Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hazelaarplein, Vianen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1961.BPHazelaarplein-VA01

Regels

 
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Hazelaarplein, Vianen met identificatienummer NL.IMRO.1961.BPHazelaarplein-VA01 van de Gemeente Vijfheerenlanden;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.7 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
1.8 bestaande bebouwing
bebouwing die op het tijdstip van eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarbij de aanvraag van de vergunning voor dat tijdstip is ingediend;
 
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.10 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.13 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.15 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.16 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.17 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar is gelegen;
 
1.18 hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel/ bouwvlak door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.19 horeca
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
1.20 huishouden
persoon of groep personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn waarbij sprake is van de continuïteit in de samenstelling ervan en die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
 
1.21 kamergewijze verhuur
woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen gezamenlijke huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten de woonruimte;
 
1.22 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;
 
1.23 niet-publiekgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
 
1.24 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.25 onzelfstandige woonruimte
woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;
 
1.26 openbaar groen
bomen en struiken in parken en plantsoenen die voor iedereen toegankelijk zijn;
 
1.27 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal één eigen wand;
 
1.28 peil
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.
1.29 publiekgerichte dienstverlening
op het publiek gerichte dienstverlening met een baliefunctie, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen, apotheken en internet- en belwinkels;
 
1.30 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.31 voorgevelrooilijn
een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
 
1.32 waterhuishoudkundige voorzieningen
waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
 
1.33 wonen
het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid';
 
1.34 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 de afstand tussen bouwwerken onderling
waar deze afstand het kleinst is, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.
 
2.3 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens
vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.
 
2.4 de bebouwde oppervlakte:
van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken.
 
2.5 de breedte (lengte of diepte) van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.
 
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.8 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.9 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de verbeelding bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen. Voor de berekening blijven bouwwerken gelegen beneden peil buiten beschouwing.
 
2.10 de vloeroppervlakte
de som van het product van de afstand tussen de binnenwerkse gevelvlakken en de afstand van de (binnenzijde van de) bouwmuren per bouwlaag.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor doeleinden van openbaar nut met bijbehorende voorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  4. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. water;
  3. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, ontsluitingswegen, paden, bruggen, duikers en andere kunstwerken.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
  1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen worden gebouwd;
  2. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag maximaal bedragen:
    1. voor kunstobjecten: 10 m;
    2. voor lichtmasten: 9 m;
    3. voor straatmeubilair: 6 m
    4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde: 3 m.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten, en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  2. voet- en rijwielpaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
  5. straatmeubilair;
  6. bruggen, duikers en andere kunstwerken.
5.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
  1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen worden gebouwd ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting;
  2. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag maximaal bedragen:
  3. voor kunstobjecten: 10 m;
  4. voor lichtmasten: 9 m;
  5. voor straatmeubilair: 6 m;
  6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde: 3 m;
  7. voor bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding bedraagt ten hoogste 10 m.
Artikel 6 Wonen - Gestapeld
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Gestapeld aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in de vorm van gestapelde woningen;
  2. al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis;
  3. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen zoals tuinen, erven, verblijfsgebied, paden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, waterlopen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding/-berging;
  4. verkeersvoorzieningen in de vorm van woonstraten, voet- en fietspaden.
6.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
 
6.2.1 Algemeen
Er zijn niet meer dan 130 gestapelde woningen toegestaan.
 
6.2.2 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  2. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven;
  3. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven in welk geval het bouwvlak maximaal bebouwd worden met het aangegeven percentage.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Op deze gronden mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken worden minimaal 1 m achter de voorgevelroolijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  5. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 70% van het achtererfgebied met een maximum van 100 m², behalve in geval bij het hoofdgebouw een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een (halfverdiepte) parkeergarage/parkeervoorziening wordt gebouwd, in welk geval het maximumpercentage 100% bedraagt.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels: 
  1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    1. 1 m op gronden voor of maximaal 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    2. 2 m op overige gronden;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeersregeling, de wegaanduiding of verlichting mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  4. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  5. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  6. de bouwhoogte van toegangspoorten mag maximaal 2 meter bedragen.
  7. de bouwhoogte van vlaggenstokken, lampen en masten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  8. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
6.2.5 Overkappingen
Op deze gronden mogen overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. overkappingen worden gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  2. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte ten hoogste 50% van het achtererfgebied bedraagt met een maximum van 30 m² en de overkapping niet voor de voorgevellijn wordt opgericht.
6.3 Specifieke gebruiksregels
 
6.3.1 Beroep en bedrijf aan huis
Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits:
  1. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning daarvoor wordt aangewend met een maximum van 100m²;
  2. het beroep- of bedrijf aan huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
  3. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  4. uitsluitend beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden toegestaan in categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  5. er geen detailhandel plaatsvindt;
  6. er geen horeca plaatsvindt met uitzondering van een bed & breakfast;
  7. per beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 meter;
  8. er geen buitenopslag plaatsvindt. 
6.3.2 Voorwaardelijke verplichting stil asfalt
Het gebruik als bedoeld in lid 6.1 is uitsluitend toegestaan indien uiterlijk binnen een jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan op de Brugstraat ter hoogte van het plangebied, tussen de aansluiting Lekdijk/Jan Blankenweg en de aansluiting De Lafayettestraat/Acaciastraat, stil asfalt (SMA-NL G8+) is aangelegd en in stand wordt gehouden.
 
Artikel 7 Leiding - Riool
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding met de daarbij behorende beschermingszone.
 
7.2 Bouwregels
Op de voor Leiding - Riool aangewezen gronden is uitsluitend bebouwing ten dienste van de rioolleiding toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2, ten behoeve van een toegekende medebestemming, mits de belangen van de leiding door de voorgenomen bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad en daaromtrent vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
 
7.4 Specifieke gebruiksregels
 
7.4.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op de in lid 7.1 bedoelde gronden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  2. het verrichten van grondroeractiviteiten (zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage);
  3. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  4. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting;
  5. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  7. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  8. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
7.4.2 Uitzondering op het verbod
Het in lid 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  2. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de aanvraag tot bouwvergunning is gehonoreerd;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
  1. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
   
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
  
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 8.2 sub c beslissen - middels een omgevingsvergunning – met inachtneming van het volgende:
  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
 
3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Ondergeschikte bouwdelen
Hoogte
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10% en een maximum van 1 meter, buiten beschouwing gelaten.
 
Bouw- en bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter, en voor balkons niet meer bedraagt dan 2 meter; buiten beschouwing gelaten.
 
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
11.1.1 Algemeen verbod
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.
 
11.1.2 Gebruik van onbebouwde gronden
Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  4. het opslaan van vuurwerk;
  5. prostitutie;
  6. een seksinrichting;
  7. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
met uitzondering van vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt.
 
11.1.3 Gebruik van bouwwerken
Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te gebruiken als woning;
  2. woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in lid 6.3 (beroep en bedrijf aan huis);
  3. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor prostitutie en/of als seksinrichting;
  4. bouwwerken te gebruiken voor het opslaan van vuurwerk;
  5. een woning te gebruiken voor het huisvesten van meer dan één huishouden (= kamerverhuur).
11.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels
11.2.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor bed & breakfast in een gedeelte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:
  1. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
  2. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  3. de totale vloeroppervlakte aan logeereenheden mag per perceel niet meer bedragen dan 25 % van het woonoppervlak met een maximum van 75 m²;
  4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 4 per woning;
  6. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  7. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
11.3 Parkeerregels
 
11.3.1 Algemene parkeerregels
Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormering welke van toepassing zijn op 'rest bebouwde kom' bepaald of voorzien is in voldoende parkeergelegenheid.
 
11.3.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen
Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald met inachtneming van door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Indien er geen beleidsregels aanwezig zijn, gelden de actuele CROW kencijfers. Zijn er wel beleidsregels en wijzigen deze gedurende de planperiode dan gelden de gewijzigde regels. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
 
11.3.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen
Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
 
11.3.4 Specifieke gebruiksregels
Op grond van het bepaalde in de regels mogen voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor voertuigen wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien dit gemeentelijke parkeerbeleid gedurende de planperiode wijzigt, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
 
11.4 Gebruiksregels parkeren
11.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming, als bedoeld in Hoofdstuk 2, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in artikel 11.3, indien niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
 
11.5 Afwijken parkeren
11.5.1 Afwijken van de parkeerregels
Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3, artikel 11.4 en artikel 11.6, met in achtneming van de parkeernormering o.b.v. de meest actuele CROW publicatie dan wel het gemeentelijk parkeerbeleid, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Het college neemt hierbij in overweging of:
  1. het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  2. er op andere wijze in de benodigde parkeer- en stallingsbehoefte wordt voorzien;
  3. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.
Indien gedurende de planperiode het gemeentelijk parkeerbeleid wijzigt, geldt het gewijzigde parkeerbeleid.
 
11.5.2 Afwijken van de parkeereis
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3 indien in het plangebied, dan wel in de directe omgeving, op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning financiële voorwaarden verbonden kunnen worden.
 
11.6 Nadere eisen parkeervoorzieningen
11.6.1 Afmetingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van maatvoering van de parkeervoorzieningen indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
 
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Milieuzone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' geldt krachtens de (Interim) Omgevingsverordening provincie Utrecht een boringsvrije zone voor de instandhouding en bescherming van de kleilaag diep in de bodem ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
 
Volgens de (Interim) Omgevingsverordening provincie Utrecht zijn grondwerkzaamheden op een diepte van 40 meter of meer, zoals het maken van boorputten, grond- en funderingswerken, niet toegestaan, tenzij Gedeputeerde Staten daarvoor een ontheffing verlenen.
 
12.2 vrijwaringszone - dijk 1
  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  2. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd;
  3. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van , met inachtneming van de volgende regels:
    1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
 
12.3 vrijwaringszone - dijk 2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken:
  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;
  3. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. voor ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte ten behoeve van bijzondere architectuur (bijzondere kapvormen), mits de overschrijding niet meer dan 4 meter bedraagt; 
  5. voor ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte ten behoeve van dakkapellen en/of dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 2/3), mits de overschrijding niet meer dan 4 meter bedraagt.
 
13.1 Afwijking verbod kamergewijze verhuur en/of woon (zorg) initiatieven
Met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het toegestane gebruik van een woning en/of wooneenheid door kamergewijze verhuur en / of woon (zorg) initiatieven met meerdere huishoudens toe te staan mits het:
  1. past binnen de daarvoor geldende gemeentelijke beleidsregels;
  2. past binnen de geldende bouwregels en de voor het overige geldende gebruiksbepalingen;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad; 
  5. door initiatiefnemer een zekerheidstelling is afgeven met betrekking tot de (plan)kosten; 
  6. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
 
13.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken
Afwijken is slechts mogelijk mits:
  1. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de sociale veiligheid;
    6. het gewenste voorzieningenniveau;
    7. het milieu;
  3. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  4. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  5. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Artikel 14 Algemene wijzigingsregels
14.1 Veranderen bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 15 Overgangsrecht
 
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
15.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1.1 met maximaal 10 procent.
 
15.1.3 Uitzondering
lid 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
15.2 Overgangsrecht gebruik
 
15.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
15.2.2 Veranderen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
15.2.3 Onderbreken strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 15.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
15.2.4 Uitzondering
lid 15.2.1  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hazelaarplein, Vianen'