direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Bodem
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01

Regels

Preambule

Dit plan beoogt de regels voor het thema bodem te wijzigen voor het ambtsgebied van Molenlanden. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Molenlanden.

De in dit omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk [22a] van het omgevingsplan van de gemeente Molenlanden.

In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden.

In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.

Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening Omgevingsloket.nl

Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op artikel 1.1 van het Omgevingsplan gemeente Molenlanden gelden voor de toepassing van het TAM-omgevingsplan Bodem met identificatienummer NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01 van de gemeente Molenlanden; de volgende begripsbepalingen:

  • 1. Asbestgevoelige locatie: openbare kinderspeelplaatsen, achtertuinen bij woningen, volkstuinen, tuinen en verhardingen die horen bij een school en openbare plantsoenen in woonwijken.
  • 2. Volks-/Moestuin: een perceel grond dat geen deel uitmaakt van de grond waarop de woning van de gebruiker staat, waarop de gebruiker gewassen kweekt voor eigen gebruik. https://www.raadvanstate.nl/@79278/201012315-1-r1
  • 3. Bodemfunctieklassen: de klassen die zijn vastgelegd in de bodemfunctiekaart. De meest actuele versie van de bodemfunctiekaart is te vinden via de website www.ozhz.nl/
  • 4. Bodemkwaliteitsklassen: de klassen die zijn vastgelegd in de bodemkwaliteitskaarten. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaarten is te vinden via de website www.ozhz.nl/;
  • 5. Bodemonderzoek: onderzoeken als bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving
  • 6. Bodemgevoelige locatie: een bodemgevoelige locatie als bedoeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving in artikel 5.89h
  • 7. Grondwatergevoelige locatie: een locatie als bedoeld in artikel 7.28 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening
  • 8. Grondwatergevoelig gebouw: een gebouw als bedoeld in artikel 7.27 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening
  • 9. Grondwaterverontreiniging: een verontreiniging als bedoeld in artikel 7.30 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening (ZHOV)
  • 10. Grondstabilisatie: het stabiliseren van de bodem tot een stabilisaat als gevolg van de toevoeging van bindmiddelen aan de bodem.
  • 11. Bindmiddelen: niet-vormgegeven stoffen die aan de bodem worden toegevoegd met als resultaat dat samen met de in de bodem aanwezige grond een stabilisaat ontstaat, waaronder in ieder geval kalk, cement en gips.
  • 12. Metaalslakken: metaalslakken zoals hoogovenslak, fosforslak, gieterijslak, koperslak of LD-staalslak.
  • 13. Hoogovenslak: slak die is vrijgekomen bij de bereiding van ruwijzer in een hoogoven.
  • 14. LD-staalslak: slak die vrijkomt bij de bereiding van staal volgens de methode van Linz-Donawitz.
  • 15. Toepassingszones: de zones die zijn vastgelegd in de toepassingskaart, dit is een combinatie van bodemkwaliteitskaarten en bodemfunctiekaarten. De meest actuele versie van de toepassingskaart is te vinden via de website www.ozhz.nl/;

Artikel 2 Toepassingsbereik

1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, d, e f, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet blijven van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.

2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie [TAM-omgevingsplan Bodem], waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hoofdstuk 2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving

Artikel 3 Algemene bepalingen bodem

3.1 Aanwijzing bodembeheergebied met bijbehorende bodemkwaliteitskaarten

Er is een 'bodembeheergebied Zuid-Holland Zuid grond en baggerspecie', bestaande uit de gemeenten Hoeksche Waard, Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Dordrecht, Alblasserdam, Papendrecht, Sliedrecht, Hardinxveld-Giessendam, Molenlanden en Gorinchem, met daarbinnen 'bodemkwaliteitsklassen' en 'toepassingszones' voor het toepassen van grond of baggerspecie op of in de landbodem en voor het afwijken via een maatwerkvoorschrift van de kwaliteitseisen voor het toepassen van grond of baggerspecie op grond van de artikelen 4.1273, 4.1275 en 4.1279 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

3.2 bodemfunctieklasse landbouw/natuur

De locatie 'bodemfunctieklasse landbouw/natuur' is aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse landbouw/natuur zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

3.3 bodemfunctieklasse wonen

De locatie 'bodemfunctieklasse wonen' is aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse wonen zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

3.4 bodemfunctieklasse industrie

De locatie 'bodemfunctieklasse industrie' is aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse industrie zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Hoofdstuk 3 Activiteiten

Artikel 4 Algemeen

4.1 Oogmerken bodem

De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:

  • a. het waarborgen van de veiligheid;
  • b. het beschermen van de gezondheid;
  • c. het beschermen van het milieu;
  • d. het zuinig gebruik van energie en grondstoffen; en
  • e. een doelmatig beheer van afvalstoffen.
4.2 Maatwerkvoorschriften bodem

Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over de artikelen 4 tot en met 13 met uitzondering van de beperking voor maatwerkvoorschriften ten aanzien van grondwatersanering zoals gesteld in artikel 9.10 Maatwerkvoorschrift grondwaterverontreiniging.

4.3 Aanwijzing activiteiten

Als activiteiten op of in de bodem worden aangewezen:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging met meer dan 30 cm;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en aanleggen van drainage, dieper dan 30 cm onder maaiveld; en
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van watergangen;
  • d. het graven in de bodem;
  • e. het zeven van de uitkomende grond op dezelfde locatie;
  • f. het tijdelijk opslaan van grond op de locatie van het graven;
  • g. het terugplaatsen van grond na afloop van tijdelijk uitnemen van grond.

Artikel 5 Toepassen van grond of baggerspecie

5.1 Toepassingsbereik toepassen van grond of baggerspecie

Deze paragraaf gaat over de activiteit het 'toepassen van grond of baggerspecie op of in de landbodem'.

5.2 Oogmerken toepassen grond of baggerspecie

De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het voorkomen van achteruitgang of verslechtering van de bestaande gebiedskwaliteit, waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.

5.3 Verbod toepassen thermische gereinigde grond

Met het oog op het beschermen van het milieu is het, in afwijking van paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving, verboden thermisch gereinigde grond toe te passen.

5.4 Bodemvreemd materiaal in toe te passen grond of baggerspecie
5.4.1 A

Met het oog op het beschermen van het milieu wordt, in afwijking van artikel 4.1271, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, binnen de bodemfunctieklassen landbouw/natuur en wonen alleen grond of baggerspecie toegepast, als daarin niet meer dan 5 gewichtsprocent steenachtig materiaal of hout voorkomt.

5.4.2 B

Het eerste lid is niet van toepassing op een grootschalige toepassing, als bedoeld in artikel 4.1274 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van de afdeklaag als bedoeld in het vierde lid van dat artikel.

5.5 Afwijkende kwaliteitseisen voor toepassen grond of baggerspecie
5.5.1 A

Met het oog op het beschermen van het milieu wordt, in aanvulling op artikel 4.1272, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, alleen grond of baggerspecie toegepast als deze voldoet aan de kwaliteitseisen en bijbehorende zones als bepaald in tabel 5.5.1 A.

Tabel 5.5.1 A afwijkende kwaliteitseisen voor toepassen grond of baggerspecie

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01_0002.png"

5.5.2 B

Met het oog op het gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen is het toepassen van grond of baggerspecie van een kwaliteit die voor de stof nikkel niet voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 4.1272, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in afwijking van dat artikel toegestaan als de toe te passen grond of baggerspecie:

  • a. voor de andere stoffen voldoet aan die kwaliteitseisen;
  • b. afkomstig is uit en toegepast wordt binnen de locatie 'bodembeheergebied grond en baggerspecie'; en
  • c. voor de stof nikkel voldoet aan de kwaliteitseisen in tabel 5.5.2 B die gelden voor de zone waar de grond of baggerspecie wordt toegepast.

Tabel 5.5.2 B: afwijkende kwaliteitseisen voor toepassen grond of baggerspecie

5.6 Afwijkende kwaliteitseisen voor toepassen van baggerspecie

5.6 Afwijkende kwaliteitseisen voor toepassen van baggerspecie

5.6.1 A

Met het oog op het beschermen van het milieu wordt in aanvulling op artikel 4.1278, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, alleen baggerspecie toegepast als deze voldoet aan de kwaliteitseisen als bepaald in tabel 5.6.1 A.

Tabel 5.6.1 A: afwijkende kwaliteitseisen voor verspreiden op de landbodem geschikte baggerspecie

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01_0003.png"

5.6.2 B

Het eerste lid is niet van toepassing als de baggerspecie wordt verspreid op een naastgelegen perceel of op percelen die reeds belast zijn met chloride in gehalten boven de kwaliteitseis. Dit dient middels een (water)bodemonderzoek of beheerplan te zijn aangetoond.

5.7 Afwijkende kwaliteitseisen toepassen grond of baggerspecie voor wegbermen buiten bebouwde kom
5.7.1 A

Met het oog op het beschermen van het milieu wordt, in aanvulling op artikel 4.1272, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bij wegbermen buiten de bebouwde kom alleen grond of baggerspecie toegepast met de kwaliteitsklassen wonen of landbouw/natuur.

5.7.2 B

Onder een wegberm buiten de bebouwde kom wordt verstaan: een strook grond langs een weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet of langs een spoorweg, die buiten de bebouwde kom van de gemeente ligt. Een afstand van 10 meter geldt daarbij als maximale bermbreedte, gemeten vanaf de verhardingskant.

5.8 Afwijkende kwaliteitseisen toepassen grond of baggerspecie voor bedrijventerreinen
5.8.1 A

Met het oog op het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen is het toepassen van grond of baggerspecie van een kwaliteit die niet voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 4.1272, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in afwijking van dat artikel toegestaan als de toe te passen grond of baggerspecie:

  • a. afkomstig is uit het 'bodembeheergebied grond en baggerspecie' en toegepast wordt op een bedrijventerrein met een oppervlakte groter dan 2 hectare; en
  • b. de grond of baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseisen van de kwaliteitsklassen industrie, wonen of landbouw/natuur, bedoeld in artikel 25d, tweede en derde lid van het Besluit bodemkwaliteit.
5.9 Afwijkende kwaliteitseisen toepassen grond of baggerspecie PFAS

Met het oog op het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen is het toepassen van grond of baggerspecie van een kwaliteit die voor de stoffen PFOA (perfluoroctaanzuur), PFOS (perfluoroctaansulfonaten) en overige PFAS (per- en polyfluoralkylstoffen) niet voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 4.1272, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in afwijking van dat artikel toegestaan als de toe te passen grond of baggerspecie:

  • a. voor de andere stoffen voldoet aan die kwaliteitseisen;
  • b. afkomstig is uit en toegepast wordt binnen het gebied 'zone B PFAS zonekaart'; en
  • c. voor de stoffen PFOA en PFOS voldoet aan de kwaliteitseisen in tabel 5.9 die gelden voor de zone waar de grond of baggerspecie wordt toegepast.

Tabel 5.9: afwijkende kwaliteitseisen zone B

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01_0004.png"

5.10 Maatwerkregel milieukwaliteitseisen toepassen grond of baggerspecie
5.10.1 A

Voor zover de milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 4.1272, derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bestaat uit een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart, wordt ook met een verkennend bodemonderzoek aangetoond dat aan het eerste en tweede lid van artikel 4.1272 van dat besluit wordt voldaan.

5.10.2 B

In aanvulling op het eerste lid wordt het verkennend bodemonderzoek:

  • a. verricht overeenkomstig de onderzoeksstrategieën voor (grootschalige) onverdachte locaties, bedoeld in NEN 5740;
  • b. gebaseerd op een vooronderzoek dat overeenkomstig NEN 5725 is verricht waarbij het standaard stoffenpakket is aangevuld met andere verontreinigende stoffen die op grond van historie van de te onderzoeken locatie kunnen worden verwacht;
  • c. niet gedaan naar de kwaliteit van het grondwater.

5.11 Maatwerkregel gegevens en bescheiden toepassen grond of baggerspecie
5.11.1 A

Artikel 4.1267, tweede lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving geldt niet.

5.11.2 B

In aanvulling op artikel 4.1267, eerste lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden ook de volgende rapporten verstrekt:

  • a. een verkennend bodemonderzoek als bedoeld in artikel 5.10 Maatwerkregel milieukwaliteitseisen toepassen grond of baggerspecie als de milieuverklaring bodemkwaliteit bestaat uit een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart;
  • b. een rapport van een bodemonderzoek als de milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in dat onderdeel, bestaat uit een verklaring op grond van een bodemonderzoek; en
  • c. een rapport van een partijkeuring als de milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in dat onderdeel, bestaat uit een verklaring op grond van een partijkeuring.
5.11.3 C

In aanvulling op artikel 4.1267 in het Besluit activiteiten leefomgeving worden extra gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt in verband met de risico's bij de toepassing van grond of baggerspecie.

Artikel 6 Toepassen van bouwstoffen

6.1 Toepassingsbereik toepassen van bouwstoffen

Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'het toepassen van bouwstoffen op of in de landbodem'.

6.2 Oogmerken toepassen van bouwstoffen

De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het voorkomen van schade aan het milieu door het gebruik van bouwstoffen waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.

6.3 Verbod toepassen van AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken

Met het oog op het beschermen van het milieu is het, in afwijking van paragraaf 4.123 van het Besluit activiteit leefomgeving, verboden AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken bestaan toe te passen.

Artikel 7 Opslaan van grond en baggerspecie

7.1 Toepassingsbereik opslaan van grond en baggerspecie

Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van zonder bewerking herbruikbare grond of baggerspecie'.

7.2 Oogmerken opslaan van grond en baggerspecie

De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het voorkomen van achteruitgang of verslechtering van de bestaande gebiedskwaliteit, waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.

7.3 Afscherming bij opslaan grond
7.3.1 A

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met bodembedreigende stoffen wordt, in aanvulling op paragraaf 4.122 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bij het opslaan van grond van de kwaliteitsklasse landbouw/natuur, wonen en industrie:

  • a. het depot grond afgeschermd van de omgeving, en
  • b. indien sprake is van asbesthoudende grond: de bovenzijde van het depot met een zeil afgedekt. Er is sprake van asbesthoudende grond als meer dan 10 mg/kg ds asbest aanwezig is in de grond of als asbesthoudend materiaal zichtbaar aanwezig is in de partij grond.

7.3.2 B

Het eerste lid is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

7.4 Maatwerkregel gegevens en bescheiden: beëindigen activiteit

In aanvulling op artikel 5.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden aan het bevoegd gezag de resultaten van het bodemonderzoek verstrekt in het bestandsformaat XML.

Artikel 8 Graven in de bodem

8.1 Oogmerken graven in de bodem

De regels in artikel 8 Graven in de bodem zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het zuinig gebruik van energie en grondstoffen en doelmatig beheer van afvalstoffen waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.

8.2 Toepassingsbereik graven in de bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit

Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit', bedoeld in bijlage IIA van het Besluit activiteiten leefomgeving, als het bodemvolume waarin wordt gegraven meer is dan 25 m3.

8.3 Maatwerkregel graven in de bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit

Paragraaf 4.119 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ook van toepassing op het graven in bodem met een gehalte PFOA (perfluoroctaanzuur) onder of gelijk aan 0,060 mg/kg droge stof.

8.4 Maatwerkregel gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit

In aanvulling op artikel 4.1220 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden tenminste een week voor het begin van de activiteit aan het bevoegd gezag extra gegevens en bescheiden verstrekt in verband met de risico's bij de het graven in de bodem.

8.5 Toepassingsbereik graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit

Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit', bedoeld in bijlage IIA van het Besluit activiteiten leefomgeving, als het bodemvolume waarin wordt gegraven meer is dan 25 m3.

8.6 Maatwerkregel graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit

Paragraaf 4.120 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ook van toepassing op het graven in bodem met een gehalte PFOA (perfluoroctaanzuur) van meer dan 0,060 mg/kg droge stof.

8.7 Maatwerkregel indieningsvereisten: voor het begin van de activiteit

In aanvulling op artikel 4.1225, tweede lid, onder a, Besluit activiteiten leefomgeving, worden de resultaten van een bodemonderzoek ook verstrekt in het bestandsformaat XML.

8.8 Maatwerkregel gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit

In aanvulling op artikel 4.1226 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden tenminste vier weken voor het begin van de activiteit aan het bevoegd gezag extra gegevens en bescheiden verstrekt in verband met de risico's bij het graven in de bodem.

Artikel 9 Saneren van de bodem

9.1 Oogmerken saneren van de bodem

De regels in Artikel 9 Saneren van de bodem zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op:

  • a. het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van bodem en de chemische en ecologische kwaliteit van watersysteem;
  • b. het beschermen van het milieu waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.
9.2 Toepassingsbereik saneren

Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'saneren van de bodem'.

9.3 Maatwerkregel saneringsaanpak: aanbrengen duurzaam aaneengesloten verhardingslaag

9.3.1 A

Met het oog op het beschermen van het milieu kan, in afwijking van artikel 4.1241, derde en vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, een afdeklaag worden toegepast bestaande uit:

  • a. een halfopen verharding als hieronder tenminste 10 cm grond van de kwaliteit landbouw/natuur aanwezig is en de grond in de halfopen verharding ook van de kwaliteitsklasse landbouw/natuur is;
  • b. een boomrooster; of
  • c. een gelijkwaardige maatregel die hetzelfde doel bereikt.

9.3.2 B

Voor een gelijkwaardige maatregel, bedoeld in het eerste lid onder c, is toestemming als bedoeld in artikel 4.7 van de wet niet vereist.

9.4 Maatwerkregel saneringsaanpak: aanbrengen laag grond of baggerspecie

Met het oog op het zuinig gebruik van energie en grondstoffen en het beschermen van het milieu heeft, in afwijking van artikel 4.1241, derde lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, een laag grond of baggerspecie die wordt aangebracht als afdeklaag de minimale dikte opgenomen in tabel 9.4 voor het betreffende bodemgebruik.

Tabel 9.4: minimale dikte van de afdeklaag

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01_0005.png"

9.5 Maatwerkregel saneringsaanpak: terugsaneerwaarden lood en PFOA bij verwijdering van verontreiniging

Met het oog op het beschermen van de gezondheid en de kwaliteit van de bodem wordt, in

afwijking van artikel 4.1242 van het Besluit activiteiten leefomgeving, verontreiniging van de bodem verwijderd door de grond te ontgraven totdat de stof die boven de waarde, bedoeld in artikel 12.4 Waarde toelaatbare kwaliteit van een bodemgevoelige locatie was aangetroffen, niet meer voorkomt in een concentratie hoger dan de waarde opgenomen in tabel 9.5 voor de betreffende zone.

Tabel 9.5: Terugsaneerwaarden bij verwijderen van verontreiniging

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01_0006.png"

9.6 Maatwerkregel saneringsaanpak: uitdampen naar bodemgevoelig gebouw bij verwijderen van verontreiniging

Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van de kwaliteit van de bodem wordt, in afwijking van artikel 4.1240 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor het saneren van de bodem op een bodemgevoelige locatie met vluchtige stoffen in de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, bedoeld in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving, de sanering uitsluitend uitgevoerd volgens de saneringsaanpak verwijderen van verontreiniging, bedoeld in artikel 4.1242 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

9.7 Maatwerkregel indieningsvereisten melding saneren

In aanvulling op artikel 4.1236, tweede lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de resultaten van een bodemonderzoek ook verstrekt in het bestandsformaat XML.

9.8 Maatwerkregel gegevens en bescheiden aan het begin van de activiteit saneren

In aanvulling op artikel 4.1237 in het Besluit activiteiten leefomgeving worden ten minste vier weken voor het begin van de activiteit extra gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt in verband met de risico's bij het saneren van de bodem.

9.9 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het saneren van de bodem ter uitvoering van een bronaanpak als bedoeld in artikel 7.32, eerste lid, onder a van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

9.10 Maatwerkvoorschrift grondwaterverontreiniging

Een maatwerkvoorschrift voor een andere saneringsaanpak dan bedoeld in artikel 4.1240 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt alleen gesteld als deze saneringsaanpak leidt tot het beperken of voorkomen van een inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit de vaste bodem naar het grondwater.

9.11 Maatwerkregel saneringsaanpak grondwaterverontreiniging
9.11.1 A

Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van de kwaliteit van de bodem wordt, in afwijking van artikel 4.1240 van het Besluit activiteiten leefomgeving: de sanering uitsluitend uitgevoerd volgens de saneringsaanpak verwijderen van verontreiniging als bedoeld in artikel 4.1242 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

9.11.2 B

In afwijking van het eerste lid, kan de saneringsaanpak afdekken, bedoeld in artikel 4.1241 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden toegepast indien:

  • a. de afdeklaag bestaat uit een duurzaam aaneengesloten verhardingslaag als bedoeld in artikel 4.1241, derde lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
  • b. aannemelijk wordt gemaakt dat de saneringsaanpak leidt tot het beperken of voorkomen van een inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit de vaste bodem naar het grondwater.
9.12 Maatwerkregel gegevens en bescheiden bij begin van de grondwaterbodemactiviteit

In aanvulling op artikel 4.1237 van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt ook een afschrift van de gegevens en bescheiden aan gedeputeerde staten verstrekt.

9.13 Maatwerkregel gegevens en bescheiden bij beëindiging van de grondwaterbodemactiviteit

Ten hoogste vier weken na het beëindigen van de sanering wordt een afschrift van het evaluatieverslag, bedoeld in artikel 4.1246, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, aan gedeputeerde staten verstrekt.

Artikel 10 Nazorg

10.1 Toepassingsbereik nazorg

Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van nazorg als:

  • a. saneren van de bodem heeft plaatsgevonden, waarbij een afdeklaag is aangebracht die blootstelling van mensen aan verontreiniging op of in de bodem voorkomt, op grond van:
    • 1. het Besluit activiteiten leefomgeving;
    • 2. dit omgevingsplan;
    • 3. een omgevingsvergunning; of
    • 4. een maatwerkvoorschrift; of
  • b. tijdelijke beschermingsmaatregelen zijn getroffen die de bron van verontreiniging niet wegnemen maar blootstelling aan de verontreiniging voorkomen in verband met een toevalsvondst als bedoeld in artikel 19.9a van de Omgevingswet.
10.2 Nazorg na afloop van saneren van de bodem

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, treft de eigenaar, erfpachter of gebruiker van een locatie binnen de locatie 'locaties nazorg Omgevingswet' de noodzakelijke maatregelen gericht op het voor onbepaalde tijd in stand houden en onderhouden of vervangen van de aangebrachte afdeklaag.

10.3 Nazorg tijdelijke beschermingsmaatregelen bij toevalsvondst

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, treft de eigenaar, gebruiker of erfpachter van een locatie opgenomen binnen de locatie 'locaties nazorg Omgevingswet' de noodzakelijke maatregelen gericht op het voor onbepaalde tijd in stand houden en onderhouden of vervangen van de tijdelijke beschermingsmaatregelen.

Artikel 11 Historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico

11.1 Toepassingsbereik historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico

Deze paragraaf is van toepassing op een activiteit op een locatie waarvoor voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet een beschikking is vastgesteld krachtens artikel 29 in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of een nader bodemonderzoek dat voldoet aan NTA 5755, waarin is vastgesteld dat bij het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging geen sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.

11.2 Oogmerken historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico

De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het beschermen van het milieu, waaronder het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van bodem en de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen.

11.3 Mitigerende maatregelen historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico
11.3.1 A

Degene die een activiteit als bedoeld in artikel 11.1 Toepassingsbereik historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico verricht, neemt in het belang van de bescherming van de bodem maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd om verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen of te beperken of, als dat redelijkerwijs mogelijk is in samenhang met de activiteit die wordt verricht, ongedaan te maken.

11.3.2 B

Degene die een activiteit als bedoeld in artikel 11.1 Toepassingsbereik historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico verricht, neemt in het belang van het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen maatregelen om verdere verontreiniging van het grondwater, al dan niet indirect vanuit de vaste bodem, te voorkomen of te beperken, of als dat redelijkerwijs mogelijk is in samenhang met de activiteit die wordt verricht, ongedaan te maken.

Artikel 12 Bouwen van een bodemgevoelig gebouw

12.1 Toepassingsbereik bouwen van een bodemgevoelig gebouw
12.1.1 A

Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie'.

12.1.2 B

Onder een bodemgevoelig gebouw wordt verstaan:

  • a. een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat de bodem raakt; of
  • b. een woonschip of woonwagen.
12.2 Oogmerken bouwen van een bodemgevoelig gebouw

De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu, waaronder het beschermen en verbeteren van de kwaliteit bodem en de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen.

12.3 Aanwijzing vergunningplichtig geval bouwen van een bodemgevoelig gebouw

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de activiteit 'bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie' uit te voeren, voor zover de activiteit 'gebouw bouwen', 'bijbehorend bouwwerk bouwen' of 'bouwactiviteit' als vergunningplichtig is aangewezen in dit omgevingsplan

12.4 Waarde toelaatbare kwaliteit van een bodemgevoelige locatie
12.4.1 A

Voor de stoffen, bedoeld in bijlage XIIIa van het Besluit kwaliteit leefomgeving, gelden de interventiewaarden bodemkwaliteit, bedoeld in bijlage IIA van het Besluit activiteiten leefomgeving, als de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie.

12.4.2 B

Er is sprake van een overschrijding van de toelaatbare kwaliteit als voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie in meer dan 25 m3 bodemvolume hoger is dan de interventiewaarde bodemkwaliteit.

12.4.3 C

In afwijking van het tweede lid is het zinsdeel "in meer dan 25 m3 bodemvolume" niet van toepassing op de stof asbest.

12.4.4 D

In afwijking van het eerste lid zijn voor lood de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem opgenomen in tabel 12.4.

12.4.5 E

In afwijking van het eerste lid zijn voor PFOA de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem opgenomen in tabel 12.4.

Tabel 12.4: waarde toelaatbare kwaliteit van de bodem voor lood en PFOA per gebruiksfunctie

afbeelding "i_NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01_0007.png"

12.5 Maatregelen bij overschrijding waarde toelaatbare kwaliteit van een bodemgevoelige locatie

Het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een locatie waar sprake is van een overschrijding van de waarde voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem is uitsluitend toegestaan als een sanering van de bodem wordt uitgevoerd volgens paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

12.6 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning bouwen van een bodemgevoelig gebouw
12.6.1 A

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie' worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

12.6.2 B

De resultaten van een bodemonderzoek worden ook verstrekt in het bestandsformaat XML.

12.7 Specifieke beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwen van een bodemgevoelig gebouw
12.7.1 A

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie wordt alleen verleend als:

  • a. de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem niet worden overschreden;
  • b. bij overschrijding van de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem, als bedoeld in artikel 12.4 Waarde toelaatbare kwaliteit van een bodemgevoelige locatie: als aannemelijk is dat een sanerende of andere beschermende maatregel wordt getroffen. Een sanerende of andere beschermende maatregel is in ieder geval een sanering overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

12.7.2 B

Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van risico's voor de gezondheid, voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning als het bevoegd gezag van oordeel is dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, maar door het stellen van voorschriften nog geschikt kan worden gemaakt.

12.8 Meldplicht bouwen van een bodemgevoelig gebouw
12.8.1 A

Het is verboden een bodemgevoelig gebouw te bouwen op een bodemgevoelige locatie zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.

12.8.2 B

Het eerste lid is niet van toepassing als de bouwactiviteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit omgevingsplan.

12.9 Indieningsvereisten melding bouwen van een bodemgevoelig gebouw
12.9.1 A

Een melding als bedoeld in artikel 12.8 Meldplicht bouwen van een bodemgevoelig gebouw bevat:

  • a. de resultaten van een bodemonderzoek;
  • b. de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht;
  • c. het adres waarop de bouwactiviteit wordt verricht;
  • d. de dagtekening; en
  • e. bij overschrijding van een waarde als bedoeld in artikel 12.4 Waarde toelaatbare kwaliteit van een bodemgevoelige locatie de gegevens en bescheiden die aannemelijk maken dat een sanerende of andere beschermende maatregel wordt getroffen.

12.9.2 B

Dit artikel is niet van toepassing als de bouwactiviteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit omgevingsplan.

12.9.3 C

De resultaten van een bodemonderzoek worden ook verstrekt in het bestandsformaat XML.

12.10 Gegevens en bescheiden na het bouwen op een bodemgevoelige locatie

Bij overschrijding van een waarde van de toelaatbare kwaliteit van de bodem wordt een bodemgevoelig gebouw of een gedeelte daarvan op een bodemgevoelige locatie alleen in gebruik genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de maatregelen, bedoeld in artikel 12.5 Maatregelen bij overschrijding waarde toelaatbare kwaliteit van een bodemgevoelige locatie, zijn getroffen.

Artikel 13 Bouwen van een grondwatergevoelig gebouw

13.1 Toepassingsbereik bouwen van een grondwatergevoelig gebouw
13.1.1 A

Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie' als bedoeld in paragraaf 7.3.5.1 Toelaten van een bouwactiviteit op een grondwatergevoelige locatie van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

13.1.2 B

Onder een significante verontreiniging van het grondwater wordt verstaan een significante verontreiniging van het grondwater als bedoeld in artikel 3.131 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

13.2 Aanwijzing vergunningplichtig geval bouwen van een grondwatergevoelig gebouw

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de activiteit 'bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie' uit te voeren, voor zover de activiteit 'gebouw bouwen', 'bijbehorend bouwwerk bouwen' of 'bouwactiviteit' als vergunningplichtig is aangewezen in dit omgevingsplan.

13.3 Voorafgaand grondwateronderzoek
13.3.1 A

Het bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie is alleen toegestaan als onderzocht is of sprake is van een verontreiniging van het grondwater als bedoeld in artikel 7.30 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

13.3.2 B

Aan het eerste lid wordt voldaan door:

  • a. het verrichten van voorafgaand bodemonderzoek, of
  • b. het overleggen van een beschikking krachtens artikel 29 in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, waarin is vastgesteld dat bij het huidig dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of bij een mogelijke verspreiding van een verontreiniging, geen sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.

13.4 Risicobeoordeling grondwaterkwaliteit
13.4.1 A

Het bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie bij een verontreiniging van grondwater als bedoeld in artikel 7.30 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening is uitsluitend toegestaan als een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit is uitgevoerd overeenkomstig paragraaf 3.4.2 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

13.4.2 B

Het eerste lid is niet van toepassing als de bron van verontreiniging van het grondwater:

  • 1. zich niet langer bevindt in de vaste bodem van de grondwatergevoelige locatie, tenzij uit het vooronderzoek bodem, bedoeld in artikel 5.7a van het Besluit activiteiten leefomgeving, of een beschikking als bedoeld in artikel 13.3 Voorafgaand grondwateronderzoek, tweede lid, onder b, blijkt dat er sprake is van een zak- of drijflaag; of
  • 2. zich in de vaste bodem van de grondwatergevoelige locatie bevindt en diffuus van aard is.
13.4.3 C

Het eerste lid is ook niet van toepassing als de verontreiniging van grondwater:

  • 1. het gevolg is van natuurlijk verhoogde achtergrondconcentratie; of
  • 2. een restverontreiniging na het uitvoeren van een grondwatersanering betreft en als zodanig is opgenomen in een evaluatieverslag als bedoeld in artikel 3.141e van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening of een beschikt evaluatieverslag als bedoeld in artikel 39c van de Wet bodembescherming, zoals dit artikel luidde voor inwerkingtreding van de Omgevingswet.

13.5 Sanerende maatregelen bij significante grondwaterverontreiniging
13.5.1 A

Het bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie is alleen toegestaan als de volgende sanerende maatregelen worden getroffen:

  • a. een bronaanpak overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving als na uitvoering van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit blijkt dat er sprake is van een significante grondwaterverontreiniging; of
  • b. een grondwatersanering, zoals bepaald in paragraaf 3.4.3 van de Zuid-Hollandse omgevingsverordening indien sprake is van een significante grondwaterverontreiniging die direct aandacht behoeft vanuit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit.

13.5.2 B

Het eerste lid, aanhef onder b, is niet van toepassing indien sprake is van een diffuse grondwaterverontreiniging, waarbij geen specifieke bron van verontreiniging aanwijsbaar is. 

13.6 Beoordelingsregel omgevingsvergunning bouwen van een grondwatergevoelig gebouw

De omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie' wordt alleen verleend als aannemelijk is gemaakt dat sanerende maatregelen als bedoeld in artikel 13.5 Sanerende maatregelen bij significante grondwaterverontreiniging worden getroffen.

13.7 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning en informatieplicht bouwen van een grondwatergevoelig gebouw
13.7.1 A

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie wordt het voorafgaand onderzoek, bedoeld in artikel 13.3 Voorafgaand grondwateronderzoek, verstrekt.

13.7.2 B

De resultaten van het voorafgaand onderzoek worden ook verstrekt in het bestandsformaat XML

13.7.3 C

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt ook een afschrift verstrekt van de volgende gegevens en bescheiden:

  • 1. indien sprake is van een verontreiniging van grondwater:
  • i. een afschrift van de gegevens en bescheiden na verrichten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in artikel 3.132 van de Zuid-Hollandse omgevingsverordening, waarbij ten minste vier weken verstreken zijn nadat de gegevens en bescheiden aan Gedeputeerde Staten zijn verstrekt;
  • ii. de resultaten van het voorafgaand bodemonderzoek bedoeld in het eerste lid;
  • iii. de naam en het adres van degene die de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit heeft verricht;
  • iv. een onderbouwing van de daarbij toegepaste methode(n), bedoeld in artikel 3.126, tweede lid, Zuid-Hollandse Omgevingsverordening; en
  • v. de uitkomst van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit.

  • 3. indien sprake is van een significante grondwaterverontreiniging die direct aandacht behoeft: een afschrift van de aanvraag om omgevingsvergunning die aannemelijk maakt dat een grondwatersanering wordt verricht.
13.8 Meldplicht bouwen van een grondwatergevoelig gebouw
13.8.1 A

Het is verboden de activiteit 'bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie' uit te voeren zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.

13.8.2 B

Een melding bevat:

  • a. de naam en het adres van degene die de bouwactiviteit verricht;
  • b. het adres waar de bouwactiviteit wordt verricht;
  • c. de dagtekening;
  • d. het voorafgaand onderzoek, zoals bedoeld in artikel 13.3 Voorafgaand grondwateronderzoek;
  • e. de resultaten van het voorafgaand onderzoek worden ook verstrekt in het bestandsformaat XML;
  • f. als er sprake is van verontreiniging van grondwater; een afschrift van de gegevens en bescheiden na verrichten van de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit, bedoeld in artikel 3.132 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, waarbij ten minste vier weken verstreken zijn nadat de gegevens en bescheiden aan gedeputeerde staten zijn verstrekt;
  • g. als uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit volgt dat er sprake is van een significante grondwaterverontreiniging: een afschrift van de melding, bedoeld in artikel 4.1236 van het Besluit activiteiten leefomgeving, die aannemelijk maakt dat een bronaanpak als bedoeld in artikel 13.5 Sanerende maatregelen bij significante grondwaterverontreiniging wordt verricht; en
  • h. als uit de risicobeoordeling grondwaterkwaliteit volgt dat er sprake is van een significante grondwaterverontreiniging die direct aandacht behoeft: een afschrift van de aanvraag om een omgevingsvergunning die aannemelijk maakt dat een grondwatersanering als bedoeld in paragraaf 3.4.3 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening wordt verricht.
13.8.3 C

Dit artikel is niet van toepassing als voor de bouwactiviteit op grond van dit omgevingsplan een omgevingsvergunning is vereist.

13.9 Informatieplicht ingebruikname na maatregelen bouwen van een grondwatergevoelig gebouw

Bij aanwezigheid van een significante grondwaterverontreiniging als bedoeld in artikel 3.131, onder b of c, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, wordt een grondwatergevoelig gebouw of een gedeelte daarvan op een grondwatergevoelige locatie alleen in gebruik genomen na de bouwactiviteit, nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende maatregelen, bedoeld in artikel 13.5 Sanerende maatregelen bij significante grondwaterverontreiniging, zijn getroffen, of als de sanerende maatregelen nog in uitvoering zijn, de wijze waarop de ingebruikname van het grondwatergevoelige gebouw de sanerende maatregel niet belemmert.