Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22J Noorderringweg 20 (deels) Marum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1969.TPMA24POST01-VA01 |
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling op de locatie Noorderringweg 20 (deels) Marum en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22J) van het Omgevingsplan van de gemeente Westerkwartier. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22J van het omgevingsplan van de gemeente Westerkwartier. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22J' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22J' gelezen worden."
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in lid 1.1 van voorliggend "TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22J Noorderringweg 20 (deels) Marum" daarvan is afgeweken.
De regels in dit TAM-IMRO-deel van het omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie Noorderringweg 20 te Marum, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand. Voor de locatie opgenomen nadere begrippen zijn in Bijlage 1 bij de regels opgenomen.
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in %, m, m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in 3.1 tot en met 3.5.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Groen'.
De gronden met de functie 'Groen' mogen worden gebruikt voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, maatwerkvoorschriften stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Tot een gebruik, strijdig met deze functie, wordt in ieder geval begrepen:
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 5.5.1, indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik en het verbod niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Woongebied'.
De gronden met de functie 'Woongebied' mogen worden gebruikt voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:
In aanvulling van artikel 22.27 en 22.36 gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen de volgende regels:
In aanvulling op het gestelde in artikel 22.29 gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, maatwerkvoorschriften stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
In afwijking van het gestelde in lid 6.3 kan met een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden afgeweken van:
Tot een gebruik, strijdig met deze functie wordt in ieder geval gerekend:
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
Het bepaalde in lid 6.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied.
De gronden met de functie 'Waarde - Archeologie 6' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies mede voor:
In afwijking van het bepaalde in lid 7.2 kan een omgevingsvergunning worden verleend, mits:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten en erkers buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. de bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen ten hoogste 2 m bedraagt.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van een bouwwerk worden dakopbouwen als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt, mits de bouwhoogte van een bouwwerk met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
De bouwhoogte van reclamemasten zal, ook na toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, ten hoogste 6,00 m bedragen.
In aanvulling op het bepaalde in Artikel 9 wordt tot een gebruik strijdig met de gegeven functies, in ieder geval gerekend:
De functie van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige gebouwen.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1.1 in die zin dat de ingevolge de daar voorkomende functies toegelaten geluidsgevoelige gebouwen kunnen worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende beoordelingsregels:
Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:
met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1.3 onder a in die zin dat de ingevolge de daar voorkomende functies toegelaten geluidsgevoelige gebouwen kunnen worden gebruikt. Hiervoor gelden de volgende beoordelingsregels:
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: