direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitendijk-Land van Esseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.BPB60LvE9STR20-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitendijk-Land van Esseweg' van de gemeente Hoeksche Waard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.BPB60LvE9STR20-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, op grond waarvan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 agrarisch afzetbedrijf

een agrarisch verwerkingsbedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het vervoer, de opslag, de oppervlaktebewerking of de afzet van inheemse agrarisch producten, zoals bijvoorbeeld koelhuizen, grasdrogerijen en aardappelhandels.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boomkwekerij, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: het fokken van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij het fokken niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • e. gemengde tuinbouw: de teelt van gewassen zoals groente, fruit, bloemen en heesters in kassen en in open grond;
  • f. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • g. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • h. bomenteelt: een bedrijf gericht op het telen van bomen en siergewassen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • i. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
  • j. geitenhouderij: bedrijf of een onderdeel daarvan waar geiten worden gehouden.

1.9 agrarisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.

1.10 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur, waaronder tevens valt het zeven van grond (voor eigen gebruik, dan wel voor agrarische bedrijven in het plangebied) afkomstig uit het plangebied.

1.11 agrarisch verwerkingsbedrijf

een onderneming die uitsluitend of overwegend gericht is op de niet-industriële bewerking, verwerking, opslag, vervoer of verhandeling van producten die van agrarische bedrijven afkomstig zijn.

1.12 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 Archeologische Begeleiding

de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.16 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.17 baggerspecie

mengsel van minerale bestanddelen, organische stof en water dat vrijkomt bij het baggeren van (delen van) de waterbodem.

1.18 baggerspeciedepot

inrichting voor de opslag en verwerking van baggerspecie.

1.19 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.20 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.21 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.22 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.23 bed&breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van een mogelijkheid voor toeristisch verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed&breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw, wordt gerund door de eigenaren van de betreffende woning en heeft maximaal 10 gasten.

1.24 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.28 blauwe diensten

in het kader van duurzaam waterbeheer, tegen betaling toestaan van het onder water laten lopen van land als calamiteitenberging of het gebruik van land als baggerdepot.

1.29 boog- en gaaskassen

halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als kweekkas.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.36 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.38 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

rijks- en gemeentelijke monumenten.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.41 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.42 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh).

1.44 geluidshinderlijke Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.45 gevoelige functies ten opzichte van kassen

objecten categorie I:

  • aaneengesloten woonbebouwing, zijnde drie of meer woningen, die telkens op minder dan 5 m afstand van elkaar zijn gelegen;
  • gevoelige objecten, zijnde gebouwen of delen van gebouwen, bestemd voor het verblijf van personen of objecten, gebouwen of terreinen bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein met ten hoogste 15 kampeermiddelen;

objecten categorie II:

  • overige woningen van derden;
  • restaurants.

1.46 gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven

objecten categorie I:

  • bebouwde kom met stedelijk karakter;
  • ziekenhuis, sanatorium, en internaat;
  • objecten voor verblijfsrecreatie;

objecten categorie II:

  • bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving;
  • objecten voor dagrecreatie;

objecten categorie III:

  • verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent;

objecten categorie IV:

  • woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;

objecten categorie V:

  • woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn.
1.47 grens zone industrielawaai

de grens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.

1.48 hobbymatig agrarisch gebruik

het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of telen van agrarische producten.

1.49 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.50 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een perceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.51 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.52 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.53 inwoning

inwoning is het verblijven in een huishouden waarbij sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen en een gezamenlijke toegang.

1.54 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.55 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.56 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.57 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in of bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.58 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.59 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.60 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende nevenactiviteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, kantinevoorziening, een verkooppunt voor paardrijartikelen en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.61 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.62 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.63 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.64 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.65 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.66 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.67 paalkampeerterrein

een terrein, zonder verdere voorzieningen, waarbinnen een straal van tien meter rond de paal vrij mag worden gekampeerd en overnacht.

1.68 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.69 paardenpension/paardenhouderij

een bedrijf, waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden; hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden.

1.70 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.71 peil

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.72 permanente standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.

1.73 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.74 rolkassen

op rails verrijdbare kassen die met ten minste één positie gevestigd zijn in het bouwvlak.

1.75 schuurkassen

gebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 3 m of meer, waarvan alleen het dak bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal.

1.76 seizoensgebonden standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.77 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.78 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.79 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.80 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.81 teeltondersteunende voorzieningen

kassen, schuur-, tunnel- en boogkassen hoger dan 1,5 m.

1.82 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

uitgespreid afdekmateriaal, afdekmateriaal met ondersteunende constructie (lage, niet menstoegankelijke tunnels) bestemd voor vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en bomenteelt die, afhankelijk van gebiedskenmerken, maximaal 3 tot 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden.

1.83 toeristische standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende een beperkte periode van het jaar.

1.84 tunnelkas

verankerde menstoegankelijke kassen met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en bomenteeltbedrijf ter teeltondersteuning.

1.85 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.86 voorgevelrooilijn
  • a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    • 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    • 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.87 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.88 voormalig agrarisch bedrijfscomplex

een concentratie van bebouwing dat niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een volwaardig agrarische bedrijf en waar geen mogelijkheden meer zijn in de toekomst een agrarisch bedrijf op te starten.

1.89 waterpeil

de hoogte van het water ten opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil).

1.90 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in Onderdeel D, van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.91 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.92 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.93 zorgboerderij

de opvang van kinderen, volwassenen of gehandicapten, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig en/of hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

1.94 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.12 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in lid 1.8 sub a en b;
  • b. het binnen de bestaande bebouwing uitoefenen van een agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.8 sub d;
  • c. het houden van maximaal 10 volwassen paarden met 5 bijbehorende paarden in opfok (K1) en 89 paarden in opfok (K2) ter plaatse van de Land van Esseweg 9;
  • d. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
    • 1. de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van het contrast tussen open agrarisch gebied en de meer verdichte dijken, de herkenbaarheid van het landschap door de bochtige dijken met bebouwing/beplanting en de rationele, rechte verkaveling hierbinnen;
    • 2. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de historische bebouwing en het ontginningspatroon;

alsmede voor:

  • e. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties;

met de daarbij behorende:

  • f. voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die rechtsreeks toegestaan zijn

nevenfunctie   toegestaan aantal m²  
  bebouwing   gebruik van onbebouwde gronden  
verkoop aan huis van eigen producten (eventueel be- of verwerkt)   200   -  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   500   -  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   200   -  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   -   gehele boerenland  
blauwe diensten (waterberging)   -   gehele boerenland  
wandel- fiets- of ruiterpaden over het boerenland   -   gehele boerenland  
boerengolf   200   20.000  
aan-huis-gebonden beroep   100   -  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   100   gehele boerenland  

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning is toegestaan, waarbij geldt dat indien ter plaatse de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen de bedrijfswoning alleen hier opgericht mag worden;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden;
  • d. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot deze grens ten minste 2 m te bedragen;
  • e. bij een combinatie van nevenfuncties het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer mag bedragen dan 500 m²;
  • f. in de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen aan de Land van Esseweg dient aangetoond te worden dat wordt voldaan aan de beeldkwaliteitsparagraaf welke is opgenomen in Bijlage 2;
  • g. de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning aan de Land van Esseweg 9 kan slechts worden verleend indien de bestaande woning aan de Land van Esseweg 10 (kadastraal bekend gemeente Strijen, sectie V, nummer 920) is gesloopt.
  • h. verder geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)   één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven     750 m³   6 m    
bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen) ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering     gehele bouwvlak     6 m    
silo's           12 m  
mestsilo's, mestzak of mestbassin       2.500 m³     6 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten het bouwvlak
- overige plaatsen  
       

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen)           3 m
 
 
  Maximale bouwdiepte   Maximale verstoringsdiepte  
specifieke bouwaanduiding - 1   -1,1 m   -1,1 m  
specifieke bouwaanduiding - 2   -1,4 m   -1,4 m  
specifieke bouwaanduiding - 3   -1,7 m   -1,7 m
 
specifieke bouwaanduiding - 4   -2,4 m   -2,4 m
 

  • i. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 1'; 'specifieke bouwaanduiding - 2'; 'specifieke bouwaanduiding - 3' en 'specifieke bouwaanduiding - 4', is een diepere bouw- en verstoring toegestaan, dan opgenomen in de tabel onder h, indien bij uitvoering van de werkzaamheden Archeologische Begeleiding plaatsvindt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a voor het overschrijden van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk maken;
  • b. de maatvoering mag niet verder worden overschreden dan vanwege milieuregels noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak met niet meer dan 25 m worden overschreden;
  • c. een verzoek om overschrijding van het bouwvlak wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a genoemde voorwaarde is voldaan;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.

3.3.2 Ten behoeve van opslag van dierlijk mest binnen het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de maximale inhoudsmaat voor de opslag van dierlijk mest binnen het bouwvlak zoals aangegeven in lid 3.2 onder e, met inachtneming van het volgende:

  • a. het dient noodzakelijk te zijn vanuit verkeers- en milieuoverwegingen;
  • b. een doelmatige bedrijfsvoering moet de opslag van dierlijk mest binnen het bouwvlak noodzakelijk maken;
  • c. de opslag van dierlijk mest is toegestaan in mestsilo's, mestbassins of mestzakken;
  • d. mestopslag is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering of voor niet meer dan vijf agrarische bedrijven, die voor de opslag van dierlijke mest, uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering, een samenwerkingsverband hebben aangegaan;
  • e. ten behoeve van de opslag van dierlijke mest mag gebruikgemaakt worden van een of meerdere mestzakken/mestbassins;
  • f. de totale gezamenlijke inhoud van een mestsilo, mestzak of mestbassin mag niet meer bedragen dan 5.000 m³;
  • g. de opslag van dierlijk mest dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. een verzoek voor het aanleggen van een mestsilo, mestbassin of mestzak binnen het bouwvlak, wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarde is voldaan.

3.3.3 Ten behoeve van opslag van dierlijk mest buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a ten behoeve van de opslag van dierlijk mest buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. het dient noodzakelijk te zijn vanuit verkeers- en milieuoverwegingen;
  • b. een doelmatige bedrijfsvoering moet de opslag van dierlijk mest buiten het bouwvlak noodzakelijk maken;
  • c. de opslag van dierlijk mest is alleen toegestaan in mestbassins of mestzakken;
  • d. mestopslag is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering of voor niet meer dan vijf agrarische bedrijven, die voor de opslag van dierlijke mest, uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering, een samenwerkingsverband hebben aangegaan;
  • e. ten behoeve van de opslag van dierlijk mest mag gebruikgemaakt worden van een of meerdere mestzakken/mestbassins;
  • f. de totale gezamenlijke inhoud van een mestzak/mestbassin mag niet meer bedragen dan 3.000 m³;
  • g. de opslag van dierlijk mest dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. een verzoek voor het aanleggen van een mestbassin of mestzak buiten het bouwvlak, wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarde is voldaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • b. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  • c. inwoning als vorm van mantelzorg is toegestaan;
  • d. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van goederen ten behoeve van neven- en vervolgfuncties met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • f. nieuwe geitenhouderijen zijn niet toegestaan als hoofdtak en neventak. Evenmin is uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een bestaande geitenhouderij teogestaan, tenzij het aantal geiten niet toeneemt.
  • g. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken, anders bedoeld in lid 3.1 lid c, dat leidt tot een toename in stikstofdepositie (mol/ha/jaar) op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van het bestaande planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken ten tijde van de vaststelling van het plan.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, voor zover begrepen in dit plan voor het perceel Land van Esseweg 9 te Strijen, maximaal 12 maanden na in gebruikname van de woning, zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan in bijlage 1 bij deze regels, is aangelegd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden;
  • b. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan een goede landschappelijk inpassing.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties die in tabel 3.2 zijn aangegeven, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat de nevenfuncties 'survivalactiviteiten, excursiebedrijf' en 'sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)' ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • c. de nevenfuncties dienen, zowel afzonderlijk als tezamen, een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit te maken en mogen in geen geval een grotere oppervlakte beslaan dan in tabel 3.2 is aangegeven;
  • d. bij een combinatie van nevenfuncties is ten hoogste 500 m² aan bebouwing ten behoeve van de activiteiten toegestaan;
  • e. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • h. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. door het verlenen van de ontheffing mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • k. kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
  • l. een verzoek om ontheffing ten behoeve van de nevenfunctie 'windenergie/windturbines' wordt ter toetsing voorgelegd aan een landschaps- en natuurdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder g wordt voldaan;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Tabel 3.2 Niet-agrarische nevenfuncties waarvoor ontheffing kan worden verleend

nevenfuncties   toegestaan aantal m²  
  bebouwing in gebruik   gebruik van onbebouwde gronden  
agrarisch handels- en exportbedrijf   500   -  
agrarisch loonbedrijf   500   -  
veehandelsbedrijf, foeragehandel, paardenhandel   200   -  
veearts met praktijkruimte   200   -  
hoefsmederij   200   -  
africhtingsbedrijf voor paarden   200   800  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, uitgezonderd consumentenvuurwerk (bijvoorbeeld caravans)   500   -  
windenergie, windturbines tot 15 m totale hoogte (inclusief wieken)1, maximaal 1 per bedrijf   -   -  
duurzame energie, biomassa vergisting   1.000   -  
kinderboerderij   100   1.500  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak)   200   800  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur.   100   100  
theetuin   50   100  
kampeerboerderij   200   -  
kleinschalig kamperen   100   max. 25 kampeereenheden met een maximum van 5.000 m²  
survivalactiviteiten, excursiebedrijf   100   gehele boerenland  
sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)   50-2002   gehele boerenland  
museum/tentoonstellingsruimte   200   -  
dierenpension, hondenfokkerij   200   -  

3.5.2 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en artikel 6 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte welke van tijdelijke aard is;
  • b. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  • c. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  • d. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 3.2;
  • e. het gebruik van bijgebouwen of niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouwen bij een woning ten behoeve van mantelzorg mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • f. indien de zorgvraag het gebruik van een groter oppervlak noodzakelijk maakt mag, mits aanwezig, een groter oppervlak in gebruik worden genomen;
  • g. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  • h. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • i. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) gebouwen te slopen, met dien verstande dat een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de sloop van de woning en overige gebouwen, zoals bedoeld in lid 3.2 onder g, indien in aanvullend onderzoek is aangetoond dat:

  • a. de huidige bebouwing niet wordt gebruikt als nestlocatie voor de huismus, dan wel dat er mitigerende maatregelen zijn getroffen, en;
  • b. de huidige bebouwing niet wordt gebruikt als zomer- en/of paarverblijfplaats voor vleermuizen, dan wel dat er mitigerende maatregelen zijn getroffen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Ten behoeve van verplaatsing agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een nieuw agrarisch bouwvlak op gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er sprake is van bedrijfsverplaatsing binnen het plangebied;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondbonden veehouderijbedrijf of akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien elders binnen het plangebied sanering van het bouwvlak plaatsvindt;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 3.1 sub c genoemde waarden;
  • f. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • g. indien op het te saneren bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is opgenomen, is ter plaatse van het nieuwe agrarische bouwvlak eveneens geen bedrijfswoning toegestaan;
  • h. bij de bouw van een nieuwe woning dient te worden voldaan aan het bepaalde in lid 5.2 t/m 5.4;
  • i. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a en f van deze regel wordt voldaan.

3.7.2 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;
  • c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2,25 ha, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is;
  • d. de vergroting van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 3.1 sub c genoemde waarden;
  • e. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn, waarbij in ieder geval voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 5.3 en 5.4 'Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven en kassen';
  • f. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a en c van deze regel wordt voldaan.

3.7.3 Ten behoeve van omschakeling naar fruitteeltbedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar fruitteeltbedrijven met inachtneming van het volgende:

  • a. omschakeling is alleen toegestaan ten behoeve van een volwaardig fruitteeltbedrijf;
  • b. de uitoefening van een fruitteeltbedrijf is alleen toegestaan op bestaande bouwvlakken;
  • c. de omschakeling dient landschappelijk inpasbaar te zijn;
  • d. de omschakeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 3.1 sub c genoemde waarden;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dienen de gronden te worden voorzien van de aanduiding 'fruitteelt';
  • f. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub c en d van deze regel wordt voldaan;
  • g. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub a van deze regel wordt voldaan.

3.7.4 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de in tabel 3.3 genoemde vervolgfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vervolgfunctie is alleen toegestaan binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • c. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het een voormalig bedrijfscomplex betreft;
  • d. indien de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met de aanduiding 'glastuinbouw' wijzigt dienen de gronden buiten het bouwvlak te worden gewijzigd in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig agrarisch gebruik';
  • e. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
  • f. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
  • g. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
  • h. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
  • i. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • j. de vervolgfunctie dient landschappelijk inpasbaar te zijn;
  • k. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

Tabel 3.3 Vervolgfuncties waarvoor gebruikgemaakt kan worden van een wijzigingsbevoegdheid

vervolgfunctie  
wonen  
veehandelsbedrijf, foeragehandel, paardenhandel  
africhtingsbedrijf voor paarden  
veearts met praktijkruimte  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
opslag en stalling van niet-agrarische producten, uitgezonderd consumentenvuurwerk  
categorie 3 bedrijven die naar aard en schaal gelijk te stellen zijn aan een categorie 2 bedrijf  
overige bedrijven (categorie 1 en 2 van de bedrijvenlijst uit de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering)  
kinderboerderij  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak)  
manege/rijschool  
kampeerboerderij  
kleinschalig kamperen  
aan-huis-gebonden beroep  
sociale functies (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie)  
museum/tentoonstellingsruimte  
dierenpension, hondenfokkerij  

3.7.5 Ten behoeve van landgoederen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het realiseren van landgoederen, voor zover deze aansluiten op en zorgen voor een versterking van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, de Randstadgroengebieden en de bestaande recreatiegebieden, met inachtneming van het volgende:

  • a. het stichten van een landgoed binnen de Provinciale Natuurnetwerk Nederland, het Vogelrichtlijnengebied, het Habitatrichtlijngebied of andere aangewezen gebieden van grote cultuurhistorische of archeologische waarde is uitgesloten;
  • b. de minimale omvang van een landgoed is 5 ha aaneengesloten gebied en dient aan te sluiten bij bestaande bebouwingspatronen en bij bebouwingsclusters en –linten;
  • c. het gestelde onder sub b is niet van toepassing indien het landgoed een minimale omvang heeft van 10 ha;
  • d. per 5 ha is maximaal 1.000 m² aan bebouwing inclusief bijgebouwen toegestaan;
  • e. indien er sprake is van meerdere gebouwen, dienen de gebouwen als cluster te worden gesitueerd;
  • f. 10% van het nieuwe landgoed behoort tot het private deel, de huiskavel, waarvan maximaal 20% bebouwd mag worden;
  • g. per huiskavel mag 1 woonhuis met maximaal 3 wooneenheden worden gebouwd;
  • h. het landgoed mag vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven;
  • i. om de duurzaamheid te waarborgen, dient een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten te worden;
  • j. er dient een inrichtingsplan opgesteld te worden waarin naast het bepaalde in sub a tot en met h tevens inzicht gegeven dient te worden aan de volgend punten:
    • 1. het behoud van zichtlijnen naar het omringende landschap;
    • 2. hoogte van aan te brengen beplanting;
    • 3. het soort beplanting;
    • 4. de oppervlakte van eventueel te realiseren boomgaarden;
    • 5. de hoeveelheid te realiseren waterberging waarbij als voorwaarde geldt dat bij de realisatie van minimaal 4% extra waterberging de waterbeheerder ingeschakeld wordt voor advies en ondersteuning.

3.7.6 Nieuwe Natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden – Landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning activiteit bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
5.2 Afstanden van woningen tot wegen
  • a. Ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of ontheffing of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de afstand van de woning (inclusief aanbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan in onderstaande tabel aangegeven afstand.

Contouren geluidsbelasting (4,5 m maatgevende hoogte)

wegvak   afstand 48 dB-contour 1)   
Overige wegen   10 m  

1) Alle waarden met aftrek volgens artikel 110g Wgh.

  • b. Nieuwe woningen ingevolge planwijziging of ontheffing mogen op een kleinere afstand worden gebouwd dan in sub a en de in sub a opgenomen tabel is aangegeven, indien:
    • 1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    • 2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a en de tabel teneinde herbouw van woningen toe te staan op een kleinere afstand, indien:
    • 1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    • 2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.

5.3 Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten:

  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
minimumafstand tot objecten categorie I en II   100 m   50 m  
minimumafstand tot objecten categorie III, IV en V   50 m   25 m  

5.4 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten:

soort objecten   aan te houden afstand  
  indien kassen voor 1 mei 1996 zijn opgericht (met inbegrip van eventuele uitbreidingen)   indien kassen na 30 april 1996 zijn opgericht  
categorie I   25 m   50 m  
categorie II   10 m   25 m  

5.5 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

5.6 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds hoofdgebouw;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

Artikel 6 Specifieke gebruiksregel

6.1 Bijgebouwen

Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

6.2 Bed&breakfast

Bed&breakfast in en bij woningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • bed&breakfast is een nevenfunctie bij het wonen, een agrarisch bedrijf of daarmee gelijk te stellen functie;
  • de hoofdfunctie wonen blijft gehandhaafd;
  • bed&breakfast is voor wat betreft activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een pension of hotel;
  • het betreft een logiesaccommodatie voor maximaal 10 personen en bestaande uit maximaal 7 kamers;
  • de voorziening wordt in de bestaande bebouwing gerealiseerd;
  • de accommodatie mag niet functioneren als zelfstandige wooneenheid.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Ten behoeve van afwijkende maten/overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijkingen kan worden verleend –middels een omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.2 Ten behoeve van tijdelijk kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van tijdelijke kampeerterreinen met inachtneming van het volgende:

  • a. tijdelijk kamperen dient plaats te vinden ten behoeve van een evenement of er dient sprake te zijn van kamperen in groepsverband met een gemeenschappelijk doel;
  • b. tijdelijk kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot 1 november;
  • c. op het tijdelijke kampeerterrein is het plaatsen van vaste kampeermiddelen zoals stacaravans en chalets niet toegestaan;
7.3 Kleinschalige horeca

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van kleinschalige horeca, onder de volgende voorwaarden:

  • 1. horeca is uitsluitend toegestaan bij wijze van nevenfunctie;
  • 2. horeca is uitsluitend toegestaan in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 2);
  • 3. de bedrijfsvloeroppervlakte van de horecafunctie (inclusief een terras) bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • 4. horeca, met uitzondering van een terras, is uitsluitend toegestaan in bestaande gebouwen. Nieuwbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen ten behoeve van horeca is niet toegestaan;
  • 5. er is een planschaderisico gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente;
  • 6. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

7.4 Stikstofdepositie

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1, lid g, indien is gebleken dat op basis van een toestemming, als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming, er per saldo geen toename is in stikstofdepositie (mol/ha/jaar) op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000 gebieden ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ ha/jaar) als gevolg van het bestaande planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken ten tijde van de vaststelling van het plan.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 9 Parkeernormen

  • a. met betrekking tot het parkeren dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018);
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a dient, indien na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een actuelere versie van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018) is vastgesteld, de actuelere versie van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018) aangehouden te worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitendijk-Land van Esseweg'.

  • 1. Bij een verticale as geldt een maximale hoogte van 5 m en bij een windturbine zonder wieken geldt een maximale rotordiameter van 2 m.
  • 2. Afhankelijk van al dan geen nachtverblijf.