Plan: | Provinciaal Inpassingsplan N279 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Wet luchtkwaliteit
Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen wordt weergegeven in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' (verder Wlk) genoemd. In algemene zin kan worden gesteld dat de Wlk bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen van maximumconcentraties voor een aantal componenten. Hierbij gaat het om componenten als zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen.
Voor wat betreft de componenten zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood en benzeen wordt in de Wlk aangegeven op welke termijn aan de normen voldaan dient te worden en welke bestuursorganen verantwoordelijkheden hebben bij het realiseren van de normen. De normen zijn gebaseerd op recente inzichten van de WHO (World Health Organisation) in de mogelijke effecten van luchtverontreinigingen op de gezondheid van de mens. Voor bovengenoemde componenten zijn grenswaarden geformuleerd. Voor de componenten ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen zijn aanvullend richtwaarden opgenomen.
In Nederland kunnen 2 componenten van de eerder genoemde componenten problemen opleveren met betrekking tot een eventuele overschrijding van de grenswaarden. Het betreft hierbij NO2 en fijn stof (PM10). NO2 wordt voornamelijk beïnvloed door het wagenpark (verkeersbewegingen). Fijn stof (PM10) wordt beïnvloed door grote industriële bronnen (met name uit het buitenland), diffuse bronnen zoals het totale wagenpark, natuurlijke bronnen en in mindere mate door lokale bronnen. Aangezien emissies van deze componenten problemen kunnen opleveren met betrekking tot overschrijdingen van de grenswaarden worden enkel deze componenten in onderhavig onderzoek in beschouwing genomen.
Verder kan worden opgemerkt dat voor de component PM2,5 geldt dat vanaf het jaar 2015 een jaargemiddelde grenswaarde van 25 µg/m3 van kracht wordt. De component PM2,5 heeft een directe relatie met PM10. Uit onderzoek van het RIVM komt naar voren dat er in het algemeen een vaste concentratieverhouding bestaat tussen PM10 en PM2,5. Dit maakt dat wanneer aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan tegelijkertijd ook aan de grenswaarde voor PM2,5 zal worden voldaan. Op basis van dit gegeven wordt de component PM2,5 in onderhavig onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Van nature bevinden zich zwevende deeltjes (fijn stof) in de lucht. Deze zijn voor zover bekend niet schadelijk voor de gezondheid van de mens. Om deze reden mag in sommige gevallen een correctie worden toegepast op de berekende resultaten voor fijn stof (PM10), de 'zeezoutcorrectie'. Dit houdt in dat bij een overschrijding van de grenswaarden, de jaargemiddelde PM10-concentratie en het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde grenswaarde gecorrigeerd mogen worden voor de bijdrage van natuurlijke bronnen. Alle gepresenteerde resultaten voor de component PM10 in onderhavig onderzoek betreffen ongecorrigeerde resultaten.
In het kader van de MER zijn berekeningen uitgevoerd naar het effect van de gereconstrueerde N279 op de luchtkwaliteit in de omgeving. De berekeningen zijn uitgevoerd met het rekenmodel Pluim Snelweg (versie 1.6) dat gebaseerd is op Standaard Rekenmethode 2.
Op basis van de berekende concentraties is bepaald welke luchteffecten er voor de huidige situatie, de autonome ontwikkeling en de alternatieven plaatsvinden. Het maatgevend peiljaar is het jaar van realisatie van N279, naar verwachting 2016. Voor NO2 en PM10 dient inzicht gegeven te worden in de concentratieniveaus en eventuele overschrijdingen voor de verschillende varianten.
In het luchtkwaliteitsonderzoek ten behoeve van de MER zijn de volledige berekeningen weergegeven. Deze berekeningen zijn uitgevoerd met verkeersintensiteiten voor het jaar 2016. De resultaten voor het m.e.r.-onderzoek worden toepasbaar geacht voor de MER en het inpassingsplan.
Uit het onderzoek (zie MER, Bijlage bij MER - Bijlage 9: Luchtkwaliteit) komt naar voren dat de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet overschreden worden. Zowel niet in de huidige situatie als in de toekomstige situatie.
Concluderend kan er gesteld worden dat op basis van de uitkomsten van de uitgevoerde verspreidingsberekeningen het aspect luchtkwaliteit binnen de toegestane normen valt.