Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Bodem |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01 |
Preambule
Dit plan beoogt de regels voor het thema bodem te wijzigen voor het ambtsgebied van Molenlanden. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Molenlanden.
De in dit omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk [22a] van het omgevingsplan van de gemeente Molenlanden.
In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden.
In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.
Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening Omgevingsloket.nl
Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
In aanvulling op artikel 1.1 van het Omgevingsplan gemeente Molenlanden gelden voor de toepassing van het TAM-omgevingsplan Bodem met identificatienummer NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01 van de gemeente Molenlanden; de volgende begripsbepalingen:
1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, d, e f, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet blijven van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie [TAM-omgevingsplan Bodem], waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1978.TAMOPBodem-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Er is een 'bodembeheergebied Zuid-Holland Zuid grond en baggerspecie', bestaande uit de gemeenten Hoeksche Waard, Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Dordrecht, Alblasserdam, Papendrecht, Sliedrecht, Hardinxveld-Giessendam, Molenlanden en Gorinchem, met daarbinnen 'bodemkwaliteitsklassen' en 'toepassingszones' voor het toepassen van grond of baggerspecie op of in de landbodem en voor het afwijken via een maatwerkvoorschrift van de kwaliteitseisen voor het toepassen van grond of baggerspecie op grond van de artikelen 4.1273, 4.1275 en 4.1279 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
De locatie 'bodemfunctieklasse landbouw/natuur' is aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse landbouw/natuur zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
De locatie 'bodemfunctieklasse wonen' is aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse wonen zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
De locatie 'bodemfunctieklasse industrie' is aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse industrie zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:
Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over de artikelen 4 tot en met 13 met uitzondering van de beperking voor maatwerkvoorschriften ten aanzien van grondwatersanering zoals gesteld in artikel 9.10 Maatwerkvoorschrift grondwaterverontreiniging.
Als activiteiten op of in de bodem worden aangewezen:
Deze paragraaf gaat over de activiteit het 'toepassen van grond of baggerspecie op of in de landbodem'.
De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het voorkomen van achteruitgang of verslechtering van de bestaande gebiedskwaliteit, waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.
Met het oog op het beschermen van het milieu is het, in afwijking van paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving, verboden thermisch gereinigde grond toe te passen.
Met het oog op het beschermen van het milieu wordt, in afwijking van artikel 4.1271, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, binnen de bodemfunctieklassen landbouw/natuur en wonen alleen grond of baggerspecie toegepast, als daarin niet meer dan 5 gewichtsprocent steenachtig materiaal of hout voorkomt.
Het eerste lid is niet van toepassing op een grootschalige toepassing, als bedoeld in artikel 4.1274 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van de afdeklaag als bedoeld in het vierde lid van dat artikel.
Met het oog op het beschermen van het milieu wordt, in aanvulling op artikel 4.1272, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, alleen grond of baggerspecie toegepast als deze voldoet aan de kwaliteitseisen en bijbehorende zones als bepaald in tabel 5.5.1 A.
Tabel 5.5.1 A afwijkende kwaliteitseisen voor toepassen grond of baggerspecie
Met het oog op het gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen is het toepassen van grond of baggerspecie van een kwaliteit die voor de stof nikkel niet voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 4.1272, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in afwijking van dat artikel toegestaan als de toe te passen grond of baggerspecie:
Tabel 5.5.2 B: afwijkende kwaliteitseisen voor toepassen grond of baggerspecie
5.6 Afwijkende kwaliteitseisen voor toepassen van baggerspecie
Met het oog op het beschermen van het milieu wordt in aanvulling op artikel 4.1278, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, alleen baggerspecie toegepast als deze voldoet aan de kwaliteitseisen als bepaald in tabel 5.6.1 A.
Tabel 5.6.1 A: afwijkende kwaliteitseisen voor verspreiden op de landbodem geschikte baggerspecie
Het eerste lid is niet van toepassing als de baggerspecie wordt verspreid op een naastgelegen perceel of op percelen die reeds belast zijn met chloride in gehalten boven de kwaliteitseis. Dit dient middels een (water)bodemonderzoek of beheerplan te zijn aangetoond.
Met het oog op het beschermen van het milieu wordt, in aanvulling op artikel 4.1272, eerste lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bij wegbermen buiten de bebouwde kom alleen grond of baggerspecie toegepast met de kwaliteitsklassen wonen of landbouw/natuur.
Onder een wegberm buiten de bebouwde kom wordt verstaan: een strook grond langs een weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet of langs een spoorweg, die buiten de bebouwde kom van de gemeente ligt. Een afstand van 10 meter geldt daarbij als maximale bermbreedte, gemeten vanaf de verhardingskant.
Met het oog op het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen is het toepassen van grond of baggerspecie van een kwaliteit die niet voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 4.1272, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in afwijking van dat artikel toegestaan als de toe te passen grond of baggerspecie:
Met het oog op het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen is het toepassen van grond of baggerspecie van een kwaliteit die voor de stoffen PFOA (perfluoroctaanzuur), PFOS (perfluoroctaansulfonaten) en overige PFAS (per- en polyfluoralkylstoffen) niet voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 4.1272, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in afwijking van dat artikel toegestaan als de toe te passen grond of baggerspecie:
Tabel 5.9: afwijkende kwaliteitseisen zone B
Voor zover de milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 4.1272, derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bestaat uit een verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart, wordt ook met een verkennend bodemonderzoek aangetoond dat aan het eerste en tweede lid van artikel 4.1272 van dat besluit wordt voldaan.
In aanvulling op het eerste lid wordt het verkennend bodemonderzoek:
Artikel 4.1267, tweede lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving geldt niet.
In aanvulling op artikel 4.1267, eerste lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden ook de volgende rapporten verstrekt:
In aanvulling op artikel 4.1267 in het Besluit activiteiten leefomgeving worden extra gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt in verband met de risico's bij de toepassing van grond of baggerspecie.
Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'het toepassen van bouwstoffen op of in de landbodem'.
De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het voorkomen van schade aan het milieu door het gebruik van bouwstoffen waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.
Met het oog op het beschermen van het milieu is het, in afwijking van paragraaf 4.123 van het Besluit activiteit leefomgeving, verboden AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken bestaan toe te passen.
Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'opslaan, zeven, mechanisch ontwateren of samenvoegen van zonder bewerking herbruikbare grond of baggerspecie'.
De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het voorkomen van achteruitgang of verslechtering van de bestaande gebiedskwaliteit, waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met bodembedreigende stoffen wordt, in aanvulling op paragraaf 4.122 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bij het opslaan van grond van de kwaliteitsklasse landbouw/natuur, wonen en industrie:
Het eerste lid is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
In aanvulling op artikel 5.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden aan het bevoegd gezag de resultaten van het bodemonderzoek verstrekt in het bestandsformaat XML.
De regels in artikel 8 Graven in de bodem zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het zuinig gebruik van energie en grondstoffen en doelmatig beheer van afvalstoffen waarbij een balans wordt nagestreefd tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu.
Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit', bedoeld in bijlage IIA van het Besluit activiteiten leefomgeving, als het bodemvolume waarin wordt gegraven meer is dan 25 m3.
Paragraaf 4.119 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ook van toepassing op het graven in bodem met een gehalte PFOA (perfluoroctaanzuur) onder of gelijk aan 0,060 mg/kg droge stof.
In aanvulling op artikel 4.1220 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden tenminste een week voor het begin van de activiteit aan het bevoegd gezag extra gegevens en bescheiden verstrekt in verband met de risico's bij de het graven in de bodem.
Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit', bedoeld in bijlage IIA van het Besluit activiteiten leefomgeving, als het bodemvolume waarin wordt gegraven meer is dan 25 m3.
Paragraaf 4.120 van het Besluit activiteiten leefomgeving is ook van toepassing op het graven in bodem met een gehalte PFOA (perfluoroctaanzuur) van meer dan 0,060 mg/kg droge stof.
In aanvulling op artikel 4.1225, tweede lid, onder a, Besluit activiteiten leefomgeving, worden de resultaten van een bodemonderzoek ook verstrekt in het bestandsformaat XML.
In aanvulling op artikel 4.1226 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden tenminste vier weken voor het begin van de activiteit aan het bevoegd gezag extra gegevens en bescheiden verstrekt in verband met de risico's bij het graven in de bodem.
De regels in Artikel 9 Saneren van de bodem zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op:
Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'saneren van de bodem'.
Met het oog op het beschermen van het milieu kan, in afwijking van artikel 4.1241, derde en vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, een afdeklaag worden toegepast bestaande uit:
Voor een gelijkwaardige maatregel, bedoeld in het eerste lid onder c, is toestemming als bedoeld in artikel 4.7 van de wet niet vereist.
Met het oog op het zuinig gebruik van energie en grondstoffen en het beschermen van het milieu heeft, in afwijking van artikel 4.1241, derde lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, een laag grond of baggerspecie die wordt aangebracht als afdeklaag de minimale dikte opgenomen in tabel 9.4 voor het betreffende bodemgebruik.
Tabel 9.4: minimale dikte van de afdeklaag
Met het oog op het beschermen van de gezondheid en de kwaliteit van de bodem wordt, in
afwijking van artikel 4.1242 van het Besluit activiteiten leefomgeving, verontreiniging van de bodem verwijderd door de grond te ontgraven totdat de stof die boven de waarde, bedoeld in artikel 12.4 Waarde toelaatbare kwaliteit van een bodemgevoelige locatie was aangetroffen, niet meer voorkomt in een concentratie hoger dan de waarde opgenomen in tabel 9.5 voor de betreffende zone.
Tabel 9.5: Terugsaneerwaarden bij verwijderen van verontreiniging
Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van de kwaliteit van de bodem wordt, in afwijking van artikel 4.1240 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor het saneren van de bodem op een bodemgevoelige locatie met vluchtige stoffen in de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, bedoeld in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving, de sanering uitsluitend uitgevoerd volgens de saneringsaanpak verwijderen van verontreiniging, bedoeld in artikel 4.1242 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
In aanvulling op artikel 4.1236, tweede lid, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de resultaten van een bodemonderzoek ook verstrekt in het bestandsformaat XML.
In aanvulling op artikel 4.1237 in het Besluit activiteiten leefomgeving worden ten minste vier weken voor het begin van de activiteit extra gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt in verband met de risico's bij het saneren van de bodem.
Deze paragraaf is van toepassing op het saneren van de bodem ter uitvoering van een bronaanpak als bedoeld in artikel 7.32, eerste lid, onder a van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.
Een maatwerkvoorschrift voor een andere saneringsaanpak dan bedoeld in artikel 4.1240 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt alleen gesteld als deze saneringsaanpak leidt tot het beperken of voorkomen van een inbreng van een mobiele verontreiniging vanuit de vaste bodem naar het grondwater.
Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van de kwaliteit van de bodem wordt, in afwijking van artikel 4.1240 van het Besluit activiteiten leefomgeving: de sanering uitsluitend uitgevoerd volgens de saneringsaanpak verwijderen van verontreiniging als bedoeld in artikel 4.1242 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
In afwijking van het eerste lid, kan de saneringsaanpak afdekken, bedoeld in artikel 4.1241 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden toegepast indien:
In aanvulling op artikel 4.1237 van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt ook een afschrift van de gegevens en bescheiden aan gedeputeerde staten verstrekt.
Ten hoogste vier weken na het beëindigen van de sanering wordt een afschrift van het evaluatieverslag, bedoeld in artikel 4.1246, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, aan gedeputeerde staten verstrekt.
Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van nazorg als:
Met het oog op het beschermen van de gezondheid, treft de eigenaar, erfpachter of gebruiker van een locatie binnen de locatie 'locaties nazorg Omgevingswet' de noodzakelijke maatregelen gericht op het voor onbepaalde tijd in stand houden en onderhouden of vervangen van de aangebrachte afdeklaag.
Met het oog op het beschermen van de gezondheid, treft de eigenaar, gebruiker of erfpachter van een locatie opgenomen binnen de locatie 'locaties nazorg Omgevingswet' de noodzakelijke maatregelen gericht op het voor onbepaalde tijd in stand houden en onderhouden of vervangen van de tijdelijke beschermingsmaatregelen.
Deze paragraaf is van toepassing op een activiteit op een locatie waarvoor voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet een beschikking is vastgesteld krachtens artikel 29 in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of een nader bodemonderzoek dat voldoet aan NTA 5755, waarin is vastgesteld dat bij het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging geen sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.
De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het beschermen van het milieu, waaronder het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van bodem en de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen.
Degene die een activiteit als bedoeld in artikel 11.1 Toepassingsbereik historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico verricht, neemt in het belang van de bescherming van de bodem maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd om verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen of te beperken of, als dat redelijkerwijs mogelijk is in samenhang met de activiteit die wordt verricht, ongedaan te maken.
Degene die een activiteit als bedoeld in artikel 11.1 Toepassingsbereik historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico verricht, neemt in het belang van het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen maatregelen om verdere verontreiniging van het grondwater, al dan niet indirect vanuit de vaste bodem, te voorkomen of te beperken, of als dat redelijkerwijs mogelijk is in samenhang met de activiteit die wordt verricht, ongedaan te maken.
Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie'.
Onder een bodemgevoelig gebouw wordt verstaan:
De regels in deze paragraaf zijn, in aanvulling op artikel 4.1 Oogmerken bodem, gesteld met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu, waaronder het beschermen en verbeteren van de kwaliteit bodem en de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de activiteit 'bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie' uit te voeren, voor zover de activiteit 'gebouw bouwen', 'bijbehorend bouwwerk bouwen' of 'bouwactiviteit' als vergunningplichtig is aangewezen in dit omgevingsplan
Voor de stoffen, bedoeld in bijlage XIIIa van het Besluit kwaliteit leefomgeving, gelden de interventiewaarden bodemkwaliteit, bedoeld in bijlage IIA van het Besluit activiteiten leefomgeving, als de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie.
Er is sprake van een overschrijding van de toelaatbare kwaliteit als voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie in meer dan 25 m3 bodemvolume hoger is dan de interventiewaarde bodemkwaliteit.
In afwijking van het tweede lid is het zinsdeel "in meer dan 25 m3 bodemvolume" niet van toepassing op de stof asbest.
In afwijking van het eerste lid zijn voor lood de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem opgenomen in tabel 12.4.
In afwijking van het eerste lid zijn voor PFOA de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem opgenomen in tabel 12.4.
Tabel 12.4: waarde toelaatbare kwaliteit van de bodem voor lood en PFOA per gebruiksfunctie
Het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een locatie waar sprake is van een overschrijding van de waarde voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem is uitsluitend toegestaan als een sanering van de bodem wordt uitgevoerd volgens paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie' worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
De resultaten van een bodemonderzoek worden ook verstrekt in het bestandsformaat XML.
De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie wordt alleen verleend als:
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van risico's voor de gezondheid, voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning als het bevoegd gezag van oordeel is dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, maar door het stellen van voorschriften nog geschikt kan worden gemaakt.
Het is verboden een bodemgevoelig gebouw te bouwen op een bodemgevoelige locatie zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Het eerste lid is niet van toepassing als de bouwactiviteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit omgevingsplan.
Een melding als bedoeld in artikel 12.8 Meldplicht bouwen van een bodemgevoelig gebouw bevat:
Dit artikel is niet van toepassing als de bouwactiviteit als vergunningplichtig is aangewezen in dit omgevingsplan.
De resultaten van een bodemonderzoek worden ook verstrekt in het bestandsformaat XML.
Bij overschrijding van een waarde van de toelaatbare kwaliteit van de bodem wordt een bodemgevoelig gebouw of een gedeelte daarvan op een bodemgevoelige locatie alleen in gebruik genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de maatregelen, bedoeld in artikel 12.5 Maatregelen bij overschrijding waarde toelaatbare kwaliteit van een bodemgevoelige locatie, zijn getroffen.
Deze paragraaf is van toepassing op de activiteit 'bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie' als bedoeld in paragraaf 7.3.5.1 Toelaten van een bouwactiviteit op een grondwatergevoelige locatie van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.
Onder een significante verontreiniging van het grondwater wordt verstaan een significante verontreiniging van het grondwater als bedoeld in artikel 3.131 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de activiteit 'bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie' uit te voeren, voor zover de activiteit 'gebouw bouwen', 'bijbehorend bouwwerk bouwen' of 'bouwactiviteit' als vergunningplichtig is aangewezen in dit omgevingsplan.
Het bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie is alleen toegestaan als onderzocht is of sprake is van een verontreiniging van het grondwater als bedoeld in artikel 7.30 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.
Aan het eerste lid wordt voldaan door:
Het bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie bij een verontreiniging van grondwater als bedoeld in artikel 7.30 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening is uitsluitend toegestaan als een risicobeoordeling grondwaterkwaliteit is uitgevoerd overeenkomstig paragraaf 3.4.2 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.
Het eerste lid is niet van toepassing als de bron van verontreiniging van het grondwater:
Het eerste lid is ook niet van toepassing als de verontreiniging van grondwater:
Het bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie is alleen toegestaan als de volgende sanerende maatregelen worden getroffen:
Het eerste lid, aanhef onder b, is niet van toepassing indien sprake is van een diffuse grondwaterverontreiniging, waarbij geen specifieke bron van verontreiniging aanwijsbaar is.
De omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie' wordt alleen verleend als aannemelijk is gemaakt dat sanerende maatregelen als bedoeld in artikel 13.5 Sanerende maatregelen bij significante grondwaterverontreiniging worden getroffen.
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie wordt het voorafgaand onderzoek, bedoeld in artikel 13.3 Voorafgaand grondwateronderzoek, verstrekt.
De resultaten van het voorafgaand onderzoek worden ook verstrekt in het bestandsformaat XML
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt ook een afschrift verstrekt van de volgende gegevens en bescheiden:
Het is verboden de activiteit 'bouwen van een grondwatergevoelig gebouw op een grondwatergevoelige locatie' uit te voeren zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Een melding bevat:
Dit artikel is niet van toepassing als voor de bouwactiviteit op grond van dit omgevingsplan een omgevingsvergunning is vereist.
Bij aanwezigheid van een significante grondwaterverontreiniging als bedoeld in artikel 3.131, onder b of c, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, wordt een grondwatergevoelig gebouw of een gedeelte daarvan op een grondwatergevoelige locatie alleen in gebruik genomen na de bouwactiviteit, nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende maatregelen, bedoeld in artikel 13.5 Sanerende maatregelen bij significante grondwaterverontreiniging, zijn getroffen, of als de sanerende maatregelen nog in uitvoering zijn, de wijze waarop de ingebruikname van het grondwatergevoelige gebouw de sanerende maatregel niet belemmert.