensatie.
Het gaat hierbij om een oppervlak van circa 3,25 ha.
Overzicht mogelijkheden compensatie NNB binnen GOL Oost
Gecompenseerd oppervlak (ha) | |
EVZ Voordijk | circa 3,25 |
Totaal | circa 3,25 |
Binnen het plangebied van GOL Oost dient circa 1,17 ha NNB gecompenseerd te worden.
Uit de bovenstaande tabel komt naar voren dat er ruim voldoende mogelijkheden zijn
voor deze compensatie.
Groenblauwe mantel
![]() |
Binnen het plangebied treedt er ruimtebeslag op de Groenblauwe mantel van ongeveer 40 ha op. Het ruimtebeslag op de Groenblauwe mantel dient te worden gecompenseerd, zoals aangegeven in de Verordening Ruimte. Bij compensatie van de Groenblauwe mantel hoeft niet een specifiek aantal hectare te worden gecompenseerd. Er dient een goed landschappelijk plan te komen waarin de waarde van de Groenblauwe mantel wordt verwerkt. Voor GOL is deze landschappelijk inpassing verwerkt in het Ruimtelijk Ontwerp.
Er kan invulling aan de compensatie van de Groenblauwe mantel worden gegeven door de natuurwaarden te verbeteren.
Een van de maatregelen binnen GOL is de realisatie van de EVZ Voordijk. Deze EVZ wordt binnen GOL verlengd met ruim 200 meter. Deze verlenging kan worden meegenomen als compensatie van de Groenblauwe mantel.
![]() |
Ligging EVZ Voordijk (donkergroen) en de verlenging van de EVZ Voordijk (lichtgroen). |
Gemeentelijke groenstructuur
Aantasting van de hoofdboomstructuur door het noord-zuid fietspad ter hoogte van aansluiting
43 kan gemitigeerd worden door langs het fietspad bomen te planten. Herplant van bomen
ter hoogte van de nieuwe parallelweg en de verlegde toe- en afrit is binnen GOL opgenomen.
Door de aanpassing van aansluiting 45 en de realisatie van de Oostelijke Randweg Vlijmen
is er sprake van aantasting van een groot groengebied binnen de groenstructuur van
de gemeente Heusden. In het kader van HoWaBo is een klimaatbuffer gerealiseerd c.q
nog in uitvoering ten (zuid)oosten van Vlijmen: dit gebied is/wordt ingericht als
natuur en creëert een groot nieuw groen gebied. Op deze wijze is er sprake van voldoende
mitigatie voor de aantasting van het huidige groengebied.
Beschermde soorten
Er is een onderzoek verricht naar beschermde dieren en planten. Uit het onderzoek
volgt dat de poelkikker, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis zich in/in
de nabijheid van het plangebied bevinden.
Poelkikker
Ter hoogte van de Gemeint is de poelkikker waargenomen. Aan deze sloten zullen werkzaamheden
plaats vinden in het kader van oostelijke randweg Vlijmen. Binnen GOL wordt een ecologische
verbindingszone aangelegd. Doelsoorten van deze verbinding zijn o.a. amfibieën. Nieuwe
wegen en wegen die in de huidige situatie een barrière vormen worden ontsnipperd door
ecoduikers. Verder is het gebied een klimaatbuffer aangelegd dat als leefgebied van
de poelkikker kan dienen. Er blijft daarom voldoende leefgebied over. Om negatieve
effecten tijdens de uitvoering te voorkomen worden de volgende maatregelen getroffen
ter hoogte van de Biessertpolder:
Gewone en ruige dwergvleermuis
Verstoring door verlichting op verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebied van
vleermuizen wordt voorkomen door in de actieve periode van vleermuizen te werken tussen
zonsopgang en zonsondergang. Indien dit niet mogelijk is wordt gebruik gemaakt van
gerichte verlichting waarbij omringende opgaande beplanting, gebouwen en watergangen
onverlicht blijven. In het plangebied is een essentiële vliegroute van de gewone en
ruige dwergvleermuis aanwezig langs De Gemeint ter hoogte van de Meerheuvelweg. Deze
bomenrij komt in de definitieve situatie terug. Tijdens de aanlegfase zullen hier
wel bomen worden gekapt ten behoeve van de aanleg van het fietspad. Na aanleg van
het fietspad worden nieuwe bomen teruggeplant. Om negatieve effecten op deze essentiële
vliegroute bij de uitvoering te voorkomen worden ter hoogte van de gekapte bomen,
vleermuisschermen geplaatst die als geleiding kunnen dienen tot de bomen zijn teruggeplant.
Een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor de poelkikker, de gewone dwergvleermuis
en de ruige dwergvleermuis is gecoördineerd bij het PIP (zie ook paragraaf 1.7).
Marterachtigen
In 2018 vindt aanvullend op de al uitgevoerde onderzoeken nog aanvullend onderzoek
plaats naar de aanwezigheid en effecten op kleine marterachtigen als de bunzing. Indien
uit het aanvullend onderzoek blijkt dat negatieve effecten op kleine marterachtigen
niet zijn uit te sluiten, zal voor deze soortgroep een aanvullende ontheffing worden
aangevraagd. In die ontheffing worden eventuele nadere mitigerende maatregelen om
effecten te minimaliseren uitgewerkt. Het is aannemelijk dat deze ontheffing zal worden
verleend, waarmee de uitvoerbaarheid van het inpassingsplan is verzekerd.
Natuur staat de uitvoering van het inpassingsplan niet in de weg. In het kader van
het project GOL dient 5,92 ha NNB gecompenseerd te worden (1,17 ha in GOL Oost en
4,75 ha in GOL West). Er zijn ruim voldoende mogelijkheden voor deze compensatie (circa
12,44 ha).
De noodzakelijke compensatie NNB GOL West kan in het plangebied PIP GOL West plaatsvinden.
De compensatie NNB GOL Oost vindt plaats in het plangebied PIP GOL Oost.
De noodzakelijke ontheffingen van de Wet natuurbescherming zijn gecoördineerd bij
het PIP.
Indien uit het aanvullend onderzoek blijkt dat negatieve effecten op kleine marterachtigen
niet zijn uit te sluiten, zal voor deze soortgroep een aanvullende ontheffing worden
aangevraagd. Het is aannemelijk dat deze ontheffing zal worden verleend, waarmee de
uitvoerbaarheid van het inpassingsplan is verzekerd.
Kiezen voor Karakter, Visie Erfgoed en Ruimte
Het Rijk geeft met de visie "Kiezen voor Karakter, visie Erfgoed en Ruimte, invulling
aan een goede omgang met het onroerend cultureel erfgoed. In deze visie zet het Rijk
de cultuurhistorische belangen van nationale betekenis in een gebieds- en ontwikkelingsgerichte
context. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte,
waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarden van nationaal belang planologisch
borgt. De Visie erfgoed en ruimte plaatst die waarden in een bredere context en geeft
aan hoe de goede zorg voor die belangen ook via niet juridische instrumenten wordt
nagestreefd.
In de visie "Kiezen voor Karakter, Visie Erfgoed en Ruimte worden, met uitzondering
van de rijksmonumenten, geen cultuurhistorische belangen van nationale betekenis genoemd.
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De Erfgoedwet vervangt zes wetten
en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988.
Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing zijn op de fysieke leefomgeving
gaan naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor de onderstaande onderdelen
is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019:
In de Erfgoedwet is de aanwijzing van een object tot rijksmonument geregeld. Conform het overgangsrecht (artikel 9.1, onder a, Erfgoedwet) blijft hoofdstuk IV van de Monumentenwet van toepassing tot het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking is getreden. De Erfgoedwet is in dit kader van belang voor de volgende rijksmonumenten:
Provinciaal- en gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie is terug te vinden in het achtergrondrapport Cultuurhistorie (bijlage 9) en in de paragrafen 6.3 t/m 6.7.
In het kader van de GOL is voor het gehele plangebied onderzoek gedaan naar cultuurhistorie.
Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bij het inpassingsplan opgenomen. In deze paragraaf
worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
De realisatie van nieuwe wegen en structuren tasten cultuurhistorische structuren
aan, vooral bij de realisatie van de nieuwe randweg bij Vlijmen. Hier worden enkele
dijken en wegen met cultuurhistorische waarde doorsneden of aangetast. De landschappelijke
inpassing van de weg door middel van de versterking van de aangetaste structuren (bijvoorbeeld
de aanplant van bomenlanen) verzacht deze aantasting waardoor de effecten op cultuurhistorie
worden gemitigeerd. Het toevoegen van de nieuwe elementen zoals de verwijzing naar
de Boerenschans maakt dat de realisatie van de GOL- projecten als neutraal wordt beoordeeld.
In het kader van de GOL is voor het gehele plangebied onderzoek gedaan naar cultuurhistorie.
Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bij het PIP opgenomen. In deze paragraaf worden
de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Een belangrijk deel van GOL-West is gelegen in de Baardwijkse Overlaat. De Baardwijkse
Overlaat is op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) Noord-Brabant als vlak van
provinciaal belang aangeduid (code BO01). De CHW is verankerd in artikel 22 van de
Verordening Ruimte. Ruimtelijke plannen, die gelegen zijn in cultuurhistorische vlakken,
zoals de Baardwijkse Overlaat, moeten voldoen aan artikel 22. Het aanleggen van een
uitgebreide verkeersinfrastructuur in het cultuurhistorische vlak is in beginsel (zonder
compensatie/mitigatie) strijdig met de Verordening Ruimte. Artikel 22 is gericht op
behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken
binnen de cultuurhistorische vlakken. De waarden en kenmerken zoals benoemd in de
CHW dienen planologische beschermd te worden. Als er aantasting van waarden en kenmerken
plaatsvindt moeten deze zodanig worden gecompenseerd dat de herkenbaarheid/leesbaarheid
van het historische verhaal minimaal gelijk blijft aan de situatie voor de ingreep.
Bij de Baardwijkse Overlaat betekent dit specifiek behoud van open landschap, en afstemmen
met natuurontwikkeling, waterberging en stedelijke uitbreiding op de cultuurhistorische
identiteit van de Overlaat.
Het verdient de voorkeur als de situatie na de ingreep er beter op wordt. Dan wordt
ook invulling gegeven aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte. Dit artikel is gericht
op het creëren van de kwaliteitsverbetering van het landschap bij ruimtelijke ontwikkeling
in het buitengebied. Dit is generiek bedoeld voor het hele buitengebied van Brabant
en is ook verplicht als er geen sprake is van een cultuurhistorisch vlak.
Niet alleen de waarden, die na de ingreep nog bestaan, maar ook die bij de ingreep
zijn hersteld of worden ontwikkeld moeten planologisch worden beschermd in het PIP.
De kernkwaliteiten van de Baardwijkse Overlaat zijn de volgende:
Bijzonder is de zichtbare landschappelijke overgang van vier verschillende landschapstypen. Van de Hoge zandgronden, via de Baardwijkse Overlaat en de bebouwde dekzandruggen naar het open poldergebied van de Maas. Het aanwezige contrast tussen de openheid van de Baardwijkse Overlaat en het rivierenlandschap en de meer besloten hoge, beboste Zandgronden van de Drunense Duinen en de verstedelijkte Dekzandruggen is goed zichtbaar en waardevol.
De Baardwijkse Overlaat is binnen deze landschapseenheden een bijzonder element met een rijk cultuurhistorische verleden. De Baardwijkse Overlaat vertelt de geschiedenis van het gebied en geeft het gebied identiteit. De bestaande openheid in het middengebied, samen met de opgaande omkadering door de Heidijk en de hogere zandgronden met aan de rand het afwateringskanaal is een landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit in het gebied. De samenkomst van deze diverse landschappelijke eenheden op één plek is bijzonder waardevol. De maritieme polders komen samen met het rivierenlandschap, de Baardwijkse Overlaat en de dekzandruggen.
De bestaande en vanuit het open landschap zichtbare dijkenstructuur met o.a. de Zeedijk, de Heidijk en de Winterdijk vertellen over de historie van het gebied. De Zeedijk met zijn groenblauwe structuur met wielen is zowel in de beleving als ecologisch interessant. De beplante Heidijk verderop is duidelijk herkenbaar als rand van de Overlaat. De Winterdijk vormt het decor voor Waalwijk aan de A59 en de Voordijk die van Vlijmen. De dijken markeren en begrenzen het bebouwde gebied met het landschap.
Vanaf de A59 zijn enkele historische 'landmarks' in het gebied zichtbaar. Deze bevorderen de herkenbaarheid van en de oriëntatie in het gebied. De historische objecten geven het gebied identiteit en verwijzen naar de historie van het gebied. In de Baardwijkse Overlaat gaat het om de ronde stenen bergkorenmolen uit 1842 (de molen 'Hertogin van Brabant') aan de Parallelweg te Drunen en om de bestaande spoorbruggen over de Eindstraat, de Overstortweg en het Drongelens kanaal.
Het Halve Zolenlijntje, oftewel Staatsspoor Lage Zwaluwe - 's-Hertogenbosch is een belangrijk cultuurhistorisch element. De lijn is nog goed zichtbaar in de Baardwijkse Overlaat en draagt bij aan de identiteit van het gebied.
Het PIP maakt binnen de Baardwijkse Overlaat een volwaardige aansluiting op de A59
mogelijk. Nu is er een halve aansluiting aanwezig. Het aanleggen van uitgebreide verkeersinfrastructuur
in het cultuurhistorisch vlak is in beginsel strijdig met de Verordening Ruimte. Het
gaat hierbij specifiek om het behoud van open landschap en cultuurhistorische identiteit
van de Overlaat. Dit volgt ook uit de achtergrondrapportage over cultuurhistorie waar
de conclusie wordt getrokken, dat de GOL een "beperkt negatief effect" heeft op de
zichtbaarheid of beleving van aanwezige cultuurhistorische elementen/eenheden/structuren
in de Baardwijkse Overlaat.
In het vervolg van deze paragraaf zal nader worden aangegeven hoe Provinciale Staten
in het kader van de besluitvorming over dit PIP met dit gegeven is omgegaan, nader
gespecificeerd naar de hierboven beschreven kernkwaliteiten:
Kernkwaliteiten | Verwerking in GOL | ||
1. | Zichtbaarheid verschillende landschapstypen | De vermindering van zichtbaarheid van verschillende landschapstypen door de aanleg
van op- en afritten en (een deel van) de parallelstructuur langs de A59 in de Baardwijkse
Overlaat wordt gemitigeerd door de nieuw aan te leggen infrastructuur zoveel mogelijk
op of onder maaiveld niveau en nabij de bestaande A59 te realiseren. Alleen de nieuwe
brug over het Afwateringskanaal is hoger gelegen. Deze zal zo rank mogelijk worden
uitgevoerd, waarbij de architectonische principes van de brug in de A59 over het afwateringskanaal
zullen worden gevolgd. Uitgangspunt is verder geweest om als het gaat om de parallelweg ten zuiden van de A59 de oude historische lint tussen Drunen en Waalwijk te volgen. Hiermee blijven de landschapstypen vanaf de A59 zoveel mogelijk behouden en is het ruimtegebruik beperkt. Hoogopgaande beplanting is niet toegestaan met uitzondering van de oude spoordijk in de BO. Daar waar de oude spoordijk niet wordt vervangen door een brug is hoogopgaande beplanting toegestaan. Een oude historische lint (Overstortweg – Hoogeinde) is meegenomen in het wegontwerp. |
|
2. | Bestaande openheid middengebied | Door te kiezen voor een westelijke randweg nabij de Heidijk blijft de bestaande openheid in het middengebied zoveel mogelijk behouden. Deze nieuwe weg komt ook op maaiveld te liggen (met uitzondering van de aansluiting op de Overlaatweg. Hier komt de nieuwe weg iets verhoogd te liggen) en zal niet begeleid worden door hoogopgaande beplanting. | |
3. | De zichtbare dijkenstructuur | Door de ligging op maaiveld van bijna de gehele nieuwe infrastructuur blijven de bestaande
dijken goed zichtbaar en wordt de omkadering van de Baardwijkse Overlaat versterkt.
Ter hoogte van de Eindstraat in Drunen wordt de Heidijk hersteld. Zo verdwijnt hier
de huidige rommelige structuur. Dit is een duidelijke kwaliteitsimpuls. Verder krijgt de Heidijk beplanting. Het contrast tussen de dijk en de openheid van de Overlaat wordt hiermee benadrukt. Ter hoogte van de verlengde Spoorlaan ontstaat een poortwerking. Drunen krijgt vanaf de A59 een groene entree. |
|
4. | Historische landmarks | Door de verlengde Spoorlaan en de nieuwe coupure in de Heidijk ter hoogte van de verlengde Spoorlaan wordt de bergkorenmolen beter zichtbaar. De historische gelaagdheid van de spoorbruggen in de Baardwijkse Overlaat blijft zichtbaar. | |
5. | Halve zolenlijntje | Als een belangrijke maatregel zal de voormalige spoordijk in de Baardwijkse Overlaat
gedeeltelijk open gemaakt worden en de restanten van de historische brugpijlers zichtbaar
worden gemaakt. Daar waar de dijk verdwijnt komt een (snel)fietsverbinding in combinatie
met een wandelpad. Ook in de natuurzone onder de opengemaakte spoordijk komt een wandelpad
met informatieborden. De dijk als barrière in het landschap verdwijnt gedeeltelijk en krijgt weer betekenis in relatie tot de inundatie- en overlaatfunctie. |
Al met al kan geconcludeerd worden, dat het PIP gericht is op behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en kenmerken van de Baardwijkse Overlaat. Vanaf de start van het ontwerpproces is hier rekening meegehouden, waardoor het negatief effect op de zichtbaarheid en beleving van die waarden en kenmerken zo beperkt mogelijk is gehouden.
Waar mogelijk zijn aantastingen gemitigeerd. De noord-zuid openheid van de Baardwijkse Overlaat komt weer prachtig tot haar recht en de spoordijk krijgt ook weer betekenis in relatie tot de inundatie- en overlaatfunctie. Ook zal door het openmaken van de spoordijk met referentie naar de oude open spoorbrug een nieuw icoon worden toegevoegd in de Baardwijkse Overlaat: een zichtbare herinnering aan het halve zolenlijntje.
Het zijn uiteindelijk de Provinciale Staten, die na het afwegen van alle belangen
een inpassingsplan vaststelt dat naar hun oordeel in overeenstemming is met een goede
ruimtelijke ordening.
Door de infrastructurele maatregelen o.a. in de Baardwijkse Overlaat, wordt de leefbaarheid
in de kernen Drunen en Waalwijk verbeterd, verdwijnen gevaarlijke verkeerssituaties
bij de op- en afritten op de A59 en verbetert de doorstroming op deze snelweg. Er
ontstaat een robuuste verkeersoplossing op de langere termijn waardoor bestaande woonwijken
en bedrijventerrein beter bereikbaar worden en belangrijke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
doorgang kunnen vinden. Dit laatste versterkt de economische vitaliteit in te regio.
Naar het oordeel van Provinciale Staten is -alle belangen afgewogen hebbende en rekening houdend met de doelen van de GOL- sprake van een goede ruimtelijke ordening. Zeker ook omdat de aantastingen van de cultuurhistorische waarden tot een minimum zijn beperkt en er een nieuw icoon aan de Baardwijkse Overlaat wordt toegevoegd.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De Erfgoedwet vervangt zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing zijn op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor de onderstaande onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019:
Op 16 januari 1992 werd in Valletta, de hoofdstad van Malta, op initiatief van de
Raad van Europa het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische
erfgoed ondertekend. Het doel van dit Verdrag van Valletta (of Verdrag van Malta)
is de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke
geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. De Europese
bevolking moet in staat worden gesteld om kennis te nemen van en begrip te ontwikkelen
over het verleden. In het verdrag is bewustmaking van het brede publiek specifiek
opgenomen omdat dit bijdraagt aan de bescherming van het bodemarchief en de betrokkenheid
van de bewoners (art. 9).
Ten einde op een zorgvuldige wijze met het archeologische bodemarchief om te gaan,
is het noodzakelijk om archeologische belangen te verankeren in het ruimtelijke ordeningsbeleid
en tijdig te betrekken bij ruimtelijke planontwikkelingen. Archeologische belangen
dienen in de totale belangenafweging bij ruimtelijke ingrepen een wegingsfactor te
zijn en behoud in de grond (in situ) prevaleert (art. 5). In het verdrag is opgenomen
dat in een financiële regeling dient te zijn vastgelegd welke partij de kosten draagt
die noodzakelijk zijn om de archeologische belangen als wegingsfactor bij ruimtelijke
ontwikkelingen te kunnen betrekken.
In het kader van de GOL is voor het gehele gebied een archeologisch bureauonderzoek
uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bij het PIP opgenomen. In deze
paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Het uitgevoerde bureauonderzoek heeft geresulteerd in een archeologische verwachtingskaart.
In de verwachtingskaart wordt een uitspraak gedaan over de relatieve kans dat bij
een bodemverstorende activiteit archeologische verschijnselen aan het licht komen.
De verwachting staat overigens los van de waardering van vindplaatsen op grond van
hun fysieke kwaliteit (gaafheid en conservering) en hun inhoudelijke kwaliteit (zeldzaamheid,
informatieve waarde, emsemblewaarde en representativiteit).
Als basis voor de verwachtingskaart zijn de gemeentelijke verwachtingskaarten en de
resultaten van de reeds eerder uitgevoerde archeologische onderzoeken genomen. Voor
de percelen die ontgrond zijn, is de provinciale ontgrondingenkaart meegenomen. Op
de verwachtingskaart zijn de volgende waarden onderscheiden:
Hoge verwachting
Landschappelijke eenheden die gunstige leefomstandigheden geven voor bewoning en/of
landbouw gedurende één of meer perioden hebben een hoge verwachtingswaarde. Het betreft
de relatief hoge delen van het landschap zoals dekzandruggen en landduinen (met uitzondering
van recente stuifzandgebieden). Verder vallen bodems met een cultuurdek (hoge enkeerdgronden)
hieronder. Meestal bevinden deze bodems zich op de hoger gelegen delen van het landschap.
Middelhoge verwachting
Een middelhoge verwachtingswaarde is gegeven aan gebieden waar die landschappelijk
vaak tussen de hoge (en dus droge) gebieden en de lage (en dus natte) gebieden in
liggen. Het zijn gebieden waar archeologische vindplaatsen in beperkte mate worden
verwacht, maar waar op basis van landschappelijke kenmerken (bodem en grondwatertrappen,
nabijheid van water) bewoning en/of landbouw plaatselijk wel mogelijk zijn geweest.
Lage verwachting
In gebieden waar wordt verwacht dat archeologische vindplaatsen afwezig zijn of een
(zeer) lage trefkans hebben, wordt een lage verwachting toegekend. Landschappelijk
gezien zijn dit de lagere, moerassige delen met in het verleden vaak veengroei en
de aanwezigheid van vennen en anderzijds de slecht ontwaterde delen en/of verspoelde
delen van het dekzandgebied, die tot recent ongeschikt waren voor bewoning en landbouw.
Historische kernen
De historische kernen betreffen zowel de in het plangebied aanwezige AMK-terreinen
die samenhangen met een historische kern als de archeologisch waardevolle terreinen
op de gemeentelijke verwachtingskaarten.
Archeologievrij
De gebieden die als "archeologievrij" zijn geclassificeerd zijn in het verleden dermate
diep ontgraven dat hier geen (behoudenswaardige) archeologische resten meer worden
verwacht. Ook gebieden waar al archeologisch onderzoek is uitgevoerd en die zijn vrijgegeven
vallen hieronder. Verder worden waterpartijen en het huidige traject van de snelweg
waarvoor diepe graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd, beschouwd als archeologievrij.
![]() |
Archeologische verwachtingskaart (Bron: MER-achtergrondrapport Archeologie) |
Aanvullend veldonderzoek
Begin 2018 is inventariserend veldonderzoek, met proefsleuven, uitgevoerd voor het
westelijke deel van het plangebied Haven 8 te Waalwijk. Aanleiding van dit onderzoek
was de geplande uitgifte van deze gronden voor de uitbreiding van het bedrijventerrein
Haven 8. Zie ook onderstaande afbeelding.
![]() |
Studiegebied inventariserend veldonderzoek met proefsleuven Haven 8 te Waalwijk (Bron: Evaluatierapport Inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven) |
Een gedeelte van dit onderzoeksgebied ligt binnen het plangebied van het PIP GOL west. De conclusie van het onderzoek is, dat op basis van de aangetroffen sporen, bodemopbouw, recentere sloten en de afwezigheid van duidelijk archeologische leef lagen gesteld kan worden dat er binnen het plangebied geen sprake is van behoudenswaardige archeologische vindplaatsen. Geadviseerd wordt de verwachtingswaarden van het plangebied bij te stellen naar laag. Het studiegebied kan vrijgegeven worden voor wat betreft het onderdeel archeologie. Deze conclusie is terug te vinden in het 'Evaluatierapport Archeologie Haven 8 te Waalwijk', dat als bijlage 29 bij de toelichting van beide inpassingsplannen is gevoegd.
Gelet op deze conclusie is een deel van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie Waalwijk 3' op de verbeelding van het inpassingsplan GOL West geschrapt voor zover de gronden onderzocht zijn in het veldonderzoek van begin 2018.
Voor een deel van het plangebied geldt een archeologische verwachtingswaarde. Deze waarde is afhankelijk van de hoogte van de verwachtingswaarde als volgt opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De archeologische dubbelbestemmingen zijn inhoudelijk geheel overgenomen conform de standaarden van de gemeenten Heusden en Waalwijk. Om die reden is gekozen voor verschillende dubbelbestemmingen binnen de beide gemeenten, zoals onderstaand is weergegeven.
Verwachtingswaarde | Dubbelbestemming |
Historische kern | Waarde - Archeologie Heusden 2 |
Hoge verwachting | Waarde - Archeologie Heusden 3 en Waarde - Archeologie Waalwijk 2 |
Middelhoge verwachting | Waarde - Archeologie Heusden 4 en Waarde - Archeologie Waalwijk 3 |
Enkele delen van het plangebied zijn niet meegenomen in het archeologisch onderzoek.
Voor de archeologische verwachtingswaarde die hier geldt is aansluiting gezocht bij
het vigerend bestemmingsplan, zoals in onderstaande tabel weergegeven.
Dubbelbestemming in bestemmingsplan 'Buitengebied' | Dubbelbestemming in PIP | ||
Waalwijk | Waarde - Archeologie | Waarde - Archeologie Waalwijk 1 | |
Heusden | Waarde - Archeologie 2 | Waarde - Archeologie Heusden 2 | |
Waarde - Archeologie 3 | Waarde - Archeologie Heusden 3 | ||
Waarde - Archeologie 4 | Waarde - Archeologie Heusden 4 |
Delen van het plangebied waarvoor geen archeologische verwachting is uitgesproken,
hebben geen dubbelbestemming gekregen.
In de regels van elke dubbelbestemming is bepaald dat bij toekomstige (graaf)werkzaamheden
archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. De verplichting tot het uitvoeren
van onderzoek is afhankelijk van de hoogte van de verwachtingswaarde en van de oppervlakte
en diepte van de (graaf)werkzaamheden:
Zo worden eventueel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate beschermd.
In het kader van de GOL is voor het gehele gebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bij het PIP opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Het uitgevoerde bureauonderzoek heeft geresulteerd in een archeologische verwachtingskaart. In de verwachtingskaart wordt een uitspraak gedaan over de relatieve kans dat bij een bodemverstorende activiteit archeologische verschijnselen aan het licht komen. De verwachting staat overigens los van de waardering van vindplaatsen op grond van hun fysieke kwaliteit (gaafheid en conservering) en hun inhoudelijke kwaliteit (zeldzaamheid, informatieve waarde, emsemblewaarde en representativiteit).
Als basis voor de verwachtingskaart zijn de gemeentelijke verwachtingskaarten en de
resultaten van de reeds eerder uitgevoerde archeologische onderzoeken genomen. Voor
de percelen die ontgrond zijn, is de provinciale ontgrondingenkaart meegenomen. Op
de verwachtingskaart zijn de volgende waarden onderscheiden:
Hoge verwachting
Landschappelijke eenheden die gunstige leefomstandigheden geven voor bewoning en/of
landbouw gedurende één of meer perioden hebben een hoge verwachtingswaarde. Het betreft
de relatief hoge delen van het landschap zoals dekzandruggen en landduinen (met uitzondering
van recente stuifzandgebieden). Verder vallen bodems met een cultuurdek (hoge enkeerdgronden)
hieronder. Meestal bevinden deze bodems zich op de hoger gelegen delen van het landschap.
Middelhoge verwachting
Een middelhoge verwachtingswaarde is gegeven aan gebieden waar die landschappelijk
vaak tussen de hoge (en dus droge) gebieden en de lage (en dus natte) gebieden in
liggen. Het zijn gebieden waar archeologische vindplaatsen in beperkte mate worden
verwacht, maar waar op basis van landschappelijke kenmerken (bodem en grondwatertrappen,
nabijheid van water) bewoning en/of landbouw plaatselijk wel mogelijk zijn geweest.
Lage verwachting
In gebieden waar wordt verwacht dat archeologische vindplaatsen afwezig zijn of een
(zeer) lage trefkans hebben, wordt een lage verwachting toegekend. Landschappelijk
gezien zijn dit de lagere, moerassige delen met in het verleden vaak veengroei en
de aanwezigheid van vennen en anderzijds de slecht ontwaterde delen en/of verspoelde
delen van het dekzandgebied, die tot recent ongeschikt waren voor bewoning en landbouw.
Historische kernen
De historische kernen betreffen zowel de in het plangebied aanwezige AMK-terreinen
die samenhangen met een historische kern als de archeologisch waardevolle terreinen
op de gemeentelijke verwachtingskaarten.
Archeologievrij
De gebieden die als "archeologievrij" zijn geclassificeerd zijn in het verleden dermate
diep ontgraven dat hier geen (behoudenswaardige) archeologische resten meer worden
verwacht. Ook gebieden waar al archeologisch onderzoek is uitgevoerd en die zijn vrijgegeven
vallen hieronder. Verder worden waterpartijen en het huidige traject van de snelweg
waarvoor diepe graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd, beschouwd als archeologievrij.
![]() |
Archeologische verwachtingskaart (Bron: MER-achtergrondrapport Archeologie) |
Voor een deel van het plangebied geldt een archeologische verwachtingswaarde. Deze waarde is afhankelijk van de hoogte van de verwachtingswaarde als volgt opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De archeologische dubbelbestemmingen zijn inhoudelijk geheel overgenomen conform de standaarden van de gemeenten Heusden en 's-Hertogenbosch.
Verwachtingswaarde | Dubbelbestemming |
Historische kern | Waarde - Archeologie Heusden 2 |
Hoge verwachting | Waarde - Archeologie Heusden 3 |
Middelhoge verwachting | Waarde - Archeologie Heusden 4 en Waarde - Archeologie 's-Hertogenbosch |
Enkele delen van het plangebied zijn niet meegenomen in het archeologisch onderzoek. Voor de archeologische verwachtingswaarde die hier geldt is aansluiting gezocht bij het vigerend bestemmingsplan, zoals in onderstaande tabel weergegeven.
Dubbelbestemming in bestemmingsplan 'Buitengebied' | Dubbelbestemming in PIP | ||
Heusden | Waarde - Archeologie 2 | Waarde - Archeologie Heusden 2 | |
Waarde - Archeologie 3 | Waarde - Archeologie Heusden 3 | ||
Waarde - Archeologie 4 | Waarde - Archeologie Heusden 4 |
Delen van het plangebied waarvoor geen archeologische verwachting is uitgesproken,
hebben geen dubbelbestemming gekregen.
In de regels van elke dubbelbestemming is bepaald dat bij toekomstige (graaf)werkzaamheden
archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. De verplichting tot het uitvoeren
van onderzoek is afhankelijk van de hoogte van de verwachtingswaarde en van de oppervlakte
en diepte van de (graaf)werkzaamheden:
Zo worden eventueel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate beschermd.
Om water goed in te passen bij de inrichting van stad en land is de Watertoets in
het leven geroepen. In de startovereenkomst Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en
het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben de gezamenlijke overheden bepaald
dat 'water een sturend principe moet zijn in de ruimtelijke ordening'. De Watertoets
is een procesinstrument met als doel om bij ruimtelijke ontwikkelingen in een vroeg
stadium aandacht te besteden aan de inrichting van de waterhuishouding (inclusief
grondwater en waterkwaliteit). De Watertoets is verplicht voor ontwikkelingen waarvoor
een ruimtelijke procedure gevolgd moet worden.
De Watertoets komt voort uit het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003; NBW-actueel, 2008). De toets berust op
twee uitgangspunten:
In dit project is sprake van een Watertoetsproces, conform de Handreiking Watertoetsproces 3 (december 2009, Landelijke Werkgroep Watertoets). Ten aanzien van het verzamelen van waterhuishoudkundige informatie, het inzichtelijk krijgen van eisen, wensen, risico's en kansen, en het creëren van draagvlak is contact gelegd met de waterbeheerders waterschap Brabantse Delta, waterschap Aa en Maas en provincie Noord-Brabant. Ten aanzien van de waterkering van Rijkswaterstaat zijn de gegevens opgevraagd en toegepast in de watertoets. In het eerste Watertoetsoverleg zijn voornamelijk de belangen, doelstellingen en eisen van het waterschap Aa en Maas besproken. De eisen en richtlijnen komen overeen met de Keur. De afspraken uit een tweede overleg met de waterschappen Brabantse Delta en Aa & Maas en de provincie zijn vastgelegd in de watertoets die in het kader van het PIP is uitgevoerd.
In het kader van het PIP is een watertoets uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als Bijlage 11 bij het PIP opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Uit de watertoets kan worden geconcludeerd dan onderhavig planvoornemen niet leidt tot grote knelpunten voor wat betreft het aspect water. Compenserende en mitigerende maatregelen zijn opgenomen in het ontwerp en in de watertoets nader beschreven. De voorgenomen maatregelen kunnen binnen de bestaande PIP-grens worden opgelost. Tevens zijn maatregelen opgenomen die de EVZ Drongelens kanaal versterken, waardoor er een positief effect optreedt. Vanuit het beginsel vormt het aspect water daarmee geen belemmering voor onderhavig planvoornemen. Met de uiteindelijke uitvoering en realisatie van het project dient echter wel rekening te worden gehouden met de volgende aandachtspunten:
Uit de watertoets kan worden geconcludeerd dan onderhavig planvoornemen niet leidt tot grote knelpunten voor wat betreft het aspect water. Compenserende en mitigerende maatregelen zijn opgenomen in het ontwerp en in de watertoets nader beschreven. De voorgenomen maatregelen kunnen binnen de bestaande PIP-grens worden opgelost. Tevens zijn maatregelen opgenomen die de EVZ Voordijk versterken, waardoor er een positief effect optreedt. Vanuit het beginsel vormt het aspect water daarmee geen belemmering voor onderhavig planvoornemen. Met de uiteindelijke uitvoering en realisatie van het project dient echter wel rekening te worden gehouden met de volgende aandachtspunten:
Er bestaan ten aanzien van het aspect water geen belemmeringen voor de vaststelling van het PIP. De juridisch borging van de wateraspecten is terug te vinden in paragraaf 4.4.
Wet bodembescherming
Het aspect bodem is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van het Wbb
is voorkomen van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging. Voor bestaande bodemverontreinigingen
is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke
termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit ten minste geschikt
te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging
zoveel mogelijk wordt voorkomen. De wet gaat uit van het principe dat de bodem geschikt
dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de
gewenste bodemkwaliteit.
Besluit en de Regeling bodemkwaliteit
Het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit bevatten algemene regels en kwaliteitseisen
waaraan grond, bouwstoffen en baggerspecie moeten voldoen wanneer deze op of in de
bodem of in het oppervlaktewater worden toegepast.
In het kader van het PIP is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. Het onderzoeksrapport is als bijlage 12 bij het PIP opgenomen. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Binnen het plangebied zijn zes bekende locaties aanwezig voorzien van de Wbb-status “geval van ernstige bodemverontreiniging”. Dit betreft een tweetal voormalige stortplaatsen en een viertal locaties welke verband houden met de A59. Aangezien één van de stortplaatsen een door de provincie aangemerkte stortplaats betreft, is het op basis van de Provinciale Milieu Verordening (PMV) niet toegestaan handelingen te verrichten ter plaatse van de stortplaats. Ontheffing is mogelijk (bij Gedeputeerde Staten). Hiervoor dient wel een hergebruiksplan te worden overlegd.
Ter plaatse van de A59 zijn binnen het plangebied reeds deelsaneringen uitgevoerd in verband met reconstructiewerkzaamheden. Afhankelijk van het wegontwerp en de ligging van de verontreinigingscontour kan op een later moment het exacte raakvlak met de nog aanwezige verontreiniging worden bepaald. De daarmee verband houdende sanering kan worden uitgevoerd als een functionele sanering, waarbij een restverontreiniging achterblijft.
Binnen het overig deel van het plangebied zijn vanuit de reeds uitgevoerde onderzoeken geen gevallen met ernstige bodemverontreiniging aangetoond. Hierbij moet worden opgemerkt dat met name de gedempte sloten (noord-zuid) aan de noordzijde van de A59 verdachte locaties betreffen welke nog niet allemaal onderzocht zijn. Ter plaatse zijn in reeds uitgevoerde onderzoeken verontreinigingen met chroom aangetroffen in de bodem.
De doorsnijding en het grondverzet betreffende de hoeveelheid (potentieel) sterk verontreinigd materiaal dat verwijderd wordt, is nog afhankelijk van het definitief ontwerp. Bij het grondverzet geldt het uitgangspunt dat ten behoeve van de realisatie van een (grond)werk een grondverbetering nodig is. Tot welke diepte is afhankelijk van de omvang van het grondwerk.
Binnen het project zal onder ander vrijkomende grond, baggerspecie en bouwstoffen worden hergebruikt.
Voor het toepassen en verwerking van grond en bouwstoffen geldt het Besluit bodemkwaliteit. Daarmee is de bodemkwaliteit in de toekomstige situatie gewaarborgd, met name door het “stand still” principe; oftewel de grond dient te voldoen aan de functie én aan de bodemkwaliteit van de te ontvangen bodem. Hiermee is een eventuele verslechtering van de bodemkwaliteit door het (her)gebruik van grond ondervangen.
Met het uitgevoerde historisch bodemonderzoek is voldoende inzicht in de kwaliteit van de bodem verkregen, waaruit blijkt dat het plan haalbaar is. Er bestaan ten aanzien van dit aspect daarom geen belemmeringen voor de vaststelling van het PIP.
Aangezien één van de stortplaatsen een door de provincie aangemerkte stortplaats betreft, is het op basis van de Provinciale Milieu Verordening (PMV) niet toegestaan handelingen te verrichten ter plaatse van de stortplaats. Ontheffing is mogelijk (bij Gedeputeerde Staten). Hiervoor dient wel een hergebruiksplan te worden overlegd.
In het kader van het PIP is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit
binnen het plangebied. Het onderzoeksrapport is als bijlage 12 bij het PIP opgenomen.
In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Binnen het plangebied is één bekende locatie aanwezig voorzien van de Wbb-status “geval
van ernstige bodemverontreiniging”. Dit betreft de middenberm A59 ter hoogte van Vlijmen
(locatiecode NB079700220). Op de locatie is reeds een deelsanering uitgevoerd in verband
met reconstructiewerkzaamheden. Afhankelijk van het wegontwerp en de ligging van de
verontreinigingscontour kan op een later moment het exacte raakvlak met de nog aanwezige
verontreiniging worden bepaald. De daarmee verband houdende sanering kan worden uitgevoerd
als een functionele sanering, waarbij een restverontreiniging achterblijft.
Binnen het overig deel van het plangebied zijn vanuit de bekende onderzoeken geen
gevallen met ernstige bodemverontreiniging aangetoond. Hierbij moet worden opgemerkt
dat er verdachte locaties zijn welke nog niet milieukundig zijn onderzocht. Hierbij
moet men bijvoorbeeld denken aan gedempte sloten e.d.
De doorsnijding en het grondverzet betreffende de hoeveelheid (potentieel) sterk verontreinigd
materiaal dat verwijderd wordt, is nog afhankelijk van het definitief ontwerp. Bij
het grondverzet geldt het uitgangspunt dat ten behoeve van de realisatie van een (grond)werk
een grondverbetering nodig is. Tot welke diepte is afhankelijk van de omvang van het
grondwerk.
Binnen het project zal onder ander vrijkomende grond, baggerspecie en bouwstoffen worden hergebruikt. Voor het toepassen en verwerking van grond en bouwstoffen geldt het Besluit bodemkwaliteit. Daarmee is de bodemkwaliteit in de toekomstige situatie gewaarborgd, met name door het “stand still” principe; oftewel de grond dient te voldoen aan de functie én aan de bodemkwaliteit van de te ontvangen bodem. Hiermee is een eventuele verslechtering van de bodemkwaliteit door het (her)gebruik van grond ondervangen.
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond- en waterwerkzaamheden nog nagenoeg dagelijks Conventionele Explosieven gevonden. Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.
In het kader van het PIP is een onderzoek conventionele explosieven (CE) binnen het
plangebied uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 14 bij het PIP opgenomen.
In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Op basis van de geraadpleegde bronnen, de beoordeling en evaluatie van de indicaties
is vastgesteld dat binnen het plangebied oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden.
Het gaat om de volgende oorlogshandelingen:
Op basis van deze oorlogshandelingen is het plangebied verdacht op het aantreffen van:
In de rapportage is een kaart opgenomen waarin de verdachte gebieden binnen de grenzen van het plangebied zijn aangegeven.
Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geadviseerd om vervolgstappen te ondernemen in de explosievenopsporing voorafgaande aan de voorgenomen (grond)werkzaamheden in het verdachte gebied. Er bestaan hiervoor twee mogelijkheden:
Tijdens de uitvoeringsfase zal een besluit worden genomen van welke mogelijkheid gebruik zal worden gemaakt.
In het kader van het PIP is een onderzoek conventionele explosieven (CE) binnen het
plangebied uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 13 bij het PIP opgenomen.
In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Op basis van de geraadpleegde bronnen, de beoordeling en evaluatie van de indicaties
is vastgesteld dat binnen het plangebied oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden.
Het gaat om de volgende oorlogshandelingen:
Op basis van deze oorlogshandelingen is het plangebied verdacht op het aantreffen van:
In de rapportage is een kaart opgenomen waarin de verdachte gebieden binnen de grenzen van het plangebied zijn aangegeven.
Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geadviseerd om vervolgstappen te ondernemen in de explosievenopsporing vooraf de voorgenomen (grond)werkzaamheden in het verdachte gebied. Er bestaan hiervoor twee mogelijkheden:
Tijdens de uitvoeringsfase zal een besluit worden genomen van welke mogelijkheid gebruik zal worden gemaakt.
Wegverkeer kan trillingen veroorzaken in de bodem. Als gevolg daarvan kan er trillingshinder of trillingsschade optreden bij bebouwing langs wegen. Er is onderzoek gedaan naar mogelijke effecten van trillingen op bebouwing in de omgeving van GOL-maatregelen. Dit onderzoek is als bijlage 28 bij deze toelichting gevoegd.
Tot op heden zijn er geen richtlijnen voor trillingshinder vastgelegd in wetgeving, zoals dat bijvoorbeeld voor geluidhinder wel het geval is. Bij het beoordelen van trillingen in het kader van ruimtelijke procedures wordt in Nederland doorgaans de SBR-richtlijn gebruikt. Deze richtlijn bestaat uit drie delen:
Bij de gemeenten Waalwijk, Heusden en 's-Hertogenbosch is informatie opgevraagd over eventuele trillingsklachten. Bij geen van deze gemeenten zijn klachten bekend over trillingen in de huidige situatie. Toch kan er in de huidige of toekomstige situatie wel sprake zijn van trillingen.
Op basis van richtlijnen, referentieprojecten, berekeningen, metingen en ervaringen bij eerdere projecten worden de volgende contourafstanden gehanteerd als afstand waarbinnen overschrijdingen van het beoordelingskader voor trillingen niet zijn uitgesloten:
Kader | Klinkerwegen of wegen met drempels, voegovergangen of putten | Vlakke, geasfalteerde wegen |
|||||
Gebouwen ouder dan 1960, of gebouwen met houten vloeren | Gebouwen nieuwer dan 1960, of gebouwen met betonnen vloeren | Gebouwen ouder dan 1960, of gebouwen met houten vloeren | Gebouwen nieuwer dan 1960, of gebouwen met betonnen vloeren | ||||
Trillingsschade (SBR A-richtlijn) | 5 m | 5 m | 3 m | 3 m | |||
Trillingshinder (SBR B-richtlijn) | 25 m | 10 m | 10 m | 5 m | |||
Verstoring van gevoelige apparatuur (SBR C-richtlijn) | 100 m | 100 m | 30 m | 30 m |
Niet alleen mogelijke trillingen vanwege de aanleg van nieuwe wegen zijn onderzocht. Ook is gekeken naar de bestaande wegen. Uit het verkeersrapport blijkt dat het verkeer in de gebieden met veel bebouwing (de oude kernen) sterk afneemt door GOL. Alleen op toegangswegen naar nieuw aan te leggen infrastructuur is sprake van een toename van het verkeer. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Overlaatweg in Drunen (toegangsweg naar de Randweg Drunen). Op deze wegen rijdt nu ook al zwaar verkeer, de intensiteit daarvan zal na de realisatie van GOL wel toenemen.
Binnen de in de vorige paragraaf aangegeven grenswaarden van 5 a 25 m ligt de volgende bebouwing:
Locatie/kern | Afstand tot de weg | Type woning | Locatie/kern | Toelichting | |||||
Statenlaan-Noord en Overlaatweg in Drunen | >10 m | Jonger dan 1960 | 5 m | Geen significante toename van trillingen | |||||
Drunenseweg in Waalwijk | >20 m | Jonger dan 1960 | 5 m | Geen significante toename van trillingen | |||||
Andere wegen in GOL West | Woningen liggen op te grote afstand van de weg en/of de verkeersintensiteit neemt af. |
Tabel 1 Risico op trillingshinder bij bestaande wegen GOL-West
Locatie/kern | Afstand tot de weg | Type woning | Toets-afstand | Toelichting | |||||
Doortrekken Spoorlaan, parallelweg 4A en paralleweg 8 (Restaurant) in Drunen | 11,2 m bij Parallelweg 8 en 12,1 m bij Parallelweg 4A | Ouder dan 1960, mogelijk met houten vloer | 10 m | Geen significante toename van trillingen | |||||
Andere wegen in GOL West | Woningen liggen op te grote afstand van de weg en/of de verkeersintensiteit neemt af. |
Tabel 2 Risico op trillingshinder bij nieuwe wegen in GOL-West
Gelet op het bovenstaande zullen als gevolg van de aanleg van de GOL-maatregelen zowel langs de nieuwe wegen als langs bestaande geen significante toename van trillingen plaatsvinden.
Niet alleen mogelijke trillingen vanwege de aanleg van nieuwe wegen zijn onderzocht.
Ook is gekeken naar de bestaande wegen. Uit het verkeersrapport blijkt dat het verkeer
in de gebieden met veel bebouwing (de oude kernen) sterk afneemt door GOL. Alleen
op toegangswegen naar nieuw aan te leggen infrastructuur is sprake van een toename
van het verkeer. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Vijfhoevenlaan (toegangsweg naar
de Randweg Vlijmen) Op deze wegen rijdt nu ook al zwaar verkeer, de intensiteit daarvan
zal na de realisatie van GOL wel toenemen.
Binnen de in de vorige paragraaf aangegeven grenswaarden van 5 à 25 m ligt de volgende
bebouwing:
Locatie/kern | Afstand tot de weg | Type woning | Toets-afstand | Toelichting | |||||
Voordijk 11 en Voordijk 13 te Vlijmen (nabij Vijfhoevenlaan) | 8,5 m bij Voordijk 11 en 9,3 m bij Voordijk 13 | Ouder dan 1960 en mogelijk houten vloer | 10 m | Woningen liggen op (iets) minder dan 10 m van de Vijfhoevenlaan. Er wordt geen drempel of andere oneffenheid gerealiseerd. Enige toename van trillingen is niet uitgesloten. | |||||
Andere wegen in GOL Oost | Woningen liggen op te grote afstand van de weg en/of de verkeersintensiteit neemt af. |
Tabel 3 Risico op trillingshinder bij bestaande wegen GOL-Oost
Locatie/kern | Afstand tot de weg | Type woning | Toets-afstand | Toelichting | |||||
Zorgboerderij bij aansluiting 45 te Vlijmen | 20-25 m | Jonger dan 1960 en mogelijk houten vloer | 10 m | De weg is vlak en tussen de zorgboerderij en de weg komt een grondkerende constructie. Woningen ligt buiten de toetsafstand. | |||||
Nieuwkuijk: Parallelweg en Schilderstraat | >10 m | Jonger dan 1960 met beton vloer | 5 m | Woningen liggen op grotere afstand dan de toets-afstand. | |||||
Nieuwkuijk: Industriestraat 1 | 13,9 m | Ouder dan 1960 en mogelijk met houten vloer | 10 m | Woning liggen op grotere afstand dan de toets-afstand. | |||||
Andere woningen in GOL Oost | Woningen liggen op te grote afstand van de weg en/of de verkeersintensiteit neemt af. |
Tabel 4 Risico op trillingshinder bij nieuwe wegen in GOL-Oost
Gelet op het bovenstaande zullen als gevolg van de aanleg van de GOL-maatregelen langs de nieuwe wegen geen significante toename van trillingen plaatsvinden. Voor de woningen aan de Voordijk 11 en 13 te Vlijmen (nabij de Vijfhoevenlaan) is enige toename van trillingen niet uitgesloten.
In de huidige situatie liggen er flauwe drempels en klinkers. In het nieuwe wegontwerp
wordt uitgegaan van een 'gladde' weg zonder drempels of andere vergelijkbare snelheidsremmende
constructies. De wegverharding zal geluidsarm asfalt zijn. In de regels is de bepaling
opgenomen, dat om trillingshinder te voorkomen ter hoogte van de Voordijk 11 en 13
er geen drempels en andere vergelijkbare snelheidsremmende constructies zijn toegestaan.
Daarnaast dient bij de nadere uitwerking van het ontwerp en bij aanleg aantoonbaar
aandacht te zijn geschonken aan ligging, materiaalkeuzes en aanlegmethoden van putdeksels,
voegovergangen en overgangsconstructies c.q. stootplaten die binnen 50m van de woningen
op deze percelen liggen met het oog om mogelijke trillingen te voorkomen of beperken.
Tenslotte zal er een nulmeting plaatsvinden voor aanvang van de werkzaamheden.
Als gevolg van de aanleg van de GOL-maatregelen in PIP GOL-West zullen zowel langs de nieuwe wegen als langs bestaande wegen geen significante toename van trillingen plaatsvinden.
Als gevolg van de aanleg van de GOL-maatregelen in PIP GOL-Oost zullen langs de nieuwe wegen geen significante toename van trillingen plaatsvinden.
De gronden met de bestemming 'Verkeer' ter hoogte van de Voordijk 11 en 13 mogen uitsluitend
voor verkeersdoeleinden als bedoeld in artikel 5.1 onder b in gebruik worden genomen,
indien daar de Vijfhoevenlaan zonder drempels of vergelijkbare snelheidsremmende constructies
zijn uitgevoerd, tenzij aantoonbaar minimaal een vergelijkbare situatie bereikt kan
worden door het nemen van trillingsreductiemaatregelen. Het bevoegd gezag dient alvorens
een beslissing te nemen over deze trillingsreductiemaatregelen een schriftelijk advies
te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke deskundige.
Daarnaast dient bij de nadere uitwerking van het ontwerp en bij aanleg aantoonbaar
aandacht te zijn geschonken aan ligging, materiaalkeuzes en aanlegmethoden van putdeksels,
voegovergangen en overgangsconstructies c.q. stootplaten die binnen 50m van de woningen
op deze percelen liggen met het oog om mogelijke trillingen te voorkomen of beperken.
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 heeft de wetgever onder andere aan de provincies de bevoegdheid toegekend om een provinciaal bestemmingsplan op te stellen. In de terminologie van de wet wordt een dergelijk plan een inpassingsplan genoemd (PIP). Hierbij geldt wel als vereiste dat sprake moet zijn van een provinciaal belang. Bovendien kunnen Provinciale Staten ingevolge artikel 3.26 Wro pas tot vaststelling van een inpassingsplan overgaan, nadat de betrokken gemeenteraden zijn gehoord. De manier waarop dit geschiedt, is vormvrij. In onderhavig geval zijn de gemeenteraden gehoord tijdens het vooroverleg over het concept ontwerp inpassingsplan. Wat betreft het provinciaal belang wordt verwezen naar paragraaf 1.5.
De GOL is altijd als één project beschouwd. Mede daarom is besloten om voor beide inpassingsplannen PIP GOL Oost en PIP GOL West één toelichting te schrijven.
De regels en verbeeldingen zijn daarentegen wel gesplitst. Er is dus juridisch sprake van twee separate inpassingsplannen: 'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West' en 'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Oost'.
Na vaststelling van het PIP door Provinciale Staten, is de gemeenteraad niet meer bevoegd om voor de in dat plan opgenomen gronden een bestemmingsplan vast te stellen. Deze uitsluiting geldt voor een maximale periode van tien jaar. Op grond van artikel 3.26 lid 5 Wro dienen Provinciale Staten in het vaststellingsbesluit door middel van een termijn aan te geven tot welk tijdstip de uitsluiting van de bevoegdheid van de betrokken gemeenteraad voortduurt.
Nu veel gronden reeds zijn aangekocht en de gemeenten intensief bij het planproces betrokken zijn, wordt een uitsluitingstermijn in dit geval niet noodzakelijk geacht. Dit zal worden vastgelegd in het vaststellingsbesluit en is tevens opgenomen in de regels. Na onherroepelijk worden van het PIP mogen de betreffende gemeenten een nieuw bestemmingsplan vaststellen voor de gronden waarop het inpassingsplan betrekking heeft.
Hierop is één uitzondering gemaakt. Binnen het plangebied van het PIP GOL-Oost ligt een DPO (Defensie Pijpleiding Organisatie). De bestaande leiding heeft te weinig capaciteit en de ligging van het bestaande tracé is op onderdelen ongunstig/onwenselijk. Het gehele tracé loopt van 's-Hertogenbosch tot in de gemeente Maasdriel (Gelderland). De uitvoering heeft ook haast; de leiding onder de Maas moet op korte termijn (voorjaar 2021) worden veranderd, volgens eisen van de Inspectie Leefomgeving en transport. Om de leiding te kunnen aanleggen zijn nieuwe ruimtelijke plannen nodig, onder andere in de gemeenten 's-Hertogenbosch en Heusden. Een deel van het nieuwe tracé loopt door het plangebied van het PIP Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Oost. Het PIP is pas onherroepelijk na een einduitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De DPO-leiding, en de bestemmingsplannen die daarvoor nodig zijn, kunnen hier niet op wachten. Daarom is in de planregels een afwijking opgenomen dat de gemeenteraden van de gemeenten 's-Hertogenbosch en Heusden voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft een bestemmingsplan (zonder enige uitsluitingstermijn) mogen vaststellen, uitsluitend voor het project 'aanleg DPO-leiding Ammerzoden - Vlijmen' en onder de voorwaarde dat deze bestemmingsplannen de uitvoering van het inpassingsplan niet in de weg staan.
Het PIP wordt na inwerkingtreding geacht deel uit te maken van het geldend bestemmingsplan of van de geldende bestemmingsplannen waarop dat PIP betrekking heeft. Dit betekent dat aanvragen om omgevingsvergunningen, voor bijvoorbeeld de activiteit bouwen, daaraan worden getoetst. Handhaving van het PIP kan geschieden via het instrumentarium van de Wabo.
Op de inhoud van het PIP zijn de regels die de Wro geeft ten aanzien van gemeentelijke bestemmingsplannen onverkort van toepassing. Het PIP is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een PIP wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden. Het PIP is opgebouwd uit drie onderdelen: een toelichting, een geometrische plaatsbepaling (hierna: verbeelding) en regels.
De toelichting verwoordt welke beleidskeuzes hebben geleid tot het vastleggen van de bestemmingen met bijbehorende regels. In de regels staan per bestemming de specifieke regels met betrekking tot bouwen en gebruik van de gronden. De verbeelding geeft weer aan welke gronden welke bestemming is toegekend. Ook worden op de verbeelding nadere aanduidingen (functie-, bouw- of gebiedsaanduidingen) aangegeven voor gronden waar specifieke regels gelden.
Met de standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen wordt beoogd de raadpleegbaarheid en uitwisselbaarheid van ruimtelijke plannen te vergroten. Met de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 zijn de bepalingen voor de standaardisering en digitalisering vastgelegd. Een PIP opgesteld volgens deze bepalingen is een digitaal bestand in GML-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een PIP zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld.
Het PIP kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware, bijvoorbeeld via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen verschillende verbeeldingen van het PIP opgeroepen worden. Er zijn zodoende meerdere verbeeldingen van één plan mogelijk. Door interactie met de verbeelding worden de regels van de betreffende bestemmingen weergeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen.
Het onderhavige PIP voldoet aan de wettelijke standaarden voor standaardisering en digitalisering.
Dit PIP is opgesteld als een gedetailleerd plan. Dit houdt in dat aan de binnen het plangebied aanwezige gronden in hoofdzaak specifieke bestemmingen zijn toegekend, die niet nader worden uitgewerkt. In een aantal gevallen geldt daarnaast een dubbelbestemming. Deze bestemming zorgt voor aanvullende eisen in verband met de bescherming van in het plangebied aanwezige waarden en belangen. De in het plan opgenomen bestemmingen kennen echter wel een zekere mate van flexibiliteit door het opnemen van brede bestemmingsomschrijvingen. In paragraaf 8.4 wordt dit bij de opgenomen bestemmingen nader toegelicht. Voor deze opzet is gekozen om bij de technische en feitelijke uitvoering van de beoogde ingrepen voldoende ruimte te kunnen bieden.
Bij toepassing van bevoegdheden is van belang dat op grond van artikel 3.26 lid 2 Wro Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten in de plaats treden van respectievelijk de gemeenteraad en burgemeester en wethouders. Deze indeplaatsstelling kent evenwel een aantal uitzonderingen welke genoemd zijn in artikel 3.26 lid 4 Wro. Zo blijft de gemeente in principe bevoegd om een omgevingsvergunning voor de binnenplanse afwijking van het PIP te verlenen of een wijzigingsplan vast te stellen. Provinciale Staten kunnen echter een besluit nemen waarin is bepaald dat ook voor die bevoegdheden Gedeputeerde Staten bevoegd is.
In het onderhavige PIP is ervoor gekozen het bevoegd gezag voor wat betreft de bevoegdheden genoemd in artikel 3.26 lid 4 Wro in beginsel bij burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente te laten. Alleen voor het wijzigen van de bestemmingsgrenzen met toepassing van de opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden, zijn Gedeputeerde Staten aangewezen als bevoegd gezag.
Het PIP 'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West' is opgesteld conform de Standaard
Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn regels opgenomen over
onder andere de indeling van de regels en de naamgeving van bestemmingen, aanduidingen
en maatvoeringen. De regels kennen standaard vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In de inleidende regels is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de
planregels (artikel 1). Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan
onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Tevens is bepaald
op welke wijze de in het plan aangegeven maten gemeten moeten worden (artikel 2).
Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen
bij de toepassing van de planregels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels zijn onderverdeeld in reguliere bestemmingen en dubbelbestemmingen.
De reguliere bestemmingen (artikel 3 t/m 8) zijn de volgende:
De bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Groen
De gronden die primair bestemd zijn voor groenvoorzieningen en waar geen flexibiliteit
gewenst is, hebben de bestemming 'Groen' gekregen.
De gronden gelegen tussen de Heidijk en de nieuwe randweg Drunen hebben ook de bestemming Groen gekregen. Dit wordt een gebied met hooiland en poelen.
Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, agrarische gebruik, bermen en beplantingen,
speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voet- en fietspaden,
geluidwerende voorzieningen en extensief dagrecreatief medegebruik. Gebouwen zijn
niet toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen. Ook bouwwerken zijn slechts
beperkt toegestaan.
Natuur
In het plangebied worden de EVZ Drongelens kanaal en de EVZ Baardwijkse Overlaat gerealiseerd.
Verder wordt aan de westkant van Drunen, nabij de Zeedijk en de Eindstraat een stuk
grond als natuur ingericht (herstel van een deel van de Heidijk), behorend tot en
aansluiting op het Natuur Netwerk Brabant. Hier dient inrichting, beheer en instandhouding
gericht te zijn op de doelsoorten das, insecten/vlinders en amfibieën.
De gronden die primair worden aangewend voor de ecologische verbindingszones en het
Natuur Netwerk Brabant, hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. Daar waar de ecologische
verbindingszone andere bestemmingen kruist, is een specifieke functieaanduiding binnen
de betreffende bestemmingen opgenomen. Ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant
is tevens een gebiedsaanduiding opgenomen.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling
van de landschaps- en natuurwaarden in het algemeen en van ecologische verbindingszone
in het bijzonder. Daarnaast zijn deze bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling
van de natuur/landschapselementen/bos en de bijbehorende groeiplaats, verharde en
onverharde fiets- en wandelpaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief
recreatief medegebruik.
De aanleg, inrichting, beheer en instandhouding van de EVZ Drongelens Kanaal is inmiddels
door het Projectplan Drongelens Kanaal van het Waterschap AA en Maas juridisch geborgd.
Voor de EVZ Baardwijkse Overlaat is het projectplan nog in ontwikkeling. Hiervoor
is al wel een streefbeeld gemaakt (bijlage 32 bij deze toelichting). Dit streefbeeld
maakt onderdeel uit van de regels van dit inpassingsplan. De natuurontwikkeling dient
plaats te vinden conform dit streefbeeld.
Verkeer
De meeste gronden in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Op deze
gronden is sprake van maatregelen aan de infrastructuur, inclusief de daarbij behorende
voorzieningen zoals bermen, taluds, sloten en paden. De snelweg A59 en daarbij behorende
op- en afritten, taluds en bermen zijn buiten deze bestemming gehouden.
Gekozen is voor een brede bestemming en waar mogelijk ruime begrenzing, zodat de exacte
uitwerking en invulling van de gebieden op detailniveau nog kan wijzigen. Zo zijn
bijvoorbeeld ook waterhuishoudkundige voorzieningen zoals waterberging mogelijk, alsmede
groenvoorzieningen. De hoofdstructuur is echter wel duidelijk zichtbaar. Bij de begrenzing
is in beginsel uitgegaan van de buitengrenzen van het wegontwerp. Primair zijn de
gronden bestemd voor gebieds- en erfontsluitingswegen, voet- en (snel)fietspaden en
verblijfsgebied. Het beoogde tracé van de snelfietsroute is afzonderlijk aangeduid
met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - snelfietsroute'. Ook buiten deze
aanduiding is een snelfietsroute toegestaan; de betreffende aanduiding heeft hoofdzakelijk
een signaleringsfunctie.
Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn de volgende functies toegelaten:
Om te borgen dat benodigde akoestische maatregelen daadwerkelijk worden gerealiseerd, is daartoe een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels. Hierin wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek. Uit dat onderzoek blijkt, dat in het plangebied van het PIP GOL West geen geluidwerende voorzieningen, zoals schermen behoeven te worden aangelegd wel zal op bepaalde plekken geluidarm asfalt worden aangelegd om de geluidbelasting te verlagen (zie ook paragraaf 7.3.2).
Binnen de bestemming is ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen om maatregelen op het gebied van cultuurhistorie te borgen. Het gaat hier over het gedeeltelijk open maken van de Spoordijk in de BO. Als bijlage bij deze toelichting is een architectonisch ontwerp gevoegd (bijlage 23). Dit ontwerp geldt als uitgangspunt voor de aanpassingen aan en de aanleg van de spoordijk/spoorbrug, met als doel een nieuw cultuurhistorisch icoon aan de Baardwijkse Overlaat toe te voegen, waarmee een barrière in het landschap (noord-zuid) tot het verleden gaat behoren.
Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn in beginsel geen gebouwen toegestaan, met uitzondering
van nutsvoorzieningen. Voor de toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn maximale
bouwhoogten in de regels opgenomen.
Verkeer - Snelweg 1
De delen van het plangebied die tot de snelweg A59 behoren en binnen de grenzen liggen
van het wegontwerp GOL met de direct daarbij behorende voorzieningen, zoals vluchtstroken,
bermen en taluds, zijn bestemd als 'Verkeer - Snelweg 1'.
Binnen de bestemming 'Verkeer - Snelweg 1' zijn de volgende functies toegestaan:
Om te borgen dat benodigde akoestische maatregelen daadwerkelijk worden gerealiseerd,
is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels. Hierin wordt verwezen
naar het akoestisch onderzoek. Uit dat onderzoek blijkt, dat in het plangebied van
het PIP GOL West geen geluidwerende voorzieningen, zoals schermen behoeven te worden
aangelegd wel zal op bepaalde plekken geluidarm asfalt worden aangelegd om de geluidbelasting
te verlagen (zie ook paragraaf 7.3.2).
Binnen de bestemming 'Verkeer - Snelweg 1' zijn in beginsel geen gebouwen toegestaan,
met uitzondering van nutsvoorzieningen. Voor de toegelaten overige bouwwerken, zoals
beeldende kunstwerken, bruggen en geluidwerende voorzieningen, zijn maximale bouwhoogten
in de regels opgenomen.
Verkeer - Snelweg 2
De bestaande op- en afritten, die na de realisatie van GOL worden afgesloten, hebben
de bestemming 'Verkeer - Snelweg 2' gekregen. Deze bestemming ligt ook op delen van
de snelweg zelf, die worden aangepast door het verdwijnen van de op- en afritten.
Deze bestemming is identiek aan de momenteel vigerende bestemming in de gemeente Waalwijk.
Met deze wijze van bestemmen wordt aan de gemeente zelf overgelaten welke exacte invulling
in de toekomst wordt gegeven aan die delen van de gronden, die na afsluiting van de
op- en afritten kunnen worden heringericht, omdat ze geen onderdeel meer uitmaken
van de snelweg. De bestemmingen bevatten voldoende mogelijkheden om deze gebieden
in te richten met onder meer groen, lokale wegen, voet- en fietspaden, etc.
In artikel 5.3.2 sub c is bepaald, dat op- en afrit 38 open mag blijven voor OV en hulpdiensten.
Water
De bestaande en nieuw aan te leggen c.q. te verleggen hoofdwatergangen (A-watergangen)
zijn bestemd als 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige
voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals
watergangen, waterlopen en waterpartijen. Daarnaast zijn groenvoorzieningen, behoud,
herstel en/of ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, ontwikkeling en/of behoud
van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone'
en voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige
voorzieningen (daar waar wegen/paden de watergang kruisen) toegestaan.
Dubbelbestemmingen
In het PIP is een aantal dubbelbestemmingen opgenomen (artikel 9 t/m 19):
Deze dubbelbestemmingen gelden primair ten opzichte van de andere reguliere bestemming(en)
waarmee zij samenvallen. De dubbelbestemmingen kunnen in drie typen worden onderscheiden.
Leidingen
De in het plangebied aanwezige planologisch relevante leidingen zijn, inclusief bijbehorende
vrijwaringszones/belemmeringenstroken aan weerszijden met een dubbelbestemming bestemd.
De dubbelbestemmingen bevatten beschermingsregimes die waarborgen dat de leidingen
toegankelijk blijven en kunnen worden onderhouden. De regimes komen overeen met de
vigerende bestemmingsplannen.
Archeologische waarden
Door middel van een verkennend archeologisch onderzoek zijn de in het plangebied aanwezige
en te verwachten archeologische waarden in kaart gebracht. In Waalwijk is tevens een
aanvullend archeologisch veldonderzoek gedaan. Daar waar sprake is van archeologische
waarden of verwachtingswaarden zijn archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Enkele
delen van het plangebied zijn niet meegenomen in het archeologisch onderzoek. Voor
de archeologische verwachtingswaarde die hier geldt is aansluiting gezocht bij het
vigerend bestemmingsplan (zelfde drempelwaarde voor archeologisch onderzoek). Inhoudelijk
zijn de dubbelbestemmingen overeenkomstig de standaarden van de betreffende gemeenten.
Om die reden zijn per gemeente afzonderlijke dubbelbestemmingen opgenomen. Zie voor
een nadere toelichting op deze systematiek paragraaf 7.9. Voor bouw- en overige werkzaamheden waarbij de grond minimaal 50 of 70 cm wordt
verstoord, geldt een archeologische onderzoeksplicht voorafgaand aan de verlening
van een omgevingsvergunning. De hoogte van de verwachtingswaarde bepaalt de drempelwaarde
qua oppervlakte (100, 500 of 5.000 m²). De archeologische dubbelbestemmingen zijn
opgenomen overeenkomstig de meest recente standaarden van de gemeenten. Per gemeente
zijn dan ook afzonderlijke bestemmingen opgenomen.
Cultuurhistorische en aardkundige waarden
Het gedeelte van het plangebied in de Baardwijkse Overlaat is in de Verordening ruimte
aangewezen als cultuurhistorisch vlak. De cultuurhistorische en aardkundige waarden
van dit gebied mogen niet onevenredig worden aangetast. Om deze waarden te beschermen
is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' opgenomen. Deze dubbelbestemming
ziet ook op bescherming van de overige cultuurhistorische waarden, zoals de bruggen
in het Halve Zolenlijntje die als Rijksmonument zijn aangewezen.
Waterhuishoudkundige belangen
De dijken langs het Drongelens kanaal zijn primaire waterkeringen. Deze dijken hebben
de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen, met bijbehorend beschermingsregime.
De A-watergangen in het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen, waarbij de bijbehorende beschermingszone van 5 meter aan weerzijden van de waterloop, alsmede de duikers, de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' hebben gekregen. Op deze wijze worden de mogelijkheden voor beheer en onderhoud van de A-watergangen geborgd.
Deze dubbelbestemmingen gelden primair ten opzichte van de andere reguliere bestemming(en)
waarmee zij samenvallen. De dubbelbestemmingen kunnen in drie typen worden onderscheiden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
De algemene regels (artikel 20 t/m 26) bevatten regels, die voor alle in het plan
opgenomen bestemmingen gelden. Het betreffen de volgende regels:
Anti-dubbeltelregel (artikel 20)
De anti-dubbeltelregel is bedoeld om te voorkomen dat een ongewenste cumulatie van
bebouwing optreedt.
Algemene bouwregels (artikel 21)
In dit artikel is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande, van de planregels
afwijkende maximale maatvoeringen.
Ook bevat dit artikel regels over de beperking van stikstofdepositie in natura-2000
gebieden tijdens de aanleg- en bouwfase (realisatiefase).
Algemene gebruiksregels (artikel 22)
In dit artikel is opgenomen welke gebruiksvormen in ieder geval als strijdig met de
in het plan opgenomen bestemmingen wordt aangemerkt.
Algemene aanduidingsregels (artikel 23)
Op de verbeelding is een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen:
Binnen deze zones gelden specifieke regels, aanvullend op de onderliggende bestemming(en)
vanuit een oogpunt van geluidhinder, externe veiligheid danwel de belangen van de
snelweg en de molen nabij het plangebied. Deze zijn 1 op 1 overgenomen uit de geldende
bestemmingsplannen. Ook zijn met gebiedsaanduidingen enkele regels vanuit de Verordening
ruimte doorvertaald (attentiegebied en Natuur Netwerk Brabant, groenblauwe mantel).
Ten slotte is de herbegrenzing van het Natuur Netwerk Brabant aangegeven op de verbeelding.
Algemene afwijkingsregels (artikel 24)
In aanvulling op afwijkingsregels in de specifieke bestemmingen, is in dit artikel
een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kleinschalige afwijkingen van de
maatvoering (maximaal 10%).
Algemene wijzigingsregels (artikel 25)
In de algemene wijzigingsregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve
van het wijzigen van de bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen of afwijkingen mogen
niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden
vergroot. De plangrenzen mogen daarbij niet worden overschreden.
Overige regels (artikel 26)
In dit artikel is geregeld dat de gemeenteraden van de gemeenten binnen de plangrenzen
van het PIP na onherroepelijk worden van het PIP bevoegd zijn voor de gronden waarop
dit inpassingsplan betrekking heeft een bestemmingsplan vast te stellen.
Voor het PIP GOL-Oost geldt een uitzondering hierop. In afwijking van bovenstaande mogen de gemeenteraden van de gemeenten 's-Hertogenbosch en Heusden voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft een bestemmingsplan (zonder enige uitsluitingstermijn) vaststellen, uitsluitend voor het project 'aanleg DPO-leiding Ammerzoden - Vlijmen' en onder de voorwaarde dat deze bestemmingsplannen de uitvoering van het inpassingsplan niet in de weg staan.
Verder zijn in dit artikel regels opgenomen aangaande externe saldering ex artikel 6, lid 3 van richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn). De aanleg, bouw en gebruik overeenkomstig de bestemmingen is alleen toegestaan als het houden van vee op een nader aangegeven bedrijf en de bemesting van een nader aangegeven maïsakker zijn beëindigd en verzekerd is dat hervatting van die activiteiten zijn uitgesloten.Van een dergelijke verzekering is sprake:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De overgangs- en slotregels (artikel 27 en 28) bevatten de wettelijk voorgeschreven
overgangsregels en de citeertitel van de regels van het PIP.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een PIP inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Ook dient onderzocht te zijn of op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro de verplichting bestaat om een exploitatieplan op te stellen. Daarbij is in de eerste plaats van belang wat voor type bouwplan wordt gerealiseerd. Indien het een bouwplan betreft dat behoort tot een categorie die is genoemd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bestaat in beginsel de plicht een exploitatieplan op te stellen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bij besluit tot vaststelling van het PIP dient dan wel beslist te worden geen exploitatieplan vast te stellen.
De GOL heeft uitsluitend betrekking op infrastructurele werken, kunstwerken, ecologische verbindingszones en landschappelijke inpassing. De daarmee samenhangende bouwwerken vallen niet onder de categorie bouwplannen die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro. Een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.
Bij de raming van de kosten voor dit plan is niet alleen rekening gehouden met de realisatie van de GOL, maar ook met de kosten van de landschappelijke inpassing, maatregelen in het kader van cultuurhistorie, grondverwerving, het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen en de eventuele financiële consequenties van bijvoorbeeld planschade, bodemverontreiniging, etc.
De provincie heeft onderzocht in hoeverre bedrijven of particulieren schade ondervinden
van het inpassingsplan. Er zijn op voorhand geen situaties bekend waarbij sprake is
van onevenredige schade die aanleiding zou kunnen zijn om de vaststelling van het
inpassingsplan te heroverwegen. De provincie zal ervoor zorgen dat mogelijke schade
op een deugdelijke en eenduidige wijze zal worden afgewikkeld.
Alle GOL-partners hebben ten tijde van de vaststelling van het PIP voldoende budget
gereserveerd in hun begrotingen om aan de geraamde kosten te kunnen voldoen, zodat
het project financieel uitvoerbaar is.
Geconcludeerd is dat uit de beschikbare budgetten de scope van het project zoals dat
in dit PIP ruimtelijk is gedefinieerd kan worden uitgevoerd. De budgetten bieden daarbij
voldoende bandbreedte om via aanbesteding met daarop gerichte emvi-criteria (criteria
op basis van economisch meest voordelige inschrijving) de beoogde kwaliteit tot stand
te brengen.
In dit hoofdstuk wordt kort aangegeven hoe de omgeving betrokken is bij het hele planproces. Ook wordt ingegaan op de vooroverlegreacties op het concept-ontwerp PIP en de zienswijzen over het ontwerp PIP.
Bij de voorbereiding van het PIP zijn de gemeenteraden van de betrokken gemeenten
Heusden, Waalwijk en 's-Hertogenbosch gehoord in het kader van het vooroverleg. In
de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
Naast het horen van de gemeenteraden zijn de portefeuillehouders van de colleges van
burgemeester en wethouders van bovengenoemde gemeenten nauw betrokken bij het planproces.
Zij hebben zitting in de stuurgroep GOL, naast de portefeuillehouders van de provincie
Noord-Brabant en waterschap Aa en Maas.
De stuurgroep had een belangrijke functie in het hele planproces. De stuurgroep heeft steeds bestuurlijk/politiek richting gegeven aan het proces van de GOL in aanloop naar besluitvorming door het bevoegde orgaan. Zij deed alle voorbereidingen die nodig waren voor officiële besluitvorming: uiteindelijk het vaststellen van het (ontwerp) PIP door Gedeputeerde Staten. De stuurgroep had dus een adviserende en voorbereidende rol richting de besluitvorming door de bevoegde organen.
Ook het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas is gehoord.
Op ambtelijk niveau wordt er nauw samengewerkt tussen de 3 gemeenten, provincie en
waterschap in de zogenaamde Ambtelijke Begeleidingsgroep (ABG). De ABG komt steeds
één keer per 3 weken samen voor overleg. De ABG houdt zicht op en begeleidt het totale
GOL project en levert expertise aan vanuit de eigen organisatie.
Verder zijn de overige GOL- partners (ZLTO afdeling Oostelijke Langstraat, Staatsbosbeheer,
Vereniging Natuurmonumenten, Brabants Landschap, Brabantse Milieufederatie, MKB Heusden,
Waalwijks Bedrijven Platform, Kamer van Koophandel Brabant, Recron Brabant, EVO, Transport
en Logistiek Nederland (TLN), Brabants Particulier Grondbezit, Fietsersbond de Langstraat,
Heusdens Bedrijvenplatform en Brabants -Zeeuwse Werkgeversvereniging), Rijkswaterstaat
en Waterschap Brabantse Delta meegenomen in de planvormingsfase.
Het betrekken van de omgeving bij het gehele planproces staat hoog in het vaandel
bij de provincie, gemeenten en waterschap. Daartoe is allereerst de website www.oostelijkelangstraat.nl
in het leven geroepen. Op deze website is veel inhoudelijke en procesmatige informatie
over de GOL te vinden. Ook zijn er regelmatig nieuwsbrieven uitgegaan over inhoud
en proces van de GOL. Verder zijn er meerdere informatieavonden, keukentafelgesprekken
en schetssessies over de ruimtelijke ontwerpen (RO's) gehouden. De resultaten hiervan
zijn meegenomen bij het opstellen van het Ruimtelijk kwaliteitsplan, de Ruimtelijke
ontwerpen en het wegontwerp.
Een belangrijk moment voor belanghebbenden was de geboden inspraak over de Notitie
Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Hierin staan de uitgangspunten van het MER op een
rij. Velen hebben een reactie gegeven. De NRD met de reactienota zijn te vinden op
eerdergenoemde website. De uitkomsten zijn meegenomen in het MER.
Het concept van het ontwerp PIP 'Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat Oost/West' is in het kader van het wettelijk vooroverleg conform artikel 3.26 Wet ruimtelijke ordening op 6 april 2017 verstuurd aan de besturen van de betrokken gemeenten Heusden en Waalwijk, de waterschappen Aa en Maas en Brabantse Delta en Rijkswaterstaat ten behoeve van het vooroverleg.
Met uitzondering van Rijkswaterstaat hebben alle instanties een vooroverlegreactie ingediend. Deze zijn in de Nota vooroverleg samengevat en van een beantwoording voorzien. Tevens is aangegeven tot welke wijzigingen elke reactie in het ontwerp-inpassingsplan heeft geleid. De Nota Vooroverleg is als bijlage 21 bij deze toelichting gevoegd.
Van 4 november 2017 tot en met 15 december 2017 hebben in het kader van fase 1 (coördinatie) van de Gebiedsontwikkelingen Oostelijke Langstraat (GOL) ter inzage gelegen:
Om de Gebiedsontwikkelingen Oostelijke Langstraat (GOL) uit te kunnen voeren zijn daarnaast zogenaamde uitvoeringsbesluiten nodig.Gelijktijdig met de ontwerp-inpassingsplannen hebben de volgende ontwerp-uitvoeringsbesluiten ter inzage gelegen (fase 1):
Van 17 maart 2018 tot en met 20 april 2018 hebben vervolgens in het kader van fase 2 van GOL een tweetal aanvullende ontwerp-uitvoeringsbesluiten ter inzage gelegen. Het gaat in deze fase 2 om:
Eenieder kon naar aanleiding van de ontwerpbesluiten een zienswijze indienen. Op de
ontwerpbesluiten zijn binnen de zienswijzentermijnen ruim 200 zienswijzen binnengekomen.
Als bijlage 24 van deze toelichting is de nota van beantwoording zienswijzen gevoegd.
In deze nota zijn de ingediende zienswijzen samengevat en van een antwoord voorzien.
Indien de zienswijzen aanleiding geven tot wijzigen van de beide ontwerp inpassingsplannen
dan wel uitvoeringsbesluiten zijn deze tevens aangegeven. De wijzigen zijn vervolgens
verwerkt in de regels, verbeelding en toelichting.
Een overzicht van alle wijzigingen (zowel naar aanleiding van de zienswijzen als naar
aanleiding van ambtelijke opmerkingen) zijn opgenomen in de Nota van beantwoording
zienswijzen.
De beantwoording van de zienswijzen als het gaat om stikstofdepositie en PAS zijn achterhaald. Met een mitigerende maatregel en externe saldering kunnen ook als het gaat om stikstofdepositie negatieve effecten op Natura-2000 gebieden vanwege GOL-activiteiten worden uitgesloten (verwezen wordt naar 7.7.2 en 7.7.3).
De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft advies uitgebracht over het MER op 8 februari 2018. Voor de inhoud van de advisering van de Commissie m.e.r. en hoe daarmee is omgegaan wordt verwezen naar paragraaf 5.5 van deze toelichting.
De Provinciale Raad voor de Leefomgeving (PRL) heeft een wettelijke rol in het adviseren over MER-projecten in de provincie Noord-Brabant. In dat kader heeft de PRL op 21 februari 2018 advies uitgebracht over de inpassingsplannen voor de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL). Dit advies is als bijlage 2 gevoegd bij de Nota van Beantwoording Zienswijzen (bijlage 24) en van een reactie voorzien.
De beide aangepaste ontwerp inpassingsplannen zijn gereed gemaakt voor een gelijktijdige vaststelling door de Provinciale Staten van Noord-Brabant (artikel 3.8 lid 1 onder e Wro). Deze vaststelling is gepland op 29 juni 2018. heeft plaatsgevonden op 29 juni 2018. Via een herstelbesluit van 28 september 2018 is het inpassingsplan aangepast hangende het beroep op het besluit van 29 juni 2018 bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Dit nieuwe besluit is bekend gemaakt conform artikel 3.8 lid 3 Wro en kenbaar gemaakt aan de ABRvS. Het aangepaste inpassingsplan wordt via een herstelbesluit van 26 juni 2020 nogmaals aangepast hangende het beroep op het besluit van 29 juni 2018 bij de ABRvS. Ook dit tweede herstelbesluit is bekend gemaakt conform artikel 3.8 lid 3 Wro en kenbaar gemaakt aan ABRvS.
Na vaststelling door Provinciale Staten geven hebben Gedeputeerde Staten op geschikte
wijze kennis gegeven van het de vaststellingsbesluiten van 29 juni 2018 en 28 september
2018. Gedeputeerde Staten leggen hebben het de vaststellingsbesluiten en bijbehorende
stukken met de uitvoeringsbesluiten ter inzage gelegd. Belanghebbenden kunnen konden tegen
beide inpassingsplannen met uitvoeringsbesluiten in eerste en enige aanleg in beroep
gaan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.et (ontvankelijke)
beroep van de appellanten tegen de vastgestelde inpassingsplannen van 29 juni 2018
worden geacht mede te zijn gericht tegen de herstelbesluiten. Deze beroepen kunnen
naar aanleiding van de wijzigingsbesluiten nader worden uitgebouwd.
De ABRvS zal een nieuw oordeel vellen over de ingestelde beroepen tegen de inpassingsplannen,
zoals vastgesteld op 29 juni 2018 met inachtneming van de herstelbesluiten en een
nieuw verleende vergunning vanwege de Natuurbeschermingswet.
Het (ontvankelijke) beroep van de appellanten tegen de vastgestelde
inpassingsplannen van 29 juni 2018 worden geacht mede te zijn gericht
tegen de herstelbesluiten. Deze beroepen kunnen naar aanleiding van de
wijzigingsbesluiten nader worden uitgebouwd.
De ABRvS zal een nu oordeel vellen over de ingestelde beroepen tegen de
inpassingsplannen, zoals vastgesteld op 29 juni 2018 met inachtneming van
de herstelbesluiten en een nieuw verleende vergunning vanwege de
Natuurbeschermingswet.
Het inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West met identificatienummer NL.IMRO.9930.ipgolwest-va03 van de provincie Noord-Brabant.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn.
Professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en/of te toetsen.
Onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
Gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
De waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
Gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
Zie artikel 1.32.
Objecten zoals benoemd in artikel 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Een ingreep die de bestemming van de grond verandert en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of een grondbewerking.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Het creëren van waarden die gelijk zijn aan de waarden die verloren (dreigen te) gaan.
Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
Zie artikel 1.43.
Een weg met een gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer, zonder rijrichtingsscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden.
Vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen, een voetgangerspontje en strandjes.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een weg met een regionale functie en een beperkte lokale functie, welke is gericht op het stromen op de wegvakken, terwijl het uitwisselen plaats vindt op kruispunten.
Woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen overeenkomstig artikel 1 van de Wet geluidhinder.
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en de bijbehorende ecologische verbindingszone en die deze verbinden.
De voormalige Langstraatspoorlijn, refererend aan de schoenenindustrie, die 's-Hertogenbosch via Waalwijk met Lage Zwaluwe verbond en onder meer een brug over de Baardwijkse Overlaat en de Eindstraat omvatte.
Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, tunnels, viaducten, kademuren en dergelijke, alsmede voortbrengselen van de beeldende kunst.
Objecten zoals benoemd in artikel 1, sub I van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Weg, die uitsluitend bestemd is voor de ontsluiting van één of meer agrarische percelen en waar uitsluitend langzaam verkeer en lokaal landbouwverkeer zijn toegelaten.
De verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen, zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes.
De aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.
De hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw, bouwwerk of windturbine.
Het programma aan maatregelen op het gebied van verkeer, ecologie en water, in de Oostelijke Langstraat tussen Waalwijk en het Ei van Drunen, dat gezamenlijk de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat West omvat. Het programma betreft de volgende maatregelen:
Maatregelen om de nadelige gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu te voorkomen of te beperken.
De op de verbeelding aangegeven zone, die mede bestemd is voor de bescherming van de windvang van een molen.
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
Kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
Een gemarkeerde strook van een rijbaan, die voldoende breed is voor rijdende voortuigen, met uitzondering van busstroken, op- en afritten, in- en uitvoegstroken, aansluitingen en opstelplaatsen.
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
Fietspaden bedoeld voor de afwikkeling van (regionaal) fietsverkeer en uitsluitend bedoeld voor fietsverkeer en ander langzaam verkeer.
Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, bergings- en infiltratievoorzieningen, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Vanaf de bovenkant verharding van de weg tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals hekwerken, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Vanaf het peil tot aan het diepste punt in de ondergrond van de ingreep.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden en het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
De voor Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Op het moment van oplevering van de maatregelen in de Baardwijkse Overlaat, te weten:
dient de nieuwe fiets- en wandelbrug, die deel uit gaat maken van het Halve Zolenlijntje ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voorwaardelijke verplichting', gerealiseerd te zijn dan wel dienen de werkzaamheden om deze brug te realiseren in uitvoering te zijn. Hierbij geldt het als bijlage 23 bij de toelichting gevoegde Architectonisch Ontwerp als uitgangspunt. Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze regels. Binnen 2 jaar na oplevering van de maatregelen als bedoeld in sub a, b en c dient de nieuwe fiets- en wandelbrug te zijn opgeleverd.
De gronden met de bestemming 'Verkeer' direct grenzend aan het Natuur Netwerk Brabant, de aanduiding 'ecologische verbindingszone en/of de bestemming 'Natuur' mogen uitsluitend voor verkeersdoeleinden als bedoeld in artikel 5.1 onder a. tot en met c. in gebruik worden genomen wanneer is voldaan aan de voorwaarde, dat straatverlichting gericht is op de weg.
De voor 'Verkeer - Snelweg 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
De voor 'Verkeer - Snelweg 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van bergbezinkvoorzieningen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang), ten behoeve van:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de overige daaraan gegeven bestemming(en), primair bestemd voor:
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 9.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor
het
bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid
van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schríftelijk advies is ingewonnen
bij
de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend
indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van goederen, waaronder ook begrepen opslag van afvalstoffen of materiaal of stoffen die onder bepaalde omstandigheden brand of explosie kunnen opleveren.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het verbod als bedoeld in 9.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, naast de overige daaraan gegeven bestemming(en), primair bestemd voor:
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De voor 'Waarde - Archeologie Heusden 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met archeologische waarden.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat een geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
De in lid 11.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie Heusden 2' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
De voor 'Waarde - Archeologie Heusden 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met archeologische waarden.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat een geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
De in lid 12.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie Heusden 3' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
De voor 'Waarde - Archeologie Heusden 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met archeologische waarden.
Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat een geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
De in lid 13.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie Heusden 4' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
De voor 'Waarde - Archeologie Waalwijk 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Waalwijk 1' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
De voor 'Waarde - Archeologie Waalwijk 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Waalwijk 2' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
De voor 'Waarde - Archeologie Waalwijk 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Waalwijk 3' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van het betreffende gebied, alsmede van de aanwezige monumenten.
Behoudens het bepaalde in lid 17.2.2, is het verboden om op de in lid 17.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders op en in de in dit lid bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:
Het in lid 17.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De in lid 17.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en herstel van de cultuurhistorische en aardkundige waarden.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:
Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 voor het bouwen van bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan binnen de andere daar voorkomende bestemming(en), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 21.1.1 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden opgericht, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.
Behoudens het bepaalde in lid 23.2.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 23.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 23.2.1 genoemde vergunning kan -gehoord het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag- slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' worden de gronden onttrokken aan het Natuur Netwerk Brabant en bijbehorende gebiedsbescherming.
Behoudens het bepaalde in lid 23.5.3, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op en in lid 23.5.1 bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:
Het in lid 23.5.2 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in lid 23.5.2 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien de aanwezige ecologische waarden en kenmerken niet onevenredig worden aangetast en er geen negatieve effecten optreden in aangrenzende Natura 2000-gebieden.
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan zoals bedoeld in het Bevi.
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan zoals bedoeld in het Bevi.
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' mag, in afwijking van het elders in deze regels bepaalde, de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.8.1, ten behoeve van het bouwen tot de bouwhoogte die in het desbetreffende geval krachtens het overigens in deze regels bepaalde is toegestaan, mits:
Behoudens het bepaalde in lid 23.8.4, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 23.8.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 23.8.3 zijn slechts toelaatbaar, indien:
Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kunnen burgemeester en wethouders door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%.
De gemeenteraden van de gemeenten Heusden en Waalwijk zijn na onherroepelijk worden van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.