Artikel 3.2.2 Bedrijfsgebouwen wordt aangevuld met de volgende regel:
Met dien verstande dat:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – dierenverblijven en opslag dierlijke mest' geen dierenverblijven mogen worden opgericht en/of dieren mogen worden gehouden en geen opslag van dierlijke mest mag plaats vinden.
Artikel 3.4.2 Voorwaardelijke verplichting, wordt aangevuld met de volgende regel:
Het gebruik van nieuw op te richten bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – landschappelijke inpassing 1’ is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, overeenkomstig het in bijlage 1 van de regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan, uiterlijk binnen een jaar na het realiseren van de nieuw op te richten bedrijfsbebouwing is gerealiseerd. De landschappelijke inpassing dient na realisatie duurzaam te worden beheerd en in stand gehouden.