Plan: | Herinrichting N241 A.C. de Graafweg |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9927.Inppl17022N241-on01 |
De N241 A.C. de Graafweg is een provinciale weg die de N242 met de A7 verbindt. Deze weg loopt van Verlaat naar Wijzend via Opmeer en doorkruist drie gemeenten: Heerhugowaard, Opmeer en Medemblik. Daarnaast grenst de weg aan de watergang Westerlangereis in de gemeente Hollands Kroon. De weg staat bekend als gevaarlijk omdat de weg smal is en niet meer voldoet aan de eisen die aan het bestaande wegennet worden gesteld. Er vinden bijna jaarlijks dodelijke ongelukken plaats of ongelukken met ernstig letsel tot gevolg. Vooruitlopend op de herinrichting van de N241 A.C de Graafweg is daarom het voorheen gevaarlijke, dubbele kruispunt nabij Langereis verbouwd tot een ovonde (een ovonde is een gelijkvloerse kruising in de vorm van een ovale rotonde). In juni 2018 wordt deze ovonde officieel geopend.
Daarnaast nadert N241 A.C. de Graafweg het eind van haar levensduur. Op dit traject staat daarom groot onderhoud gepland. Omdat er na groot onderhoud voor lange tijd geen nieuwe werkzaamheden op een wegtraject worden uitgevoerd is het essentieel dat de wegcapaciteit, het verkeersveiligheidsniveau en de leefbaarheid tot vijftien jaar na het groot onderhoud aan de gestelde eisen voldoen. Daarom koppelt de provincie Noord-Holland het veilig maken van de weg aan het noodzakelijke onderhoud dat moet plaatsvinden.
Deze zogenoemde herinrichting omvat het verbreden van de bestaande rijbaan van 6,10 meter tot 7,60 meter, het realiseren van een obstakelvrije zone van 4,50 meter (vanuit binnenkant streep) en het verbreden van het fietspad van 2,50 m tot 3,00 meter. Dit leidt tot een aangepast en breder profiel, waarvan een groot deel van het traject buiten de geldende bestemmingen 'Verkeer' valt.
Vanwege de provinciale belangen ten aanzien van veiligheid, bereikbaarheid en doorstroming en het feit dat het plangebied drie gemeenten doorkruist heeft de provincie Noord-Holland besloten, om de mogelijkheden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) te benutten en ex artikel 3.26 Wro een inpassingsplan op te stellen. Met dit provinciaal inpassingsplan (PIP) wordt de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg planologisch mogelijk gemaakt. Het PIP bevat alle maatregelen aan en langs de N241 A.C. de Graafweg en komt op die delen in de plaats van de geldende bestemmingsplannen en inpassingsplannen.
De plangrens van het PIP start vanaf de verkeersregelinstallatie (VRI) op de kruising A.C. de Graafweg – Verlaat in Heerhugowaard en loopt tot de rotonde A.C. de Graafweg – Nieuweweg in Medemblik. Figuur 1.1 geeft globaal de begrenzing weer. De volgende delen vallen buiten de plangrens van het PIP:
Figuur 1.1 - Ligging plangebied
Het plangebied voor de herinrichting van de A.C. de Graafweg is gelegen binnen vier gemeenten: gemeente Heerhugowaard, gemeente Hollands Kroon, gemeente Opmeer en de gemeente Medemblik. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Ook is er al een provinciaal inpassingsplan van toepassing binnen het plangebied.
Nr. | Bevoegd gezag | Naam bestemmingsplan | Datum vaststelling | |
1. | Gemeente Heerhugowaard | Bestemmingsplan Buitengebied 2014 | 25-10-2016 | |
2. | Gemeente Hollands Kroon | Buitengebied voormalige gemeente Niedorp | 1-10-2013 | |
3. | Gemeente Opmeer | Landelijk Gebied Opmeer 2014 | 5-11-2015 | |
4. | Gemeente Opmeer | Herziening Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek 2017 | 21-12-2017 | |
5. | Gemeente Opmeer | Bestemmingsplan de Veken | 20-12-2012 | |
6. | Gemeente Opmeer | Heerenweide 2011 | 14-12-2011 | |
7. | Gemeente Medemblik | Bestemmingsplan Buitengebied | 22-2-2018 | |
8. | Provincie Noord-Holland | Inpassingsplan Netuitbreiding Kop van Noord-Holland | 20-07-2017 |
Het inpassingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de achterliggende gedachten bij het inpassingsplan zijn verwoord. In het eerste hoofdstuk van de toelichting zijn de aanleiding en het doel van het inpassingsplan verwoord. In hoofdstuk twee wordt aandacht besteed aan de huidige en toekomstige situatie en de nut en noodzaak van het plan. Hoofdstuk drie omschrijft het relevante beleidskader en regelgeving waarna de verschillende milieuaspecten die van invloed kunnen zijn op ruimtelijke ontwikkelingen aan bod komen in hoofdstuk vier. Een toelichting op de juridische aspecten van dit inpassingsplan wordt gegeven in hoofdstuk vijf. Daar wordt ingegaan op verschillende bepalingen per bestemming. Hoofdstuk zes beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk wordt de te volgen procedure van het inpassingsplan uiteengezet.
De N241 A.C. de Graafweg is een gebiedsontsluitingsweg (80 km/u) tussen de aansluiting N242 bij Verlaat en de A7 bij Wognum. Over de gehele lengte is een vrijliggend fietspad aan de zuid/zuidwestzijde van de weg gelegen. De rijbaan wordt gekenmerkt door een zeer smal profiel dat bestaat uit circa 6,1 meter asfalt, bermen die niet obstakelvrij zijn en een fietspad dat te dicht op de weg ligt. In de berm is langs het gehele traject enkele jaren terug bermverharding (bermcrete) van 70 cm aan weerszijden van de weg aangebracht. In figuur 2.1 wordt het wegprofiel in de huidige situatie weergegeven.
Figuur 2.1- Profiel huidige situatie 6.10m plus 2 x 0.70m bermcrete (bron: Trajectstudie N241b, 21 december 2015)
In 2015 is een trajectstudie uitgevoerd naar de N241 A.C. de Graafweg1. Uit deze studie blijkt dat de veiligheid en doorstroming niet voldoen. Daarom zijn maatregelen nodig om deze situatie te verbeteren. Daarnaast is de constructie van de weg toe aan groot onderhoud. Omdat er na het groot onderhoud voor lange tijd geen nieuwe werkzaamheden op een wegtraject worden uitgevoerd is het essentieel dat de wegcapaciteit, het verkeersveiligheidsniveau en de leefbaarheid tot vijftien jaar na het groot onderhoud aan de gestelde eisen voldoen. Daarom koppelt de provincie Noord-Holland het veilig maken van de weg aan het noodzakelijke onderhoud dat moet plaatsvinden.
De verkeersveiligheid vormt het voornaamste knelpunt op dit traject. Door de provincie Noord-Holland is een ongevallenanalyse 2005-20122 uitgevoerd. Hierin zijn een aantal conclusies getrokken:
De provincie is de ontwikkeling van de ongevallen blijven volgen. De ongevallen die na 2012 hebben plaatsgevonden, gaven geen aanleiding tot wijziging van de conclusies.
Naast de verkeersveiligheid, zorgt de huidige inrichting van het traject ervoor dat er knelpunten ontstaan ten aanzien van de doorstroming. Uit de trajectstudie zijn de volgende knelpunten naar voren gekomen ten aanzien van de verkeersveiligheid en doorstroming:
Daarnaast voldoet de N241 A.C. de Graafweg op de volgende onderdelen niet aan de ERBI inrichting voor gebiedsontsluitingswegen:
Naar aanleiding van de trajectstudie uit 2015 is geconcludeerd dat naast het groot onderhoud voor een toekomstbestendige en duurzaam veilige weg, maatregelen nodig zijn om de verkeersveiligheid en de doorstroming te garanderen. Bij het opstellen van het te wijzigen ontwerp van de N241 A.C. de Graafweg zijn vanuit verkeerskundig oogpunt de volgende uitgangspunten toegepast:
Op basis van de uitgangspunten uit 2.3.1 is een voorkeursontwerp vastgesteld. Het ontwerp ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:
Het plangebied ligt volledig binnen het zogenaamde Oude Zeekleilandschap. Het Oude Zeekleilandschap bestaat uit een combinatie van vooral matig open gebieden en open tot zeer open gebieden. Het is een half-open landschap. Doordat het gebied is ontgonnen als veengebied, kent het ook de ruimtelijke karakteristieken van een veengebied, met langgerekte lintdorpen, een regelmatige, opstrekkende verkaveling en veel sloten, vaarten en tochten om het water af te voeren/op te slaan.
De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zie hiervoor ook paragraaf 3.4.2. Daarom is het formeel-juridisch niet noodzakelijk dat voldaan moet worden aan de ruimtelijke kwaliteitseis bij een stedelijke ontwikkeling in het landelijk gebied (artikel 15 van de Provinciale ruimtelijke verordening). Dat neemt niet weg dat de landschappelijke inpassing een belangrijk aspect is bij de voorbereiding en realisatie van dit project. Daarom start de provincie afzonderlijk van het voorliggend PIP (medio 2018, 3e kwartaal) met het opstellen van het landschapsplan. Dit vindt plaats op basis van een participatief proces met belanghebbenden. De landschappelijke inrichting wordt vervolgens in hetzelfde contract met de aanleg van de weg aanbesteed en gelijktijdig uitgevoerd.
Voor het op te stellen landschapsplan worden vanuit de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 en de Uitwerkingsnota Groenzones Provinciale Infrastructuur West-Friesland uitgangspunten en beleidskaders meegegeven. Paragraaf 3.4.4 gaat nader in op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. De uitwerkingsnota Groenzones geeft de landschappelijke inrichtingsprincipes weer voor de N241 A.C. de Graafweg. Deze principes worden hieronder op hoofdlijnen toegelicht.
Op hoofdlijnen is de landschappelijke visie op de A.C. de Graafweg onder te verdelen in drie delen: langs de Westerlangereis, door Opmeer en Polder de Lage Hoek en langs de Achterwijzend. De visie op de A.C. de Graafweg richt zich op het versterken van het onderscheid tussen de drie delen en omvat een grotere scope dan het plangebied van de te herinrichten delen van de N241 A.C. de Graafweg.
Figuur 2.2- Ontwerpprincipes landschappelijke inpassing N241 A.C. de Graafweg (bron: Uitwerkingsnota Groenzones Provinciale Infrastructuur)
De uitgangspunten per trajectdeel zijn in figuur 2.2 schematisch en hieronder verder weergegeven:
Langs de Westerlangereis
Door Opmeer en Polder de Lage Hoek
Langs de Achterwijzend
De uiteindelijke inpassing is van meerdere factoren afhankelijk, zoals de beschikbare ruimte. Dit zijn afwegingen die in het uit te werken landschapsplan nader worden uitgewerkt.
Op Europees, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau zijn diverse beleidsnota’s verschenen, die kaderstellend zijn voor of van invloed zijn op het inpassingsplan. De van toepassing zijnde beleidsdocumenten worden hieronder kort besproken.
De Habitat- en vogelrichtlijn (Natura 2000) beschermen in het wild levende dieren op grond van ingestelde beschermingszones. Significant negatieve effecten op de waarden waarvoor de beschermingszone is ingesteld, mogen in principe niet voorkomen. Het project herinrichting N241 A.C. de Graafweg heeft geen significant negatieve effecten op de waarden van deze Natura 2000-gebieden. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan die conclusie komt aan bod in paragraaf 4.6.
Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De belangrijkste doelstelling is het geven van een kader voor het beheer van oppervlaktewater en grondwater op basis van stroomgebieden en stroomgebieddistricten. Doelstelling van de richtlijn is om het duurzaam gebruik van water te bevorderen en de gevolgen van overstroming en droogte te beperken. Daarnaast wil de richtlijn de aan water gebonden natuur beschermen en verbeteren met als uitgangspunt een goede ecologische toestand van het water.
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Waterbeleid voor de 21e eeuw’. De belangrijkste aanbevelingen zijn: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en ‘vasthouden-bergen-afvoeren’. Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota ‘Anders omgaan met water’ (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van calamiteitenberging, piekberging en voorraadbeheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd. Dit beleid is gehanteerd in het project. In paragraaf 4.3 zijn de belangrijkste conclusies opgenomen van de watertoets.
Het verdrag van Malta draagt zorg voor de bescherming van archeologisch erfgoed. In het plangebied aanwezige archeologische waarden moeten worden meegewogen bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Paragraaf 4.5 geeft aan welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn en hoe daar in het plan rekening mee wordt gehouden.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) omvat een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De hoofdlijnen van de structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid. In de structuurvisie is aangegeven dat het rijk drie hoofddoelen heeft:
In het kader van bereikbaarheid dient onder meer een robuust hoofdnetwerk te worden gerealiseerd. Dit gaat om wegen, het spoor en vaarwegen. Daarbij zet het Rijk onder andere in op het beter benutten van onze huidige infrastructuur.
MIRT 2018 - Regio Noordwest
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, zijn de rijksopgaven uit de structuurvisie via de Meerjarenprogramma's Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) per regio beschreven. De provincie Noord-Holland maakt samen met de provincie Utrecht, de provincie Flevoland en het IJsselmeergebied deel uit van de regio Noordwest. Noordwest-Nederland heeft zijn sterke economische positie mede te danken aan zijn goede bereikbaarheid. Eén van de hoofdopgaven van het MIRT 2018 voor deze regio is om door een goed functionerend vervoersnetwerk deze goede bereikbaarheid te behouden en verbeteren.
De nadruk van de structuurvisie en MIRT ligt op de bereikbaarheidsknelpunten van main-, brain-, en greenports. Specifieke uitspraken over de N241 A.C. de Graafweg zijn niet in de structuurvisie of het MIRT opgenomen. Deze weg is een provinciale weg en dient een provinciaal en lokaal belang. De N241 A.C. de Graafweg leidt tot een verbetering van de veiligheid en doorstroming en past daarmee binnen de doelen van de structuurvisie.
De Structuurvisie Buisleidingen 2012 - 2035 regelt de doorwerking van ruimtereservering voor buisleidingenstroken. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen voor leidingtracés en eventuele verbindingen tussen buisleidingen aan. Het reserveren van ruimte voor transportleidingen voor gevaarlijke stoffen is aangewezen als nationaal belang in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De Structuurvisie Buisleidingen werkt dit belang uit voor buisleidingen op land. Hierbij is voortgebouwd op het beleid zoals dat de afgelopen jaren voor buisleidingen ten bate van het transport van gevaarlijke stoffen is ontwikkeld. In de structuurvisie zijn hoofdverbindingen aangewezen waar ruimte moet worden vrijgehouden voor buisleidingen. Deze zogenoemde leidingstroken mogen niet in de lengterichting worden verhard.
Een van de hoofdverbindingen betreft het tracé door Noord-Holland en Zuid-Holland. Dit tracé is van belang voor transport van aardgas vanuit Groningen, vanuit Callantsoog en van en naar de gasopslag bij Bergermeer. Dit te reserveren tracé kruist in de gemeente Opmeer de bestaande N241 A.C. de Graafweg. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de juridische doorvertaling hiervan. De volgende paragraaf (3.3.3) gaat in op wat dit betekent voor de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg.
Figuur 3.1 - Visiekaart Structuurvisie Buisleidingen
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van onderwerpen van nationaal belang, zoals Rijksvaarwegen, kustfundament, de Waddenzee, buisleidingen van nationaal belang en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Het bestaande tracé van de N241 A.C. de Graafweg ligt langs een natuurgebied welke onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland (zoals aangewezen bij de provinciale ruimtelijke verordening, zie ook paragraaf 4.6). Deze ligt ten oosten van de ovonde bij Langereis. Bij de afweging over de te treffen maatregelen is rekening gehouden met dit natuurgebied. De maatregelen worden getroffen in zuidelijke richting (van het natuurgebied af) zodat de herinrichting niet leidt tot aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een vermindering van de oppervlakte van dit natuurgebied. Paragraaf 4.6 gaat hier verder op in.
De bestaande N241 A.C. de Graafweg kruist een tracé bestaand uit een viertal gastransportleidingen van nationaal belang. De veiligheid met betrekking tot de gastransportleidingen is in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Opmeer 2014 planologisch geborgd via de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. In dit inpassingsplan wordt deze dubbelbestemming overgenomen. Hierin wordt geborgd dat werkzaamheden op deze gronden alleen worden toegestaan mits de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad, geen kwetsbare objecten worden toegelaten en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Figuur 3.2 Locatie waar N241 A.C. de Graafweg de gastransportleidingen kruist (bron: www.risicokaart.nl)
Langs het bestaande tracé voor gastransportleidingen is in de Structuurvisie Buisleidingen ruimte gereserveerd voor toekomstige buisleidingen van nationaal belang (zie figuur 3.3). De breedte van dit voorkeurstracé bedraagt ten hoogste 70 meter. Artikel 2.9.4. van het Barro regelt dat een bestemmings- of inpassingsplan dat betrekking heeft op gronden die zijn gelegen binnen het voorkeurstracé, geen nieuwe activiteiten toelaat die een belemmering kunnen vormen voor de aanleg van de buisleidingen. Onder een belemmering wordt in ieder geval verstaan:
De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg resulteert in een verbreding van het (weg)profiel in het verlengde van de bestaande weg. Ter plaatse van het gereserveerde voorkeurstracé van de leidingenstrook vindt geen verlegging van de wegas plaats in de lengterichting van het voorkeurstracé. Tevens wordt de begrenzing van het voorkeurstracé via een gebiedsaanduiding opgenomen in dit inpassingsplan. Dit betreft de vrijwaringszone - buisleidingenstraat en deze regelt dat de gronden binnen de vrijwaringszone zijn gereserveerd voor de leidingenstrook van nationaal belang.
Figuur 3.3 Locatie waar N241 A.C. de Graafweg het voorkeurstracé voor de buisleidingen van nationaal belang kruist (bron: Structuurvisie Buisleidingen 2012 - 2035)
Naast het Natuurnetwerk Nederland, het voorkeurstracé en de transportleidingen van nationaal belang zijn er ten aanzien van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg geen andere nationale belangen gemoeid.
Met de nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw, wil het rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht. De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is het schoonhouden, scheiden en zuiveren. Voor het voorliggende plan is een watertoets uitgevoerd, waar in paragraaf 4.3 op in wordt gegaan.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit waterplan zet de rijksoverheid een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid in de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland. Het voorliggende plan ten aanzien van de N241 A.C. de Graafweg heeft alleen indirect invloed op de doelstellingen van het Nationaal Waterplan. In de watertoets wordt ingegaan op de wateropgaven ten aanzien van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg. Zie hiervoor paragraaf 4.3.
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten van Noord- Holland vastgesteld. De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie Noord-Holland op basis van de bovengenoemde criteria provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen, zoals weergegeven in onderstaande afbeelding. Daarbij richt de provincie zich uitdrukkelijk op ruimtelijke vraagstukken die op regionale en bovenregionale schaal spelen en/of gevolgen hebben. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. Aan de ruimtelijke beslissingen van de provincie Noord-Holland zal daarom altijd een afweging van deze drie belangen voorafgaan.
Figuur 3.4 Hoofddoelstellingen ruimtelijk beleid (Bron: Structuurvisie Noord-Holland 2040)
Met de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg zorgt de provincie voor een regionale ruimtelijke hoofdstructuur waarin functies slim gecombineerd worden en goed bereikbaar zijn, nu en in de toekomst (duurzaam ruimtegebruik). Het behoud en de ontwikkeling van het regionale wegennet is hierin één van de sub belangen die bijdraagt aan het bewerkstelligen van het hoofdbelang. De provincie wil de huidige kwaliteit van het netwerk handhaven en waar nodig verbeteren. De aanpassingen zijn gericht op een verbetering van de capaciteit, robuustheid en leefbaarheid, opdat in reguliere en bijzondere situaties het wegennet blijft functioneren met minimale overlast. Met de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg geeft de provincie concreet invulling aan deze beleidsambitie.
Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) opgesteld. Provinciale Staten hebben in maart 2010 de PRV vastgesteld. Daarna is de PRV meerdere malen op onderdelen geactualiseerd en/of aangevuld. De PRV schrijft voor waaraan de inhoud van bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen voor afwijken van het bestemmingsplan en beheersverordeningen moeten voldoen. In de verordening zijn regels opgenomen die het provinciaal belang beschermen. In dit geval wordt een provinciaal inpassingsplan vastgesteld, en hoeft in principe niet te worden voldaan aan de regels van de provinciale verordening. Desalniettemin is de provincie (bestuurlijk) gebonden aan haar eigen beleid, en wordt het inpassingsplan daarom wel getoetst aan de PRV.
De volgende regels uit de PRV zijn relevant voor het plangebied:
Figuur 3.5 - Natuurnetwerk Nederland en natuurverbindingen langs de N241 A.C. de Graafweg.
Conclusie
Het extra verstoorde oppervlakte van weidevogelleefgebied als gevolg van de herinrichting N241 A.C. de Graafweg bedraagt 2,5 hectare. Deze wordt gecompenseerd conform de provinciale uitvoeringsnota natuurcompensatie. Omdat het hier een netto verstoring kleiner dan 5 hectare betreft, zal er conform de provinciale uitvoeringsnota natuurcompensatie financiële compensatie plaatsvinden.
Dat een goede milieukwaliteit van belang is, is algemeen aanvaard. De afgelopen periode zijn - norm gestuurd - verbeteringen bereikt in de milieukwaliteit. Grotendeels voldoet Noord-Holland aan de basiskwaliteit op basis van Europese- en rijksnormen (zie eindevaluatie milieubeleid 2009-2013). Als dichtbevolkte provincie moet Noord-Holland hier hard aan blijven werken. De provincie ziet hierin drie belangrijke rollen (pijlers) voor zich weggelegd:
De thematische en sectorale opgaven van het milieubeleid vallen met name onder de eerste pijler: het borgen van de basiskwaliteit. Deze sectorale thema's zijn: luchtkwaliteit, geur, geluid, bodem, externe veiligheid, afval, licht en donkerte en duurzame energie. Dat neemt niet weg dat er sprake is van wisselwerking met de andere twee pijlers. Zo kan het monitoren van de milieukwaliteit nodig zijn om te borgen dat de provincie aan de normen blijft voldoen, maar biedt het ook informatie om partners te verleiden om met de milieukwaliteit rekening te houden of bij te dragen aan verbetering.
Voor alle sectorale thema’s zijn activiteiten en doelen vastgelegd. Voor de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg zijn vooral de thema’s geluid, luchtkwaliteit en licht en donkerte van toepassing. De milieuaspecten geluid en luchtkwaliteit worden verder toegelicht in paragraaf 4.2 en 4.7. Ten aanzien van licht en donkerte heeft de provincie als doelstelling de oerkwaliteit van donkerte in buitenstedelijk gebied te beschermen. Bij provinciale wegen hanteert de provincie daarom het uitgangspunt “donker waar het kan, licht waar het moet”. Daarvoor worden onder andere en waar mogelijk dimbare verlichting en actieve wegmarkering (alleen verlichting als er verkeer is) ingezet.
De provincie Noord-Holland heeft in de ‘Structuurvisie 2040’ ruimtelijke kwaliteit, naast klimaatbestendigheid en duurzaam ruimtegebruik, opgenomen als één van de drie hoofdbelangen. De ‘Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018’ (kortweg Leidraad) is een belangrijk instrument om daar richting aan te geven. De Leidraad is op 10 april 2018 door Gedeputeerde Staten vastgesteld.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een van de instrumenten om de ruimtelijke kwaliteit in Noord-Holland te stimuleren. De Leidraad geeft inzicht in de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke en cultuurhistorische karakteristieken van het Noord-Hollands landschap. De leidraad geeft daarbij richting op basis van de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen, de openheid en ruimtebeleving van deze landschappen en de ruimtelijke dragers. In de Leidraad wordt Noord-Holland op basis van deze kernkwaliteit ingedeeld in 20 gebieden, de zogenaamde ensembles en 10 provinciale structuren. Deze leidraad helpt andere partijen en de provincie bij het opstellen van ruimtelijke plannen met kwaliteit.
De juridische doorwerking van de Leidraad is verankerd in artikel 15 van de PRV. Binnen de Leidraad is onderscheid gemaakt tussen ‘rekening houden met’ en ‘betrekken bij’. Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied dient rekening gehouden te worden met de onder de ensembles en structuren beschreven ambities en ontwikkelprincipes. Hiervan kan, mits goed gemotiveerd, van worden afgeweken. Er zijn bij de ambities en ontwikkelprincipes ook kansen opgenomen (gemarkeerd als ‘kans’). Deze zijn bedoeld ter inspiratie, en dienen te worden betrokken bij het ontwerp.
Zoals aangegeven in 3.4.2 betreft de herinrichting N241 A.C. de Graafweg geen nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor de ruimtelijke kwaliteitseis geldt zoals bedoeld in artikel 15 van de PRV. Dat neemt niet weg dat de ambities en ontwikkelprincipes betrokken worden bij het op te stellen landschapsplan. Voor de N241 A.C. de Graafweg betreft dat de ambities en ontwikkelprincipes van de volgende twee ensembles: West-Friesland West en West-Friesland Midden. Beide ensembles worden gekenmerkt door De Westfriese Omringdijk vormt een herkenbare omlijsting van het Oude Zeekleilandschap van deze ensembles. Het ensemble West-Friesland West omslaat het deelgebied van het Verlaat tot aan de Langereis en Dijkweg. In dit ensemble zijn diverse droogmakerijen gelegen, waaronder de polder Veenhuizen, waarvan de herkenbaarheid dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt. Het ensemble West-Friesland Midden omvat het deelgebied van de Langereis en Dijkweg tot aan Wognum. Dit ensemble wordt gekenmerkt door zowel verschillende droogmakerijen, als enkele (grotere) dorpskernen, waaronder Opmeer en Hoogwoud. De (agrarische) erven, (bebouwings)linten en stolpenstructuren zijn provinciale structuren die kenmerkend zijn voor het plangebied. Daarmee vormen deze structuren belangrijke landschappelijke identiteitsdragers.
Naast het beheer en onderhoud van infrastructuur heeft de provincie een groot aantal projecten in voorbereiding en uitvoering om de provinciale infrastructuur te verbeteren en uit te breiden. Al deze projecten zijn opgenomen in het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur (PMI). Het PMI is een voortschrijdend vierjarenprogramma dat jaarlijks wordt herzien. De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg is hierin opgenomen.
Het Waterprogramma 2016 - 2021 (Waterbeheerplan 5) geeft een overzicht van de doelen en maatregelen van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) om het watersysteem in de periode 2016 - 2021 op orde te brengen en te houden. Het plan gaat in op de volgende thema's: waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, gezond water, schoon water en crisisbeheersing. Bij de realisatie van de N241 A.C. de Graafweg wordt voor zover van toepassing rekening gehouden met deze thema's. In paragraaf 4.3 is nader ingegaan op de waterhuishouding.
Op 13 september 2011 stelde de gemeenteraad van Heerhugowaard de structuurvisie vast. Het doel van de structuurvisie is het schetsen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Heerhugowaard voor de komende tien tot vijftien jaar. Het behelst een visie op zowel het stedelijke als het buitengebied van de gemeente. De structuurvisie is een basis voor het beleid en de projecten die de komende jaren op het gebied van wonen, economie en werkgelegenheid, mobiliteit, voorzieningen, groen, water en milieu worden ontwikkeld. Ten aanzien van mobiliteit zet de gemeente in op een duurzame verkeerstructuur. Dat betekent dat de gemeente de bestaande verbindingen veiliger wil maken en het openbaar vervoer en langzaam verkeer binnen de gemeente wil versterken. De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg draagt bij aan het veiliger maken van de bestaande verkeersstructuur.
Op 6 september 2012 stelde de gemeenteraad van Opmeer de structuurvisie vast. Deze structuurvisie blikt vooruit op de periode tot 2025. In de structuurvisie zijn de verschillende ambities en ontwikkelingen op elkaar afgestemd en ruimtelijk vertaald. Het biedt een kader voor op te stellen ruimtelijke plannen en voor ondersteunende beleidsnota’s. Ten aanzien van infrastructuur spreekt de gemeente Opmeer de ambitie uit om de verkeersveiligheid van de N241 A.C. de Graafweg te verbeteren. Onder andere door de aanleg van een kruising ter hoogte van de te realiseren woonwijk Heerenweide en het te realiseren bedrijventerrein De Veken 4, het aanpassen van de kruising Lindengracht-De Veken, en de aanleg van een ovonde ter hoogte van Langereis. In samenwerking met de provincie wordt gestreefd naar het duurzaam veilig maken van de inrichting van de andere tracégedeelten van de N241 A.C. de Graafweg. Met de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg en voorliggend inpassingsplan wordt invulling gegeven aan het verbeteren van de verkeersveiligheid van de weg.
Op 28 februari 2013 stelde de gemeenteraad van Medemblik de structuurvisie vast. De gemeente Medemblik heeft de ambitie een gemeente te zijn waar het nu en in de toekomst fijn wonen, werken en verblijven is. Om in de toekomst op een verantwoorde wijze om te gaan met ruimtelijke vraagstukken, is een visie op waar Medemblik voor staat en hoe het zich wil ontwikkelen noodzakelijk. De structuurvisie vertaalt de verschillende maatschappelijke opgaven (bevolkingsontwikkeling, woon-werk balans) in ruimtelijk beleid en concrete acties.
Het in stand houden van de leefbaarheid in de kernen vormt een belangrijke opgave voor de structuurvisie. Goede woningen, een aantrekkelijke woonomgeving en een goede bereikbaarheid van de werkplek vormen elementen die deze leefbaarheid positief beïnvloeden. Medemblik heeft goede verbindingen met zijn omgeving. De hoofdwegen ontsluiten het grondgebied als 'ruit'; de A.C. de Graafweg/Dijkweg in het Noorden, de Westfrisiaweg in het zuiden, de A7 in het westen en de Markerwaardweg in het oosten. De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg draagt bij een betere doorstroming en bereikbaarheid via de noordelijke kant van de 'ruit'.
Diverse milieuaspecten vormen belangrijke input bij de ontwikkeling van het plangebied. In dit verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies. In dit hoofdstuk zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkeling per aspect inzichtelijk gemaakt.
De Wet geluidhinder stelt dat onderzoek naar de geluidsuitstraling van alle wegen dient te worden gedaan, met uitzondering van woonerven en wegen die zijn opgenomen in een 30 km-zone. Iedere weg heeft een geluidszone die afhankelijk is van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Zie ook onderstaande tabel.
Aantal rijstroken | Geluidszone binnenstedelijk | Geluidszone buitenstedelijk |
1 of 2 | 200 meter | 250 meter |
3 of 4 | 350 meter | 400 meter |
5 of meer | 350 meter | 600 meter |
Tabel 4.1 - Geluidzones Wet geluidhinder
Indien geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen binnen de zone conform de Wet geluidhinder, moet de optredende geluidsbelasting ter plaatse van deze bestemmingen worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.
Indien fysieke wijzigingen plaatsvinden aan een bestaande weg dient onderzocht te worden of deze leiden tot een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Van een reconstructie is volgens de Wet geluidhinder sprake wanneer als gevolg van één of meer wijzigingen aan een aanwezige weg de toekomstige geluidbelasting op een gevel van een woning met 2 dB of meer wordt verhoogd.
In het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 is bepaald hoe afronding van geluidsbelastingen dient plaats te vinden. Er wordt gerekend met twee cijfers achter de komma en het cijfer wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal: 1,49 dB wordt afgerond naar 1 dB en 1,50 dB wordt afgerond naar 2 dB.
De toets of sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder gebeurt aan de hand van de toetswaarde en de te verwachten toekomstige geluidsbelasting. Onder de toetswaarde wordt verstaan de laagste van:
De toekomstige geluidsbelasting wordt bepaald aan de hand van het akoestisch maatgevende jaar na openstelling van de weg. Hiervoor wordt het tiende jaar na gereedkomen van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg gehanteerd.
Wanneer sprake blijkt van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, is nader onderzoek nodig naar het effect van maatregelen.
Het ontwerp voorziet in een fysieke wijziging van de N241 A.C. de Graafweg. Conform de Wet geluidhinder dient deze aanpassing onderzocht en getoetst te worden. In maart 2018 heeft een reconstructieonderzoek wegverkeerslawaai3 plaatsgevonden. Dit onderzoek is als bijlage bij de toelichting toegevoegd.
Onderzoeksgebied
De N241 A.C. de Graafweg heeft over het gehele te reconstrueren gebied in de toekomst, net als in de bestaande situatie, twee rijstroken (de wegcapaciteit wordt niet vergroot). Ten opzichte van de bestaande situatie vindt een verbreding van het bestaande wegprofiel plaats van 6,10 meter naar 7,60 meter. De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg volgt het bestaande tracé, alleen ter plaatse van de S-bocht nabij de Tramweg wordt de wegas in noordelijke richting verlegd.
De woningen langs de N241 A.C. de Graafweg liggen deels binnenstedelijk en deels buitenstedelijk. Het onderzoeksgebied aan weerszijden van de weg bedraagt derhalve 200 meter binnen de bebouwde kom en 250 meter buiten de bebouwde kom.
Saneringswoningen
Gemeenten waren verplicht de woningen die op 1 maart 1986 een te hoge geluidsbelasting hadden voor 1 januari 2009 aan de toenmalige minister van VROM te melden. Met deze zogenaamde 'eindmelding' is de saneringsvoorraad vast komen te liggen. Voor de woningen langs gemeentelijke en provinciale wegen zijn de gemeenten verantwoordelijk. Gemeenten kunnen voor deze woningen onder de regeling van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een saneringstraject starten. Het saneringstraject omvat het treffen van maatregelen om geluidsoverlast tegen te gaan. Het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV) voert deze regeling voor het ministerie uit.
In onderstaande tabel zijn de saneringswoningen langs de N241 A.C. de Graafweg weergegeven. Van deze woningen zijn er reeds drie gesaneerd. Op de adressen A.C. de Graafweg 2, 5 en 13 zijn reeds nieuwe woningen geplaatst. De woning aan de A.C. de Graafweg 3 ligt niet binnen het huidige onderzoeksgebied. Dit houdt in dat binnen het huidige onderzoek vijf saneringswoningen zijn meegenomen.
Tabel 4.2 - Overzicht saneringswoningen A.C. de Graafweg
Toetsjaren
Voor toetsing aan de normen uit de Wet geluidhinder dient te worden uitgegaan van de situatie in het toekomstige maatgevende jaar. Voor dit project is het toetsjaar 2032 gekozen, zijnde het tiende jaar na het verwachte gereedkomen van de aanpassing van de weg. De heersende geluidsbelasting is bepaald voor het jaar 2018, zijnde het jaar voorafgaand aan de start van de werkzaamheden.
Resultaten
Onderzocht is in hoeverre de wijzigingen aan de N241 A.C. de Graafweg tussen de aansluiting met de N242 en de A7 bij geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone leiden tot een verhoging van de geluidsbelasting van 2 dB of meer. In dat geval is sprake van een herinrichting in de zin van de Wet geluidhinder. In de akoestische rapportage zijn de rekenresultaten van alle onderzochte woningen weergegeven.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de toename van de geluidsbelasting op geen enkel geluidsgevoelig gebouw groter is dan 2 dB. De maximale toename bedraagt 1,27 dB op de gevel van de woning aan de Middelweg 32 in Opmeer.
Aangezien er geen verhoging van de geluidsbelasting van 2 dB of meer aanwezig is, is er geen sprake van reconstructie zoals gesteld in de Wet geluidhinder. Aanvullend onderzoek naar eventueel te treffen maatregelen is hierdoor niet benodigd.
Voor wat betreft de saneringswoningen geldt dat vanwege de noordelijke verlegging van de N241 A.C. de Graafweg het akoestisch leefklimaat van de woningen aan de A.C. de Graafweg nummers 11, 15, 21 en Tramweg 4 verbetert. Doordat de wegas verder van de woningen af kom te liggen neemt de geluidsbelasting op de gevel af met respectievelijk 8 dB, 12 dB, 15 dB en 16 dB. Voor de woning A.C. de Graafweg 1 in Opmeer geldt dat sprake is van een toename van 0,65 dB. Een dergelijke verhoging is feitelijk nauwelijks waarneembaar. Ondanks dat dit tot een beperkte verslechtering van het woon- en leefklimaat leidt, is dit aanvaardbaar omdat de verslechtering grotendeels is toe te wijzen aan autonome groei. Ten opzichte van de bestaande situatie wijzigt de wegas in de nieuwe situatie niet of nauwelijks. Ook is geen sprake van vergroting van de wegcapaciteit. Een eventueel saneringstraject voor de in deze genoemde subparagraaf is een verantwoordelijkheid voor de gemeenten en hang niet samen met deze PIP-procedure.
Het aspect geluid staat de uitvoering van de herinrichting N241 A.C. de Graafweg niet in de weg. Als gevolg van de herinrichting vindt er geen verhoging van de geluidsbelasting van 2 dB of meer plaats. De toename van geluidsbelasting die plaatsvindt zijn hoofdzakelijk toe te wijzen aan autonome groei. Ten opzichte van de bestaande situatie wijzigt de wegas in de nieuwe situatie niet of nauwelijk. Ook is geen sprake van vergroting van de wegcapaciteit. Hieruit wordt geconcludeerd dat vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat blijft behouden en er op grond van de Wet geluidhinder geen aanvullende maatregelen nodig zijn.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht voor inpassingsplannen. De watertoets4 voor de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg is als bijlage bij dit plan toegevoegd. De watertoets is in het kader van het Bro-overleg voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Tevens zijn met HHNK voorafgaand aan dit inpassingsplan, de uitgangspunten, wensen en eisen besproken ten aanzien van de totstandkoming van het wegontwerp. In deze paragraaf wordt ingegaan op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.
Ten aanzien van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg gelden de volgende wet- en regelgeving en beleidsregels:
Het plangebied doorkruist vier polders. De polders van west naar oost zijn; Heerhugowaard, Veenhuizen, De Lage Hoek en Vier Noorder Koggen. De polder Vier Noorder Koggen loost het water op het IJsselmeer en de overige polders op de boezem.
Figuur 4.1 - Polders HHNK met de richting van de afvoer naar het gemaal
Het deel van de N241 A.C. de Graafweg door de polders Heerhugowaard en Veenhuizen grenst grotendeels aan het boezemkanaal 'Westerlangereis'. Dit kanaal maakt deel uit het van het VRNK-boezemsysteem. Het streefpeil van dit systeem is NAP -0,60 m met een bovengrens en ondergrens van respectievelijk NAP -0,50 m en NAP -0,70 m. De wegsloten langs de N241 A.C. de Graafweg liggen op polderpeil. In totaal raakt de weg aan 19 peilgebieden. De waterpeilen in het plangebied variëren van NAP -3,1 m tot NAP -1,0 m. De huidige provinciale weg is niet gerioleerd. Afstromend wegwater wordt in de berm opgevangen en dan via bodempassage afgevoerd naar het oppervlaktewater (bestaande wegsloot).
Het westelijk deel van de N241 A.C. de Graafweg, tussen de Niedorperdijk en Langereis, ligt op een regionale waterkering (zie figuur 4.2). Deze waterkering beschermt de polders Heerhugowaard en Veenhuizen tegen peilstijging in het boezemwater.
Figuur 4.2 - Regionale waterkering langs Westerlangereis (bron: Legger HHNK)
De kering voldoet aan de norm voor zowel stabiliteit als hoogte. Dit traject is daarom niet in het verbeterprogramma verbetering boezemkades (VBK) van het HHNK opgenomen. De kerende hoogte van de waterkering wijzigt niet als gevolg van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg. Het profiel van de dijk wordt verbreed wat een positief effect heeft op de stabiliteit van de kering.
De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg heeft gevolgen voor het watersysteem. Als gevolg van de herinrichting worden kunstwerken verplaatst, watergangen gedempt en opnieuw gegraven en wordt verharding verwijderd en nieuwe verharding aangebracht. Het ontwerp is getoetst aan de uitgangspunten van HHNK.
Waterberging
Waar bestaand water wordt gedempt voor het verplaatsen of verbreden van de N241 A.C. de Graafweg geldt de eis dat minimaal hetzelfde oppervlak terug gegraven wordt, bij voorkeur in hetzelfde peilgebied. Daarnaast dient de verhardingstoename als gevolg van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg gecompenseerd te worden. HHNK geeft aan dat tien procent van de verhardingstoename gecompenseerd moet worden.
In de toekomstige situatie wordt extra wateroppervlak gegraven van 10.841 m². Als gevolg van de toename van de verharding (N241/A.C. de Graafweg en betonrand) moet 2.143 m² water worden gegraven als compensatie. Dit is minder dan het te graven wateroppervlak. Hierdoor wordt voldaan aan de eis om de toename van verharding te compenseren met open water.
Waterkwaliteit
De waterkwaliteit van het water in de watergangen gaat niet achteruit als gevolg van het nieuwe tracé. De neerslag op de weg wordt middels bermpassage gezuiverd. Daarnaast wordt voorkomen dat er doodlopende watergangen ontstaan. Door de stroming in de watergangen wordt voorkomen dat er stilstaande stukken water ontstaan die gedurende warme en droge periodes snel kunnen opwarmen.
Profilering
Het hemelwater van de N241 A.C. de Graafweg wordt voornamelijk afgevoerd via bermpassage. Hierbij wordt het licht verontreinigd afstromende water via bermpassage gezuiverd alvorens het oppervlaktewater wordt bereikt. Op deze manier wordt de berging in de bodem van de berm en in het talud van de weg gebruikt voor vertraging van de afvoer. De breedte van de te realiseren watergangen varieert van 2 tot 6 meter.
Beheer en onderhoud
Waar de sloten langs de secundaire waterkering liggen krijgen ze de classificatie 'dijksloot'. Deze worden als zodanig onderhouden door HHNK.De te graven sloten krijgen de classificatie 'wegsloot'. Het gewoon onderhoud van de wateren langs provinciale en overige wegen ligt bij de aanliggende eigenaren en wegeigenaar. Het baggeren en buitengewoon onderhoud wordt volledig uitgevoerd door de wegeigenaar, omdat de stabiliteit van de weg in gevaar kan komen. Aanliggende eigenaren langs wegsloten zijn verplicht te gedogen dat de werkzaamheden tot onderhoud van deze sloten vanaf hun gronden worden uitgevoerd.
De herinrichting van de N241 A.C. De watertoets voldoet aan de toetsingskaders voor het aspect water. Met het HHNK zijn de uitgangspunten, wensen en eisen besproken ten aanzien van de totstandkoming van het wegontwerp. Vervolgens is de watertoets in het kader van het Bro-overleg voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en op basis van de voorgestelde wijzigingen aangepast.
In een inpassingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Door middel van een vooronderzoek landbodem (NEN 5725) en waterbodem (NEN 5717) is inzicht verkregen in de geschiktheid van de bodemkwaliteit ten aanzien van de te reconstrueren N241 A.C. de Graafweg en de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen binnen het plangebied. Een terreininspectie maakt onderdeel uit van het vooronderzoek. Er is geen onderzoek verricht naar niet gesprongen explosieven (NGE) binnen het onderzoeksgebied. Voor de onderbouwing van dit inpassingsplan is dit niet verplicht. Wel dient op grond van de Arbo-wet bij de aanbesteding met het oog op een veilige werkomgeving een risico-inventarisatie en evaluatie naar NGE te worden uitgevoerd.
De resultaten van het vooronderzoek zijn weergegeven in het rapport 'Milieuhygiënisch vooronderzoek bodem en waterbodem' welke als bijlage is toegevoegd aan de toelichting.
De belangrijkste bevindingen uit het vooronderzoek zijn hieronder weergegeven:
Op een aantal locaties met een matige of sterke verontreiniging is nader onderzoek noodzakelijk naar de bodemkwaliteit. De stap na het vooronderzoek is het verkennend bodemonderzoek. Het verkennend bodemonderzoek wordt gebruikt voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor de aanleg van de N241 A.C de Graafweg. Wanneer afvoer van grond nodig is wordt dit uitgevoerd conform de daarvoor geldende regelgeving. Daarnaast dient het verkennend bodemonderzoek om arbeidshygiënische risico's voor de aannemer tijdens de uitvoering vast te stellen en om inzicht te krijgen in de samenstelling en opbouw van de bodem.
De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het tracé van de N241 A.C. de Graafweg vormt echter geen belemmering voor het inpassingsplan. Voor eventueel te treffen saneringsmaatregelen is budget geraamd.
De Erfgoedwet vormt het wettelijke fundament voor de cultuurhistorie in Nederland. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. De Erfgoedwet bundelt voormalige wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden blijven gehandhaafd. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2021 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2021. Het betreft dan:
Zaken zoals het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten blijven in de Erfgoedwe geregeld.
Conform artikel 3.6, lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening dienen naast archeologische waarden ook cultuurhistorische waarden te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmings- of inpassingsplannen.
In 2018 is ten behoeve van het plan een archeologisch bureauonderzoek5 uitgevoerd. Dit bureauonderzoek is als bijlage toegevoegd aan de toelichting. In het onderzoek is het plangebied op grond van landschappelijke kenmerken in twee zones opgedeeld: de gemeenten Heerhugowaard en Hollands Kroon en de gemeenten Opmeer en Medemblik. Per zone is een archeologische verwachting opgesteld.
Heerhugowaard en Hollands Kroon
Dit deel van het plangebied ligt in de droogmakerij Heerhugowaard uit 1635. Hier liggen sinds de drooglegging zeeafzettingen (Laagpakket van Wormer) aan het maaiveld. Deze afzettingen zijn gevormd in het Neolithicum. Op kreekruggen kunnen sporen van menselijke bewoning worden aangetroffen, zoals nederzettingen, kampjes en graven. Tot op heden zijn deze binnen de gemeente Heerhugowaard niet of nauwelijks aangetroffen. Hier zijn dergelijke sporen vermoedelijk verloren gegaan door erosie, veroorzaakt door het water van de Heerhugowaard. Als gevolg van grondbewerking ten behoeve van landbouw en aanleg van de N241 A.C. de Graafweg kan dit niveau zijn verstoord en opgenomen in de bouwvoor (de bovenste ca. 50 cm van de bodem). De verwachting voor archeologische waarden uit het Neolithicum is zeer laag.
Na het Neolithicum is veen gevormd, dat door ontginningen, meervorming en droogmaking is verdwenen. Er geldt dan ook een zeer lage archeologische verwachting voor perioden na het Neolithicum. Een uitzondering hierop vormt de kern van het gehucht Oude Niedorp in het uiterste westen van het plangebied. Hier zijn enkele erven aanwezig, die gezien de regionale ontwikkelingen teruggevoerd kunnen worden tot de Late Middeleeuwen. Dit betreft vermoedelijk kleinschalige bewoning. Eventuele resten hiervan lagen aan of nabij het maaiveld. Het is zeer aannemelijk dat deze resten zijn verstoord bij de aanleg van de N241 A.C. de Graafweg. De archeologische verwachting voor de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd is dan ook zeer laag.
Samenvattend geldt voor de periode Neolithicum een zeer lage archeologische verwachting. Voor de perioden daarna geldt een verwaarloosbare kans op het aantreffen van vindplaatsen. Een uitzondering hierop vormt het uiterste westen van het plangebied, waar in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd bewoning heeft plaatsgevonden (Oude Niedorp). De verwachting is echter dat door de aanleg van de N241 A.C. de Graafweg de bodem sterk is verstoord, waardoor ook voor deze perioden een zeer lage archeologische verwachting geldt.
In de 17e eeuw hebben in de gemeente Heerhugowaard tot aan de inpoldering veeneilanden gelegen. Deze worden ook wel druiplanden genoemd en variëren in oppervlakte van 0,15 hectare tot meer dan 15 hectare. Een van deze druiplanden is het Groote Geldebos dat deels binnen het plangebied van de N241 A.C. de Graafweg is gelegen. De eilanden waren voormalige huiserven en konden overleven doordat door bewoning en intensief gebruik de grond inklonk en weer werd opgehoogd. Druiplanden met een uitgang op bos waren doorgaans in gebruik voor houtteelt.
Figuur 4.3 - Ligging van druipland het Groote Geldebos (bron: historische inventarisatie gemeente Heerhugowaard)
De gemeente Heerhugowaard adviseert voor het plangebied van de N241 A.C. de Graafweg binnen haar gemeentegrenzen om verkennend booronderzoek uit te voeren voor die gronden die niet door kabels en leidingen of bestaande watergangen verstoord zijn. In het westelijk deel dient dit zich te richten op het druipland Groote Geldebos en daarmee te onderzoeken of mogelijk oude woonerven, binnen het plangebied aanwezig zijn. In het oostelijk deel kunnen resten van bewoning rond Veenhuizen aanwezig zijn.
Opmeer en Medemblik
In dit deel van het plangebied worden archeologische resten vanaf de Bronstijd verwacht. Het plangebied van de N241 A.C. de Graafweg doorkruist ter hoogte van Opmeer de afzettingen van de voormalige rivier de Gouw. De afzettingen van de Gouw zijn namelijk nog steeds te herkennen als een relatief hooggelegen gebied. De Gouw buigt naar het zuidoosten af, waardoor het plangebied op de uiterste noordelijke flank van deze kreekafzettingen komt te liggen.
Figuur 4.4 - weergave van oorspronkelijke ligging van de Gouw. De afzettingen van de Gouw zijn namelijk nog steeds te herkennen als
een relatief hooggelegen gebied (Bron: Actueel Hoogtebestand Nederland).
Vanaf de Bronstrijd was de Gouw niet meer actief. Op de inversierug die na verlanding (veenvorming) in het landschap overbleef waren goede bewoningsmogelijkheden. Het oostelijk deel van het plangebied ligt op de noordelijke flank hiervan. Ook elders in het landschap kan echter vanaf die periode bewoning hebben plaatsgevonden. Het kan hierbij gaan om bijvoorbeeld nederzettingen, akkercomplexen en grafheuvels. De vindplaatsen worden direct onder de bouwvoor verwacht. Vanwege de algemene bewoningsgeschiedenis van de regio geldt specifiek een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd. Vanwege de grote hoeveelheid keramiek uit de Late Middeleeuwen dat is gevonden op de percelen in Opmeer en Medemblik geldt specifiek voor deze periode eveneens een hoge verwachting. Het is echter niet duidelijk of het keramiek duidt op (verploegde) vindplaatsen of is gebruikt als bemestingsafval.
In AMK-terrein 14841, waar de historische kern van Opmeer is gelegen, worden resten verwacht die verband hiermee houden. Het kan gaan om resten van woningen en bijgebouwen, maar ook erfafscheidingen, putten, kuilen en dergelijke. Voor AMK-terrein 5865 geldt een hoge verwachting op resten uit de Late Bronstijd. Als gevolg van grondbewerking in het kader van landbouw, het graven van kuilen voor kleiwinning en de aanleg van de N241 A.C. de Graafweg kan dit niveau zijn verstoord en opgenomen in de bouwvoor. Voor enkele zones geldt enkel een zeer lage archeologische verwachting, omdat deze reeds zijn onderzocht. Dit betreft het gebied aan de (noord)oostelijke zijde van Opmeer. Hier heeft proefsleuvenonderzoek aangetoond dat er zeer waarschijnlijk geen archeologische waarden aanwezig zijn. Ook geldt een zeer lage archeologische verwachting voor de zone waar kabels en leidingen zijn gelegen. Dit betreft een strook van ca. 2 meter buiten het huidige wegprofiel (inclusief fietspad).
Voor onderstaande zones waarvoor een zeer lage archeologische verwachting geldt en voor zover gelegen binnen de plangrenzen van het inpassingsplan, kunnen de werkzaamheden zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd:
Voor wat betreft de situaties zoals hierboven beschreven komt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' in dit inpassingsplan te vervallen. Voor de overige delen wordt de dubbelbestemming conform de vigerende bestemmingsplannen overgenomen.
In de gemeente Heerhugowaard kunnen 17e eeuwse bewoningsresten vanuit de druiplanden dicht onder de bouwvoor worden teruggevonden. In de gemeentes Opmeer en Medemblik geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen vanaf de Bronstijd, specifiek deze periode en de Late Middeleeuwen. Vindplaatsen kunnen direct onder de bouwvoor worden aangetroffen. De betreffende locaties krijgen op de verbeelding de (dubbel)bestemming ‘Waarde - Archeologie’.
Bodemverstorende werken met het oog op de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg zijn hier pas toegestaan nadat een omgevingsvergunning is verleend. Dit betreft hoofdzakelijk het graven van watergangen tot 2 à 3 meter diepte. In overleg met de betreffende bevoegde gezagen wordt in het kader van de omgevingsvergunning de beste onderzoeksstrategie bepaald (booronderzoek, proefsleuven of archeologische begeleiding). Op deze wijze wordt aantasting van de verwachte archeologische waarde voorkomen en staat dit de uitvoering van de herinrichting niet in de weg.
Artikel 3.1.6, vijfde lid, onder a, Bro schrijft voor dat in de toelichting van het bestemmingsplan (hier: inpassingsplan) een beschrijving moet worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De Rijksoverheid wil er met deze wetgeving voor zorgen dat er in de monumentenzorg niet alleen oog is voor het monument zelf, maar ook voor de omgeving ervan en het gebied op zichzelf: het zogenaamde gebiedsgerichte erfgoedbeleid.
Het plangebied van de N241 A.C. de Graafweg ligt binnen het zogenaamde Oude Zeekleilandschap. Het Oude Zeekleilandschap bestaat uit een combinatie van vooral matig open gebieden en open tot zeer opengebieden. Het is een halfopen landschap. Doordat het gebied is ontgonnen als veengebied, kent het ook de ruimtelijke karakteristieken van een veengebied, met langgerekte lintdorpen, een regelmatige, opstrekkende verkaveling en veel sloten, vaarten en tochten om het water af te voeren/op te slaan.
Zoals aangegeven in paragraaf 4.5.2 kunnen in de gemeente Heerhugowaard 17e eeuwse bewoningsresten vanuit de druiplanden dicht onder de bouwvoor worden teruggevonden. In het oostelijk deel kunnen resten van bewoning rond Veenhuizen aanwezig zijn. Het grondgebied van Veenhuizen was geheel omdijkt. Om in het westen het water van de Zuiderwaert tegen te houden werd in de Late Middeleeuwen de Groenedijk opgeworpen De Groenedijk had een lengte van bijna vier kilometer en haar dijklichaam kronkelde door het landschap. De Groenedijk ligt vrijwel nog oorspronkelijk als grasdijk in het landschap van Heerhugowaard. Aan de zuidkant hield de huidige Veenhuizerkade het water van het Berkmeer tegen en in het noorden en oosten lagen langs de Langereis de tegenwoordige A.C. de Graafweg en de Dijkweg. Ter behoud en versterken van deze cultuurhistorische waarde wordt in de planregels de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' opgenomen.
Ter hoogte van A.C. de Graafweg 2A in Heerhugowaard ligt aan de overzijde van de Westerlangereis de molen De Hoop. Dit is een cultuurhistorisch object binnen het Oude Zeekleilandschap. De maatregelen aan de N241 A.C. de Graafweg leiden niet tot wijzigingen aan deze molen. Tevens wordt in het op te stellen landschapsplan aangesloten bij de voorgeschreven uitgangspunten van de Uitwerkingsnota Groenzones Provinciale Infrastructuur West-Friesland om ten aanzien van de molen het zicht hierop zoveel mogelijk te behouden.
Tussen Opmeer en Wognum bevindt zich aan weerszijden van de bestaande N241 A.C. de Graafweg de vanuit cultuurhistorisch oogpunt kenmerkende verkaveling van Wadway. De herkenbaarheid van de verkaveling na de maatregelen aan de N241 A.C. de Graafweg is één van de aspecten die wordt verwerkt in het op te stellen landschapsplan.
In het kader van voorgenomen planontwikkeling heeft er een natuuronderzoek6 plaatsgevonden. Het onderzoek is in de bijlage toegevoegd.
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van het Natura 2000-gebied daarmee naar verwachting buiten de invloedsfeer van de geplande activiteiten. Voor de inventarisatie van Natura 2000-gebieden is gebruik gemaakt van de gebiedendatabase van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Uit deze gebiedendatabase blijkt dat de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden op een afstand van 6 kilometer van het plangebied is gelegen (in figuur 4.5, het blauwe vlak ten zuidoosten van de N241). Dit betreft het Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied Markermeer en IJmeer. Het plangebied ligt daarnaast op een afstand van circa 12 kilometer tot het Habitatrichtlijngebied Noordhollands Duinreservaat (in figuur 4.5, de groengele vlakken).
Figuur 4.5 - Ligging Natura 2000-gebieden ten opzichte van N241 A.C. de Graafweg
Tussenconclusie
Significante effecten op Natura-2000 gebieden zijn uitgesloten, een Passende Beoordeling is niet nodig. Het onderzoeksgebied ligt niet in de nabijheid van Natura 2000-gebieden. Effecten zoals verdroging, trilling, verstoring of oppervlakteverlies zijn niet aan de orde, omdat de ingreep buiten Natura 2000-gebied plaatsvindt en de aangewezen soorten niet verstoringsgevoelig zijn op deze afstand. Ten aanzien van stikstofdepositie is doormiddel van een AERIUS-berekening het effect van het project op stikstofgevoelige Natura-2000 gebied inzichtelijk gemaakt. Deze berekening is als bijlage aan de natuurtoets en het inpassingsplan toegevoegd. Nagegaan is of negatieve effecten optreden in stikstofgevoelige habitattypen en/of stikstofgevoelige leefgebieden. Op basis van de Aerius-berekening wordt geconcludeerd dat:
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN en voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhang van kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden, beheergebieden en robuuste ecologische verbindingszones. De afweging voor ingrepen in het NNN gaat volgens het “Nee, tenzij-principe”. In onderstaand figuur 4.6 is dit stapsgewijs weergegeven.
Figuur 4.6- Schematische weergave 'nee, tenzij - principe' Natuurnetwerk Nederland
Ingrepen met significant negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden mogen niet plaatsvinden tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en indien er geen alternatieven zijn. Indien bij een ingreep schade wordt aangericht aan een NNN-gebied, dan dient dit in ieder geval gemitigeerd te worden. De resteffecten aan verlies van kwaliteit en/of oppervlakte dient te worden gecompenseerd. Daarnaast kan salderen van positieve en negatieve effecten op NNN uitkomst bieden om projecten in het NNN te realiseren.
De N241 A.C. de Graafweg loopt langs een NNN-gebied. Dit deel betreft een relatief klein waterrijk natuurgebied (circa 1,2 hectare) tussen Langereis en Opmeer aan de noordzijde van de N241 A.C. de Graafweg (zie figuur 4.7). Daarnaast grenst de weg naast een natuurverbinding over het water (Westerlangereis) tussen de kruising N242/N241 en Langereis en een natuurverbinding tussen de het waterrijk natuurgebied en de N241 A.C. de Graafweg, aan de noordzijde van de N241 A.C. de Graafweg.
Tussenconclusie
Het NNN-gebied – en de ecologische kenmerken en waarden ter plaatse – wordt als gevolg van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg niet aangetast. De maatregelen aan de N241 A.C. de Graafweg vinden buiten de begrenzing van het NNN-gebied plaats. Daarnaast heeft het NNN, in tegenstelling tot Natura 2000-gebieden, geen 'externe werking' die een toets van gebruik aangrenzend aan het natuurgebied verplicht stelt.
De maatregelen aan de N241 A.C. de Graafweg zijn zo vormgegeven dat de natuurverbindingen niet worden aangetast en intact blijven. Alleen ter plaatse van de Schapenweg verschuift de Westerlangereis iets in noordelijke richting. Zowel de zuidelijke en noordelijke oever komt tot circa drie meter noordelijker te liggen. De aanpassing van de waterloop zal geen invloed hebben op de ecologische verbinding. De waterloop verschuift enkele meters naar het noorden, maar blijft als verbinding intact.
Figuur 4.7- Weergave Natuurnetwerk Nederland nabij N241 A.C. de Graafweg
Het plangebied van de N241 A.C. de Graafweg valt gedeeltelijk binnen de begrenzing van weidevogelleefgebieden. Zoals eerder in paragraaf 3.4.2 aangegeven betreft dit het gebied tussen Langereis en Opmeer en het gebied ten noorden van het plangebied tussen Opmeer en de S-bocht net voorbij de Tramweg. Zie ook onderstaand figuur 4.8.
Figuur 4.8- Weergave begrenzing Weidevogelleefgebied nabij de N241 A.C. de Graafweg volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening
Het beleid ten aanzien van weidevogelleefgebieden is vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV, zie paragraaf 3.4.2). Aantasting of verstoring van weidevogelleefgebied valt onder het nee-tenzij afwegingskader. Bij netto aantasting/verstoring is er sprake van compensatieplicht en dit is pas mogelijk wanneer er sprake is van groot openbaar belang en geen alternatieven. Omdat er sprake is van een bestemmingswijziging die deels binnen het weidevogelleefgebied valt, is toetsing aan het nee-tenzij-afwegingskader hier aan de orde.
Tussenconclusie
Zoals aangegeven in paragraaf 3.4.2 bedraagt het extra verstoorde oppervlakte van weidevogelleefgebied als gevolg van de herinrichting N241 A.C. de Graafweg 2,5 hectare. Omdat het hier een netto verstoring kleiner dan 5 hectare betreft, zal er conform de provinciale uitvoeringsnota natuurcompensatie financiële compensatie plaatsvinden. Het weidevogelleefgebied staat daarmee de uitvoerbaarheid van dit inpassingsplan niet in de weg.
Het doel van het uitgevoerde natuuronderzoek is om vast te stellen of er verblijfplaatsen en/of essentieel leefgebied van op grond van de Wet natuurbescherming beschermde soorten planten of dieren aanwezig zijn. Het onderzoeksgebied betrof het plangebied van de bestaande N241 A.C. de Graafweg inclusief een zone van 50 tot 100 meter aan zowel de noordzijde als zuidzijde. Het plangebied van voorliggend inpassingsplan valt binnen dit onderzoeksgebied. Hiervoor is gekozen zodat bij eventuele wijzigingen in het wegontwerp de consequenties hiervoor op de natuurwaarden zorgvuldig in beeld zijn gebracht. Het betekent echter ook dat er waarnemingen zijn gedaan die uiteindelijk geen effect hebben op de uitvoering van het project omdat deze geen effect hebben op het daadwerkelijke plangebied van de te reconstrueren N241 A.C. de Graafweg.
Vaatplanten
Uit het natuuronderzoek is gebleken dat er geen beschermde vaatplantenaanwezig zijn in het plangebied. In de beschikbare bronnen zijn geen waarnemingen aanwezig van beschermde plantensoorten binnen het plangebied.
Vleermuizen
Marterachtigen
Tijdens het onderzoek met cameravallen zijn geen marterachtigen aangetroffen in het onderzoeksgebied. Het plangebied en de directe omgeving vormt dus geen essentieel leefgebied voor marterachtigen zoals boommarter, steenmarter, bunzing, hermelijn en wezel.
Jaarrond beschermde nesten
Tijdens het veldonderzoek naar vogels zijn geen foeragerende gierzwaluwen, roek, havik of bosuilen aangetroffen in het plangebied. Er zijn geen in gebruik zijnde nesten van de gierzwaluw, roek, havik, sperwer en bosuil aangetroffen in het onderzoeksgebied en er is ook geen nestindicerend gedrag van deze soorten waargenomen. Aanwezigheid van in gebruik zijnde nesten en/of van essentieel leefgebied van deze soorten in het onderzoeksgebied wordt derhalve uitgesloten.
Tijdens het veldonderzoek zijn jaarrond beschermde nesten aangetroffen van de buizerd, boomvalk, ransuil, steenuil en huismus.
Buizerd
In het restant van de te handhaven populierenrij is ten noorden van de A.C. de Graafweg (globaal t.h.v. nr. 8 en 10) is een bezet jaarrond beschermde buizerdnest aangetroffen in het plangebied.
Figuur 4.9 - Jaarrond beschermd buizerdnest (oranje cirkel) t.o.v. het referentie-ontwerp N241 A.C. de Graafweg (rode groene en rode lijnen) ter hoogte van A.C. de Graafweg 8 en A.C. de Graafweg 10.
Boomvalk
In de tuin van A.C. de Graafweg nr. 11 is een jaarrond beschermd nest van de boomvalk aangetroffen. Gelet op het referentieontwerp van de her in te richten N241 A.C. de Graafweg, leidt het plan niet tot aantasting van het nest. Daarom is er geen ontheffing nodig en staat het de uitvoering van het plan niet in de weg.
Ransuil
In de tuin van A.C. de Graafweg nr. 11 is in het najaar een jaarrond beschermde slaapplaats van de ransuil aangetroffen in het plangebied. Op het terrein aan A.C. de Graafweg nr. 21A , is in het najaar een ransuil slaap(roest)plaats aangetroffen in het plangebied. Gelet op het referentieontwerp van de her in te richten N241 A.C. de Graafweg, leidt het plan niet tot aantasting van de slaapplaats. Daarom is er geen ontheffing nodig en staat het de uitvoering van het plan niet in de weg.
Steenuil
Bij A.C. de Graafweg nr. 13 is 's nachts een roepende steenuil waargenomen, zittend op het dak, wat voldoende aannemelijk maakt dat hier een jaarrond beschermd nest aanwezig is in het plangebied. Gelet op het referentieontwerp van de her in te richten N241 A.C. de Graafweg, leidt het plan niet tot aantasting van het nest. Daarom is er geen ontheffing nodig en staat het de uitvoering van het plan niet in de weg.
Figuur 4.10 - Jaarrond beschermd boomvalknest (oranje cirkel), ransuil roestplaatsen (rode cirkels), steenuil verblijfplaatsen (groene cirkels) en huismus (broed- en overwintering) verblijfplaatsen (blauwe cirkels) binnen het onderzoeksgebied ter hoogte van de A.C. de Graafweg 11 - 23 en Tramweg 4
Huismus
Op het terrein aan A.C. de Graafweg nr. 21A , is in het voorjaar een groep huismussen aangetroffen in het onderzoeksgebied. In de tuin van het woonhuis op de hoek Tramweg 4 / A.C. de Graafweg is een verblijfplaats van de huismus aangetroffen in het onderzoeksgebied.
Gelet op het referentieontwerp van de her in te richten N241 A.C. de Graafweg, leidt het plan niet tot directe aantasting van de bovengenoemde nesten. Daarom is er geen ontheffing nodig en staat het de uitvoering van het plan niet in de weg.
Rugstreeppad
Tijdens het onderzoek zijn enkele rugstreeppadden roepend waargenomen in de buurt van het plangebied op drie verschillende locaties. Twee locaties liggen buiten het plangebied van de N241 A.C. de Graafweg en worden daarmee niet aangetast. Een zandig nieuwbouwterrein ten oosten van Opmeer ligt wel binnen het plangebied en daarmee binnen het beoogde traject van de N241 A.C. de Graafweg (mogelijk graven watergang). Alhoewel er geen ei-snoeren en larven aangetroffen zijn, is voldoende aannemelijk dat er wel voortplantingshabitat aanwezig is.
Door graafwerkzaamheden ter hoogte van de voorplantingslocaties langs de N241 A.C. de Graafweg uit te voeren buiten de kwetsbare voortplantingsperiode van de rugstreeppad (dit betreft buiten de periode mei t/m juli) en door de helling van de taluds tenmiste gelijk te houden aan de huidige situatie wordt aantasting van voortplantingswater voorkomen en wordt verstoring van de rugstreeppad voorkomen. Rekening houdend met bovengenoemde mitigerende maatregelen, is geen sprake is van overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van habitat en verstoring van de rugstreeppad. Het aanvragen van ontheffing voor de rugstreeppad is niet aan de orde.
Het bevoegd gezag dient in bepaalde gevallen bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten en bij het verlenen van vergunningen, de luchtkwaliteit mee te nemen in de besluitvorming. Hierbij dient te worden nagegaan wat de gevolgen van het besluit zijn voor de luchtkwaliteit. Als aan één of meer van onderstaande motiveringsgronden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan, mag het bevoegd gezag positief besluiten:
Onderzocht is of als gevolg van de maatregelen ten behoeve van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg wordt voldaan aan de grenswaarden. Het onderzoek is als bijlage bijgevoegd.
In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitsnormen opgenomen voor een aantal stoffen die de luchtkwaliteit bepalen. In Nederland dreigen er in de meeste gevallen enkel overschrijdingen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof. De grenswaarden voor deze stoffen zijn weergegeven in onderstaande tabel. Als de effecten van een project niet leiden tot overschrijdingen van de grenswaarden, kunnen de ontwikkelingen hun doorgang vinden.
a) mag maximaal 18 keer per jaar overschreden worden en b) mag maximaal 35 keer per jaar overschreden worden
Uit de gegevens van het RIVM blijkt dat de huidige luchtkwaliteit en toekomstige luchtkwaliteit in het Noorden van Nederland ruim onder de grenswaarden ligt. Een toename van het wegverkeer als gevolg van de geplande maatregelen op de N241 A.C. de Graafweg zal daarom niet leiden tot overschrijdingen van de grenswaarden.
Om de luchtkwaliteit in de directe omgeving van de N241 A.C. de Graafweg te bepalen zijn voor de voorgestelde plansituatie de concentraties luchtverontreinigende stoffen berekend met behulp van de NSL-rekentool. Hierbij zijn de concentraties stikstofdioxide en fijnstof inzichtelijk gemaakt voor de plansituatie 2022, het jaar van ingebruikname, en de plansituatie in het jaar 2030. Als worst case uitgangspunt zijn voor beide berekeningen de verkeersgegevens voor de plansituatie 2032 gehanteerd. De concentraties (achtergrondconcentraties incl. concentratiebijdrage wegverkeer N241 A.C. de Graafweg) zijn bepaald ter hoogte van de adreslocaties binnen 250 meter van de N241 A.C. de Graafweg. In onderstaande tabel zijn hiervan de maximale waarden opgenomen. In de plansituatie wordt voor alle stoffen en op alle locaties ruim aan de grenswaarden voldaan. Naar de toekomst toe nemen de concentraties af door dalende achtergrondconcentraties en het schoner worden van het wegverkeer.
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek komt naar voren dat in de plansituatie de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties niet worden overschreden. Hiermee voldoet het project aan grondslag a van artikel 5.16 lid 1 uit de Wet milieubeheer. Op het gebied van luchtkwaliteit is er geen belemmering om het plan tot uitvoering te brengen.
Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, echter als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.
In het geval van de N241 A.C. de Graafweg gaat het om:
Vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer Gevaarlijke Stoffen (Wvgs) de belangrijkste wet. Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is er het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In de regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.
De wetgeving heeft als doel voor de lange termijn om evenwicht te creëren tussen de belangen van het gevaarlijke stoffenvervoer, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die verblijven in de buurt van de infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt. Daarnaast zijn er regels opgesteld voor het beheersen van de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Gevaarlijke stoffen vervoeren is risicovol en zorgt dus voor beperkingen voor de ruimtelijke ordening. Er zijn namelijk regels om mensen die dicht bij deze hoofdwegen, binnenwateren en hoofdspoorwegen wonen of verblijven een beschermingsniveau te bieden. Aan dit beschermingsniveau wordt voldaan als het risico vanuit het vervoer niet hoger ligt dan wat maatschappelijk acceptabel is. Zo mogen er bijvoorbeeld geen huizen gebouwd worden vlakbij transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
Bedrijven met risicovolle activiteiten
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten een bedrijventerrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo) vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Daardoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit wil die risico’s beperken.
Buisleidingen ten behoeve van het vervoer van risicovolle stoffen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het besluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer (artikelen 5.1 lid 1, 5.2 lid 1, 5.3 lid 1 en 2 en 9.2.2.1) en de Wet ruimtelijke ordening (artikelen 3.37 en 4.3 lid 1 en 2). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn:
Op grond van het Bevb dienen de belemmerende strook (5 meter ter weerszijden van de leiding), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico inacht te worden genomen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
De N241 A.C. de Graafweg is geen basisnetroute. Wel vindt er incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in verband met de LPG-stations in Opmeer en Verlaat. Dit inpassingsplan maakt geen extra kwetsbare objecten mogelijk binnen het plangebied. Ook zal het aantal vervoersbewegingen aan vervoer van gevaarlijke stoffen niet toenemen als gevolg van dit plan en leidt derhalve niet tot een verslechtering van de externe veiligheidsstuatie. Ter plaatse van de noordelijke verlegging nabij de Tramweg is zelfs sprake van een verbetering van de veiligheidssituatie omdat het incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen verder weg komt te liggen van de beperkt kwetsbare objecten (woon- en agrarische percelen).
Gezien de landelijke omgeving rondom de N241 en het verbeteren van de externe veiligheidssituatie ter hoogte van de te verleggen weg, wordt nader onderzoek naar de externe veiligheid niet noodzakelijk geacht.
LPG-stations
LPG (Liquid Petroleum Gas) is gas dat onder hoge druk samengeperst wordt tot een vloeistof. Het gas wordt bij LPG-tankstations bovengronds of ondergronds opgeslagen in tanks. De belangrijkste risicobronnen bij een LPG-tankstation zijn de bovengrondse opslagtanks en het moment waarop de LPG wordt afgeleverd door een tankauto. Langs het plangebied staan een tweetal tankstations waar ook LPG wordt verkocht. Van deze tankstations liggen (delen van) plaatsgebonden risicozones binnen het plangebied:
Binnen een plaatsgebonden risicozone is de bouw van kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen en ziekenhuizen) en beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen en kantoren) niet toegestaan. In het kader van dit inpassingsplan is de bouw van dergelijke objecten binnen de bedoelde risicozones uitgesloten, zodat de risico’s zich niet voordoen. Een verantwoordingsplicht van het groepsrisico’s is in dit verband niet aan de orde.
Hogedrukgastransportleidingen
Het tracé van de N241 A.C. de Graafweg wordt door de volgende gasleidingen gekruist:
figuur 4.11 - Aardgasleiding nabij Verlaat (bron: www.risicokaart.nl)
Er zijn geen belemmeringen uit oogpunt van externe veiligheid om het project te realiseren. Ook de aanwezige hogedrukaardgastransportleidingen vormen geen belemmering voor de opwaardering van de weg. Via de toepassing van een dubbelbestemming, die toeziet op de bescherming van de veilige ligging van de leidingen, zijn de leidingen voldoende beschermd.
Deze paragraaf behandelt de kabels en leidingen die geen invloed hebben op de externe veiligheid, maar die planologisch wel van belang zijn. In dit plangebied betreft het de volgende kabels en leidingen.
Hoogspanningsleiding Heerhugowaard
De N241 A.C. de Graafweg wordt op één plek gekruist door een tracé gereserveerd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding met een spanning van maximaal 150 kV.
figuur 4.11 - Tracé ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van A.C. de Graafweg 2 (bron: Inpassingsplan Netuitbreiding Kop van Noord-Holland)
Bij vaststelling van bestemmingsplannen en inpassingsplannen van tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen dient rekening te worden gehouden met het stralingseffect. Het advies is om zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (0-15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone). Het gaat hierbij om woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen (aangeduid als: gevoelige bestemmingen)
Omdat het hier een ondergrondse hoogspanningsleiding betreft en er geen sprake is van het realiseren van gevoelige functies in het kader van het inpassingsplan N241 A.C. de Graafweg, heeft het stralingseffect geen consequenties voor het plan. In het inpassingsplan dient slechts het tracé planologisch gegarandeerd te zijn en te blijven. In dat verband is een dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' opgenomen voor de betreffende zone.
Kabels en leidingenstrook Heerhugowaard
In de gemeente Heerhugowaard is een kabels en leidingenstrook gereserveerd voor de aanleg en instandhouding van gas, water, elektriciteit, riool. In dit inpassingsplan wordt de bescherming van de strook geborgd door de dubbelbestemming 'Leiding' op te nemen. Hierin wordt geborgd dat als gevolg van de werkzaamheden op of rondom de strook, de belangen van de betrokken kabels en leidingen niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
figuur 4.12 - Tracé kabel- en leidingenstrook, gemeente Heerhugowaard
Gasleiding gemeente Opmeer
In de gemeente Opmeer is een gasleidingstrook gereserveerd voor de aanleg en instandhouding van een hoofdgastransportleiding en de daarbijbehorende belemmeringenstrook. In dit inpassingsplan wordt de bescherming van de strook geborgd door de dubbelbestemming 'Leiding - Gas 1' op te nemen. Hierin wordt geborgd dat als gevolg van de werkzaamheden op of rondom de strook, de belangen van de betrokken transportleiding niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
figuur 4.13 - Tracé gasleiding in Opmeer
Hoofdwaterleiding gemeente Opmeer en gemeente Medemblik
In de gemeenten Opmeer en Medemblik ligt gedeeltelijk parallel aan het plangebied een hoofdwaterleiding. In dit inpassingsplan wordt de bescherming van de strook geborgd door de dubbelbestemming 'Leiding - Water' op te nemen. Hierin wordt geborgd dat als gevolg van de werkzaamheden op of rondom de strook, de belangen van de betrokken waterleiding niet worden geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder.
De aanwezige kabels en leidingen staan de uitvoerbaarheid van het inpassingsplan niet in de weg. De belangen van de aanwezige kabels en leidingen zijn geborgd en planologisch gegarandeerd door middel van de opgenomen dubbelbestemmingen.
De N241 A.C. de Graafweg is een provinciale weg (geen autoweg) met 2x1 rijstrook, waarvan het aantal rijstroken na herinrichting gelijk blijft. Het tracé heeft een lengte van ca. 12 km. In de bijlage bij het Besluit m.e.r. staan de volgende activiteiten genoemd waar deze herinrichting aan getoetst moet worden:
De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg is geen autoweg of autosnelweg en omvat twee rijstroken waarbij het aantal rijstroken gelijk blijft. Daarmee valt de herinrichting onder geen van de bovengenoemde activiteiten. De herinrichting van de N241 sec. is dus niet m.e.r.-beoordelingsplichting. Als gevolg van de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg is over een afstand van circa 200 meter een wijziging nodig aan de waterloop Westerlangereis. Dit betreft een activiteit inzake kanalisering en is daarmee m.e.r.-beoordelingsplichtig. Omdat de activiteiten kanalisering en wegreconstructie onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, zal deze m.e.r.-beoordeling ingaan op de milieueffecten van het gehele plan. De milieueffecten ten aanzien van de herinrichting N241 A.C. de Graafweg worden op hoofdlijnen beschouwd. Omdat – mede gelet op de beschrijving van activiteiten in de bijlage bij het Besluit m.e.r. - het grootste potentiële milieueffect wordt verwacht bij de activiteit kanalisering, gaat de beoordeling hier dieper op in. De uitgevoerde m.e.r.-beoordeling is als bijlage bijgevoegd.
Geconcludeerd is dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet te verwachten.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.
Het juridisch bindende deel van het inpassingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende onderdeel van het inpassingsplan.
De voorliggende toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. In dit hoofdstuk worden de planregels toegelicht en wordt ingegaan op de handhaafbaarheid van deze regels.
Ondanks dat de vaststelling van dit inpassingsplan plaatsvindt door Provinciale Staten, blijven de gemeenten (colleges van burgemeester en wethouders) bevoegd gezag voor de verlening van de omgevingsvergunningen.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.26, vijfde lid, Wro, is in artikel 14.2 van de planregels een termijn opgenomen waarna de gemeenteraden weer bevoegd zijn om een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden van het inpassingsplan ‘Herinrichting N241 A.C. de Graafweg’. Die termijn is op 10 jaar na vaststelling van het inpassingsplan gesteld. In artikel 14.2b en 14.2c van de planregels zijn uitzonderingen gemaakt op deze regel.
In sub b is bepaald dat de gemeenteraden bevoegd zijn om een bestemmingsplan vast te stellen, mits de inhoud van het inpassingsplan wordt overgenomen in dat plan.
In sub c is bepaald dat de gemeenteraden van Heerhugowaard en Medemblik bevoegd zijn om een bestemmingsplan vast te stellen, voor zover het de gronden betreft die in dit inpassingsplan zijn bestemd als 'Groen' en 'Verkeer - 2'. Op deze wijze wordt de uitvoerbaarheid van dit inpassingsplan niet negatief geraakt, terwijl de bevoegdheidsbeperking voor gemeente niet verder gaat dan nodig is.
Qua planregels is zoveel mogelijk aangesloten bij de formuleringen van de vigerende bestemmings- en inpassingsplan(nen).
Op 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet in werking getreden. Doel van deze wet is de versnelling van projecten in het ruimtelijke domein, de bestrijding van de economische crisis en haar gevolgen en de bevordering van een goed en duurzaam herstel van de economische structuur van Nederland. Op basis van artikel 1.1, eerste lid, onder a, van de Crisis- en herstelwet, in samenhang met Bijlage I, onderdeel 2.1 is bij een inpassingsplan afdeling 2 van die wet van toepassing.
Belangrijke gevolgen van de Crisis- en herstelwet voor dit project zijn:
Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP)
Dit inpassingsplan is opgezet conform de Wro en het Bro, zoals die gelden sinds 1 juli 2008. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (hierna: SVBP 2012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmings- en inpassingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het inpassingsplan of bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit inpassingsplan zijn conform deze standaarden opgesteld. In dit hoofdstuk worden de regels artikelgewijs behandeld.
Inleidende regels
De inleidende regels vormen het eerste hoofdstuk van de regels en bestaan uit definities van begrippen (artikel 1) en wijze van meten (artikel 2).
Bestemmingen
Het tweede hoofdstuk van de regels geeft de regels per bestemming. Het inpassingsplan kent in totaal zes bestemmingen, waarmee de herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg mogelijk wordt gemaakt. Tevens zijn bestemmingen opgenomen ter bescherming van bestaande kabels, leidingen of waarden in het gebied (zogenaamde dubbelbestemmingen).
Artikel 3 Groen
Binnen het plangebied zijn twee gebieden met de bestemming 'Groen' opgenomen: bij de huidige aansluiting op de Niedorperdijk en ten westen van de Tramweg in Wognum. Deze bestemming is opgenomen om de verkeersbestemming van de bestaande weg af te halen en op deze manier weg te bestemmen. In het groengebied in Wognum zijn, middels een aanduiding 'pad', fiets- en voetpaden toegestaan, zodat de fietsverbinding bij Wognum ongewijzigd kan blijven ten opzichte van de huidige situatie. Bij de aansluiting op de Niedorperdijk zijn geen fiets- en voetpaden toegestaan. Verder zijn binnen de bestemming parkeerplaatsen, water, speelvoorzieningen en andere voorzieningen mogelijk. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen mogelijk. Wel mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van maximaal 8 meter hoog worden gebouwd. Voor deze bestemming is in artikel 23.2 geregeld dat gemeenten voor deze gronden zonder voorwaarden direct een nieuw bestemmingsplan mogen opstellen.
Artikel 4 Verkeer - 1
De N241 A.C. de Graafweg heeft de bestemming 'Verkeer - 1'. Met deze bestemming wordt de herinrichting mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming is een figuur 'as van de weg' opgenomen. Hier moet de as van de weg worden gesitueerd. Middels een omgevingsvergunning kan 2 meter van deze as van de weg worden afgeweken, mits dit akoestisch aanvaardbaar is. Daarnaast geldt dat de weg uit maximaal twee rijstroken mag bestaan, exclusief eventuele opstelstroken en busstroken. Hiernaast zijn fiets- en voetpaden, bermen, sloten, tunnels, straatmeubilair, werkterrein, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan.
Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen een maximale hoogte hebben van 8 meter.
Artikel 5 Verkeer - 2
Gedeelten van de weg die geen onderdeel uitmaken van de N241 A.C. de Graafweg hebben de bestemming 'Verkeer - 2'. Dit geldt voor de huidige aansluiting op de Niedorperdijk en ten westen van de Tramweg in Wognum: de plaatsen die aansluiten op de bestemmingen 'Groen'. Dit worden beide doodlopende wegen, die de aanliggende percelen ontsluiten. Binnen de bestemming zijn, naast wegen en straten, ook parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen, sloten, straatmeubilair, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, dammen, duikers en andere kunstwerken toegestaan. Er zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hebben een hoogte van maximaal 8 meter.
Voor deze bestemming is in artikel 23.2 geregeld dat gemeenten voor deze gronden zonder voorwaarden direct een nieuw bestemmingsplan mogen opstellen.
Artikel 6 Water
Voor het gedeelte binnen het plangebied waar de Westerlangereis wordt gewijzigd is de bestemming 'Water' opgenomen. De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor water en groen met daarbij kunstwerken en tewaterplaatsen voor de brandweer. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hebben een hoogte van maximaal 8 meter.
Artikel 7 en 8 Verkeer - voorlopige bestemming
In het inpassingsplan zijn twee bestemmingen ‘Verkeer – voorlopig’ opgenomen die betrekking hebben op het tijdelijk gebruik van de gronden nabij de Niedorperdijk, Heerhugowaard en A.C. de Graafweg 21, Wognum ten behoeve van de uit te voeren werkzaamheden. Het gaat daarbij om de opslag van grond en materialen die nodig zijn voor de aanleg van de weg. De tijdelijke bestemming geldt voor een periode van 5 jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van het inpassingsplan. Daarna wordt de bestemming verkeer (voor de gronden met bestemming Verkeer – Voorlopig 1) of agrarisch (voor de gronden met bestemming Verkeer – Voorlopig 2).
Artikel 9 Leiding
De dubbelbestemming 'Leiding' is overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied 2014 van de gemeente Heerhugowaard. Deze dubbelbestemming is ter bescherming van een leidingenstrook bij Verlaat, die het plangebied doorkruist. De dubbelbestemming regelt dat bebouwing en aanlegwerkzaamheden beperkt mogelijk zijn. Hier kan van af worden geweken, indien de (bouw)werkzaamheden niet strijdig zijn met de leidingbelangen.
Artikel 10 Leiding - Gas
De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' is overgenomen uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied Opmeer 2014. Deze dubbelbestemming beschermt de gasleiding die het plangebied doorkruist. Door middel van aanduidingen zijn de type gasleidingen weergegeven op de verbeelding. Net als bij de dubbelbestemming 'Leiding', geldt hier dat bouwen en aanleggen beperkt mogelijk is. Hier kan van af worden geweken, mits de leiding niet wordt geschaad. Hiertoe moet vooraf advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 11 Leiding - Gas 1
De dubbelbestemming 'Leiding - Gas 1' is overgenomen uit het bestemmingsplan Herziening Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek 2017. Deze dubbelbestemming beschermt de gasleiding die het plangebied doorkruist. Net als bij de dubbelbestemming 'Leiding', geldt hier dat bouwen en aanleggen beperkt mogelijk is. Hier kan van af worden geweken, mits de leiding niet wordt geschaad. Hiertoe moet vooraf advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 12 Leiding - Hoogspanning
De dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' is afkomstig uit het Provinciaal Inpassingsplan 'Netuitbreiding Kop van Noord- Holland' en de twee herstelbesluiten hiervan. deze dubbelbestemming behoudt de mogelijkheid tot aanleg van de hoogspanningsverbinding en beschermt, na de aanleg, de verbinding. Binnen de bestemming zijn de mogelijkheden voor het bouwen en aanleggen beperkt. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van deze regels, indien de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 13 Leiding - Water
De waterleidingen in het plangebied zijn bestemd als Leiding - Water. Aan werkzaamheden, zoals bepaalde graafwerkzaamheden van dieper dan 30 cm, is een vergunningenplicht gekoppeld. Hierdoor wordt voorkomen dat leidingen eventueel beschadigd worden. Op deze manier worden de leidingen beschermd.
Artikel 14, 15 en 16 Waarde - Archeologie - 2, 3 en 4
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' , 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' zijn opgenomen ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden. De dubbelbestemmingen zijn van toepassing op de gebieden waar uit het archeologisch onderzoek (zie paragraaf 4.5) is gebleken dat nader onderzoek nodig is. Binnen de bestemming wordt geregeld dat, indien de grond dieper wordt geroerd dan 40 centimeter over een oppervlakte van respectievelijk 500 m2 in Waarde - Archeologie 3 en 2.500 m2 in Waarde - Archeologie 4, eerst archeologisch onderzoek nodig is. Voor Waarde - Archeologie 2 geldt dit bij grondroering dieper dan 35 centimeter en over een oppervlakte groter dan 100 m2 .Tevens is een wijzigingsbevoegdheid in de bestemmingen opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen of verwijderen indien uit onderzoek blijkt dat hier geen archeologische waarden aanwezig zijn, of juist om de bestemming toe te kennen, indien uit onderzoek blijkt dat wel archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie
De dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' is overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied 2014 van de gemeente Heerhugowaard. De op de verbeelding voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken en objecten, die in de nota 'Gemeente Heerhugowaard een historisch - geografische inventarisatie' zijn opgenomen. Binnen de bestemming zijn de mogelijkheden voor het bouwen en aanleggen beperkt. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van deze regels, indien dit niet strijdig is met de waarde cultuurhistorie, zoals dat in de gemeentelijke nota is vastgelegd. Hiertoe moet vooraf advies worden ingewonnen bij een deskundige op het gebied van cultuur.
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
Het gebied tussen de Niedorperdijk en de ovonde Langereis heeft een waterkerende functie. Ter bescherming hiervan is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. In dit artikel zijn beperkende regels opgenomen voor bebouwing en aanlegwerkzaamheden. Hier kan van af worden geweken mits geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. Hiertoe moet vooraf advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
Algemene regels
Het derde hoofdstuk van de regels wordt gevormd door de algemene regels. Om te voldoen aan de regels die worden gesteld in de Wro en het Bro geldt voor het inpassingsplan de antidubbeltelregel (artikel 19) zoals die is opgenomen in het Bro. Deze regels uit het Bro moeten in de regels van het inpassingsplan worden opgenomen. In dit hoofdstuk zijn enkele artikelen opgenomen die hieronder worden toegelicht.
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Het Bro stelt de verplichting de anti-dubbeltelregel over te nemen in het inpassingsplan. Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte, die in een inpassingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruikgemaakt.
Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
Op de verbeelding zijn verschillende gebiedsaanduidingen opgenomen. Deze worden hieronder toegelicht.
'Milieuzone – waterbergingsgebied': De gronden met deze aanduiding zijn gereserveerd voor mogelijke toekomstige waterberging. Op deze gronden zijn geen bouwwerken mogelijk, met als doel het gebied zo open mogelijk te houden. Hier kan van af worden geweken met een omgevingsvergunning, mits hierover vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
'Veiligheidszone - lpg'. Deze zone geldt als gevolg van een LPG-tankstation bij Verlaat. In de regels zijn beperkingen opgelegd voor het gebruik van deze gronden. Deze regels sluiten aan op die in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2014' van de gemeente Heerhugowaard.
'Vrijwaringszone – buisleidingenstraat'. Hier zijn de gronden gereserveerd voor buisleidingen van nationaal belang.
'Vrijwaringszone - straalpad'. Deze aanduiding is gericht op de bescherming en de instandhouding van het straalpad. Hier zijn beperkingen voor de maximale bouwhoogte opgenomen.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
De algemene afwijkingsregels maken het mogelijk om op onderdelen af te wijken van de regels, die in het belang zijn of noodzakelijk zijn voor de een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De afwijking of overschrijding van de grenzen mag niet meer dan 10% of 2,5 meter bedragen. Voorts mag niet worden afgeweken van de plaats van de as van de weg.
Artikel 22 Algemene wijzigingsregels
De wijzigingsbevoegdheid uit het Provinciaal Inpassingsplan 'Netuitbreiding Kop van Noord-Holland' is in dit plan overgenomen. De wijzigingsbevoegdheid is middels een gebiedsaanduiding op de verbeelding weergegeven en hoort bij de bestemming 'Leiding - Hoogspanning'. Binnen het wijzigingsgebied-1 geldt dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' kan worden verplaatst.
Artikel 23 Overige regels
In de overige regels is de samenhang met andere bestemmingsplannen die in het gebied worden opgesteld of al gelden, verduidelijkt. Geregeld is dat de bestemmingen in de onderliggende inpassings- en bestemmingsplannen komen te vervallen. De dubbelbestemmingen uit de onderliggende plannen zijn opgenomen in de regels van dit inpassingsplan.
In het tweede lid van dit artikel is geregeld dat gedurende tien jaar na vaststelling van het inpassingsplan geen nieuw gemeentelijk bestemmingsplan mag worden vastgesteld, tenzij dit bestemmingsplan de inhoud van dit inpassingsplan overneemt. Tevens is in het tweede lid bepaald dat voor de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - 2' wel direct een bestemmingsplan mag worden opgesteld. Hiervoor is gekozen omdat deze bestemmingen geen deel meer zullen uitmaken van de provinciale weg en de gemeenten hier een eigen planologische invulling aan moeten kunnen geven.
Overgangs- en slotregels
Het laatste hoofdstuk van de regels bestaat uit de overgangsregels (artikel 24) en de slotregel (artikel 25). De overgangsregels zijn, net als de antidubbeltelregel voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Hiermee worden de bestaande rechten op de gronden beschermd. In de slotregel wordt de titel van het inpassingsplan gegeven.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in het kader van het inpassingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden aan de hand van de inspraak in hoofdstuk 7 toegelicht.
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient voor gronden waar een bouwplan is voorgenomen een exploitatieplan te worden vastgesteld. De herinrichting van de N241 A.C. de Graafweg betreft echter geen bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening, zodat een exploitatieplan niet nodig is. Om deze reden wordt geen exploitatieplan vastgesteld. Het plan, zoals in deze toelichting beschreven, wordt gerealiseerd door middel van vrijgehouden budget door de provincie Noord-Holland.
In het plangebied is sprake van particuliere grondeigendommen, waar in dit inpassingsplan uitbreidingen van de weg zijn voorzien. Met deze grondeigenaren vindt momenteel overleg plaats, waarbij het uitgangspunt is dat de benodigde gronden minnelijk worden verworven. Indien het echter niet mogelijk is om de gronden minnelijk te verwerven, moet onteigening (op grond van onteigeningstitel II a) een laatste mogelijkheid zijn, om de uitvoerbaarheid van het plan te borgen.
Ingevolge artikel 3.1.1 (in samenhang met artikel 1.1.1, lid 2) van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dienen Gedeputeerde Staten overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In verband hiermee is het concept ontwerp inpassingsplan voorgelegd aan verschillende instanties, te weten: de gemeente Heerhugowaard, gemeente Hollands Kroon, gemeente Opmeer, gemeente Medemblik en het HHNK.
HHNK had alleen opmerkingen op het watertoetsdocument en niet op de inhoud van het inpassingsplan zelf. De opmerkingen aangaande het watertoetsdocument zijn direct met het HHNK afgestemd en verwerkt. In relatie tot het inpassingsplan is vanuit de gemeente Hollands Kroon aangegeven om ook de wijziging aan de Westerlangereis op het grondgebied van de gemeente op te nemen binnen de plangrenzen van het inpassingsplan. De gemeente Heerhugowaard liet weten dat de vigerende dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' en dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gehandhaafd dienen te blijven voor zover deze binnen de plangrenzen van het inpassingplan liggen. De gemeente Opmeer gaf aan dat de grens van het inpassingsplan aan de zuidzijde van de kruising met de Pade in Opmeer te hoog ligt. De gemeenten Opmeer en Medemblik lieten weten dat de geldigheidstermijn van de voorlopige verkeersbestemmingen op grond van artikel 3.2. Wro maximaal 5 jaar bedraagt in plaats van 7 jaar. Ook heeft Medemblik verzocht als voorwaarde op te nemen dat de tijdelijke bebouwing na afloop van de geldigheidstermijn ook daadwerklijk wordt gesloopt. Tot slot heeft de gemeente Medemblik aangegeven de bevoegdheid van de gemeenteraad om eerder dan 10 jaar een bestemmingsplan vast stellen binnen de grenzen van het inpassingsplan te verduidelijken.
Bovenstaande opmerkingen zijn in het voorliggende ontwerp-inpassingsplan verwerkt.
Het ontwerp-inpassingsplan ligt vanaf juni 2018 gedurende 6 weken ter inzage, waarbij door eenieder zienswijzen bij Provinciale Staten kunnen worden ingediend. Deze zienswijzen worden bij de besluitvorming in het kader van de vaststelling van het plan door Provinciale Staten betrokken. In de nota zienswijzen worden de ingekomen zienswijzen samengevat en beantwoord. Daarbij wordt tevens aangegeven of de zienswijze leidt tot wijziging van het inpassingsplan.
Na bekendmaking van de vaststelling vangt de beroepstermijn aan. Na deze beroepstermijn van zes weken treedt het inpassingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.