Plan: | Lange Meent 3, Everdingen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1961.BPEVLangeMeent3-VA01 |
De gemeente is terughoudend als het gaat om de vestiging van nieuwe bedrijven in het buitengebied. Dit omdat de agrarische functie daar het belangrijkste is en behouden moet blijven. Toch zijn er bedrijven gevestigd in het buitengebied van de gemeente, met name in voormalige agrarische bedrijven.
In 2010 heeft de toenmalige gemeente Vianen de op dat moment aanwezige bedrijven in het buitengebied geïnventariseerd en indien mogelijk een bedrijfsbestemming gegeven in het bestemmingsplan 'landelijk gebied'. Deze bedrijfslocatie aan de Lange Meent 3 is daarbij echter over het hoofd gezien en niet passend bestemd. Het perceel heeft dan ook nog een agrarische bestemming, terwijl hier al lang geen sprake meer van is. Om ook hier een passende bestemming toe te kennen in overeenstemming met de werkelijke activiteiten is dit bestemmingsplan opgesteld.
Aan de Lange Meent 3 in Everdingen zit sinds 2008 Verhoef Montagebedrijf gevestigd. Van oudsher was op deze plek een agrarisch bedrijf (kwekerij) gevestigd, dat in de loop der jaren op deze plek is getransformeerd tot het bedrijf dat het nu is. Het bedrijf is sinds 2008 gespecialiseerd in het produceren van onderdelen voor diverse machines van agrarische bedrijven. Tevens worden andere machineonderdelen geleverd voor machines in de voedingsindustrie (draaien/frezen). De productie van de onderdelen vindt volledig binnen de bestaande afgesloten loodsen plaats.
Op 22 november 2022 heeft het college besloten dat het bestaande bedrijf positief bestemd kan worden. Voorwaarde van het college is wel dat er geen uitbreiding kan plaatsvinden en er na bedrijfsbeeindiging ook geen nieuwe bedrijven op dit perceel toegestaan zijn.
Dit bestemmingsplan kent een bedrijfsbestemming toe aan het perceel met een zeer specifieke set planregels. Door deze specifieke regels kan alleen dit montagebedrijf zich vestigen op het perceel en als dat stopt zal er geen ander bedrijf kunnen komen.
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft één perceel aan de Lange Meent 3 in Everdingen.
Figuur 1.1: globale ligging plangebied aan de Lange Meent 3, Everdingen (rood)
Het perceel aan de Lange Meent 3 is opgenomen in een aantal geldende bestemmingsplannen. Hieronder worden deze beschreven.
Het perceel aan de lange Meent 3 is opgenomen in het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied van de (voormalige) gemeente Vianen. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Agrarisch'. Binnen het bouwvlak (dat op het hele perceel ligt) mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd met een goothoogte van 6 meter en bouwhoogte van 10 meter.
Op grond van de regels van dit bestemmingsplan is een montagebedrijf voor (agrarische) producten niet mogelijk. Medewerking kan alleen als het bestemmingsplan wordt aangepast of een buitenplanse omgevingsvergunning verleend wordt om deze strijdigheid op te lossen. Gekozen is om een nieuw bestemmingsplan te maken om de bestemming in overeenstemming te brengen met de werkelijke activiteiten sinds 2008.
Figuur 1.2: Fragment geldende bestemmingsplan 'landelijk gebied'.
Toets aan het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bevat geen regels om dit montagebedrijf mogelijk te maken met een wijzigingsbevoegdheid. Daarom moet een volledig nieuw bestemmingsplan in procedure gebracht worden. Afweging voor de gemeente om dit alsnog te doen is, dat als dit bedrijf in 2010 goed in beeld was geweest, er naar alle waarschijnlijkheid op dat moment al een bedrijfsbestemming was toegekend.
Het is een bedrijf, dat niet zorgt voor overlast in de omgeving. Bovendien was verplaatsing naar een bedrijventerrein toen en zeker nu niet reëel, omdat die grond er simpelweg niet is en er op deze locatie al forse investeringen gedaan zijn. Daarom is er voor gekozen om alsnog een bestemmingsplan specifiek voor dit bedrijf op te stellen. Door de specifieke regeling kunnen er in de toekomst ook geen andere bedrijven meer komen op dit perceel.
Naast het bestemmingsplan Landelijk gebied is ook het bestemmingsplan Nieuwe Hollandse Waterlinie van toepassing. De Lange Meent 3 ligt aan de uiterste grens van het werkingsgebied van dit plan,
Dit paraplu bestemmingsplan heeft tot voornaamste doel de landschappelijke kwaliteit te waarborgen en beschermen. In de toelichting valt te lezen dat vanuit Waterlinieperspectief uitbreiding op bestaande agrarische erven goed denkbaar is, mits het erf en de gebouwen op gebiedseigen wijze worden gerealiseerd. Op grond van dit parapluplan is landschappelijke inpassing bij de verdere uitwerking van de plannen van het bedrijf belangrijk en geborgd door de gemeente.
Figuur 1.3: fragment verbeelding paraplubestemmingsplan Nieuwe Hollandse Waterlinie (gearceerde gebied maakt onderdeel uit van het plan).
Toets aan het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie' beschermt de karakteristieke landschappelijke kwaliteit vanuit het Waterlinieperspectief. Dit bestemmingsplan voor de Lange Meent 3 ligt aan de rand van het Waterliniegebied. Doordat door de gemeente Vijfheerenlanden gekozen is voor een heel specifieke planregeling met het vastleggen van de bestaande bebouwing zal er geen verandering van het landschap optreden door dit bestemmingsplan voor de Lange Meent 3. Dit nieuwe bestemmingsplan is dan ook passend binnen de doelstellingen van het 'Parapluplan Nieuwe Hollandse Waterlinie'.
Het paraplubestemmingsplan heeft betrekking op twee aspecten: wonen en parkeren. Het doel is om voor het gehele gemeentelijk grondgebied in één keer op een goede en eenduidige manier te beschikken over een toetsingskader voor wonen en parkeren.
Toets aan het bestemmingsplan
De begrippen die in dit bestemmingsplan ten aanzien van wonen ('huishouden', 'wonen' en 'woning of wooneenheid', 'kamergewijze verhuur'en 'onzelfstandige woonruimte') zijn vastgelegd, zijn overgenomen in dit bestemmingsplan voor de Lange Meent 3. De parkeerregels uit dit bestemmingsplan zijn overgenomen in artikel 6 van dit bestemmingsplan voor de Lange Meent 3.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft op 8 november 2022 een voorbereidingsbesluit genomen om hyperscale datacenters tegen te gaan in de gehele gemeente.
Toets aan het bestemmingsplan
Er is geen sprake van datacenters op dit perceel en/of in dit bestemmingsplan, zodat het voorbereidingsbesluit geen invloed heeft op de inhoud van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het relevante beleid opgenomen. De omgevingsaspecten komen terug in hoofdstuk 4. De uitleg van de regels is te vinden in hoofdstuk 5. Tenslotte komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid ten aanzien van het bestemmingsplan aan bod.
Het bedrijf
Het bestemmingsplan heeft tot doel om het bestaande bedrijf inclusief de bedrijfswoning van een passende bedrijfsbestemming te voorzien. Het montagebedrijf fabriceert in de bestaande loodsen machineonderdelen voor de voedingsindustrie en op maat gemaakte onderdelen voor agrarische bedrijven/kwekerijen. In de begrippen is het bedrijf omschreven als een bedrijf voor de fabricage van (machine-)onderdelen voor de voedingsmiddelenindustrie en agrarische bedrijven.
Het bedrijf heeft naast de eigenaar die op het perceel zelf woont ook één personeelslid in dienst en in drukke tijden wordt dit aangevuld met maximaal 1 zzp'er die kan helpen. Het is dus een kleinschalig bedrijfje in het landelijk gebied.
Figuur 2.1: het perceel/plangebied aan de Lange Meent 3
In de regels is alleen dit bedrijf mogelijk gemaakt door in de bestemmingsomschrijving aan te geven dat de bedrijfsbestemming alleen voor dit bestaande bedrijf van toepassing is. Nieuwe bedrijven in het buitengebied vindt de gemeente niet wenselijk, maar omdat dit bedrijf er al vele jaren zit is hier een bestemming op maat gemaakt.
De oppervlakte van de bedrijfsloodsen is in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd op het bestaande oppervlak van 2.100 m². Verder zijn de regels ten aanzien van bouw- en goothoogte overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'landelijk gebied'. De bestaande bedrijfsgebouwen zijn voorzien van een bouwvlak zodat verplaatsing daarvan niet mogelijk is en alleen het huidige bedrijf qua omvang en gebruik is toegestaan. Er vindt op dit moment ook buitenopslag plaats dat in dit bestemmingsplan alleen is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'opslag'.
Van en naar het bedrijf rijden gemiddeld 3 busjes per week om producten op te halen en af te leveren. Die rijden over de bestaande weg die daar geschikt voor is. Doordat het bestaande bedrijf wordt vastgelegd zal dit aantal in de toekomst ook niet toenemen. Parkeren vindt volledig plaats op eigen terrein aan de voorzijde van het perceel.
Bedrijfswoning
Op het perceel is één bedrijfswoning aanwezig.
Omliggende gronden
De omliggende gronden houden de huidige bestemming conform het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied'.
Figuur 2.2: vooraanzicht van het bedrijf met rechts de bedrijfswoning.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Planspecifiek
Het plan heeft raakvlak met het rijksbeleid. Vanuit de NOVI zijn er geen directe voorwaarden van toepassing op het plan. Tevens ontstaat er geen directe strijdigheid met het nationale beleid. Gelet op de kleinschaligheid van het plan en de ruimtelijke impact ervan is dit plan niet in strijd met de in de NOVI beschreven nationale belangen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Hiermee heeft de wetgever in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014 en 1 juli 2016 op onderdelen aangevuld.
Een van de landelijke belangen zijn erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden. De Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) valt hieronder. Het gebied is aangwezen vanwege onderstaande kernmerken:
Planspecifiek
Het perceel ligt in het open landschap van het Groene Hart én binnen het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies(NHW). De morgelijkheden uit dit bestemmingsplan zullen de waarde van deze NHW niet aantasten omdat het de bestaande situatie bestemd en er sprake is van een functiewijziging. Er worden geen nieuwe gebouwen mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan en de bestaande situatie wordt vastgelegd door bouwvlakken en aanwijzing van het gebied waar buitenopslag mag plaatsvinden.
Het bestemmen van het bestaande bedrijf raakt niet één van de andere landelijke belangen vanuit het Barro. De inhoud van het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelen van het Barro.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 en 4 Bro als volgt omschreven:
Artikel 3.1.6 lid 2 Bro
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. |
Artikel 3.1.6 lid 4 Bro
Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. |
Planspecifiek
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Het planologisch bestemmen van een bestaand bedrijf kan vallen onder de werking van de ladder als er ook uitbreidingsruimte geboden wordt. Een bestemmingsplan dat ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mogelijk maakt, maar alleen een planologische functiewijziging, voorziet in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, tenzij die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 20 april 2016; ECLI:NL:RVS:2016:1075)
Het bedrijf was al voor de inwerkingtreding van de ladder aanwezig op deze locatie. Er wordt in dit bestemmingsplan geen enkele uitbreidingsruimte aan het bedrijf geboden.
Op de bedrijventerreinen in de gemeente (en daaromheen) is bovendien geen enkele ruimte zodat er ook geen zicht is op concrete bedrijfsverplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein. Tenslotte hebben de eigenaren nog onderzocht of verplaatsing naar een bestaande locatie een optie kan zijn maar ook daar zijn geen geschikte gebouwen gevonden. Het bedrijf zit al vele jaren op deze locatie zonder overlast voor de omgeving zodat de gemeente op basis daarvan het bestaande bedrijf met dit bestemmingsplan wil bestemmen.
Verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet noodzakelijk.
Het Rijksbeleid geeft geen directe uitgangspunten voor de inhoud van dit bestemmingsplan dat tot doel heeft om de bestaande situatie te bestemmen.
De Omgevingsvisie provincie Utrecht is op 10 maart 2021 vastgesteld. De ruimte in de provincie is beperkt terwijl de vraag naar ruimte groot is. Dat stelt de provincie Utrecht voor een grote uitdaging: 'hoe gaan we om met de groei van inwoners en bedrijven zonder dat dit ten koste gaat van een prettige en gezonde leefomgeving? We móeten keuzes maken' stelt de provincie. Daarom is het uitgangspunt om waar mogelijk te kiezen voor slim combineren en concentreren.
Met zeven beleidsthema’s geeft de provincie richting aan de ontwikkeling en de bescherming van een gezonde en veilige leefomgeving. In 2050 is de provincie Utrecht een inclusieve en circulaire provincie:
Slim combineren
Met slim combineren bedoelt de provincie Utrecht dat de beschikbare ruimte op meerdere manieren gebruikt kan worden. De provincie combineert bijvoorbeeld het versterken van de rivierdijken met de ontwikkeling van nieuwe fiets- en wandelroutes en nieuwe recreatie- en natuurgebieden. Door te zorgen dat het autoverkeer op de dijken vermindert, ontstaat er meer ruimte voor wandelaars en fietsers.
Concentreren
Concentreren betekent bijvoorbeeld dat nieuwe woningen voornamelijk gebouwd worden dichtbij stations en in steden en dorpskernen. Veel van wat je nodig hebt, is dan in de buurt en goed bereikbaar. Als het nodig is om kernen leefbaar te houden, is daarnaast een kleine uitbreiding mogelijk. Daarbij is voldoende ruimte om te bewegen en voldoende groen en water belangrijk. En door te bouwen in bebouwd gebied (concentreren), wordt er juist gezorgd dat er op andere plekken in de provincie ruimte overblijft voor andere zaken dan wonen. Denk aan natuur, het verbouwen van voedsel en het opwekken van zon- en windenergie en het verbouwen van voedsel.
Uitvoering geven aan de Omgevingsvisie
De vraagstukken waar we voor staan kan de provincie niet alleen oplossen. Samenwerking met met inwoners, ondernemers, belangenorganisatie en medeoverheden, partners en de samenleving is cruciaal. Alleen dan kunnen de ambities bereikt worden.
Planspecifiek
Van nieuwe bedrijven in het buitengebied is de provincie geen voorstander. Hier is echter sprake van een bestaande stituatie die al jaren bestaat. Er wordt gekozen om het bestaande bedrijf te bestemmen en daarnaast geen uitbreidingsruimte te geven zodat er feitelijk sprake is van een uitsterfconstuctie. Door deze manier van bestemmen is het plan ook passend binnen huidig provinciaal beleid.
Het beleid van de Omgevingsvisie wordt uitgevoerd met behulp van de op 10 maart 2021 vastgestelde Interim Omgevingsverordening en Programma's:
De Omgevingsverordening
In de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht staan de regels die horen bij het beleid dat in de Omgevingsvisie staat. Bijvoorbeeld regels voor natuurgebieden, waterwingebieden, bedrijventerreinen en woningbouw. Het opstellen van deze regels is een wettelijke taak of is het gevolg van politieke keuzes van de provincie Utrecht. In de Omgevingsverordening gaat het deels om regels die alleen voor gemeenten, waterschappen en uitvoeringsdiensten gelden en deels om regels die voor iedereen gelden. De provincie Utrecht heeft de ambitie om alleen regels te maken om risico’s uit te sluiten. Soms is het mogelijk van regels af te wijken.
De provincie Utrecht vindt het belangrijk om ruimte te geven aan nieuwe initiatieven en maatwerk per gebied. In de Omgevingsverordening zijn alle regels voor de leefomgeving samengebracht en de provincie Utrecht is van zo’n 20 verordeningen naar één Omgevingsverordening gegaan. Dit moet het voor iedereen eenvoudiger maken om te zien welke regels waar gelden.
Programma's
Om het beleid uit te voeren zijn er niet alleen regels nodig, maar ook op uitvoering gerichte programma’s. De provincie zal hier samen met overheden, partners en de samenleving invulling aan geven. Bijvoorbeeld in het programma ‘wonen en werken’. Gemeenten in een regio en provincie zitten daarbij samen aan tafel en leggen vast welke woningen waar op welk moment gebouwd gaan worden en welke bedrijventerreinen ontwikkeld gaan worden.
Daarbij wordt ook rekening gehouden met andere zaken, zoals dat mensen naar hun werk kunnen gaan en dat er voldoende recreatie en groen is. Met de Omgevingsvisie wil de provincie Utrecht duidelijkheid geven hoe de Utrechtse leefomgeving ingericht kan worden. Welke rol de provincie pakt, hangt af van de situatie. De ene keer zal de provincie Utrecht een ontwikkeling stimuleren, de andere zorgt ze ervoor dat plannen worden aangepast om de kwaliteiten van de omgeving te beschermen.
Planspecifiek
De provincie Utrecht heeft een instructieregel opgesteld als het gaan om legalisatie van bestaand gebruik en bebouwing in het landelijk gebied. In artikel 9.3 van de interim Omgevingsverordening staat hierover het volgende:
Tabel 1: instructieregel interim Omgevingsverordening Utrecht
Artikel 9.3 Instructieregel legalisatie van bestaand gebruik en bebouwing bij stedelijke
functies
1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Landelijk gebied kan voorzien in legalisatie van het bestaand gebruik van en bestaande bebouwing voor stedelijke activiteiten, indien voldaan is aan de volgende voorwaarde: a. er is gemotiveerd dat tegen dit gebruik en tegen deze bebouwing redelijkerwijs niet meer juridisch kan worden opgetreden; en b. de legalisatie heeft, op de schaal van het gehele buitengebied van een gemeente, slechts betrekking op enkele gevallen. 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. |
Het bestemmen van een bestaand bedrijf is een stedelijke functie. Het gebruik van deze gronden als bedrijf is al van toepassing sinds 2008. Als het bedrijf inzichtelijk was geweest bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Landelijk gebied dan was het in 2010 al positief bestemd geweest in het nu geldende bestemmingsplan Landelijk gebied van de gemeente Vianen.
Tegen de huidige situatie kan en wil de gemeente redelijkerwijs niet meer handhavend optreden. Bovendien is er ook geen enkele bedrijfslocatie beschikbaar waar het bedrijf naartoe verplaatst kan worden. Het bedrijf geeft bovendien geen enkele overlast in het buitengebied.
Daarom kiest de gemeente ervoor om het bestaande bedrijf te bestemmen, geen uitbreidingsmogelijkheden te bieden en op die manier de planologische bestemming in overeenstemming te brengen met het werkelijke gebruik. Door deze manier van bestemmen wordt ook voorkomen dat er in de toekomst andere bedrijven zich vestigen op deze locatie.
Op grond van provinciaal beleid zoals binden vastgelegd door de provincie kan ook medewerking verleend worden aan het planologisch bestemmen van het bestaande bedrijf.
Op 4 december 2012 heeft de gemeenteraad van Vianen de Structuurvisie Vianen 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Vianen 2030 vormt een actualisatie van de Structuurvisie 2015. Daarnaast zijn de maatschappelijke trends en toekomstverwachtingen in beeld gebracht. De structuurvisie bevat doelstellingen voor de thema's bevolking en wonen, voorzieningen, bedrijventerreinen, infrastructuur en verkeer, landschap, natuur en water, recreatie, toerisme, voorzieningen en leefbaarheid.
Planspecifiek
Uitgangspunt van de gemeente is, net als bij de provincie, om terughoudend om te gaan met bedrijven in het landelijk gebied. Nieuwe bedrijven zullen een plek moeten vinden op een bedrijventerrein. Ook hier geldt dat hier geen sprake is van een nieuw bedrijf maar een bedrijf dat er al sinds 2008 zit, op deze plek gegroeid is tot de huidige omvang in de bestaande (voormalige) agrarische gebouwen. Daarom wil de gemeente ook meewerken aan het bestemmen van de bestaande situatie op het perceel.
In het coalitieakkoord 2019 - 2022 is een samenhangend beleid op duurzaamheid aangekondigd. Met de nota 'Samenhangend Duurzaamheid beleid' (vastgesteld 4 februari 2021) wordt hier invulling aan gegeven. Uitgangspunt is dat steeds rekening wordt gehouden met de effecten op ‘elders’ en ‘later’, zodanig dat een ontwikkeling in balans is met zijn omgeving. Met het duurzaamheidsbeleid wordt richting gegeven aan diverse activiteiten op het gebied van duurzaamheid. Hiermee wordt een fundering geboden voor drie pijlers: ‘Energie en verantwoord’, ‘Circulair en schoon’ en ‘Klimaat robuust en biodivers’.
Energie en verantwoord
Vijfheerenlanden streeft naar een CO2-neutrale gemeente. CO2-neutraal betekent dat er per saldo geen geen CO2 wordt uitgestoten. Dit wordt bereikt door een combinatie van energiebesparing, opwek van duurzame energie en compensatie van de CO2-uitstoot. Door verantwoord te ondernemen wordt de concurrentiepositie versterkt, het kennisniveau verhoogd en wordt er bewust omgegaan met de mensen, grondstoffen en het ecosysteem.
Circulair en schoon
Zowel landelijk als binnen de gemeente Vijfheerenlanden zijn nog steeds veel lineaire productieprocessen. Dat betekent dat er nog steeds veel grondstoffen met het restafval verdwijnen. Om zorgvuldiger met deze grondstoffen en reststromen om te gaan wordt gestreefd naar circulaire en schone productieprocessen.
Klimaatrobuust en biodivers
De laatste jaren zijn er al meer periodes met droogte of extreme neerslag, dit vraagt aanpassingen in het vergroenen van zowel de bebouwde omgeving als in het landelijk gedeelte van onze gemeente. Kijkend naar de biodiversiteit dan wijzen landelijke data uit dat het aantal insecten(soorten) dramatisch afneemt. In de toekomst wordt gestreefd naar een klimaatrobuust en herstel van de biodiversiteit binnen de gemeente Vijfheerenlanden.
Planspecifiek
Dit jaar worden er zonnepanelen op de loods aangebracht, zodat het bedrijf ten aanzien van de stroomvoorziening volledig zelfvoorziend is. Er wordt ook onderzocht of het perceel/bedrijf volledig van het gas af kan maar daarover is nog geen duidelijkheid. Ten aanzien van de duurzaamheidsambities van de gemeente zet het bedrijf dan ook stappen om te verduurzamen. Dergelijke investeringen kunnen ook alleen gedaan worden als er zekerheid is over de bedrijfsbestemming die het bedrijf nodig heeft. Ook daarom wil de gemeente medewerking verlenen aan het positief bestemmen, zodat de investeringen daarvoor ook gedaan kunnen worden.
Op 9 juni 2022 heeft de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden de Nota parkeernormen 2022-2030 vastgesteld. Het beleid ten aanzien van parkeervraagstukken is daarin vastgelegd en vervolgens ook bindend opgenomen in het paraplubestemmingsplan 'wonen en parkeren' dat op 10 juni 2021 is vastgesteld.
Bij voorzieningen in de gemeente ontstaat een parkeervraag die in principe op eigen terrein opgelost moet worden. Voor dit bedrijf wordt de volledige parkeerbehoefte op eigen terrein opgelost. Bovendien is er slechts sprake van circa. 3-4 verkeersbewegingen van en naar het bedrijf om goederen op te halen en af te leveren. Ook dit geeft geen grote parkeerdruk voor de directe omgeving. De regels die in het paraplubestemmingsplan zijn vastgelegd ten aanzien van de parkeerbehoefte zijn ook in dit bestemmingsplan overgenomen (in artikel 6). Mocht er in de toekomst dan ook een veranderende parkeervraag ontstaan dan kan de gemeente hierop sturen. De verwachting is niet dat dit zal plaatsvinden, omdat de bestaande situatie van het bedrijf wordt vastgelegd en er daarmee ook geen extra parkeervraag en/of transportbewegingen zal ontstaan. Daarmee is dit bestemmingsplan ook in overeenstemming met de Nota parkeernormen 2022 - 2030 van de gemeente.
De inhoud van het bestemmingsplan is in overeenstemming met het beleid van de gemeente Vijfheerenlanden.
Regelgeving
De herziene Erfgoedwet schrijft voor dat gemeenten een eigen beleid voor de archeologische monumentenzorg voeren en bescherming bieden aan archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt van het beleid is het behoud van waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Nota Archeologie is beschreven hoe zal worden omgaan met (mogelijke) waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen. De beleidskaart archeologie maakt onderdeel uit van de Nota Archeologie en geeft een vlakdekkend overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. Deze kaart maakt inzichtelijk wanneer verplichting tot onderzoek kan ontstaan bij ruimtelijke ingrepen. In het beleid wordt beschreven wanneer nader onderzoek naar waarden is benodigd en wie hier verantwoordelijk voor is. De gemeente is het bevoegd gezag voor beschermen van archeologische waarden. De bescherming kan worden neergelegd in een bestemmingsplan en in een (erfgoed)verordening.
Planspecifiek
Archeologie
In het geldende bestemmingsplan is er geen sprake van een archeologische dubbelbestemming op de gronden van dit bestemmingsplan. Van waarden die in dit bestemmingsplan beschermd moeten worden is dan ook geen sprake. Bovendien is er sprake van een bestaande stituatie, waarbij geen nieuwe grondverstorende activiteiten mogelijk gemaakt worden. Ook is de grond op het perceel al verstoord, zodat ook op basis daarvan geen archeologische waarden meer verwacht worden die met een dubbelbestemming beschermd moeten worden.
Cultuurhistorie - Hollandse Waterlinie
Het plangebied ligt aan de grens van de Hollandse Waterlinie. Ontwikkelingen binnen dit gebied dienen landschappelijk te worden ingepast waarbij rekening gehouden wordt met de kernwaarden van deze waterlinie.
Hier wordt de bestaande (en volledig vergunde) situatie ten aanzien van de gebouwen bestemd en worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die het aanzicht van het landschap zullenen veranderen. Bestaande gebouwen worden bestemd en alleen het planologische gebruik wordt in overeenstemming gebracht met de werkelijke situatie. Daarmee is dit bestemmingsplan ook passend binnen dit cultuurhistorisch waardevolle gebied.
Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect archeologie en cultuurhistorie.
Algemeen
Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een kwetsbaar object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG, 2009) zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen. Bedrijven en instellingen zijn verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van woningen in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies. Uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd, zowel voor bedrijven als maatschappelijke instellingen als scholen en sportvoorzieningen. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale richtafstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.
Planspecifiek
Op grond van de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' is dit bedrijf in te delen in de categorie 'constructiewerkplaats gesloten gebouw' (code SBI-2008 - 251,331 - 1). Aan de Lange Meent 3 worden geen machines en apparaten geproduceerd. Het gaat om de productie van onderdelen. De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen is 2.100 m² met een kleinere productieoppervlakte (<2.000m²).
Tabel 4.1: richtafstandentabel bedrijven en milieuzonering
De grootste hinderafstand voor constructiewerkplaatsen wordt bepaald door het aspect geluid (afstand van 100 meter). Voor bedrijven uit milieucategorie 3.2 gelden richtafstanden van 30 meter voor de aspecten geur, stof en gevaar.
Ten westen van het bedrijf staat een woning op circa 220 meter vanaf de grens van het voorliggende plangebied. Hier wordt voldaan aan alle richtafstanden. Ten oosten ligt de dichtsbijzijnde woning (met woonbestemming) op een afstand van circa 194 meter. Aan de oostkant is verder nog een bedrijfsbestemming aanwezig met de mogelijkheid van een bedrijfswoning op circa 118 meter.
Er wordt voldaan aan de richtafstand als het gaat om een afstand van 100 meter ten aanzien van het aspect geluid. Aan de andere aspecten (geur, stof en gevaar) wordt, omdat die richtafstand op 30 meter is gesteld, ook voldaan.
Ten aanzien van geluid is het ook zo dat alle bedrijfsactiviteiten in de loodsen plaatsvinden en dat er op het perceel zelf al vrijwel geen geluid hoorbaar is van het productieproces. Op de genoemde afstanden van (meer dan) 100 meter is dat niet merkbaar.
Doordat dit bestemmingsplan de bestaande situatie bestemd is er ook geen sprake van uitbreidingsmogelijkheden en of andere bedrijven uit een andere milieucategorie op deze plek. Ook voor de toekomst zal er dan ook geen geluidprobleem ontstaan door andere vormen van bedrijvigheid. Omdat de bedrijfssituatie van het bedrijf zelf ook niet veranderd wordt overlast ook niet verwacht omdat die er nu ook niet is. Geconcludeerd wordt dan ook dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de woningen en bedrijfswoning in de directe nabijheid van dit bedrijf.
Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat door deze bestemmingswijziging die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Algemeen
De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Uitzondering hierop zijn zogenaamde spoedlocaties waarbij er mogelijk wel gezondheidsrisico's kunnen optreden. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.
Regelgeving
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Bij een bestemmingsplan toets je aan artikel 3.1.6, lid 1 d. van het Besluit ruimtelijke ordening (BRO). Dit geeft aan dat aangetoond moet worden of de plannen haalbaar zijn. Dit artikel verwijst naar artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarin staat dat onderzoek moet uitwijzen of dit ook het geval is.
Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Om de bodemkwaliteit in beeld te krijgen in een bodemonderzoek uitgevoerd.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan bestemd het bestaande gebruik. Alle gebouwen staan er al en er zullen geen bouwactiviteiten plaatsvinden, waarbij ook grond vervoerd wordt. Bovendien is er geen sprake van een verdachte locatie als het gaat om bodemverontreiniging.
Conclusie
De bodemkwaliteit ter plaatse en omgeving op de locatie is geschikt voor deze ontwikkeling.
Regelgeving
Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet en regelgeving. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende besluiten relevant waaraan getoetst dient te worden:
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten is verbonden voor niet bij die activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Planspecifiek
Het bedrijf zelf valt niet onder de werking van de wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid. Er worden geen gevaarlijks stoffen geproduceerd en ook wordt niet met die stoffen gewerkt. Ook worden er geen gevaarlijke stoffen opgeslagen op het buitenterrein, hier staan grondstoffen voor de materialen of de materialen die geproduceerd worden zelf korte tijd opgeslagen voordat ze naar de klant gebracht worden.
Voor de omgeving is er vanuit het bedrijf dan ook geen risico.
Ten aanzien van risicobronnen in de omgeving is de risicokaart geraadpleegd. Daarbij is er alleen op de Rijksweg A2 sprake van transport van gevaarlijke stoffen. Dit geeft echter geen beperkingen voor de bestaande situatie aan de Lange Meent 3.
Figuur 4.1: fragment risicokaart (www.risicokaart.nl)
Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect externe veiligheid.
Algemeen
Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepaalt. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.
Regelgeving
De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet.
Planspecifiek
Er liggen geen geluidszones van het spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied, waardoor deze niet nader beschouwd worden. Ten aanzien van wegverkeerslawaai is er sprake van een bestaande situatie waardoor specifiek akoestisch onderzoek achterwege gelaten kan worden.
Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect geluid.
Algemeen
Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de bebouwde kom vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en parken. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in bebouwd gebied wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.
Regelgeving
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient getoetst te worden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb). Bij soortenbescherming van planten en dieren moet aandacht worden besteed aan de in het wild voorkomende vogels onder de vogelrichtlijn en de dier- en plantensoorten onder de habitatrichtlijn. Dier- en plantensoorten die in de bijlage van de wet genoemd worden vallen ook onder de beschermde soorten, op deze lijst mogen provincies een 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Gebiedsbescherming houdt in dat gebieden met belangrijke natuurwaarden wettelijk zijn beschermd. Het gaat hierbij om het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur of EHS), Natura 2000-gebieden, natuurreservaten en andere in bestemmingsplannen aangeduide natuurgebieden.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan bestemt de bestaande situatie op het perceel en maakt verder geen sloop en/of bouwplannen mogelijk. Ten aanzien van eventuele natuurwaarden in het plangebied en in de directe omgeving zal daarom geen verandering optreden. Daarnaast is er in de directe omgeving sprake van algemeen voorkomende en intensief gebruikte graslanden en worden hier geen beschermde plant- en/of diersoorten verwacht. Als die er al zijn dan is dat met inbegrip van de werkzaamheden van dit bedrijf en wordt geconcludeerd dat die goed naast elkaar functioneren.
Stikstofdepositie
Ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Lingegebied en Diefdijk Zuid'. Hemelsbreed is de afstand van het plangebied naar dit Natura 2000-gebied circa 3 kilometer.
De productie van het bedrijf is volledig elektrisch en er worden geen stikstoffen uitgestoot. Daarnaast is de bevoorrading en afvoer van goederen van het bedrijf dermate kleinschalig (circa 3 busjes per week) dat er ook vanuit dat aspect geen stikstofdepositie verwacht wordt op dit Natura 2000-gebied.
Figuur 4.2: ligging Natura 2000-gebied en plangebied (rode cirkel)
Conclusie:
Het plan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect natuur.
Algemeen
Door de uitstoot van gassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
Regelgeving
Het wettelijk kader voor luchtkwaliteit is beschreven in titel 5.2 van de Wet milieubeheer en de algemene maatregelen van bestuur inzake de luchtkwaliteitseisen. In de Wet milieubeheer is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Planspecifiek
Zoals eerder beschreven rijden er van- en naar het bedrijf circa 3 busjes per week om goederen op te halen en/of te brengen. Er werkt een personeelslid, dat niet op het perceel werkt. Dit zijn dermate weinig verkeersbewegingen, dat geconcludeerd wordt, dat de mogelijkheden van dit bestemmingsplan niet bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit die verder onderzocht dient te worden.
Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.
Algemeen
Bij een nieuwe ontwikkeling is het belangrijk om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor de bezoekers van de nieuwe voorziening. De gemeente heeft hiervoor op 10 juni 2021 het bestemmingsplan 'paraplubestemmingsplan wonen en parkeren' vastgesteld. Hierin staat voor nieuwe ontwikkelingen de parkeernorm waaraan nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen. Algemeen uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen op eigen terrein moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Als dat niet het geval is dan kan het college gemotiveerd afwijken en een andere oplossing vergunnen.
Planspecifiek
Het bedrijf heeft een zeer gering aantal verkeersbewegingen en geringe parkeerbehoefte die volledig op eigen terrein gefaciliteerd wordt. Bovendien zijn de regels vanuit het paraplubestemmingsplan overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Daarmee is het bestemmingsplan in overeenstemming met het beleid van de gemeente en kan de gemeente daar in de toekomst altijd op sturen.
Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect parkeren en verkeer. Er zijn voldoende parkeerplekken beschikbaar het bedrijf zal geen grote verkeersstromen en/of parkeervraag opleveren.
Regelgeving
In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voor elke ruimtelijke ontwikkeling die genoemd wordt in de C- of D-lijst een motivering moet worden gegeven waarin wordt beoordeeld of een m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.- beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht wordt of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze motivering dient op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Dit wordt de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd.
In bijlage D is als categorie D11.2 de volgende activiteit opgenomen. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling nodig is, dient beoordeeld te worden of het plan moet worden beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject. Het Besluit m.e.r. kent geen definitie van een stedelijk ontwikkelingsproject. Om te kunnen beoordelen of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, dient te worden gekeken naar de volgende zaken:
Dit volgt uit de volgende uitspraken van de ABRvS:
Uiteindelijk gaat het om een afweging van bovenstaande punten 1 tot en met 4 of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Planspecifiek
Het bestemmen van het bestaande bedrijf is niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling waarvoor verder onderzoek in het kader van de MER wet en regelgeving nodig is. Gelet op de aard en omvang kan het plan niet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert planologisch gezien het gebruik van het perceel door dhet toestaan van de nieuwe functies, maar dat betekent niet dat het plan moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Gelet op de aangegeven drempelwaarden wordt met een stedelijk ontwikkelingsproject een grootschalige, integrale gebieds(her)ontwikkeling bedoeld. Hiervan is in dit geval geen sprake. Het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing blijft hetzelfde as de bestaande bebouwing met een oppervlakte van ongeveer 2.100 m². Het bedrijf geeft bovendien geen overlast voor de omgeving en stoot ook geen schadelijke stoffen uit die nadelig kunnen zijn voor de omgeving.
Conclusie
De MER wet- en regelgeving geeft geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verder gaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten. Ook meer water vasthouden daar waar het valt is een sleutelbegrip als het gaat om een goede waterhuishouding in een gebied.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan is bedoeld om het perceel te kunnen gebruiken als bedrijf. Alle gebouwen staan er al en er ontstaat geen verandering van de situatie zoals die nu is. Er zal geen toename zijn van de verharding waarvoor de impact nu onderzocht moet worden.
Conclusie
Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect water.
Het bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, de regels en een verbeelding.
De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken:
De inleidende regels bevatten:
De bestemmingsregels bevatten de juridische vertaling van de bestemming die in het plangebied voorkomen, het gaat om de bestemming Bedrijf.
De algemene regels bestaan uit:
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels (artikel Artikel 8 Overgangsrecht en artikel Artikel 9 Slotregel) De overgangsbepalingen zijn standaardbepalingen die uit artikel 3.2.1. van het Bro zijn overgenomen. Deze bepaling schrijft voor hoe het overgangsrecht geregeld moet zijn en hiervan mag niet worden afgeweken.
De planregels
De bestemming Bedrijf van artikel 3 bestemt het bestaande montagebedrijf. De regels zijn overgenomen uit de bedrijfsbestemming van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied'. Daarbij is op grond van de begripsomschrijving alleen dit montagebedrijf mogelijk qua bedrijf. De regels voor goot- en bouwhoogte zijn overgenomen uit het geldende plan. Hieraan is de maximale oppervlakte van de bedrijfsgebouwen toegevoegd van maximaal 2.100m². Deze oppervlakte komt overeen met de bestaande oppervlakte. De milieucategorie van het bedrijf is ook vastgelegd in de regels om te voorkomen dat er andere/zwaardere bedrijven op deze locatie kunnen komen.
De verbeelding
De systematiek van de verbeelding is overgenomen uit het bestemmingsplan Landelijk gebied. Het gehele perceel heeft de bestemming Bedrijf met een bouwvlak voor de gebouwen. Dat bouwvlak ligt exact om de bestaande gebouwen heen. Tevens is op de verbeelding een gebied aangegeven waar opslag is toegestaan.
Volgens de Wet ruimtelijke ordening (afdeling 6.4), geldt er een verplichting tot kostenverhaal voor die gevallen die zijn aangewezen in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Het bestemmingsplan maakt het bestemmen van de bestaande bedrijfssituatie mogelijk.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.
De procedurekosten voor het plan worden middels de gemeentelijke legeskosten op initiatiefnemer verhaald. Tevens is een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer van het plan. Hiermee zijn kosten en risico´s verdeeld. Vanuit het plan vloeien geen overige kosten of risico´s voort die voor rekening van de gemeente zijn. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig. De economische uitvoerbaarheid van het plan is hiermee verzekerd.
Omdat het gaat om het bestemmen van de bestaande situatie wordt er een ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd waarop iedereen kan reageren.
Voorafgaand aan de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan heeft de gemeente het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro gevoerd met die diensten die mogelijk een belang kunnen hebben. Hieronder zijn de ingekomen reacties weergegeven en ook of deze gevolgen hebben voor de inhoud van het ontwerp bestemmingsplan.
Planbeschrijving:
Het plan voorziet in de legalisatie van het bestaande bedrijf en terreininrichting.
Wateradvies:
Wij geven een positief wateradvies af voor voorliggend plan omdat het waterbelang met het legaliseren van het huidige bedrijf en terreininrichting niet wordt geschaad.
Het perceel ligt in het open landschap van het Groene Hart én binnen het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies. (Dus niet zoals in de toelichting staat “aan de grens” van de Hollandse Waterlinie). De opgenomen strakke regeling – uitsluitend bestaande bebouwing- is dus een prima regeling, gezien die (provinciale) belangen.
Het (concept) ontwerpbestemmingsplan is in overeenstemming met de IOV.
Na bestudering van het voorontwerpbestemmingsplan en uit eigen onderzoek stel ik vast dat alle relevante zaken ten aanzien van externe veiligheid zijn meegenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. In de omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig waarvoor een verantwoordingsplicht geldt voor het groepsrisico. Daarnaast is de bereikbaarheid goed en zijn de aanwezige (en geplande) bluswatervoorzieningen voldoende. Ik zie dan ook geen aanleiding u te adviseren over het nemen van eventuele maatregelen.
Oasen N.V. heeft geen opmerkingen inzake het bestemmingsplan Lange Meent 3 te Everdingen.
In het door u geschetste gebied liggen geen transportleidingen van Dunea, we hebben derhalve geen op- of aanmerkingen op dit plan.
Het ontwerp bestemmingsplan is voor iedereen gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode, die van 20 oktober 2023 tot en met 30 november 2023 was, konden zienswijzen op het plan gegeven worden. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Tijdens de zes weken dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage ligt kon door iedereen een zienswijze gegeven worden. Er wordt door de gemeenteraad een besluit genomen over de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen dit vaststellingsbesluit dat de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State open.