direct naar inhoud van Regels
Plan: SV Bedum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1966.BPsvBedum-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan SV Bedum met identificatienummer NL.IMRO.1966.BPsvBedum-VS01 van de gemeente Het Hogeland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduidingsgrens

een op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, die een bestemmingsvlak in twee of meer delen splitst, in welke delen afwijkende voorschriften gelden;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.7 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.8 bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met een zelfde bestemming;

1.10 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 geluidsbelasting

vanwege de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een een spoorweg bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.22 geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.23 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet Geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.24 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet Geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.26 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan;

1.27 kap

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;

1.28 landschappelijke waarden

geomorfologische, landschappelijk esthetische en landschappelijk structurele waarden;

1.29 perceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.30 platte afdekking

een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;

1.31 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.32 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.33 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet Geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.34 de wet

de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro);

Voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf de gemiddelde hoogte van het aanliggende afgewerkte terrein tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf de gemiddelde hoogte van het aanliggende afgewerkte terrein tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op de gemiddelde hoogte van het aanliggende afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens

tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden- en manifestatieterreinen;
  • b. gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden (waaronder een sporthal en een overdekt zwembad, alsmede clubgebouwen), met de daarbij behorende voorzieningen zoals kantines;
  • c. een bergbezinkbassin voor zover de gronden op de verbeelding nader worden aangeduid met “bergbezinkbassin”;
  • d. een nutsbedrijf voor zover de gronden op de verbeelding nader worden aangeduid met "nutsbedrijf"

met de daarbijbehorende:

  • e. paden en wegen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. terreinen;
  • i. waterlopen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  • a. gebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen zowel plat als met een kap afgedekt worden;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven;
  • d. bij een platte afdekking mag de bouwhoogte van een gebouw niet meer bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte.
3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van reclame-uitingen in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 15 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte per (buiten het bouwvlak gebouwde) gebouw niet meer bedraagt dan 100 m² en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter.

3.3.2

De in lid 3.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straatwand- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Gebruiksregels
3.4.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

3.4.2

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.4.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

3.4.3

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en (woon)straten;
  • b. (voet- en fiets)paden;
  • c. parkeervoorzieningen en overige verharding;
  • d. groenvoorzieningen, bermstroken, beplanting en waterlopen;
  • e. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair en afvalcontainers.
4.2 Bouwregels
4.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de

volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de hoogte van reclame-uitingen in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen.
4.3 Gebruiksregels
4.3.1

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

4.3.2

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4.3.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen;
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de in Bijlage 1 d.d. december 2022 genoemde vleermuizen en eventueel verplichte vervolgstappen zijn genomen, waaronder wordt verstaan het treffen van mitigerende maatregelen en het verkrijgen van een ontheffing betreffende de beschermde soorten, danwel wordt aangetoond dat geen ontheffing nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

6.2 Parkeerruimte
6.2.1 Strijdig gebruik

Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. het niet in stand laten van parkeerruimte die is aangelegd conform de CROW uitgave 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381), dan wel, indien een opvolger is vastgesteld, de opvolger;
  • b. het niet in stand laten van laad- en losruimte, terwijl het gebruik van een bouwwerk een behoefte geeft aan ruimte voor het laden of lossen van goederen;
  • c. een wijziging van het gebruik van gronden of bouwwerken in een gebruik met een grotere parkeerbehoefte zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is voor het parkeren of stallen van auto's. Daarbij:
    • 1. wordt voor de parkeerbehoefte de CROW uitgave 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381) uit 2018, in acht genomen, dan wel, indien een opvolger is uitgegeven, de opvolger;
    • 2. wordt bij beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de wijziging van het gebruik.
6.2.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.1 indien realisatie op het terrein dat bij het bouwwerk hoort onvoldoende ruimte is en de parkeerbehoefte kan worden opgevangen in de openbare ruimte.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Geluidzone - spoor
7.1.1 Omschrijving

De op de verbeelding voor 'geluidzone - spoor' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege de spoorweg van geluidsgevoelige gebouwen.

7.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de aanduiding toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd. Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande geluidsgevoelige gebouwen zijn hiervan uitgezonderd.

7.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 7.1.2. en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege de spoorweg van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

7.1.4 Gebruiksregels
  • a. Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 7.1.4 onder a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige gebouwen als geluidsgevoelige gebouwen.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 7.1.4 onder b en toestaan dat niet-geluidsgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidsgevoelig gebouw, mits de geluidsbelasting vanwege de spoorweg van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
  • d. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 7.1.4 onder a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Vrijstelling

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straatwand- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden vrijstelling verlenen van:

  • a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling tot niet meer dan 1 meter wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen tot niet meer dan 1 meter worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter, met uitzondering van reclame-uitingen in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 15 m² bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 3 meter ten opzichte van de toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut worden opgericht met een inhoud van niet meer dan 50 m3 en een hoogte van niet meer dan 4 meter.
8.2 Versterking na aardbevingsschade

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de maatvoering, geldend voor het te versterken gebouw, tot 20% en/of, voor zover het niet een agrarisch bouwperceel betreft, voor het maximaal 10 meter buiten het bouwvlak, maar binnen de bestemming van het te versterken gebouw, bouwen in geval van:

  • a. het herstellen en/of het bouwkundig versterken van beschadigde gebouwen als gevolg van de aardgaswinning;
  • b. aardbevingsbestendige nieuwbouw van gebouwen;

mits:

  • c. advies wordt ingewonnen van een onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
  • d. rekening wordt gehouden met:
      • de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
      • de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
      • een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van gebouwen;
      • het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      • het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
  • e. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsregels

9.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

Bouwwerken, welke op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan.
9.2 Vrijstellingsbepaling

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 9.1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 9.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.

9.3 Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

9.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht
9.4.1

Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4.2

Lid 9.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 9.3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.

Artikel 10 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel: SV Bedum van de gemeente Het Hogeland.