Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Enggraaf ongenummerd, Haaften
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1960.HAAEnggraafOng-VSG1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Van toepassing verklaring:
Op het Wijzigingsplan Enggraaf ongenummerd, Haaften zijn van toepassing de regels welke deel uitmaken van het Bestemmingsplan Buitengebied Neerijnen zoals vastgesteld op 18 februari 2016 en het Buitengebied Neerijnen Veegplan 2017. Daarnaast is de verbeelding voor dit deel van het plangebied voor wat betreft het bestemmingsvlak gewijzigd zoals aangegeven op de verbeelding van het Wijzigingsplan Enggraaf ongenummerd, Haaften.
 
1.2 plan:
Het wijzigingsplan Enggraaf ongenummerd, Haaften, met identificatienummer NL.IMRO.1960.HAAEnggraafong-ONT1 van de gemeente West Betuwe;
 
1.3 wijzigingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.4 bestemmingsplan Buitengebied Neerijnen:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het wijzigingsplan NL.IMRO.1960.HAAEnggraafong-ONT1 met de bijbehorende regels en het GML-bestand.
 
1.5 geurgevoelig object:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch

2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    2. 'specifieke vorm van agrarisch - geurgevoelige objecten uitgelsoten' geen geurgevoelige objecten zijn toegestaan;
  2. hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten;
  3. één bedrijfswoning;
  4. aan-huisgebonden-beroepen en bedrijven;
  5. kleinschalig kamperen;
  6. de huisvesting van seizoensarbeiders;
  7. bed and breakfast;
  8. dagrecreatie;
  9. tuinen, erven en verhardingen;
  10. parkeervoorzieningen;
  11. groenvoorzieningen;
  12. nutsvoorzieningen;
  13. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
2.2 Bouwregels
 
2.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  2. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder bedragen dan 5 m;
  3. De afstand van kassen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 2 m.
 
2.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  2. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m;
  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  4. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' voor maximaal 10% van het bouwvlak mogen worden bebouwd met bedrijfsgebouwen tot een maximum van 1.500 m2;
  5. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  6. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m;
2.2.3 Kassen
Voor het bouwen van kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels:
  1. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
  2. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  5. De afstand tot woningen/bedrijfswoningen op naastgelegen percelen mag niet minder bedragen dan 30 m.
  6. De oppot en inpakruimte dient klimatologisch gescheiden te zijn van het overige deel van de kas.
 
2.2.4 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
  1. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bouwvlak;
  2. De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter. Indien toepassing van deze regel ertoe leidt dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg minder dan 15 meter bedraagt, geldt in afwijking van deze regel dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg minimaal 15 meter en maximaal 18 meter dient te bedragen.
  3. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m3 bedragen.
  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
 
2.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  2. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  3. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  4. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  5. In afwijking van het bepaalde b, mag op de gronden voor de voorgevellijn per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m2;
    2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    4. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de gevel.
 
2.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
  2. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m.
  3. De bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2 m.
  4. De bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 5 m.
  5. De bouwhoogte van torensilo's en installaties mag niet meer bedragen dan 12 m.
  6. De bouwhoogte van energievoorzieningen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven mag niet meer bedragen dan 12 m.
  7. De bouwhoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  8. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
 
2.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
  1. Kuilvoerplaten en mestzakken zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak.
  2. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat een poer vierkant dient te zijn en dat de oppervlakte per poer niet meer dan 1 m2 mag bedragen.
  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  4. Het bouwen van betonpalen ten behoeve van het ondersteunen van fruitbomen is toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  5. Het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is toegestaan, mits:
    1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m2.
 
2.2.8 Paardenbakken
Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende bepalingen:
  1. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;
  3. Lichtmasten zijn niet toegestaan.
 
2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
  1. het bepaalde in 2.2.1 onder a voor het bouwen van hulpgebouwen ten behoeve van hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten onder de volgende voorwaarden:
    1. het aantal hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    2. de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  2. het bepaalde in 2.2.2 onder a voor het bouwen van hulpgebouwen buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
    1. het aantal hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    2. de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  3. het bepaalde in 2.2.2 onder a voor het bouwen van veldschuren buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
    1. het aantal veldschuren mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    2. de afstand van de veldschuur tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40 m2;
    4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  4. het bepaalde in 2.2.2 onder d ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen op gronden binnen de aanduiding 'glastuinbouw' tot maximaal 20% van het bouwvlak tot een maximum van 5.000 m2, onder de volgende voorwaarde:
    1. de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  5. het bepaalde in 2.2.2 onder e voor een goothoogte tot maximaal 7,5 m, onder de volgende voorwaarde:
    1. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  6. het bepaalde in 2.2.6 ten behoeve van de bouwhoogte van torensilo's, installaties en energievoorzieningen tot maximaal 15 m.
  7. het bepaalde in 2.2.8 ten behoeve van de bouw van paardenbakken aansluitend aan het bouwvlak dan wel aan de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:
    1. de afstand van de paardenbak tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 40 m;
    2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 40 m;
    3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2;
    4. lichtmasten zijn niet toegestaan;
    5. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
 
2.4 Specifieke gebruiksregels
 
2.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
  1. boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, behoudens bestaande en vervanging van bestaande boomgaarden.
  2. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  3. het opslaan van goederen van derden en het stallen van caravans;
  4. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  5. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning;
  6. mestverwerking;
  7. Grootschalige opslag van aardoliehoudende stoffen en of schadelijke stoffen;
 
2.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als nevengeschikte activiteit, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2
  2. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  4. Detailhandel is niet toegestaan.
  5. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
 
2.4.3 Kleinschalig kamperen
  1. Kleinschalig kamperen is toegestaan, waarbij maximaal 15 standplaatsen tot maximaal 3.000 m2is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie' niet meer standplaatsen toegestaan dan 25 standplaatsen.
  3. Binnen het bouwvlak is maximaal 75 m2 aan sanitaire voorzieningen toegestaan.
 
2.4.4 Bed and Breakfast
Bed and breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
  2. De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.
  3. Per woning is sprake van niet meer dan 3 bed & breakfast eenheden tot een oppervlakte van maximaal 150 m2.
  4. De woonfunctie van de woning blijft behouden.
  5. Parkeren geschiedt op eigen terrein.
 
2.4.5 Huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen
De vestiging van seizoensarbeiders binnen bestaande bedrijfsgebouwen is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  2. Er mogen niet meer dan 12 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  3. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 200 m2.
  4. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij er op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden de huisvesting moet zijn onderbroken.
  5. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
 
2.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
2.5.1 Afwijken nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 2.1 en 2.4 ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande, dat:
  1. De gezamenlijke vloeroppervlakte aan niet-agrarische activiteiten niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde oppervlak tot een maximum van 350 m2, met uitzondering van agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 700 m2.
  2. Nevenfuncties uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
  3. De uitoefening van de nevenfunctie geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.
  4. Er geen buitenopslag voor de nevenfunctie plaatsvindt.
  5. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  6. De afwijking gepaard gaat met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  7. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
  8. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
    1. kleinschalige detailhandel tot maximaal 50 m2verkoopvloeroppervlakte;
    2. kleinschalige horeca, tot maximaal 50 m2 en een bijbehorend terras tot maximaal 100 m2;
    3. vakantieappartementen, waarbij maximaal 3 eenheden zijn toegestaan tot maximaal 195 m2;
    4. trekkershutten tot een totaal maximaal oppervlak van 60 m2;
    5. productiegebonden detailhandel inclusief opslag tot maximaal 50 m2verkoopvloeroppervlakte;
    6. dagrecreatie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2en 750 m2ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    7. zorgfunctie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2en 375 m2ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    8. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 en 1.500 2m ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    9. semi agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2en 600 m2ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    10. niet agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en 600 m2ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'.
  9. Cumulatie van nevenfuncties, met uitzondering van statische binnenopslag en kleinschalig kamperen, is toegestaan tot maximaal 50% van de bedrijfsbebouwing, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2en 700 m2ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'.
 
2.5.2 Afwijken kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 2.4.3 ten behoeve van extra standplaatsen, waarbij maximaal 25 standplaatsen tot maximaal 5.000 m2 is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, mits:
  1. sprake is van een landschappelijke inpassing.
  2. de omgevingsvergunning niet strijdig is met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
 
2.5.3 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen en/of logiesgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 2.4.5, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  2. De noodzaak dient aangetoond te zijn door een advies van een ter zake deskundige.
  3. Er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  4. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m2.
  5. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij de huisvesting op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden moet zijn onderbroken.
  6. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
  7. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
  8.  
  
2.5.4 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits en / of stacaravans
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 2.4.5 voor het huisvesten van seizoensarbeiders in woonunits en / of stacaravans, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Er is aangetoond dat huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet mogelijk is.
  2. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. In geval de afwijking meer dan 12 seizoensarbeiders betreft, dient hieromtrent vooraf advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  3. De woonunits en / of stacaravans mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  4. Er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  5. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m2. 
  6. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij de huisvesting op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden moet zijn onderbroken;
  7. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden;
  8. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
 
2.5.5 Afwijken mantelzorgvoorzieningen
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 2.4.1 onder d ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, mits:
  1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond, dan wel de mantelzorg een ouder-kind relatie betreft waarbij de ouder 65 jaar of ouder is;
  2. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  3. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  5. er geen zelfstandige woning ontstaat;
  6. na beëindiging van de mantelzorgsituatie de tijdelijke woonunit weer verwijderd dient te worden;
  7. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.
 
2.5.6 Afwijken dubbele bewoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 2.1 ten behoeve van dubbele bewoning van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, zonder formele splitsing van de woning, indien dat in het kader van bedrijfsopvolging noodzakelijk wordt geacht, met dien verstande dat:
  1. maximum 2 huishoudens zijn toegestaan in de bedrijfswoning;
  2. geen tweede zelfstandige woning mag ontstaan;
  3. de inhoud van de bedrijfswoning minimaal 500 m3 bedraagt.

2.5.7 Afwijken afstand boomgaarden tot gevoelige functies
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 2.4.1 onder a ten behoeve van de realisering van een boomgaard binnen 50 m van gevoelige functies, mits uit onderz
oek blijkt dat:
  1. De afwijking milieuhygiënisch inpasbaar is;
  2. Er geen hinder is voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven.
 
2.5.8 Afwijken ten behoeve van kleinschalige mestverwerking
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde i
n 2.4.1 onder f ten behoeve van kleinschalige mestverwerking, mits:
  1. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige;
  2. de mestverwerking in hoofdzaak gebruik maakt van biomassastromen uit de directe omgeving;
  3. het digestaat van de mestverwerking een organische meststof is die in hoofdzaak weer wordt afgezet in de directe omgeving;
  4. de (agrarische) bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet mogen worden beperkt.
 
2.6 Wijzigingsbevoegdheden
 
2.6.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf;
  2. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  3. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  4. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt;
  5. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
 
2.6.2 Wijziging ten behoeve van vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 5 ha, waarvan maximaal 4 ha netto glas voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw' een vergroting van meer dan 5 ha is toegestaan, mits:
    1. verplaatsing naar een concentratiegebied of regionaal cluster bedrijfseconomisch niet mogelijk is;
    2. rekening gehouden wordt met aanwezige gebiedskwaliteiten.
  2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige;
  3. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  4. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt;
  6. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
 
2.6.3 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren;
  2. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding;
  3. De oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  5. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige;
  6. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
 
2.6.4 Hervestiging glastuinbouwbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijziging ten behoeve van de verplaatsing van een glastuinbouwbedrijf, binnen de gemeente Neerijnen of diens rechtsopvolger,  waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Verplaatsing is uitsluitend toegestaan naar de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw';
  2. De afstand tot omliggende woningen / recreatiewoningen mag niet minder bedragen dan 50 m;
  3. De afstand tot omliggende dagrecreatieve voorzieningen mag niet minder bedragen dan 25 m;
  4. De bestaande kassen dienen gesloopt te worden;
  5. De aanduiding 'glastuinbouw' van de bestaande locatie dient te worden verwijderd.
  6. Het bouwvlak van de bestaande locatie wordt verkleind tot de resterende bedrijfsbebouwing;
  7. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
 
2.6.5 Verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – geurgevoelige objecten uitgesloten'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – geurgevoelige objecten uitgesloten’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
 
  1. Het bevoegd gezag heeft een geurgebiedsvisie/geurverordening vastgesteld waarbij de ter plaatse geldende geurbelastingsnorm niet overschreden wordt.
  2. De heersende geurbelasting door veranderingen in de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven onder de 8 ou/m3 komt.

3 Algemene regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
4.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het Wijzigingsplan Enggraaf ongenummerd, Haaften '.