1.1 plan
Het bestemmingsplan 'Leerdam, Recht van Ter Leede 4' van de Gemeente Vijfheerenlanden;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1961.BPLDRechtvtLeede4-VA01 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtererfgebied
De definitie voor achtererfgebied zoals beschreven in artikel 1 van Bijlage II behorende het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals dat artikel luidt op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.6 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.8 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.11 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.12 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.13 bouwgrens
De grens van een bouwvlak;
1.14 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.19 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.20 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.21 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 gemeentelijk parkeerbeleid
De door burgemeester en wethouder vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Indien er geen geldende beleidsregels aanwezig zijn, gelden de actuele CROW kencijfers. Zijn er wel beleidsregels en wijzigen deze gedurende de planperiode dan gelden de gewijzigde regels;
1.23 hoofdgebouw
Een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel/ bouwvlak door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.24 horeca
Bedrijven die alleen overdag en/of 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken i.v.m. verkeersbewegingen;
1.25 huishouden
Persoon of groep personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn waarbij sprake is van de continuïteit in de samenstelling ervan en die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
1.26 kantoor
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.27 maatschappelijk
Overheidsvoorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, zorgwonen, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.28 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.29 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal één eigen wand;
1.30 peil
Gebouwen in geaccidenteerd terrein:
- Voor zover de voorgevel van een gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied en tot en met een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten;
- Overig: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende afgewerkte bouwterrein;
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.
1.31 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.32 twee- aaneen gebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;
1.33 voldoende parkeergelegenheid
Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan het gemiddelde van de CROW kencijfers zoals opgenomen in de rij ‘weinig stedelijk’, aanwezigheidspercentages en berekeningsaantallen zoals opgenomen in de meest actuele CROW publicatie of het gemeentelijk parkeerbeleid;
1.34 voorgevelrooilijn
Een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
1.35 wonen
Het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning' of 'wooneenheid';
1.36 vrijstaande woning
Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.37 waterhuishoudkundige voorzieningen
Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.38 woning of wooneenheid
Een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot, of vanuit het hart van, een lijn op de analoge kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij het meten van de goothoogte worden ondergeschikte bouwdelen als wolfseinden en goten van dakkapellen niet meegerekend.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- Bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, in- en uitritten, verkeer- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter.
Entrees gebouwd aan de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- De breedte van de entree niet meer mag bedragen dan 30% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 meter
- Een diepte niet mag bedragen dan 1 meter;
- De afstand van de entree tot de voorste bestemmingsgrens minimaal 3 meter bedraagt.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken:
Van het bepaalde in
artikel 3 lid 2 voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
- Het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 60 m2;
- De afstand tot de voorgevelrooilijn tenminste 1 meter bedraagt, met uitzondering van het bepaalde in sub 5;
- De maximale goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
- De maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter;
- Voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2.
- Van de bouw van ten hoogste één carport per bouwperceel, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter. Geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien niet in voldoende mate vaststaat, dat deze bouwwerken noodzakelijk zijn ten behoeve van de vergroting van de parkeercapaciteit.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Water ten behoeve van de waterhuishouding waaronder watergangen, waterlopen en waterpartijen;
- Verkeer te water;
- Taluds en natuurvriendelijke oevers;
- Voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatswerken, en ten behoeve van de waterafvoer en waterberging;
- Bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, groen en overige waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals keermuren, oeverbeschroeiingen, bruggen, steigers, dammen en duikers.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Het wonen met niet-publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
- Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, nutsvoorzieningen, verkeer- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- Hoofdgebouwen;
- Bijbehorende bouwwerken;
- Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.2.1 Hoofdgebouwen
- Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- Ter plaatse van de aanduiding ''vrijstaand' zijn vrijstaande woningen toegestaan;
- De maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
- Per bouwvlak is maximaal één woning/wooneenheid toegestaan.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
- De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
- Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn.
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
- De gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter.
- De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
5.2.4 Groen-blauw raamwerk
Op de gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone – groenblauw raamwerk' gelden de volgende regels:
- Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- Op deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, damwanden en overkappingen worden gebouwd;
- Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als 'erf' in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit
De vloeroppervlakte ten behoeve van niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 25 m2, met dien verstande dat:
- Wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- Geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats vindt;
- Geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
- Horeca of detailhandel niet zijn toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
- De activiteiten door de bewoner worden uitgeoefend.
5.3.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- Permanente bewoning, voor zover het een vrijstaande bijbehorend bouwwerk betreft;
- Zorgwonen;
- Kamerbewoning;
- Seksinrichtingen.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Zorgwonen
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 3.2 sub b voor het toestaan van zorgwonen, met dien verstande dat:
- Wen zorgindicatie is gesteld waaruit de noodzaak van zorgwonen blijkt;
- Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de brandweer;
- Op het perceel al een woning aanwezig is;
- Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- Kan worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
- Per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van zorgwonen mag worden verleend;
- Bij beëindiging van de zorgbehoefte het gebruik wordt teruggebracht naar de bestaande situatie.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Hoogteregels
- Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen - onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 van de regels is bepaald - de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven hoogten in acht genomen te worden.
- De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen uitsluitend worden overschreden door (schotel)antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is geregeld. Voor zover met de maatvoeringsaanduiding of in sub c de goothoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
- Voor zover noch op de verbeelding noch in de regels zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte de ten hoogste toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.
7.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- Bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- Bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
- Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
- Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Algemeen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken van het bestemmingsplan - door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de bepalingen in het plan voor:
- Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
8.2 Voorwaarde
De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 10 Overige regels
10.1.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormering en de van toepassing zijnde stedelijke zone (zoals vervat in de bij de regels gevoegde bijlage) bepaald of voorzien is in voldoende parkeergelegenheid.
10.1.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald met inachtneming van door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Indien er geen beleidsregels aanwezig zijn, gelden de actuele CROW kencijfers. Zijn er wel beleidsregels en wijzigen deze gedurende de planperiode dan gelden de gewijzigde regels. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
10.1.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
10.1.4 Specifieke gebruiksregels
Op grond van het bepaalde in de regels mogen voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor voertuigen wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien dit gemeentelijke parkeerbeleid gedurende de planperiode wijzigt, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
10.2 Gebruiksregels parkeren
10.2.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in
Artikel 5 Wonen, indien niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
10.3.1 Afwijken van de parkeerregels
Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 10 lid 1 ,
artikel 10 lid 2 en
artikel 10 lid 4, met in achtneming van de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Het college neemt hierbij in overweging of:
- Het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- Er op andere wijze in de benodigde parkeer- en stallingsbehoefte wordt voorzien;
- Er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.
Indien gedurende de planperiode het gemeentelijk parkeerbeleid wijzigt, geldt het gewijzigde parkeerbeleid.
10.3.2 Afwijken parkeereis
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 10 lid 1.1 indien in het plangebied, dan wel in de directe omgeving, op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning financiële voorwaarden verbonden kunnen worden.
10.4 Nadere eisen parkeervoorzieningen
10.4.1 Afmetingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van maatvoering van de parkeervoorzieningen indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
10.5 Afwijking verbod kamergewijze verhuur en/of woon (zorg) initiatieven
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid door kamergewijze verhuur en / of woon (zorg) initiatieven met meerdere huishoudens toe te staan mits het:
- Past binnen de daarvoor geldende gemeentelijke beleidsregels;
- Past binnen de geldende bouwregels en de voor het overige geldende gebruiksbepalingen;
- De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- Door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten;
- De afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan: 'Leerdam, Recht van Ter Leede 4'