direct naar inhoud van Regels
Plan: Rijksstraatweg 61c Buurmalsen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1960.BUIRijksstrwg61cBm-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Voor de geldende begrippen wordt verwezen naar artikel 1 van bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld op 28 november 2006 door de raad van de gemeente Geldermalsen. Aanvullend zijn volgende begrippen van toepassing:

1.1 wijzigingsplan

Het wijzigingsplan Rijksstraatweg 61c Buurmalsen met identificatienummer NL.IMRO.1960.BUIRijksstrwg61cBm-VSG1 van de gemeente Geldermalsen;

1.2 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

Artikel 2 Wijze van meten

Voor de wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van de voorschriften bij het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 2006

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Landelijk gebied I

3.1 Algemeen

De regels (voorschriften) van artikel 4 'Landelijk gebied I' van het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 2006, zijn onverkort van toepassing, inclusief de daar op van toepassing zijnde correctieve herzieningen, met dien verstande dat wanneer wordt verwezen naar de plankaart, de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding wordt bedoeld.

3.2 Inrichtings- en bebouwingsvoorschriften

In aanvulling op artikel 4, lid 2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen uitsluitend binnen het op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan aangeduide bouwvlak zijn toegestaan;
  • b. de realisatie van de gebouwen, zoals via deze wijziging worden toegestaan, is pas toegestaan indien en zolang de landschappelijke inpassing zoals deze is weergegeven in bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan van deze regels is aangelegd in stand wordt gehouden.

3.3 Specifieke gebruiksregel

In aanvulling op artikel 4, lid 5, wordt onder strijdig gebruik mede verstaan:

  • a. het houden van meer dan 119.100 stuks pluimvee of het houden van dieren van een andere diercategorie, zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch niet grondgebonden veehouderij'.
  • b. het houden van pluimvee waarbij de totale ammoniakemissie hoger is dan de vergunde ammoniakemissie op basis van de verleende Vergunning Wet natuurbescherming (d.d. 14 juni 2017 , kenmerk 2017 - 001057), waarbij de ammoniakemissie wordt bepaald op basis van de actuele emissiefactoren voor ammoniak, zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

In afwijking van artikel 15 van de voorschriften bij het plan 'Buitengebied' gelden de volgende regels ter bescherming van de archeologische waarden:

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  • a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
  • e. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 500 m2.

4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
      • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
      • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
      • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van de omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
      • 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
      • 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
      • 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
      • 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
      • 5. het aanleggen van nieuwe boomgaarden.
  • b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    • 1. bodemingrepen van niet meer dan 30 cm diep betreffen;
    • 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
      • vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;
    • 5. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  • c. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

In afwijking van artikel 15 van de voorschriften bij het plan 'Buitengebied' gelden de volgende regels ter bescherming van de archeologische waarden:

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

    • a. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
    • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
    • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht;
    • e. het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 1.000 m2.

5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of:
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van de omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    • 3. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;
    • 4. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    • 5. het aanleggen van nieuwe boomgaarden.
  • b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:
    • 1. bodemingrepen van niet meer dan 30 cm diep betreffen;
    • 2. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 3. bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
      • vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;
    • 5. gelet op de elders in deze regels genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 6. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan.
  • c. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • d. De onder a bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Bijzondere bepalingen

Voor de algemene regels zijn de Bijzondere bepalingen (voorschriften) van de artikelen 16 en 17 van de voorschriften bij het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 2006, onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

Voor de het overgangsrecht zijn de regels (voorschriften) van de artikel 18 van het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 2006, onverkort van toepassing.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels van het wijzigingsplan 'Rijksstraatweg 61c Buurmalsen' van de gemeente Geldermalsen.