direct naar inhoud van Regels
Plan: Land van Essche III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.BPLVEIIISTR21-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Land van Essche III als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.BPLVEIIISTR21-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.2 bestemmingsplan

het bestemmingsplan Land van Essche III van de gemeente Hoeksche Waard.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bed and breakfast (B&B)

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van een mogelijkheid voor toeristisch verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed&breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw, wordt gerund door de eigenaren van de betreffende woning en heeft maximaal 10 gasten.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag/woonlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten volgens het oorspronkelijke verkavelingsplan.

1.17 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 faunatoren

een bouwwerk bedoeld voor de huisvesting van verschillende diersoorten.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 geluidluwe gevel en/of geluidluwe buitenruimte

Een gevel van een gebouw of buitenruimte bij een gebouw waarbij de geluidsbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.27 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur of kamerverhuur op een zodanige schaal dat zij als bedrijfsmatig moet worden beschouwd, wordt daaronder niet begrepen.

1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Activiteitenbesluit geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en ten hoogste 1 wand.

1.31 peil
  • a. voor gebouwen die op maximaal 1 m van de weg liggen: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor aan- en uitbouwen geldt het peil van hoofdgebouw.
1.32 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.33 voorgevelrooilijn

de (denkbeeldige lijn in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan één gevel gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

1.34 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning.

1.35 woning

een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.36 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor– en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een verkeersontsluiting voor het aangrenzende woongebied.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en nutsgebouwen, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nutsgebouwen en de faunatoren bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 4 meter worden gerealiseerd die nodig zijn als maatregel om onevenredige aantasting van beschermde diersoorten te voorkomen.
3.3 Specifieke gebruiksregel

Vereisten Beeldkwaliteitsplan

De inrichting van de gronden dient te voldoen aan de vereisten uit het Beeldkwaliteitsplan, zijnde pagina 20 tot en met 34, van het document Strijen-Land van Essche III, stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteit, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, oplaadvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en nutsgebouwen, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en nutsgebouwen, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat watergangen over een breedte van ten minste 5 m vrij dienen te blijven van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. vlonders zijn niet toegestaan.
5.3 Specifieke gebruiksregel

Vereisten Beeldkwaliteitsplan

De inrichting van de gronden dient te voldoen aan de vereisten uit het Beeldkwaliteitsplan, zijnde pagina 20 tot en met 34, van het document Strijen-Land van Essche III, stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteit, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, oplaadvoorzieningen, parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. er is maximaal 1 vrijstaande woning toegestaan;
  • c. per bouwperceel bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 40% van het bouwperceel.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 6 m ;
  • b. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelgrens bedraagt ten minste 8 m;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 4 m.

6.2.3 Aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen
  • a. de afstand van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 5 m;
  • b. de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het zij- en achtererf bedraagt ten hoogste 65 m²;
  • c. voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, moet de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m bedragen;
  • d. aan de zijden waar aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet aan een ander gebouw worden gebouwd, bedraagt de afstand tot het naastgelegen gebouw ten minste 1 m;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat overkappingen plat dienen te worden afgedekt;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 35 cm.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, elders bedraagt ten hoogste 2 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het belang van lichttoetreding tot en uitzicht vanaf aangrenzende percelen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2 onder c teneinde het mogelijk te maken dat de achtergevel van een hoofdgebouw op een afstand van minder dan 8 m ten opzichte van de achterste perceelsgrens wordt gebouwd voor zover de stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt en met dien verstande dat dit niet mag leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van naburige percelen.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen (niet zijnde bijgebouwen) ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ontsluitingswegen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' een ontsluiting voor hulpdiensten dient te worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'groene wig': uitsluitend openbaar groen en water;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - groen': uitsluitend watergangen en groen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, oplaadvoorzieningen, parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Algemeen
  • a. het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied' bedraagt niet meer dan 155;
  • b. per bouwperceel bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 60% van het bouwperceel met een maximum van 250 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 7.2.1 onder b bedraagt per bouwperceel de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij vrijstaande woningen ten hoogste 40% van het bouwperceel.

7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' en 'twee-aaneen' zijn uitsluitend vrijstaande en twee- aaneengebouwde hoofdgebouwen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten' zijn gestapelde woningen niet toegestaan;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m respectievelijk 11 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen voor gestapelde woningen ten hoogste 15 m;
  • e. de maximale goothoogte mag met ten hoogste 2 m worden overschreden door gevelopbouwen, met dien verstande dat de totale breedte van gevelopbouwen ten hoogste 40% van de breedte van de woning bedraagt;
  • f. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 15 m;
  • g. de afstand van hoofdgebouwen tot de achterste perceelgrens bedraagt ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-1' ten minste 16 meter en elders ten minste 8 m;
  • h. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient bij vrijstaande hoofdgebouwen ten minste 4 m te bedragen;
  • i. bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag de achtergevel ten hoogste 2,5 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw.

7.2.3 Aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen
  • a. de afstand van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 2,5 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 7.2.3 onder a bedraagt de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van vrijstaande hoofdgebouwen ten minste 5 m;
  • c. de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het zij- en achtererf bedraagt ten hoogste 65 m²;
  • d. voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, moet de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m bedragen;
  • e. een en ander met dien verstande dat zijgevels van bijgebouwen en aanbouwen op straathoeken niet mogen liggen voor de voorgevel van de hoofdgebouwen die om de hoek staan;
  • f. aan de zijden waar aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet aan een ander gebouw worden gebouwd, bedraagt de afstand tot het naastgelegen gebouw ten minste 1 m;
  • g. de achtergevel van aanbouwen bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag niet meer dan 2,5 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw, dan wel de achtergevel van een aanbouw aan het aangrenzende hoofdgebouw, indien een dergelijke aanbouw aanwezig is en bovendien in de onderlinge zijdelingse perceelsgrens is gelegen;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat overkappingen plat dienen te worden afgedekt;
  • i. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 35 cm.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 4 meter worden gerealiseerd die nodig zijn als maatregel om onevenredige aantasting van beschermde diersoorten te voorkomen;
  • d. vlonders zijn niet toegestaan.

7.2.5 Vereisten Beeldkwaliteitsplan
  • a. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, dienen te voldoen aan de vereisten uit het Beeldkwaliteitsplan, zijnde pagina 20 tot en met 34, van het document Strijen-Land van Essche III, stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteit, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de vereisten uit het Beeldkwaliteitplan onderwerpen betreffen waarover in dit artikel reeds bouwregels zijn gesteld en/of indien de vereisten uit het Beeldkwaliteitsplan betrekking hebben op kleurgebruik van gebouwen, het materiaalgebruik van gebouwen en/of de detaillering van gevels van gebouwen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het belang van lichttoetreding tot en uitzicht vanaf aangrenzende percelen.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.2 onder g teneinde het mogelijk te maken dat de achtergevel van een hoofdgebouw op een afstand van minder dan 8 m ten opzichte van de achterste perceelsgrens wordt gebouwd voor zover de stedenbouwkundige situatie ter plaatse dat mogelijk maakt en met dien verstande dat dit niet mag leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van naburige percelen. De afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • b. het bepaalde in lid 7.2.3 onder a teneinde het mogelijk te maken dat de voorgevel van een aanbouw als aldaar bedoeld minder dan 2,5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd dan wel op één lijn met genoemde voorgevel wordt gebouwd, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot aantasting van het straatbeeld;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.3 onder g teneinde de genoemde maat van 2,5 m te verruimen tot maximaal 3,5 m, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van naburige percelen.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen (niet zijnde bijgebouwen) ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

7.5.2 geluidsvoorwaarden

Het gebruik van gebouwen voor woningen is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder dan wel
  • b. voldaan wordt aan de vastgestelde hogere waarden en sprake is van een geluidluwe achterzijde en geluidluwe buitenruimte op begane grondniveau.

7.5.3 Vereisten Beeldkwaliteitsplan
  • a. de inrichting van de gronden dient te voldoen aan de vereisten uit het Beeldkwaliteitsplan, pagina 20 tot en met 34, van het document Strijen-Land van Essche III, stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteit, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.
  • a. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de vereisten uit het Beeldkwaliteitplan onderwerpen betreffen waarover in dit artikel reeds regels zijn gesteld.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 onder c ten behoeve van het verkleinen van de aangeduide groene wiggen indien de doelstelling van het Beeldkwaliteitsplan, zijnde het document Strijen-Land van Essche III, stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteit ten aanzien van de relatie met het omliggende landschap wordt bereikt en de groene wiggen een minimale breedte hebben van 22 meter.

 

Artikel 8 Waarde-Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport en het selectiebesluit van de gemeente door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

8.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

8.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de (water)bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de waterkering.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregel

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 14 Overige regels

Parkeernormen

  • a. met betrekking tot het parkeren kan bevoegd gezag pas omgevingsvergunning verlenen als voldaan wordt aan de parkeernormen zoals opgenomen in de beleidsregel parkeernormering Hoeksche Waard d.d. 2 juli 2021;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a dient, indien na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een actuelere versie van de beleidsregel is vastgesteld, de actuelere versie aangehouden te worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
    • 3. het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van dit lid onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • b. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam regels van het 'bestemmingsplan Land van Essche III'.