1.1 Plan
Het bestemmingsplan 'Middelwaard 7 en 9, Vianen' van de Gemeente Vijfheerenlanden;
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Aan- en uitbouw
Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.6 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 Bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte som van de oppervlakte van de bebouwing in verhouding tot het grondoppervlak binnen een bouwvlak c.q. bestemmingsvlak;
1.8 Bed&Breakfast
Het op kleinschalige wijze tegen betaling aanbieden van een toeristisch kortstondig verblijf met het serveren van ontbijt door de bewoner(s) van het pand. De Bed & Breakfast-functie is ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de gronden of bouwwerken, niet zijnde een zelfstandige recreatiewoning;
1.9 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.10 Beperkt kwetsbaar object
Object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.11 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
1.12 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
1.13 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 Bijgebouw
Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.15 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.16 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.17 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel;
1.19 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 Dagrecreatie
Activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.22 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 Gemeentelijk parkeerbeleid
De door burgemeester en wethouder vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Indien er geen geldende beleidsregels aanwezig zijn, gelden de actuele CROW kencijfers. Zijn er wel beleidsregels en wijzigen deze gedurende de planperiode dan gelden de gewijzigde regels;
1.24 Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.25 Horeca
Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of spijzen, voor gebruik ter plaatse en/of nachtverblijf;
1.26 Huishouden
Persoon of groep personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn waarbij sprake is van de continuïteit in de samenstelling ervan en die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
1.27 Kampeermiddel
Niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.28 Kampeerplaats
Een plaats op een kampeerterrein welke uitsluitend voor één tent, één tentwagen, één kampeerauto/camper of één caravan gebruikt mag worden;
1.29 Kampeerterrein/camping
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.30 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;
1.31 Kwetsbaar object
Object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.32 Landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;
1.33 Maatschappelijke voorzieningen
Culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening zoals een gemeentewerf, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.34 Natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;
1.35 Oeverrecreatie
Waterrecreatie waarbij men afwisselend op de oever en in/op het water verblijft, waaronder zwemmen, hengelen of spelevaren;
1.36 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.37 Paardenbak/paddock
Omheinde gronden, waarop, door middel van het aanbrengen van zand en/of het plaatsen van bouwwerken ten behoeve van de springsport, het trainen van paarden kan plaatsvinden;
1.38 Paardrijactiviteiten
Het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden;
1.39 Peil
- Voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- In andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.40 Permanente bewoning
Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.41 Recreatiewoning
Een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
1.42 Recreatieve bewoning
De bewoning die gericht is op ontspanning en/of vrijetijdsbesteding;
1.43 Recreatief nachtverblijf
Het zich bevinden op of in een kampeerplaats, een kampeermiddel, een stacaravan, een chalet, een trekkershut of in een recreatiewoning tussen 22:00 en 06:00 uur;
1.44 Seksinrichting
Het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen;
1.45 Staat van Horeca-activiteiten
Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horeca-activiteiten;
1.46 Stacaravan
Een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.47 Straatmeubilair
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagconstructies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloemen of plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, gemeenschappelijke afvalcontainers, straatverlichting of wegbewijzering; verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair;
1.48 Verblijfsrecreatie
Recreatie waarbij het verblijf gericht is op ontspanning en/of vrijetijdsbesteding;
1.49 Voldoende parkeergelegenheid
Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan het gemiddelde van de CROW kencijfers zoals opgenomen in de rij ‘weinig stedelijk’, aanwezigheidspercentages en berekeningsaantallen zoals opgenomen in de meest actuele CROW publicatie of het gemeentelijk parkeerbeleid;
1.50 Voorgevel
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.51 Voorgevelrooilijn
De lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan;
1.52 Wonen
Het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning' of 'wooneenheid';
1.53 Woning of wooneenheid
Een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 Oppervlakte van een gebouw
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels of indien het een scheidsmuur betreft het hart van de scheidsmuren. Indien de maat van de verticale projectie van de dakoverstekken meer bedraagt dan 1 m, dient het overstek te worden meegerekend in de oppervlakte.
2.4 Inhoud van een gebouw
Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de binnenkant van de gevels en de onderkant van de daken en dakkapellen, exclusief van het betrokken gebouw deel uitmakende kelders en andere ondergrondse ruimten. Niet meegerekend worden de oppervlakte van delen van vloeren waarboven de nettohoogte kleiner is dan 1,5 m.
2.5 Goothoogte van een gebouw
Tussen de horizontale snijlijn van elk dakvlak met de daaronder gelegen buitenzijden van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren en:
- Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het direct aan de gevels grenzende aansluitende afgewerkte maaiveld;
Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 2/3), wordt de goot of boeiboord van de dakkapel als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
2.6 Bouwhoogte van een gebouw
Tussen het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers, trappenhuizen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, niet zijnde dakterrasafscheidingen, en:
- Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het direct aan de gevels grenzende aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.7 Bouwhoogte van een ander bouwwerk/bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld dan wel het waterniveau ingeval het bouwwerk boven water wordt gebouwd; bij constructies worden de onderdelen in verticale stand meegerekend.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Dag- en verblijfsrecreatie;
- Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - camping: een recreatiebedrijf in de vorm van een camping met verblijfsrecreatie;
- Ter plaatse van de functieaanduiding ‘horeca’: tevens horeca tot de categorie 1 van de bij deze regels gevoegde Staat van Horeca-activiteiten;
- Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – paardenbak’ tevens een paardenbak en/of een paddock;
- Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – bed & breakfast’ tevens een bed & breakfast met maximaal 5 slaapkamers binnen bestaande bebouwing;
- Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatieve nachtverblijven’ tevens maximaal 10 recreatieve nachtverblijven, zoals recreatiewoningen, stacaravans, chalets en trekkershutten;
- Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – stacaravans’ tevens maximaal 15 stacaravans;
- Dagrecreatieve voorzieningen, waaronder fiets- en outdoor-activiteiten;
- Oeverrecreatie;
met daaraan ondergeschikt:
- Educatieve en cultuur-maatschappelijke voorzieningen, waaronder natuureducatie;
- Praktijk- en vergaderrruimten voor groepsactiviteiten (o.a. knutselen, workshops en kinderfeestjes);
- Agrarische activiteiten, waaronder paardrijactiviteiten en het houden van boerderijdieren zoals paarden, pony's, runderen en schapen;
met de daarbij horende:
- Bedrijfswoning(en);
- Sanitaire voorzieningen;
- Wegen, paden en overige verhardingen;
- Straatmeubilair;
- Parkeervoorzieningen;
- Groenvoorzieningen;
- Sport- en speelvoorzieningen;
- Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met dien verstande dat:
- Voor de gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 5 meter uit de bestemming ‘Water’: onderhoud en beheer van de aangelegen hoofdwatergang.
3.2.1 Algemeen
- Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gerealiseerd ten dienste van de bestemming.
3.2.2 Recreatieve nachtverblijven (incl. stacaravans)
Voor het bouwen van recreatieve nachtverblijven (incl. stacaravans) gelden de volgende regels:
- Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – recreatieve nachtverblijven’ zijn maximaal 10 recreatieve nachtverblijven toegestaan;
- Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – stacaravans’ zijn tevens maximaal 15 stacaravans toegestaan;
- Voor recreatieve nachtverblijven/stacaravans geldt een maximale oppervlakte van 60 m2;
- Voor recreatieve nachtverblijven/stacaravans geldt een maximale bouw- en goothoogte van 5 m respectievelijk 3 m.
3.2.3 Bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen)
Voor het bouwen van bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) gelden de volgende regels:
- Per functieaanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
- De maximale inhoud van een bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) bedraagt 600 m3;
- De maximale oppervlakte aan bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt 75 m2;
- De maximale bouw- en goothoogte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 6 m respectievelijk 3 m.
- De goothoogte van bedrijfswoningen mag maximaal 6 m bedragen;
- De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag maximaal 9 m bedragen.
3.2.4 Sanitaire voorzieningen
Voor het bouwen van sanitaire voorzieningen gelden de volgende regels:
- Uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – sanitair’ zijn sanitiaire voorzieningen toegestaan;
- Voor sanitaire voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van 60 m2;
- Voor sanitaire voorzieningen geldt een maximale bouwhoogte van 5 m respectievelijk 3 m.
3.2.5 Overige bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van overige bedrijfsgebouwen (niet zijnde sanitaire voorzieningen) gelden de volgende regels:
- Overige bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd met overige bedijfsgebouwen, tenzij middels aanduiding "maximum bebouwingspercentage" anders is aangegeven;
- De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
- De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag maximaal 9 m bedragen.
3.2.6 Paardenbak/paddock
Voor het realiseren van een paardenbak en/of paddock gelden de volgende regels:
- Uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – paardenbak’ is een paardenbak en/of een paddock toegestaan.
- De gezamenlijke oppervlakte van paardenbakken en padocks bedraagt maximaal 1200 m2;
- De bouwhoogte van afscheidingen rondom paardenbakken en paddocks bedraagt maximaal 2 m;
- De bouwhoogte van lichtmasten bij een paardenbak/paddock bedraagt maximaal 5 m.
3.2.7 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- De maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 5 meter;
- De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
- De maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van extra bebouwing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2 teneinde de maximaal toegestane bebouwde oppervlak te vergroten met ten hoogste 10% mits:
- De vergroting noodzakelijk is in verband met een verbetering van de kwaliteit van de desbetreffende recreatieve voorziening;
- Daardoor de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.
3.3.2 Ten behoeve van vergroten bebouwingshoogte
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels vastgelegde bebouwingshoogten met dien verstande dat de bebouwingshoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:
- Voor het gebruik van recreatieve nachtverblijven als hoofdwoonverblijf (permanente bewoning);
- Voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
- Voor horeca-activiteiten anders dan horeca tot de categorie 1 van de bij deze regels gevoegde Staat van Horeca-activiteiten, ten dienste van en uitsluitend gericht op de betreffende recreatieve voorziening.
Artikel 4 Leiding - Brandstof
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor een brandstofleiding.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de rioolwaterpersleiding;
- Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; daartoe dient vooraf advies te zijn verkregen van de betrokken leidingbeheerder.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- Het aanbrengen van (half-)verhardingen;
- Het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
- Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
- Het verwijderen van beplanting;
- Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
- Het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- Het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
4.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van
artikel 4 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- Waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
- Welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- Welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
4.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De in
artikel 4 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in
artikel 4 lid 4.1 wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- Het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- Bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- Op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;
- Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 sub c voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:
- Het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad (de aanleg, het functioneren, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering niet wordt belemmerd);
- Vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen activiteit(en) het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden aan de omgevingsvergunning moeten worden gesteld.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Bestaande afstanden en maten
- De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, breedte, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de overschrijding als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking, als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 Vrijwaringszone - dijk - 1
- Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de waterkering;
- Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde onder b, met inachtneming van de volgende regels:
- De bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- Het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
8.2 Vrijwaringszone - vaarweg
- Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden bestemd voor naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, een zone langs een transportroute waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, waarin bij realisatie van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
- Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mogen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
- Het bepaalde onder b is niet van toepassing op bestaande kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten;
- Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde onder b voor de bouw van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, mits:
- Er kan worden beargumenteerd dat de bouw van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanvaardbaar is.
- Er wordt voldaan aan de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag is bevoegd afwijking te verlenen van het bepaalde in het plan voor:
- Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% voor zover er geen afwijkingsmogelijkheden zijn in het betreffende artikel zelf met uitzondering van maten met betrekking tot het toegelaten grondoppervlak van bouwwerken.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 11 Overige regels
11.1.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormering en de van toepassing zijnde stedelijke zone (Zie bijlage 2 Stedelijke zones) bepaald of voorzien is in voldoende parkeergelegenheid.
11.1.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald met inachtneming van door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Indien er geen beleidsregels aanwezig zijn, gelden de actuele CROW kencijfers. Zijn er wel beleidsregels en wijzigen deze gedurende de planperiode dan gelden de gewijzigde regels. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
11.1.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
11.1.4 Specifieke gebruiksregels
Op grond van het bepaalde in de regels mogen voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor voertuigen wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien dit gemeentelijke parkeerbeleid gedurende de planperiode wijzigt, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
11.2 Gebruiksregels parkeren
11.2.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in
artikel 11 lid 1, indien niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
11.3.1 Afwijken van de parkeerregels
Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 11 lid 1 ,
artikel 11 lid 2 en
artikel 11 lid 4, met in achtneming van de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Het college neemt hierbij in overweging of:
- Het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- Er op andere wijze in de benodigde parkeer- en stallingsbehoefte wordt voorzien;
- Er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.
Indien gedurende de planperiode het gemeentelijk parkeerbeleid wijzigt, geldt het gewijzigde parkeerbeleid.
11.3.2 Afwijken parkeereis
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 11 lid 1.1 indien in het plangebied, dan wel in de directe omgeving, op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning financiële voorwaarden verbonden kunnen worden.
11.4 Nadere eisen parkeervoorzieningen
11.4.1 Afmetingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van maatvoering van de parkeervoorzieningen indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan: 'Middelwaard 7 en 9, Vianen'