direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Eibersburen 8 te Lutjegast
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1969.WZBG20HERG1-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer wil de horecabestemming aan Eibersburen 8 te Lutjegast wijzigen naar een woonbestemming. Het perceel kent op dit moment twee bestemmingen: een horeca- en een woonbestemming. De horeca-activiteiten zijn beëindigd. De eigenaren willen de horecabestemming daarom wijzigen naar een woonbestemming. Hiervoor is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor deze wijziging is voorliggend wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Locatie

Op afbeelding 1.1 is de ligging en globale begrenzing van het plangebied aangegeven. Het plangebied ligt net iets buiten het dorp Lutjegast. Het dorp Lutjegast ligt in het westen van de provincie Groningen en behoort tot de gemeente Westerkwartier. In de directe omgeving van het dorp liggen verscheidene kleine dorpen. Het plangebied is onderdeel van het bebouwingslint tussen Gerkesklooster en Noordhorn, waar woningen en bedrijfsfuncties elkaar afwisselen. De schaal van de betreffende bebouwing varieert plaatselijk, evenals de afstand tot de doorgaande weg. Op het terrein naast het horecabedrijf liggen een aantal woningen. Het plangebied krijgt net als de naast het horecabedrijf liggende woningen de bestemming 'Wonen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.WZBG20HERG1-VA01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Ligging plangebied (bron: GoogleMaps, d.d. 30-10-2019)

1.3 Planologisch-juridisch kader

Het plangebied maakt deel uit van 'Bestemmingsplan Buitengebied Grootegast' (vastgesteld 1 juni 2010) en 'Bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 2010 – Gedeeltelijke herziening 2014' (vastgesteld op 16 februari 2016) en heeft daarin de enkelbestemming 'Horeca'. Tevens heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.WZBG20HERG1-VA01_0002.png"

Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Grootegast (bron: ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 30-10-2019

In artikel 18.5.1 van de bestemmingsplanregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Horeca' naar de bestemming 'Wonen' te wijzigen, indien en voor zover de horecabedrijfsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd. Van dit laatste is sprake: de initiatiefnemers hebben de horeca-activiteiten beëindigd. Uit artikel 18.5.2 volgt dat bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid in acht wordt genomen dat:

  • a. de woonfunctie uitsluitend mag worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de landschappelijke kenmerken van het erf niet mogen worden aangetast.

Artikel 18.5.3 stelt dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een evenredige belangenafweging plaatsvindt als bedoeld in artikel 51.2.

Uit paragraaf 2.3 blijkt dat het planvoornemen aan alle bovengenoemde randvoorwaarden voldoet. Het wijzigingsplan zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure doorlopen (die ook op reguliere bestemmingsplannen van toepassing is) en ter besluitvorming aan het college van burgemeester en wethouders worden voorgelegd.

1.4 Leeswijzer

Voorliggende toelichting kent vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het beleidskader aan de orde. Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van de ontwikkeling. Het daarop volgende hoofdstuk behandelt de toetsing aan de omgevingsaspecten (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De bovengenoemde doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 lid 1 en 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

In dit planvoornemen wordt de horecabestemming gewijzigd naar een woonbestemming. Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is (ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921). Dit betekent dat de 'laddertoets' niet van toepassing is op onderhavig planvoornemen, welke strekt tot de toevoeging van één woning.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in paragraaf 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit planvoornemen.

2.2 Provincie

2.2.1 Omgevingsvisie 2016-2020

De Omgevingsvisie 2016-2020 (opnieuw vastgesteld dd. 6 februari 2019) bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie Groningen op de fysieke leefomgeving. Het accent ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken. Een belangrijk doel is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn zoveel mogelijk visies op deelterreinen, zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het beleid voor economie, energie, cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie is kaderstellend voor medeoverheden en andere partijen (bedrijven) die invloed uitoefenen op de fysieke leefomgeving. Het beleid is onderverdeeld in vijf thema's en elf provinciale belangen:

Ruimte

  • 1. Ruimtelijke kwaliteit
  • 2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat
  • 3. Ruimte voor duurzame energie
  • 4. Vitale landbouw

Natuur en landschap

  • 5. Beschermen landschap en cultureel erfgoed
  • 6. Vergroten biodiversiteit

Water

  • 7. Waterveiligheid
  • 8. Schoon en voldoende water

Mobiliteit

  • 9. Bereikbaarheid

Milieu

  • 10. Tegengaan milieuhinder
  • 11. Gebruik van de ondergrond

Op de kaart 'Ruimte' is aangegeven dat het plangebied tot het 'buitengebied' behoort. Door verschillende oorzaken verliezen (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied hun oorspronkelijke functie. Nieuwe functies (bijvoorbeeld wonen) in deze gebouwen kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de economie van het platteland, aan het behoud van het cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap. De provincie stimuleert het behoud en gebruik van het cultureel erfgoed en monumenten. De provincie vindt dat de ruimtelijke relevante kenmerken van voormalige al dan niet agrarische bedrijfsbebouwing zoveel mogelijk behouden moeten blijven. De provinciale voorwaarden en regels zijn opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.3).

Op de kaart 'Landschap' is het plangebied ingedeeld bij 'Zuidelijk Westerkwartier'. In dit deelgebied moet in het bijzonder rekening worden gehouden met:

  • het contrast tussen de afwisselende reeksen van besloten zandruggen en open natte laagveengebieden;
  • het coulissenkarakter van het houtsingellandschap;
  • de verwevenheid van de wegdorpen met het houtsingellandschap;
  • de kleinschaligheid van bebouwing;
  • de borgen en kerken;
  • de natte landschapselementen in de vorm van de pingoruïnes en petgaten;
  • het lineaire karakter van de wegen en kanalen in de veenkoloniale zuidpunt;
  • herkenbaar verkavelingspatroon van houtsingels en sloten.

De overige kaarten van de Omgevingsvisie - waaronder 'Natuur', 'Schaalvergroting landbouw' en 'Intensieve veehouderij' - geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan.

2.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (opnieuw vastgesteld dd. 6 februari 2019) bevat regels voor de fysieke leefomgeving. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. Via de Omgevingsverordening werkt het beleid uit de Omgevingsvisie door in plannen van gemeenten en waterschappen. De Omgevingsverordening maakt duidelijk wat wel en niet aanvaardbaar is met het oog op provinciale belangen. Als gemeenten en waterschappen deze belangen onvoldoende verwerken in hun ruimtelijke plannen, dan zal de provincie dit via de weg van bestuurlijk overleg, zienswijzen, beroep of - in het uiterste geval - een reactieve aanwijzing proberen bij te sturen.

Op de kaart 'Buitengebied' is het plangebied opgenomen in het buitengebied. Op grond van artikel 2.13.2 kan de gewenste functiewijziging van 'Horeca' naar 'Wonen' plaatsvinden. Het beleid is erop gericht om vrijgekomen gebouwen in het buitengebied zoveel mogelijk te behouden door het bieden van mogelijkheden voor passend hergebruik. Uit artikel 2.13.3 volgt dat het plan dat betrekking heeft op vrijgekomen gebouw in het buitengebied niet voorziet in het vergroten van deze gebouwen of het oprichten van nieuwe gebouwen, anders dan vervangende nieuwbouw.

De kaart 'Normen bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren' geeft voor het plangebied aan: 'Grasland - 1:10 jaar'. Dit betekent dat in dit gebied (zonder maatregelen), eens in de tien jaar rekening moet worden gehouden met wateroverlast.

De overige kaarten van de Omgevingsverordening - waaronder 'Windenergie', 'Natuur' en 'Intensieve veehouderij' - geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan.

2.2.3 Conclusie

Nieuwe functies (zoals wonen) in bedrijfsgebouwen in het buitengebied die hun functie verliezen, kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de economie van het platteland, aan het behoud van het cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap. Geconcludeerd kan worden dat dit wijzigingsplan past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeente

2.3.1 Bestemmingsplan

Het plangebied is, zoals gezegd in de inleiding, onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast en bestemd als 'Horeca' en 'Waarde - Archeologie 4'. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de bestemmingsplanverbeelding opgenomen.

In artikel 18.5.1 van de bestemmingsplanregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Horeca' naar de bestemming 'Wonen' te wijzigen, indien en voor zover de horecabedrijfsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd. Van dit laatste is sprake: de initiatiefnemers hebben de horeca-activiteiten beëindigd. Uit artikel 18.5.2 volgt dat bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid in acht wordt genomen dat:

  • a. de woonfunctie uitsluitend mag worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
  • b. de landschappelijke kenmerken van het erf niet mogen worden aangetast.

Aan de voorwaarden van artikel 18.5.2 wordt voldaan, omdat de woonfunctie zal worden uitgeoefend in het voormalige horecapand, bestaande uit 1 woning. De landschappelijke kenmerken van het verharde erf worden niet aangetast, omdat het een functiewijziging betreft.

Artikel 18.5.3 stelt dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een evenredige belangenafweging plaatsvindt als bedoeld in artikel 51.2. Uit artikel 51.2 volgt dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in het plan een evenredige belangenafweging plaatsvindt waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze waarde wordt overgenomen en zal dus worden gewaarborgd.

  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;

Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Horeca'. Met de functiewijziging naar 'Wonen' zal dit voor de gebruikers en eigenaren van de aanliggende gronden, welke ook de bestemming 'Wonen' hebben, een verbetering zijn ten opzichte van de huidige situatie.

  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;

De uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie is aangetoond in hoofdstuk 4 van de toelichting.

  • d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;

Het planvoornemen betreft enkel een functiewijziging. Derhalve is een landschappelijk inpassingsplan niet noodzakelijk.

  • e. mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Horeca'. Met de functiewijziging naar 'Wonen' zal dit voor de verkeerssituatie een verbetering zijn. Ten behoeve van het horecabedrijf zullen er in de toekomstige situatie geen verkeersbewegingen plaatsvinden.

Geconcludeerd kan worden dat ook aan de voorwaarden van artikel 18.5.3 wordt voldaan.

2.3.2 Woonvisie

De Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 - Ruimte om te wonen is in 2015 door de gemeenteraden van de voormalige gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn vastgesteld. In de visie wordt uitgegaan van vier ambities: de ruimte om je woonwens te vervullen; wonen betaalbaar houden; bewoners nemen initiatief, overheid ondersteunt; ook met een zorgvraag veilig en comfortabel wonen.

In algemene zin ligt de focus op de bestaande voorraad. Inbreiding gaat voor uitbreiding en kwaliteit voor kwantiteit. Bij dit initiatief is sprake van inbreiding. De reeds bestaande horecalocatie wordt benut door deze om te zetten in een woonlocatie. Het initiatief past daarom bij de ambities uit de Woonvisie.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de Eibersburen 8 te Lutjegast in het buitengebied van de gemeente Westerkwartier. Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast en is onderdeel van het bebouwingslint tussen Gerkesklooster en Noordhorn. Op het terrein naast het horecabedrijf liggen een aantal woningen. Het plangebied heeft de bestemming 'Horeca' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

3.2 Toekomstige situatie

Het plangebied, met de bestemming 'Horeca', krijgt net als de naast het horecabedrijf liggende woningen de bestemming 'Wonen'. Tevens behoudt het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

3.3 Juridische toelichting

3.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt ingegaan op de regels van het wijzigingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische bindende deel van het wijzigingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). Het wijzigingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het wijzigingsplan hoort een toelichting. Het wijzigingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld.

3.3.2 Bestemmingen

Het plangebied is, zoals gezegd, onderdeel van het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast' en het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014' . Het plangebied is op dit moment bestemd als 'Horeca'. In artikel 18.5.1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Horeca' naar de bestemming 'Wonen' te wijzigen. Dit is toegepast op het perceel Eibersburen 8. Hier gaat de bestemming 'Wonen' gelden, samen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. In totaal is 1 woning toegestaan. Het aantal is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. De regels sluiten - voor zover van toepassing op dit perceel - aan bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast'.

Voorts is bij de regels van het wijzigingsplan de bijlage 'Tabel aanlegvergunningen' opgenomen. Hierbij moet in acht genomen worden dat uit de tabel enkel de bestemming 'Wonen' van toepassing bij dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied.

4.1 Wet geluidhinder

Dit planvoornemen voorziet in het wijzigen van de geldende bestemming naar een woonbestemming. De Wet geluidhinder beschouwt een woning als zogenaamd geluidsgevoelig object. Het plangebied ligt in de zone van de wegen Eibersburen en Stationsweg. De Wet geluidhinder (Wgh) richt zich wat betreft wegverkeerslawaai op de zogenaamde zoneringsplichtige wegen. Langs zoneringsplichtige wegen is een geluidszone gelegen waarvan de breedte wordt bepaald door het aantal rijstroken alsmede de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied conform artikel 74 van de Wgh. Indien wordt gebouwd binnen de geluidszone, verplicht de Wet geluidhinder, door middel van akoestisch onderzoek, aandacht te besteden aan de geluidssituatie. De situatie is buitenstedelijk gelegen. De wegen kennen derhalve een zone van 250 m. De te realiseren geluidsgevoelige bebouwing ligt binnen de zones van deze wegen en er dient daarom akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Door Bügel Hajema Adviseurs is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone een ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB als geluidsbelasting op de gevel. Indien nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden blootgesteld aan een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, is het noodzakelijk dat een verzoek tot het mogen toestaan van een hogere waarde wordt ingediend. De maximale ontheffingsgrenswaarde voor nog te realiseren geluidsgevoelige bebouwing gelegen in buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB.

Uit het onderzoek blijkt dat de te realiseren woning niet voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bedraagt maximaal 5 dB vanwege de Eibersburen. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt daarmee niet overschreden.
Om de realisatie van deze woning mogelijk te maken dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westerkwartier hogere waarden te verlenen voor deze woning. Gemotiveerd is waarom maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn. Daarbij is getoetst aan de landelijke wetgeving.
Voor het verlenen van een hogere waarde zijn aanvullende geluidsisolerende maatregelen aan de betreffende gevels van de geluidgevoelige bebouwing nodig, teneinde te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Uit dit onderzoek blijkt dat de woning kan voldoen aan de noodzakelijke geluidwering van de gevels overeenkomstig het Bouwbesluit. Het betreffende onderzoek is als Bijlage 2 opgenomen.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De woning binnen het plangebied geldt als gevoelige functie. Er moet dus rekening worden gehouden met omliggende bedrijven.

Aan de Stationsweg, Eibersburen en Westerhornerweg bevinden zich een aantal (agrarische) bedrijven en een (open) opslagterrein. In de huidige situatie staan al woningen op dezelfde en kortere afstanden van genoemde bedrijven als het plangebied. Het toevoegen van deze nieuwe woning is daarmee niet extra belemmerend voor de aanwezige bedrijven. Daarenboven is niet bekend dat de bestaande bedrijvigheid onevenredige hinder oplevert voor de bestaande woningen. Dit zal eveneens het geval zijn bij de geplande woning. Het aspect milieuzonering vormt derhalve geen belemmering vormen voor het initiatief.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De functiewijziging leidt niet tot een verkeersaantrekkende werking. Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Horeca'. Met de functiewijziging naar 'Wonen' zal dit een verbetering zijn voor de verkeerssituatie en daarmee de luchtkwaliteit. In de toekomstige situatie zullen er geen verkeersbewegingen ten behoeve van het horecabedrijf plaatsvinden. De ruimtelijke ontwikkeling dient te worden beschouwd als een nibm-project.

Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2011.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.WZBG20HERG1-VA01_0003.png"

Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de achtergrondniveaus voor NO2 en PM10 in zowel 2011, 2015 als 2020 ruimschoots onder de grenswaarden liggen.

Het project kan daarom voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op het miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:

  • de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen;
  • het aantal potentiële slachtoffers. In een omgeving met veel inwoners is dit aantal bijvoorbeeld groter dan in een dunbevolkt gebied.


Gevaarlijke inrichtingen, spoor- en wegtransportroutes en buisleidingen
Volgens de risicokaart (risicokaart.nl) ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, spoor- en wegtransportroutes of buisleidingen. Het plangebied ligt wel in het invloedsgebied van het Van Starkenborghkanaal (Basisnet water). De personendichtheid in het gebied neemt echter niet toe. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.

Wat betreft de omgevingsaspecten externe veiligheid zijn op voorhand geen bezwaren tegen de beoogde functiewijziging. Daarom kan het wijzigingsplan wat betreft het aspect externe veiligheid als uitvoerbaar worden geacht.

4.5 Bodem

Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Het plan betreft een functiewijziging van bestaande bebouwing zonder ingrepen in de bodem. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het project kan voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.

4.6 Water

Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het projectgebied ligt in het beheergebied van waterschap Wetterskip Fryslân. Het waterbeleid voor dit gebied is onder meer vastgelegd in het 'Waterbeheerprogramma 2016-2021'.

Plangebied
Het huidige horecabedrijf beëindigt haar horeca-activiteiten. De initiatiefnemer wil de horecabestemming daarom wijzigen naar een woonbestemming. Hiervoor is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het project betreft dus enkel een functiewijziging.

Digitale watertoetsprocedure
Op 22 oktober 2019 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Het 'watertoetsdocument' is als Bijlage 3 toegevoegd. Hieruit is naar voren gekomen dat, gezien het initiatief enkel een functiewijziging betreft, het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. Het waterschap Wetterskip Fryslân heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar, waarbij het onderstaande in acht wordt genomen.

Verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het plan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.


Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in de onderstaande tabel. Zie de 'Leidraad watertoets' voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

Gebied   Stedelijk (>200 m²)   Landelijk (>1.500 m²)  
Boezem   5%   5%  
Polder   10%   10%  
Vrij afstromend   Maatwerk mogelijk   Maatwerk mogelijk  

Toelichting tabel

  • 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • de algemene regels keur zijn in de bovenstaande tabel verwerkt;
  • maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.


Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen.

4.7 Ecologie

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden moet men beoordelen in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb) en in het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. De Wnb regelt onder andere de soortenbescherming van planten en dieren, dit betreft de in het wild voorkomende vogels onder de vogelrichtlijn, de dier- en plantensoorten onder de habitatrichtlijn. Dier- en plantensoorten die in de bijlage van de wet genoemd worden vallen ook onder de beschermde soorten, op deze lijst mogen provincies een 'lijst met vrijstellingen' opstellen (artikel 3.11 van de Wnb). In de Wnb is eveneens de bescherming van Natura 2000-gebieden geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.


Omdat dit wijzigingsplan niet voorziet in ruimtelijke ingrepen en er dus niks wordt gebouwd en/of gesloopt, kan ecologisch onderzoek achterwege blijven en vormt het aspect geen belemmering voor het onderhavige plan.

STIKSTOFBEREKENING

In mei 2019 heeft de Raad van State omtrent het PAS-dossier uitspraak gedaan. Dit leidt ertoe dat voor nieuwe projecten met ruimtelijke implicaties een zogenaamde Aeriusberekening uitgevoerd moet worden. Echter, in dit geval is er geen of nauwelijks sprake van ruimtelijke ingrepen. Het betreft slechts een functiewijziging waarbij niet gebouwd of gesloopt wordt. Bovendien is de verwachting dat de functiewijziging van horeca naar wonen leidt tot minder verkeersbewegingen. Dit leidt eerder tot een vermindering van stikstofuitstoot dan een toename. Er treedt door verwachte vermindering van de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.

Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Monumentenwet/Erfgoedwet.

In het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast zijn aan archeologische monumenten en gebieden waarvoor (middel)hoge trefkansen op archeologische waarden gelden, dubbelbestemmingen toegekend. Het plangebied heeft de archeologische waarde 4. Het initiatief betreft echter een functiewijziging van bestaande bebouwing zonder ingrepen in de bodem. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Wel wordt met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkelingen de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 4’ overgenomen uit het geldende wijzigingsplan. Het project kan voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.

Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

De functiewijziging heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarden van het plangebied. Het project kan voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.

4.9 Verkeer en parkeren

De functiewijziging leidt niet tot een verkeersaantrekkende werking. Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Horeca'. Met de functiewijziging naar 'Wonen' zal dit voor de verkeerssituatie een verbetering zijn. In de toekomstige situatie zullen er geen verkeersbewegingen ten behoeve van het horecabedrijf plaatsvinden. In het plangebied is voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig. Het project kan daarom voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.

4.10 m.e.r.-plicht

In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden vallen, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen worden. Daarbij gaat het om de vraag of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De 'belangrijke nadelige gevolgen' kunnen worden ontleend aan het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling. Daarin worden drie aspecten genoemd:

  • kenmerken van de activiteit;
  • plaats van de activiteit;
  • kenmerken van het potentiële effect.


De functiewijziging valt niet onder de activiteiten die zijn opgenomen in de C- en D-lijst. Er hoeft dus geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling doorlopen te worden. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1969.WZBG20HERG1-VA01_0004.png"
Afbeelding 4.1 Besluit m.e.r. (bron: infomil.nl)

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor realisatie van onderhavig plan komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. In een planschadeverhaalsovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt dit vastgelegd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de 'overlegpartners', waaronder de provincie Groningen en waterschap Wetterskip Fryslân. Het plan is daarnaast voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Er zijn in de termijn van tervisielegging geen zienswijzen ingediend. Het vooroverleg en de terinzagelegging hebben geen aanleiding gegeven tot planaanpassingen.