direct naar inhoud van Regels
Plan: Eerste wijzigingsplan PIP Waterberging en Natuur Zuidelijk Westerkwartier
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9920.WPwaterbergingZWK-VA01

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het Eerste wijzigingsplan PIP Waterberging en Natuur Zuidelijk Westerkwartier van de provincie Groningen met het identificatienummer NL.IMRO.9920.WPwaterbergingZWK-VA01;

1.2 moederplan

Het Provinciaal inpassingsplan Waterberging en Natuur Zuidelijk Westerkwartier met het identificatienummer NL.IMRO.9920.IPwaterbergingZWK-VA01 van de provincie Groningen, vastgesteld door de Provinciale Staten op 19 december 2018;

1.3 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 2 Natuur - Agrarisch

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
    waarbij geldt dat gronden die zijn ingericht voor natuur niet mogen worden omgezet in agrarische gronden en dat het gebruik voor agrarische doeleinden respectievelijk natuurdoeleinden geen onevenredige nadelige gevolgen mag hebben voor de andere functie;
  • b. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij, een houtteelt- of een fruitteeltbedrijf;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • e. hoofdwatergangen, boezemwatergangen en kaden;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • g. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken.

Onder de bestemming zijn maatregelen met het oog op de ontwikkeling van natuurwaarden in combinatie met dagrecreatieve voorzieningen begrepen, conform de door de provincie en het waterschap voor het gebied vastgestelde inrichtingsplannen.

2.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Natuur - Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
  • b. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat stallen, schuren en vogelkijkhutten die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.
  • c. Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
    • 2. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
    • 3. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het ophogen, afgraven en vergraven van de bodem;
    • 2. het aanleggen van grondwallen en aarden wallen;
    • 3. het dempen van kleine geïsoleerde wateren (o.a. dobben, pingo's);
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en leggen van drainage en ontginnen;
    • 5. het scheuren van grasland;
    • 6. het indrijven van voorwerpen in de grond;
    • 7. grondbewerkingen dieper dan 40 cm;
    • 8. het aanbrengen van onderbemaling;
    • 9. het aanleggen van dammen of stuwen;
    • 10. het aanleggen, dempen verbreden en verbeteren van sloten, greppels en andere wateren;
    • 11. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
    • 12. het aanbrengen van houtsingels (m.u.v. erfbeplanting);
    • 13. het omzetten van grasland in bouwland;
    • 14. het omzetten van grasland of bouwland in graszoden;
    • 15. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
    • 16. het aanleggen van recreatieve paden en voorzieningen;
    • 17. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  • b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding worden van dit inpassingsplan;
    • 3. betrekking hebben op het inrichten van het gebied conform de inrichtingsplannen;
    • 4. minder dan 40 cm onder maaiveld plaatsvinden.
2.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Natuur - Agrarisch' wijzigen:
    • 1. in een agrarische bedrijfsbestemming ten behoeve van wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak van de agrarische bedrijfsbestemming, met dien verstande dat:
      • de gronden grenzen aan de agrarische bedrijfsbestemming en de wijziging plaatsvindt in dezelfde agrarische bedrijfsbestemming;
      • gelijktijdig de agrarische bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in een aansluitende agrarische gebiedsbestemming;
      • de oppervlakte van het bestemmingsvlak van de agrarische bedrijfsbestemming na wijziging niet is vergroot;
    • 2. in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:
      • de wijziging moet passen binnen een vastgesteld gedetailleerd inrichtingsplan;
      • de regels van Artikel 5 Natuur na de wijziging van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 3 Waarde - Archeologie 5

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden:

  • a. mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,5 m, te rekenen vanaf het maaiveld, in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 1.000 m² bedraagt;
  • b. is onderkeldering van gebouwen niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • a. indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem, waarop wordt gebouwd, aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie;
  • b. voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om werkzaamheden ten behoeve van de bouw te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het ophogen, afgraven en vergraven van de bodem;
    • 2. het aanleggen van grondwallen en aarden wallen;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en leggen van drainage en ontginnen;
    • 4. het scheuren van grasland;
    • 5. het indrijven van voorwerpen in de grond;
    • 6. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 7. het aanleggen van een drainagestelsel;
    • 8. het aanbrengen van onderbemaling;
    • 9. het aanleggen van dammen of stuwen;
    • 10. het aanleggen, dempen verbreden en verbeteren van sloten, greppels en andere wateren;
    • 11. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
    • 12. het (gedeeltelijk) rooien van houtsingels;
    • 13. het aanbrengen van houtsingels (m.u.v. erfbeplanting);
    • 14. het rooien van erfbeplanting op de wierde;
    • 15. het omzetten van grasland in bouwland;
    • 16. het omzetten van gras- of bouwland in graszoden;
    • 17. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 18. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegd waterschap;
    • 19. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 20. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 21. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 22. het aanbrengen van diepwortelende beplanting.
  • b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan;
    • 4. betrekking hebben op het inrichten van het gebied conform de inrichtingsplannen en die voldoen aan de aanbeveling uit het rapport “Gebiedsontwikkeling Zuidelijk Westerkwartier, Een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie”, Libau, 12 april 2016 – rapport 15-263;
    • 5. betrekking hebben op een oppervlakte die minder dan 1.000 m² bedragen en die minder dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden.
  • c. Voordat de in sub a genoemde vergunning wordt verleend dient de aanvrager een rapport te overleggen van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie, in welk rapport de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Voor zover de in sub a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in sub a, indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om werkzaamheden ten behoeve van de bouw te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie).
  • e. Het overleggen van een rapport als bedoeld in sub c is niet noodzakelijk als uit eerder archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische resten aanwezig zijn.
  • f. De in sub b genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een uitzonderingsregel van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door het bevoegd gezag als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);

de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;

  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Relatie met het geldende moederplan

Ten aanzien van het plan geldt dat, naast het bepaalde in dit wijzigingsplan, de regels gegeven in het moederplan onverkort van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende inpassingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Eerste wijzigingsplan PIP Waterberging en Natuur Zuidelijk Westerkwartier.