Bestemmingsplan ´Boezemkade 9 te Puttershoek’, gemeente Hoeksche Waard

 

Regels

 

Vastgesteld 22 november 2022

 

 

Inhoudsopgave                                                                                                       

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1  Begrippen

Artikel 2  Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3  Tuin

Artikel 4  Wonen

Artikel 5  Leiding Gas

Artikel 6  Waterstaat – Waterkering

           

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7  Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 8  Algemene bouwregels

Artikel 9  Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

Artikel 10  Algemene gebruiksregels

Artikel 11  Algemene aanduidingsregels

Artikel 12  Algemene afwijkingsregels

Artikel 13  Algemene wijzigingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14  Overgangsrecht

Artikel 15  Slotregel

 

 

Bijlagen

  1. Staat van Bedrijfsactiviteiten
  2. Beeldkwaliteitsplan Boezemkade 9, DIV Architecten, 4 oktober 2021
  3. Algemene en specifieke randvoorwaarden

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan

het bestemmingsplan ´Boezemkade 9 te Puttershoek´ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPBoezemkade9PTH21-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.

 

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

 

aan huis verbonden bedrijf

een kleinschalig bedrijf dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning,

waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, dat een ruimtelijke

uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat

geen onevenredige hinder oplevert voor het woon- en leefmilieu, niet zijnde horeca of

detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis

verbonden bedrijf.

 

aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch,

therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat

wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende

mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling

heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde horeca of detailhandel,

met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden

beroep.

 

afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

 

archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied,

uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie.

 

archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen

van archeologische relicten.

 

archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende

archeologische relicten.

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal 2 kamers voor

in totaal maximaal 5 gasten, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch

en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het

serveren van ontbijt.

 

 bedrijf

een onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,

opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig

verlenen van diensten.

 

bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het

huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van

het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

bestaand

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het

ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd

  1. krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar

behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

 

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

 

erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

 

grondwaterpeil

bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt.

 

hoofdgebouw

een of meer panden of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

horeca

een onderneming waar in hoofdzaak en waarbinnen bedrijfsmatig:

  1. dranken, maaltijden of logies worden verstrekt en;
  2. gelegenheid wordt geboden voor het gebruik van de producten ter plaatse en;
  3. sprake is van een zekere dienstverlening, zoals het serveren en/of verstrekken van servies en bestek;

 

met een in principe open karakter (voor een ieder toegankelijk).

 

In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij onderscheiden:

-         categorie 1:     logiesverstrekkers, zoals hotels, pensions en motels;

-         categorie 2:     maaltijdverstrekkers, zoals restaurants, bistro's, eetcafés;

-         categorie 3:     spijsverstrekkers, zoals ijssalons, lunchrooms, croissanterieën, koffie-/theehuizen, waarbij in principe geen alcoholische dranken worden geschonken;

-         categorie 4:     cafetaria's/snackbars, fast-food restaurants, creperies, grillrooms, shoarma/pizzabedrijven;

-         categorie 5:     drankverstrekkers, zoals cafés/bars en nachtclubs, dancings, disco's en partycentra.

 

mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

 

nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

 

normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

 

omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht.

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,

of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

 

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening.

 

overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

peil

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte

van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de

hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van

het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

 

prostitutie

het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze.

  

staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

 

uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw,

welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 

voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen.

 

voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering.

 

wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

 

woning

een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot een grens

tussen de grens een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een

daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

 

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of

het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter

plaatse van het bouwwerk.

 

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd

op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse

(deel van het) bouwwerk.

 

2.2 inhoud van (bedrijfs)woningen

Bij de bepaling van de inhoud van (bedrijfs)woningen worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.

 

2.3 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

2.4 dakkapellen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de volgende eisen:

  1. zijwanden ondoorzichtig;
  2. hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m;
  3. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
  4. bovenzijde meer dan 0,5 onder de daknok;
  5. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
  6. niet gebouwd op een woning of woongebouw gebouwd met een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of op een woning of woongebouw die niet voor permanente bewoning is bestemd.

 

2.5 meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op

de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 – Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor paden.

 

3.2 bouwregels

 

3.2.1

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

3.2.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 zijn gebouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen toegestaan, mits:

  1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2 m bedraagt;
  3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  4. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt.
  5. het is verboden om voor bewoning bedoelde bijbehorende bouwwerken op te richten binnen de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding uitgesloten – voor bewoning bedoelde bijbehorende bouwwerken’.

 

3.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 4  Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;;

b.      aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);

 

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

 

4.1.2

Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroepen/bedrijven voor zover:

 

a.       het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, tot een maximum

oppervlak van 50 m2;

b.      ten behoeve van aan huis verbonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

c.      het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop

die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep of bedrijf.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a.      gebouwd binnen het bouwvlak;

b.      ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;

c.      de minimale dakhelling bedraagt 45º en de maximale dakhelling bedraagt 60º;

d.      de afstand van hoofdgebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;

e.      de afstand tussen hoofdgebouwen bedraagt ten minste 6 m.

 

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

a.      gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

b.      vrijstaande bijgebouwen mogen alleen op het achtererf gebouwd worden;

c.      de diepte van bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw,

niet meer bedragen dan 4 m;

d.      de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m;

e.      de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 m;

f.       de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;

g.      het gezamenlijke oppervlak, voor zover gebouwd per hoofdgebouw, bedraagt bij woningen maximaal 80 m2.

h.      het zij- en achtererf mag bij woningen voor niet meer dan 35% worden bebouwd;

i.        het overblijvende onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf mag niet minder bedragen dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;

j.        de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel de achterbouwperceelgrens dient  ten minste 1 m te bedragen;

k.      het is verboden om voor bewoning bedoelde bijbehorende bouwwerken op te richten binnen de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding uitgesloten – voor bewoning bedoelde

 bijbehorende bouwwerken’.

 

4.2.3 Zwembaden

Zwembaden zijn toegestaan met dien verstande dat:

a.      de regels met betrekking tot situering van bijgebouwen, zoals opgenomen in lid 4.2.2 onder a en b eveneens van toepassing zijn op zwembaden;

b.      de afstand van een zwembad tot het hoofdgebouw bedraagt maximaal 25 m;

c.      de gezamenlijke oppervlakte van zwembaden bedraagt maximaal 50 m2.

 

4.2.5 Overige bouwwerken

Bouwhoogte van overige bouwwerken maximaal:

a.      erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;

b.      erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2 m;

c.      overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

 

4.2.6 Voorwaardelijke verplichting

a.       De woningen en de inrichting van het onbebouwde deel van het plangebied moeten voldoen aan en in stand worden gehouden conform de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Boezemkade 9, DIV Architecten, 4 oktober 2021;

b.      De woningen en bijbehorende bouwwerken moeten voldoen aan de algemene en specifieke randvoorwaarden voor de verdichting van bebouwing en specifieke voorwaarden voor de ontwikkeling aan de Boezemkade en de Prins Bernhardlaan, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 5 Leiding - Gas

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en

instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met

de daarbij behorende belemmeringenstroken.

 

5.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

5.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 5.1. bedoelde

gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen

worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het

bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien

geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie

en onderhoud van de gastransportleiding.

  1. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar

object wordt toegelaten.

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden

 

5.6.1

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding – Gas zonder of in

afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de

volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  1. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

5.6.2

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en

belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende

bestemming(en) betreffen;

  1. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling

bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;

  1. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

5.6.3

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden

de belangen van de leiding niet schaden.

 

5.6.4

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 5.6.1,

wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of

door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden

geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te

voorkomen.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 6 Waterstaat – Waterkering

 

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van zowel de primaire als de secundaire waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

 

6.2 bouwregels

6.2.1

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 en 4) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

 

6.2.2

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

 

6.2.3

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

 

6.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

 

6.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.       a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

b.      b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

c.       c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

d.      d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

e.       e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

 

6.4.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

 

6.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is nodig voor:

a.       a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

b.      b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

8.2

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

 

 

8.3

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

8.4

De regels zoals opgenomen in de artikelen 8.1 tot en met 8.3 hebben betrekking op:

a.      bestaande bouwwerken;

b.      uitbreiding van bestaande bouwwerken;

c.      sloop en vervangende nieuwbouw van bestaande bouwwerken;

 

met dien verstande dat deze regels uitsluitend betrekking hebben op bouwwerken binnen het bouwperceel waarin de bouwwerken met van de regels afwijkende maatvoering, zijn gesitueerd.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 9 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

 

Ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anders is bepaald. Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat:

a.      de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan 3 m beneden peil;

b.      de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk dat in gebruik is als rioolgemaal niet meer bedraagt dan 6 m beneden peil.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

 

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

a.       een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik

en onderhoud;

b.       een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig

gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

c.      een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

 

11.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

11.1.2 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

 

11.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet hoger worden gebouwd dan:

  1. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen danwel de bestaande hogere bouwhoogte;
  2. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen dan wel de bestaande hogere bouwhoogte.

 

11.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen.

 

11.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 11.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 11.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  2. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 11.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;
  3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 11.1.2 is toegestaan voor bouwwerken.

 

11.1.5 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1.4 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

11.1.6 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1.4 wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen en/of een onafhankelijke deskundige.

11.1.7 

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1112.4 is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

 

 

11.2 veiligheidszone - gasontvangstation

11.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasontvangstation' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een gasontvangstation.

 

11.2.2 

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 11.2.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

 

11.2.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 11.2.2 genoemde functies.

 

11.2.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 11.2.2 en 31.3.3 voor het toestaan van de in artikel 11.2.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en vooraf toestemming is verkregen van de leidingbeheerder.

  1. het verplaatsen of verkleinen van het bestemmingsvlak van de bestemming LPG installatie in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen indien de LPG-doorzet afneemt, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  2. het verwijderen van de bestemming LPG-installatie, mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bouwvlakken te verplaatsen, vergroten en toevoegen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. het maximum aantal woningen mag maximaal 31 bedragen;
  2. op eigen terrein of binnen het aangrenzende openbare gebied dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen;
  3. er wordt voorzien in extra waterberging ter compensatie van het toenemende verharde oppervlak.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

 

 

12.1

 

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a.       in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%

van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;

b.       de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de

uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;

c.       de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden voor ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan

 niet hoger gelegen is dan het peil;

d.       de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-,

ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;

e.      de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

 

12.2

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits:

a.      de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b.      het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

a.      de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

b.      het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

1.      Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar

na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.      Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking  van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als

 bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

4.      Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd

met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

14.2 Overgangsrecht gebruik

1.      Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,

 tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.      Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna

 te hervatten of te laten hervatten.

5.      Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat

plan.

 

Terug naar de inhoudsopgave

 

 

Artikel 15 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ´Boezemkade 9. te Puttershoek´ van de gemeente Hoeksche Waard.