direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22F Hoofddiep 10/12 Zevenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1969.TPZE24POST01-VA01

Regels

Hoofdstuk 22F TAM-omgevingsplan [TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22F Hoofddiep 10/12 Zevenhuizen]

Preambule 

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Hoofddiep 10/12 Zevenhuizen en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22F]) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Westerkwartier. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van dit omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22F van het omgevingsplan van de gemeente Westerkwartier. In de artikel op van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22F' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22F' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van de Omgevingswet, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

2.1 TAM- omgevingsplan

Het TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22F Hoofddiep 10/12 Zevenhuizen met identificatienummer NL.IMRO.1969.TPZE24POST01-C001 van de gemeente Westerkwartier;

2.2 plan

het omgevingsplan van de gemeente Westerkwartier;

2.3 bebouwingspercentage

het in procenten uitgedrukte deel van een bouwwerkperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd

2.4 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is

2.5 bestaand:

legaal feitelijk aanwezig, dan wel toegelaten, op het moment dat de desbetreffende bepaling in het omgevingsplan voor een locatie van toepassing wordt

2.6 dakhelling

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak

2.7 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop het verkopen en of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

2.8 erf

terreindeel dat bij een pand of overig bouwwerk hoort dat niet nader wordt ingewonnen en dat bestaat uit een mengvorm van begroeiing verharding en of water

2.9 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

2.10 met het wonen verenigbare functies
  • a. zakelijke en persoonlijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of personen zoals administratiekantoor, advocatenkantoor, reisbureau, artsenpraktijk, schoonheidssalon, kapsalon, en dergelijke, al dan niet met hieraan ondergeschikte detailhandel;
  • b. praktijkpand, praktijkruimte, kantoor, atelier: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat door de indeling en inrichting bestemd is als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor medische, administratieve, artistieke, ambachtelijke en daarmee gelijk te stellen beroepen, al dan niet in combinatie met hieraan ondergeschikte detailhandel;
    mits de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;
2.11 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van ondergrondse afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie

2.12 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak

2.13 woning

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden

2.14 zij-erf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen, op 1 m achter de voorkant voor zover niet al aangemerkt als achtererfgebied;

2.15 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergvevel is;

2.16 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het vierde lid, en voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 3. De regels uit het Facetbestemmingsplan kruimelregeling (ontwerp: 19 december 2023), het Parapluplan parkeren Westerkwartier (vastgesteld: 14 juni 2023) en het Bestemmingsplan Geitenhouderijen (vastgesteld: 29 september 2021) zijn van overeenkomstige toepassing op de locatie Hoofddiep 10/ 12 Zevenhuizen.
  • 4. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Hoofddiep 10/ 12, Zevenhuizen, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1969.TPZE24POST01-C001 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in 4.1 tot en met 4.9.

4.1 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

4.2 de afstand tot de perceelgrens:

vanaf de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;

4.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

4.4 de breedte en lengte of diepte van een gebouw:

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

4.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

4.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

4.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

4.9 overschrijding bouwgrenzen
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen al plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de buitenzijde van de gevel niet meer dan 1,5 m bedraagt.
  • b. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden wolfseinden niet meegerekend.
  • c. Bij toepassing van de wijze van meten met betrekking tot de afstand tussen de gebouwen wordt de afstand gemeten als kortste afstand tussen de buitengevels van de hoofdgebouwen en/of (bedrijfs)woningen

Artikel 5 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 6 Wonen -2

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de functie 'Wonen -2'.

6.2 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Wonen -2' mag gebruikt worden voor:

  • a. wonen;


met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. wegen, straten en paden;


met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen en erven;
6.3 Specfieke functieregels

Gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mantelzorg;
  • c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor met het wonen verenigbare functies, zodanig dat:
  • 1. het bedrijfsvloeroppervlak in bijgebouwen ten behoeve van een met het wonen verenigbare functie meer bedraagt dan 50% van het vloeroppervlak van de bijgebouwen op een bouwperceel;
  • 2. de functie ernstige of onevenredige hinder oplevert voor de woonomgeving en afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • 3. er detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan met het wonen verenigbare functies;
  • 4. de functie een zodanig verkeersaantrekkende werking heeft waardoor verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast.
6.4 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
6.4.1 Hoofdgebouwen
  • a. Als hoofdgebouw mag uitsluitend een woonhuis worden gebouwd.
  • b. Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • c. Per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gebouwd.
  • d. In afwijking van het bepaalde in sub c mag ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal hoofdgebouwen per bouwvlak maximaal het aangegeven aantal bedragen.
  • e. De afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens is minimaal 3 m.
  • f. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 7 m zijn.
  • g. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11 m zijn.
  • h. De dakhelling van een hoofdgebouw dient ten minste 30° te zijn.
  • i. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer dan 60° zijn.
6.4.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 70 m² bedragen.
  • b. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.
  • c. De goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag ten hoogste de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, met dien verstande dat
    • 1. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer dan 3 m zijn;
    • 2. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m zijn.
  • d. De afstand van aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot de perceelgrens mag uitsluitend 1 m zijn, tenzij het gebouw op de erfgrens wordt geplaatst.
6.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 m, en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is maximaal 1 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 m.
  • c. De oppervlakte van een overkapping is maximaal 30 m².
  • d. Een overkapping mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
6.5 Vergunningplicht voor afwijken
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te vergroten. De vergunning wordt verleend als:
  • 1. de oppervlakte niet meer is dan 100 m2 en indien de oppervlakte van het bouwperceel niet meer is dan 600 m2; 
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte niet meer is dan 200 m2, dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 200 m2 en;
  • 3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 50% is.
  • 4. de oppervlakte met niet meer dan 70 m2 wordt vergroot vermeerderd met 5% van de oppervlakte van het bouwperceel en dit niet meer is dan 150 m2 en de oppervlakte van het bouwperceel niet meer is dan 600 m2; 
  • 5. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer is dan 300 m2, dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 300 m2. 
  • b. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning aan- en uitbouwen en bijgebouwen te bouwen die minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
  • c. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de goot- en bouwhoogte van (gedeelten van) een aan- of uitbouw te vergroten tot niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw. De vergunning wordt verleend als:
    • 1. de afstand van de aan-of uitbouw tot de perceelgrens minimaal 3 m is.
  • d. In aanvulling op lid 6.5 sub a tot en met sub c wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.5 sub a tot en met sub c, verleend als dat geen onevenredige afbreuk doet aan:
  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de woonsituatie;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.6 Vergunningplicht voor afwijken (mantelzorg)
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.3 sub a en b en delen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen te gebruiken ten behoeve van mantelzorg.
  • b. De omgevingsvergunning wordt verleend als;
  • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk is dat er een zorgbehoefte is;
  • 2. in het hoofdgebouw geen mogelijkheid voor mantelzorg is;
  • 3. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 70 m²;
  • 4. de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen inclusief de oppervlakte ten behoeve van mantelzorg maximaal 300 m² is;
  • 5. naar het oordeel van het bevoegd gezag het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
  • 6. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning in gebruik wordt genomen.
6.7 Maatwerkvoorschriften

Er kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld over de plaats en afmeting van de bebouwing en daarbij wordt rekening gehouden met;

  • 1. de woonsituatie;
  • 2. de milieusituatie;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de functie 'Bedrijf'.

7.2 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Bedrijf' mag gebruikt worden voor:

  • a. bedrijfswoningen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
7.3 Specifieke functieregels

Gronden mogen niet worden gebruikt voor:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 7.2 genoemde doeleinden;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van een niet op hetzelfde terrein gelegen bedrijf.
7.4 Bouwactiviteit
7.4.1 Hoofdgebouwen
  • a. Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van niet meer dan 1.000 m3;
  • d. De goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan respectievelijk 6 m en 9 m zijn.
7.4.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 70 m² bedragen.
  • b. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd.
  • c. De goot- en bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag ten hoogste de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen, met dien verstande dat
    • 1. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer dan 3 m zijn;
    • 2. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw mag niet meer dan 5,5 m zijn.
  • d. De afstand van aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot de perceelgrens mag uitsluitend 1 m zijn, tenzij het gebouw op de erfgrens wordt geplaatst.
7.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 m, en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn is maximaal 1 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 m.
  • c. De oppervlakte van een overkapping is maximaal 30 m².
  • d. Een overkapping mag uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.
  • e. De bouwhoogte van reclamemasten is maximaal 6 m.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 10 m.

7.5 Vergunningplicht voor afwijken
  • a. het bepaalde in lid 7.4.1. sub a. in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel ten hoogste 600 m² bedraagt en na de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer bedraagt dan 200 m², dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 200 m²;
    • 2. het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 50% bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 7.4.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt vergroot tot 70 m² vermeerderd met 5% van de oppervlakte van het bouwperceel tot ten hoogste 150 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel ten minste 600 m² bedraagt en na de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen per bouwperceel niet meer bedraagt dan 300 m², dan wel de bestaande bebouwing indien deze groter is dan 300 m²;
  • c. het bepaalde in lid 7.4.2 sub b in die zin dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn of op de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • d. het bepaalde in lid 7.4.2 sub c in die zin dat de goot- of bouwhoogte van (gedeelten van) een aan- of uitbouw wordt vergroot tot ten hoogste de goot- of bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de afstand van de aan- of uitbouw tot de perceelgrens ten minste 3 m bedraagt
  • a. In aanvulling op lid 7.5 sub a tot en met sub d wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5 sub a tot en met d, verleend als dat geen onevenredige afbreuk doet aan:
  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de woonsituatie;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.6 Maatwerkvoorschriften

Er kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld over de plaats en afmeting van de bebouwing en daarbij wordt rekening gehouden met;

  • 1. de woonsituatie;
  • 2. de milieusituatie;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

8.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

8.2 Woningen

Bij de beoordeling van een bouwaanvraag voor een (agrarische) bedrijfswoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest. Ook bedrijfswoningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet meer als (agrarische) bedrijfswoning fungeren, worden daartoe gerekend.

Artikel 9 Algemene regels over het gebruik van locaties

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Binnenplans afwijken

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels in dit omgevingsplan:

  • a. voor het wijzigen van het beloop of het profiel van wegen en/of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. voor overschrijding van de bouw- en maatvoeringsgrenzen:
  • 1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
  • 2. voor stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buiten trappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijs inrichtingen, lift- en trappenhuizen, koekoeken, evenals naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  • c. van het bepaalde over de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd voor plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  • d. voor het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals vlaggenmasten, ooievaarsnesten, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  • e. voor het oprichten van masten voor alarmsirenes en/of antennemasten die ten dienste staan van mobiele telecommunicatie met bijbehorende bouwwerken voor deze sirenes en masten, mits het hoogste punt van de mast niet hoger is dan 40,00 meter;
  • f. voor het bouwen, uitbreiden, veranderen of vernieuwen van milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals rioleringen, bergbezinkbassin of centrale voorzieningen voor afvalinzameling;
  • g. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • h. de bestemmingsregels in die zin dat na een calamiteit een gebouw mag worden teruggebouwd met ruimere en afwijkende maatvoering dan de in dit bestemmingsplan istoegestaan, indien dit om bouw technische redenen is vereist.
10.2 Beoordelingsregels

De vergunning wordt alleen verleend als voldaan wordt aan de eisen gesteld in lid 1.

Artikel 11 Algemene regels voor functies en activiteiten

11.1 Algemeen gebruiksverbod

In aanvulling op 11.2 wordt in ieder geval strijdig gebruik aangemerkt:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
11.2 Specifieke gebruiksverboden

Het is verboden om locaties of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
12.2 Overgangsrecht functioneel gebruik
  • a. Het gebruik van gronden ten dienste van de functie (of andere gebiedsaanwijzing) als bedoeld in hoofdstuk 2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F' en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F' strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F' strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22F voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan