Plan: | Botjeszandgat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1987.01BuBOTBP0012011-0401 |
Het aspect water is afgewogen door middel van een watertoets. De watertoets is het proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is het waarborgen en het expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing nemen van alle waterhuishoudkundige doelstellingen. Door middel van de watertoets kunnen de initiatiefnemer en waterbeheerder, al tijdens de planontwikkeling, overeenstemming bereiken over water in het ruimtelijk plan. In de watertoets worden de waterhuishoudkundige consequenties van het ruimtelijk plan beoordeeld en geconcretiseerd in termen van "vasthouden, bergen en afvoeren" en "voorkomen, scheiden en zuiveren".
De beoogde uitbreiding en verdieping van het Botjeszandgat zijn, in overleg met het waterschap Hunze en Aa's, getoetst aan alle relevante waterbelangen in het plangebied. Onderstaande waterparagraaf beschrijft de mogelijke invloed van het plan op de waterhuishouding.
Huidige situatie en autonome ontwikkeling
De zandwinning Botjeszandgat bevindt zich in het beheersgebied van waterschap Hunze en Aa's. Het maaiveld aan de noordzijde van de plas ligt op circa NAP +1,65 m en de zuidzijde op circa NAP +2,00 m à +2,50 m. De plas heeft een gemiddeld peil van circa NAP -1,00 m. Aan de westkant van de plas is een overloop aanwezig. Aan de noordzijde van de zandwinning Botjeszandgat bevindt zich een hoofdwatergang. Deze watergang stroomt in noordelijke richting.
Bodemopbouw
De zandwinning vindt plaats in de zandige pakketten van de Formatie van Peelo. De regionale bodemopbouw, beschreven in de Grondwaterkaart van Nederland en REGIS, laat zien dat de Formatie van Peelo aanwezig is tot een diepte van NAP -50m ten zuiden van de winning, en tot circa NAP -100 m ten noorden van de winning. Binnen de formatie wordt een scheidende laag aangegeven, bestaande uit klei en leem, op een diepte van ongeveer NAP -20 tot -30 m. Deze laag zou variëren in dikte van enkele meters in het zuiden tot ruim 20 m in het noorden. In geohydrologische termen is het regionale pakket opgesplitst in, van boven naar beneden, een eerste watervoerend pakket, een scheidende laag en een tweede watervoerend pakket.
Lokale boringen in de directe omgeving van de zandwinning laten echter geen of geen duidelijke scheidende laag zien. Alleen enkele boorbeschrijvingen laten dunne lagen van klei en leem zien, die alleen lokaal voorkomen. Het algemene beeld is dat in de omgeving van het onderzoeksgebied de bodemopbouw tot zeker 60 m –mv hoofdzakelijk bestaat uit zanden. In de omgeving van de zandwinning is dus sprake van één watervoerend pakket.
De recentelijk uitgevoerde boringen en sonderingen tot 50 m à 80 m beneden het maaiveld laten zien dat bodemopbouw daar bestaat uit fijne zanden bovenin het pakket, die geleidelijk grover worden tot de maximale boor- en sondeerdiepte.
Grondwater en oppervlaktewater
De provincie Groningen beheert een aantal peilbuizen nabij de zandwinning (deel van het primair meetnet). Bij alle boringen en voor alle peilbuizen op verschillende diepten, liggen de grondwaterstanden rond NAP -1 m. Dit betekent dat het zandpakket als één geohydrologische laag gezien kan worden en dat de grondwaterstanden niet wezenlijk verschillen in het gebied rond de zandwinning.
Het waterpeil in de zandwinning schommelt rond NAP -1 m, hetzelfde peil als het grondwater. Er is een duidelijke correlatie tussen het oppervlaktewater en het grondwater, waarbij er sprake lijkt te zijn van een korte vertraging. De conclusie is dat het waterpeil in de plas de grondwaterstand volgt.
Oppervlaktewaterpeil in de zandwinning (zwarte lijn)
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie vindt er een aantal ingrepen plaats. Aan de noordzijde van de plas wordt een uitbreiding van de plas gerealiseerd van enkele hectaren. Op de plek van de uitbreiding ligt in de huidige situatie een hoofdwatergang. Aan de westzijde van de plas is in juli 2011 een ondiepe zwembaai gerealiseerd. De oppervlakte waar tot 60 m zand zal worden gewonnen, zal in zuidelijke richting worden uitgebreid. Hierbij zal geen sprake zijn van een aanpassing van de huidige oeverlijn.
Om de ingreep aan de noordzijde van de plas mogelijk te maken moet de hoofdwatergang verplaatst worden in oostelijke richting. In overleg met het waterschap is besloten dat minimaal het profiel van de huidige watergang gehandhaafd wordt (talud 1:1 en bodembreedte 0,70 m). Er zijn profielen gemeten van de huidige watergang, die als basis hebben gediend voor het ontwerp van de nieuwe watergang. In de watergang is een duiker aanwezig met een diameter van 0,50 m. Bij een nieuw aan te brengen dam zal een duiker met dezelfde diameter worden aangebracht.
Voor de verschillende recreatieve voorzieningen die gerealiseerd worden in het plangebied wordt parkeerruimte aangelegd. Een deel van de parkeerplaatsen wordt aangelegd langs de reeds aanwezige betonweg op de westoever. Hiervoor wordt geen nieuwe verharding aangebracht (parkeren in de berm). Het voornemen bestaat aan de noordwestzijde in de toekomst recreatieve ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken. De inrichting van dit gebied kan pas plaatsvinden nadat de klasseerinstallatie is verwijderd. Verwacht wordt dat de klasseerinstallatie nog tien à vijftien jaar in bedrijf is en valt buiten de looptijd van dit bestemmingsplan. De plannen voor de inrichting van dit gebied zullen dan ook in een later stadium worden uitgewerkt. Deze strook zal recreatief en/of natuurlijk worden ingericht.
In deze paragraaf zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden voor de uitbreiding en verdieping van de zandwinplas beschreven. Bij de totstandkoming van de uitgangspunten en randvoorwaarden is gebruik gemaakt van informatie van het waterschap Hunze en Aa's. Daarnaast is gebruik gemaakt van de handreiking watertoets 3.
Oppervlaktewater
Uitgangspunt is dat ingrepen geen nadelige effecten hebben op het plangebied en op de omgeving. De aanvoersloot in het noordoosten wordt verlegd, waarbij de in overleg met het waterschap opgestelde uitgangspunten met betrekking tot dimensionering worden gehanteerd. De huidige overstortbuis blijft intact, waardoor het waterpeil van N.A.P. -1,00 m wordt gewaarborgd.
Riolering
Bij de wijziging van de bestemming voor de zandwinplas zal er een beheerdergebouw geplaatst worden. In dit gebouw komt een enkele toiletvoorziening, voorgenomen is om dit aan te sluiten op de reeds bestaande ondergrondse tank. In overleg met de gemeente dient onderzocht te worden of deze tank groot genoeg is om deze toename in vervuilingseenheden aan te kunnen.
Waterkwaliteit
Het waterschap heeft als uitgangspunt dat nieuw verhard oppervlak afgekoppeld dient te worden. Bij toename van het verhard oppervlak dienen de mogelijkheden voor afkoppelen onderzocht te worden. Afkoppelingsmogelijkheden kunnen gevonden worden in de plas. Mocht er sprake zijn van vervuiling van het verhard oppervlak door voertuigen dient het hemelwater vanaf het verhard oppervlak in een bodempassage te stromen. Vervolgens kan het hemelwater in de bodempassage infiltreren waardoor mogelijke vervuiling achterblijft. Het hemelwater komt na infiltratie terecht in het grondwater en stroomt vervolgens richting de plas.
Grondwater
Uitgangspunt is dat de ingrepen geen nadelige effect hebben op het plangebied en op de omgeving. Aan de westzijde is in juli 2011 een ondiepe 'zwembaai' toegevoegd. De verwachting is dat dit weinig tot geen effect heeft op de grondwaterstand in de omgeving.
Rond de zandwinning zijn zanden aanwezig tot een diepte van zeker 80 m – maaiveld. Alleen enkele boringen laten discontinue kleilagen zien. Metingen van de grondwaterstanden op verschillende diepten binnen dit pakket laten dezelfde orde grootte van stijghoogten zien. Geconcludeerd kan worden dat er, geohydrologisch gezien, sprake is van één watervoerend pakket. De oppervlaktewaterstand in de winning volgt de grondwaterstanden en is dus in goede hydrologische verbinding met het grondwater.
De verdieping van de zandwinning tot 60 m. beneden het maaiveld blijft binnen hetzelfde watervoerend pakket, waarbinnen slechts geringe stijghoogteverschillen bestaan. De verwachting is dat de uitbreiding en verdieping geen significante verandering van zowel de ondiepe als diepe grondwaterstanden en stroming tot gevolg heeft.
Ondiepe (freatische) grondwaterstanden rondom de zandwinning tonen hetzelfde niveau en verloop van zowel de diepere stijghoogten binnen het watervoerend pakket als van het oppervlaktewater in de zandwinning. Omdat er in de huidige situatie geen significant verschil is tussen het waterniveau in de plas en de ondiepe grondwaterstand, zal de uitbreiding naar het noorden naar verwachting geen invloed hebben op de grondwaterstand in het bosperceel en de landbouwkundige percelen rond de uitbreidingslocatie.
Om mogelijke effecten te monitoren worden er peilbuizen geplaatst in het bosperceel ten noorden van de zandwinplas gedurende de uitbreiding van de winning en tot een jaar na afronding van de zandwinning. De waterstand in de nieuw te plaatsen peilbuizen en in de zandwinplas dienen te worden geregistreerd met behulp van een datalogger.
Recreatie
In de toekomstige situatie wordt er vanzelfsprekend aandacht besteed aan de inrichting van de plas, waarbij er sprake dient te zijn van een multifunctioneel karakter. Het gaat hierbij om zandwinning, recreatie, natuur- en landschapswaarden. In de huidige situatie zijn de oevers nog niet allemaal vrij toegankelijk, vanwege de zandwinning. Na afronding van de zandwinning kunnen de oevers, in aansluiting op de gemeentelijke plannen, een functie krijgen voor recreatie.
Beheer en onderhoud
Het waterschap streeft ernaar om het hoofdwatersysteem in eigendom, beheer en onderhoud te hebben. Daarnaast moeten er langs hoofdwatergangen beschermingszones van 5 meter gevrijwaard blijven van obstakels. Obstakels kunnen bijvoorbeeld zijn: heggen, afrastering, bomen, schuttingen, schuurtjes, verharde paden. Alle werken binnen de beschermingszone dienen via een Keurontheffing te worden aangemeld. Hier zal in de planvorming rekening mee gehouden moeten worden.
Waterschap Hunze en Aa's is in het kader van de watertoets geïnformeerd over het plan en is gevraagd naar haar uitgangspunten en wensen. In deze definitieve waterparagraaf zijn de aanvullende uitgangspunten en wensen van het waterschap meegenomen. Waterschap Hunze en Aa's heeft hierbij een positief wateradvies gegeven.