direct naar inhoud van Regels
Plan: Walsland 44, Vianen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1961.bpVIwalsland44-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Walsland 44, Vianen met identificatienummer NL.IMRO.1961.bpVIwalsland44-VA01 van de gemeente Vijfheerenlanden;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- of uitbouw

een gebouw dat aangebouwd is aan een woning of woongebouw en rechtstreeks van daaruit toegankelijk is;

1.6 archeologisch deskundige

de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie;

1.7 archeologische monumenten

terrein dat van algemeen belang is wegens de daar aanwezige zaken die ten minste 50 jaar geleden zijn vervaardigd en die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 archeologisch onderzoek

het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

het percentage dat aangeeft tot welke oppervlakte het bouwperceel of een ander in deze regels bepaald vlak, mag worden bebouwd;

1.12 bedrijf aan huis

een bedrijf dat vanwege zijn kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend in of bij een woning, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waaronder bed&breakfast niet is begrepen;

1.13 beroep aan huis

een dienstverlenend of kunstzinnig beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.14 beschermd stadsgezicht

het gebied dat bij ministeriële beschikking nr. 179.814 I, d.d. 23 juni 1975 is aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988;

1.15 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal is, wordt of mag worden gebouwd;

1.16 bestaand gebruik

een gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal wordt of mag worden uitgeoefend;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.20 bijgebouw

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 Erfgoedcommissie

een commissie als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gemeentelijk parkeerbeleid

de beleidsregels parkeren van de gemeente Vijfheerenlanden, zoals vastgelegd in de 'Nota Parkeerbeleid gemeente Zederik’ vastgesteld d.d. 24 november 2014, de ‘Nota Parkeernormen Vianen’ vastgesteld d.d. 23 april 2013 en de ‘Beleidsnota parkeernormen Leerdam’ vastgesteld d.d. 13 november 2009, dan wel de opvolger daarvan;

1.30 gevellijn

aangeduide lijn die aangeeft welk deel van het erf met gebouwen mag worden bebouwd, waarbij de plaatsaanduiding 'achter de gevellijn' ziet op die zijde van de gevellijn waar ook het bouwvlak is geprojecteerd;

1.31 hoofdgebouw

een of meer panden of gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 huishouden

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is;

1.33 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse, en van logies en het bedrijfsmatig exploiteren van zalen, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 kamerverhuur

woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen gezamenlijke huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten de woonruimte;

1.35 onzelfstandige woonruimte

woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

1.36 overkapping

een overdekt bouwwerk zonder eigen wanden;

1.37 peil
  • a. voor bouwwerken op gronden binnen een af stand van 20 m vanuit de dichtstbij zijnde naar de weg gekeerde bouwgrens: de kruin van de weg; voor bouwwerken op gronden elders dan bedoeld onder a: het aan een bouwwerk aansluitende, afgewerkte terrein;
1.38 Stadsbeeld C

het historische beeld van zone C van het beschermde stadsgezicht Vianen dat bepaald wordt door de hoofdstructuur van straten en wegen, benevens de hoogte van de bebouwing;

1.39 vloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van ruimten -met een binnenwerkse hoogte van meer dan 1,5 m- binnen gebouwen;

1.40 voertuigen

fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen en wagens;

1.41 Voorgevel

de naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.42 webwinkel

ruimte waar detailhandel via internet plaatsvindt, waarbij:

  • a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse,
  • b. het leveren van goederen in principe plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten;
1.43 wonen

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning' of 'wooneenheid';

1.44 woning/wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
in geval van dakkapellen of dakopbouwen, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de voorgevelbreedte respectievelijk 1/2 van de achtergevelbreedte van het betreffende gebouw, is de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapellen of dakopbouwen maatgevend voor het meten van de goothoogte;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, inclusief de maat van de verticale projectie van dakoverstekken in het geval dat die maat meer dan 1 m bedraagt.

Bij onduidelijkheid betreffende de wijze van meten in een bepaald geval beslissen burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. bermen en andere groenvoorzieningen;
  • f. water en waterberging, met bijbehorende taluds;
  • g. voorzieningen ten behoeve van markt en straatverkoop;
  • h. ondergrondse vuilcontainers;
  • i. bruggen, duikers en andere kunstwerken.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   6 m  
speeltoestellen en beeldende kunstwerken   5 m  
overige bouwwerken   3 m  

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning of wooneenheid;
  • b. beroep of bedrijf aan huis;
  • c. met de daarbijbehorende:
    • 1. tuinen en erven;
    • 2. voetpaden;
    • 3. water, watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd met de bestemming verband houdende gebouwen, waaronder begrepen woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en gebouwen ten dienste van de in lid 4.1, bedoelde functies, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 100%;
  • b. het totaal aan woningen en/ of wooneenheden bedraagt niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

4.2.3 Buiten het bouwvlak
  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m. bedragen en op ten minste 1 m. achter de voorgevelrooilijn, niet meer dan 2 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking goothoogte en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 4.2.2, onder c:

  • a. ten behoeve van het bouwen met een ten hoogste 1 m hogere goothoogte respectievelijk bouwhoogte dan daar is bepaald;

mits het advies van de Erfgoedcommissie is ingewonnen.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in lid 4.1 bedoelde gronden te gebruiken voor:

  • a. bewoning van bijgebouwen anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht;
  • b. zelfstandige bewoning van gebouwen buiten het bouwvlak anders dan ten behoeve van mantelzorg overeenkomstig de regels voor mantelzorg zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

4.4.2 Beroep- en bedrijf aan huis

Een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:

  • a. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen daarvoor wordt gebruikt met een maximum van 100 m²;
  • b. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van webwinkels mits de daarbij behorende opslag elders is gevestigd;
  • d. er geen horeca plaatsvindt.

4.4.3 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' dient een erfafscheiding te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden met een minimale hoogte van 0,8 meter en een maximale hoogte van 1,2 meter.

4.4.4 Afwijking verbod kamergewijze verhuur en/of woon (zorg) initiatieven

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid door kamergewijze verhuur en / of woon (zorg) initiatieven met meerdere huishoudens toe te staan mits het:

  • a. past binnen de daarvoor geldende gemeentelijke beleidsregels;
  • b. past binnen de geldende bouwregels en de voor het overige geldende gebruiksbepalingen;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
  • f. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van aanwezige en beschermde archeologische monumenten.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en van archeologisch onderzoek zijn toegestaan;
  • b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. het bouwplan betreft vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte van de bouwwerken niet wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan het rapport is gevoegd bij de vergunningaanvraag, is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
    • 3. het bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt.
5.3 Afwijking van de bouwregels
5.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.2, onder b, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.

5.3.2 Voorschriften bij afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorschriften aan de in sublid 5.3.1 bedoelde omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3.3 Advies bij afwijking

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een in sublid 5.3.1 bedoelde omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden onevenredig worden of kunnen worden aangetast, en welke regels aan de vergunning zouden moeten worden verbonden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m.

5.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 5.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. die het archeologisch onderzoek betreffen;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
  • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
  • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  • a. die noodzakelijk zijn voor het realiseren van bouwplannen, die ingevolge het plan zijn toegestaan.

5.4.3 Criteria voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien de in sublid 5.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

5.4.4 Voorschriften bij vergunningverlening

Burgemeester en wethouders kunnen aan een in sublid 5.4.1 bedoelde omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.4.5 Advies bij omgevingsvergunning

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een in sublid 5.4.1 bedoelde omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden onevenredig worden of kunnen worden aangetast, en welke regels aan de vergunning zouden moeten worden verbonden.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6 Waarde - Beschermd stadsgezicht

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht, welke waarden bestaan uit:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - C', het historische beeld van zone C van het beschermde stadsgezicht Vianen dat bepaald wordt door de hoofdstructuur van straten en wegen, alsook de hoogte van de bebouwing;
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

Algemeen

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere hier voorkomende bestemmingen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de op de betreffende gronden aanwezige cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden verstoord, waarbij de volgende principes gelden:
    • 1. behoud, onderhoud en versterking van waarden gaan voor vernieuwen en ontwikkelen;
    • 2. vernieuwen en ontwikkelen geschieden op basis van en met respect voor de cultuurhistorische waarden;
  • b. over het (ver)bouwen, vernieuwen of veranderen van bouwwerken dient de Erfgoedcommissie te zijn gehoord, tenzij het bouwwerkzaamheden betreft van ondergeschikte betekenis.

Daken en dakhelling

  • c. alle gebouwen moeten voorzien zijn, dan wel voorzien blijven van een zadeldak of schilddak;
  • d. de dakhelling van dakvlakken van gebouwen moet tussen 35º -60º bedragen;
  • e. op plat afgedekte hoofdgebouwen mag een kap worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde onder d;

Situering gevels 

  • f. de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend op of maximaal 1 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;

Voorgevelbreedte

  • g. per voorgevelbreedte mag deze niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 10 m bedragen;
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.2:

  • a. onder c, ten behoeve van het bouwen van de afdekking van gebouwen met een andere nokrichting en kapvorm;
  • b. onder d ten behoeve van het bouwen met een andere dakhelling;
  • c. onder f, ten behoeve van het bouwen van de voorgevel of delen daarvan op ten hoogste 1 m voor de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. onder g, ten behoeve van het bouwen met een andere voorgevelbreedte;

mits het advies van de Erfgoedcommissie is ingewonnen.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van hoofdgebouwen;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen van bestaande waardevolle stoepen en hekken;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen aansluitend aan karakteristieke bomen;
  • d. het beplanten van grondstroken, smaller dan 2 m, gelegen tussen een rijbaan of voetpad en een voorgevel van een hoofdgebouw;
  • e. het aanleggen van meer dan één parkeerplaats per hoofdgebouw, anders dan op gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  • f. het aanleggen van bestratingen en andere terreinverhardingen van betonprodukten, asfalt of materiaal van een soortgelijke structuur op gronden, voor zover zichtbaar vanaf de openbare weg;
  • g. het aanleggen van oeververbindingen, oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen;
  • h. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies of installaties, op gronden met de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

6.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 6.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  • c. als bedoeld in sublid 6.4.1, onder a, voor zover het betreft sloopwerkzaamheden:
    • 1. ingevolge een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders;
    • 2. voortvloeiende uit het gewone onderhoud;
    • 3. van ondergeschikte betekenis en waarvoor schriftelijk door of namens burgemeester en wethouders is meegedeeld dat geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. die dienen tot onderhoud of voltooiing van werken, die op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • e. als bedoeld in sublid 6.4.1, onder h, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.

6.4.3 Criteria voor vergunningverlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 6.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan het Beschermd Stadsgezicht;
  • b. door het weigeren van de vergunning de aanvrager onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand tot enige grens van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand of plaats in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

8.2 Dakkapellen en gevelopbouwen
8.2.1 Bouwregels

Dakkapellen en gevelopbouwen mogen voor zover gebouwd aan de naar de weg gekeerde zijde van een gebouw een breedte hebben van ten hoogste een derde van de breedte van deze zijde van dat gebouw en voor zover gebouwd aan de achtergevel van een gebouw een breedte hebben van ten hoogste de helft van de breedte van de achtergevel van dat gebouw en mits de hoogte van de dakkapel of gevelopbouw, gemeten ten opzichte van de goothoogte van de onderliggende gevel niet meer bedraagt dan 3 m.

8.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 8.2.1 voor dakkapellen tot over de volle breedte van een gebouw, mits advies wordt ingewonnen bij de Erfgoedcommissie.

8.3 Ondergeschikte bouwdelen

Ondergeschikte delen van een bouwwerk mogen de bouwgrens als volgt overschrijden:

  • a. tot gebouwen behorende plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor regenwater, gevelversieringen en wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen mogen de bouwgrens met maximaal 20 cm overschrijden;
  • b. tot gebouwen behorende gevellijsten, kroonlijsten, overstekende daken, luifelsen hijsinrichtingen mogen, mits gelegen op een hoogte van ten minste 2,2 m boven een voetpad of ten minste 4,2 m boven een rijweg, de bouwgrens met maximaal 50 cm overschrijden, met dien verstande dat balkons aan de achtergevel het bouwvlak met maximaal 1,5 m mogen overschrijden.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:

  • a. van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
9.2 Parkeernormen
9.2.1 Parkeernorm

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen', parkeerruimte zijn aangebracht en in stand gehouden in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein bij dat gebouw. Indien de beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

9.2.2 Afwijken parkeren

Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie en;

  • a. het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. er op andere wijze in de benodigde parkeer- en stallingsbehoefte wordt voorzien;
  • c. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.
  • d. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

9.2.3 Nadere eisen parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van maatvoering van de parkeervoorzieningen indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2 ' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:

  • de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven,

mits, naar gelang de ligging van de bedoelde grenzen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - C', het Stadsbeeld C, door de wijziging niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Walsland 44, Vianen'.