Plan: | Paraplubestemmingsplan Archeologie gemeente West Betuwe 2023 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1960.BParcheologie-ONT1 |
De vaststelling1 van de Beleidsnota Erfgoed West Betuwe (28 september 2021)2 zorgde ervoor dat de kennis over het erfgoed in de gemeente en de omgang ermee in één document werd vastgelegd. De harmonisatie voor het gebouwd erfgoed, het cultuurlandschap en de archeologie was noodzakelijk geworden na de gemeentelijk herindeling per 1 januari 2019 van oud-gemeenten Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen. Ook de komst van de Omgevingswet zorgde voor de nodige urgentie om het erfgoedbeleid op orde te brengen.
Voor de omgang met het archeologisch erfgoed is bij de harmonisatie de werkwijze van voormalige gemeente Geldermalsen aangehouden. Deze doorliep in 2015 nog een actualisatie waar Lingewaal en Neerijnen te maken hadden met een ouder gegevensbestand en beleidskader (respectievelijk 2012 en 2008). Het resultaat is een rapportage3 (bijlage 1) met een drietal kaartbijlagen: (1) bodemkundige landschappenkaart (bijlage 2), vindplaatsen- en verwachtingskaart (bijlage 3) en archeologische beleidskaart (bijlage 4).
Archeologie is sinds de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) een omgevingsaspect dat onlosmakelijk is verbonden met het ruimtelijk domein. Grondwerkzaamheden en activiteiten waarbij de grond wordt beroerd, krijgen of kunnen te maken krijgen met voorwaarden en verplichtingen ten gunste van het archeologisch erfgoed. Gemeentelijk archeologiebeleid is pas sluitend en houdbaar als dat ook juridisch is geborgd in ruimtelijke plannen. Het overgangsrecht van de Erfgoedwet (art. 9.3) bevat de verplichting om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, 'rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische monumenten'. Voor 1 januari 2029 moet dit in het Omgevingsplan zijn opgenomen.
Het instrument waarvoor in West Betuwe is gekozen is het paraplubestemmingsplan (ook wel facetbestemmingsplan, of kortweg parapluplan). Dit type plan biedt de mogelijkheid alle gemeentelijke bestemmingsplannen in één keer te herzien voor een bepaald aspect, in dit geval voor archeologie. Als onderdeel van het geharmoniseerde erfgoedbeleid vormt de archeologische beleidskaart de onderlegger voor dit parapluplan. Als facet wordt deze in de bestaande bestemmingsplannen ingepast en vervallen de regels ten aanzien van archeologie die zijn opgenomen in bestemmingsplannen vigerend voor vaststelling van dit paraplubestemmingsplan. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden op die manier dezelfde regels ten aanzien van archeologie voor het gehele grondgebied van West Betuwe.
Het plangebied van dit parapluplan omvat het gehele gemeentelijke grondgebied zoals dat bij de herindeling op 1 januari 2019 is ontstaan uit de voormalige gemeenten Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen. Gemeente West Betuwe ligt in de Tielerwaard in het westelijke deel van het Gelderse rivierengebied. Hij grenst aan de noord- en oostkant aan gemeenten Culemborg, Buren en Tiel, aan de westkant aan gemeenten Vijfheerenlanden (provincie Utrecht) en Gorinchem (Zuid-Holland). De Waal is de natuurlijk watergrens aan de zuidkant. Naast de Waal is de Linge een prominente rivier. De A2 en A15 doorkruisen de gemeente. West Betuwe telt in totaal 26 kernen: Acquoy, Asperen, Beesd, Buurmalsen, Deil, Enspijk, Est, Geldermalsen, Gellicum, Haaften, Heesselt, Hellouw, Herwijnen, Heukelum, Meteren, Neerijnen, Ophemert, Opijnen, Rhenoy, Rumpt, Spijk, Tricht, Tuil, Varik, Vuren en Waardenburg.
Figuur 1. Gemeente West Betuwe heeft een oppervlakte van ruim 229 km² waarvan 13 km² water en bijna 53.000 inwoners per januari 2023 (bronnen: opentopo, CBS).
Dit paraplubestemmingsplan is planologisch-juridisch bindend vanaf de vaststelling ervan en geldt voor het hele gemeentelijke grondgebied, met uitzondering van de gebieden waarvoor al een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is. Nieuwe bestemmingsplannen anders dan dit parapluplan conformeren zich tot een eventueel aangepaste actualisatie aan het huidig geactualiseerde archeologiebeleid 'Erfgoed in de gemeente West Betuwe. Een actualisatie van de archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart en cultuurhistorische waardenkaart' (Keunen, Willemse & Frank 2021). Dit paraplubestemmingsplan herziet de vigerende bestemmingsplannen voor wat betreft het onderdeel archeologie. Regels ten aanzien van archeologie uit vigerende plannen vervallen daarmee bij inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan.
Na deze inleiding in hoofdstuk 1 volgt in het volgende hoofdstuk een korte samenvatting van archeologisch wet- en regelgeving voor overheden. De beschrijving van het paraplubestemmingsplan en de archeologische beleidskaart volgt in hoofdstuk 3. Hoe het beleid vervolgens is vertaald in planologisch-juridische zin is het onderwerp van hoofdstuk 4. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid komen aan bod in hoofdstuk 5. Als laatste zal in dit afsluitende hoofdstuk de formele procedure tot inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan toegelicht worden.
In 1992 ondertekenden de Europese cultuurministers op het eiland Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologische Erfgoed. Dit Verdrag van Malta heeft tot doel om het Europees archeologische erfgoed te beschermen als bron van het Europees gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Bescherming wordt nodig geacht omdat het archeologisch erfgoed ernstig met aantasting wordt bedreigd door het toenemend aantal grote ruimtelijke-ordeningsprojecten, risico's van natuurlijke aard, clandestiene of onwetenschappelijke opgravingen en onvoldoende besef onder het publiek. In het verdrag is vastgelegd dat bescherming van het archeologisch erfgoed tot uitdrukking moet komen in beleid inzake stedenbouw en landinrichting en culturele ontwikkeling. De verantwoordelijkheid hiervoor zou volgens de Raad van Europa bij alle Europese landen moeten liggen. Door het Verdrag van Malta te ondertekenen en niet in de laatste plaats te ratificeren, heeft Nederland zich sinds 1998 verplicht een aantal wettelijke en feitelijke voorzieningen te treffen om het archeologisch erfgoed te beschermen. Nederland heeft dit langs vier sporen gedaan:
Met de Erfgoedwet (inwerkingtreding per 1 juli 2016) beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Elk type cultureel erfgoed heeft eigen werkwijzen en beschermingsmaatregelen. Maar de wetgeving in Nederland hiervoor was versnipperd. Ook moest een aantal regels worden vernieuwd. In de Erfgoedwet zijn bestaande wetten, waaronder de Monumentenwet 1988, en regelingen gebundeld. Ook staan er regels om belangrijk cultureel erfgoed beter te beschermen en te behouden.
De specifieke regels voor archeologie staan beschreven in hoofdstuk 5 van de Erfgoedwet. Een belangrijke wijziging ten opzichte van de Monumentenwet 1988 is de vervanging van de opgravingsvergunning door een opgravingscertificaat. De archeologische sector zorgt zelf voor boring van de certificering (privaatrechtelijk). De Erfgoedinspectie ziet vanuit de Rijksoverheid toe op het nieuwe stelsel binnen de archeologische monumentenzorg (publieksrechtelijk).
Gemeenten hebben een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt vanuit Wro overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2024 naar de Omgevingswet over gaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. Ze zijn opgenomen in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet (hoofdstuk 9).
Provincie Gelderland is rijk aan boven- en ondergronds erfgoed. Gelderland biedt een klimaat waarin erfgoed tot bloei komt en waar zoveel mogelijk mensen van kunnen genieten (uit beleidsprogramma ' Beleef het mee!' 2017-2020). Samen met haar erfgoedpartners werkt de provincie aan een Gaaf Gelderland. In de uitgangspuntennotitie van Provinciale Staten die Beleef het mee! vervangt, zijn de inhoudelijk uitgangspunten als volgt gedefinieerd:4
Verbinden, verwonderen en bewaren
Erfgoed zowel het materiële als het immateriële, is van belang voor het historisch besef en benadrukt de gezamenlijke Gelderse mentaliteit. Het erfgoed is het behouden waard vanwege de historische waarde, het belang voor de leefomgeving en de verbindende kracht.
Streven naar duurzame toegankelijkheid
Erfgoed komt ten goede van de inwoners en bezoekers van Gelderland. Daarvoor is het noodzakelijk dat erfgoed toegankelijk moet zijn en blijven voor het publiek.
Ruimte voor de regio
Erfgoed moet voor iedereen beschikbaar en bereikbaar zijn en bijdragen aan het versterken van de lokale en regionale identiteit. De provincie speelt bij monumentaal erfgoed en musea op spreiding met aandacht voor de wensen en kansen die bij de regio horen. De inzet is gericht op versterking van de regio met aandacht voor netwerken en bovenlokale initiatieven zonder versnippering te veroorzaken.
Provincie Gelderland bereikt dit o.a. ten aanzien van archeologie concreet door:
Het op 28 september 2021 vastgestelde archeologiebeleid als onderdeel van het geharmoniseerde erfgoedbeleid van gemeente West Betuwe vervangt de archeologische beleidskaders van voormalige gemeenten Geldermalsen (2015), Lingewaal (2012) en Neerijnen (2008). De nadere toelichting hierop volgt in Hoofdstuk 3 planbeschrijving.
Dit paraplubestemmingsplan zorgt voor de planologisch-juridische borging van de nieuwe gemeentelijke archeologische beleidskaart . De basis voor het juridisch kader ligt in de inventarisatie en beleidskeuzes die uit de jongste inventarisatie van Archeologisch Adviesbureau RAAP zijn voorgekomen. Daarmee wordt enerzijds sterk voortgeborduurd op bestaande kennis die de afgelopen decennia is verzameld en samengebracht in eerdere versies van archeologische beleidsdocumenten van voormalige gemeenten Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen. Op het gebied van de fysische geografie, bodemkunde en archeologie is bestaande informatie geactualiseerd om beter toegerust te zijn op omgevingsvraagstukken. Anderzijds hebben recent ontsloten bronnen en toepassingen ervoor gezorgd dat ook deze informatie (voor zover van toepassing) gebiedsdekkend is verwerkt. Voorbeelden van nieuwe brongegevens zijn de gedetailleerde bodemkaarten 1:10.000 opgesteld in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw voor de ruilverkaveling in de Tielerwaard, Lek en Lingestreek, Gorinchem en Avezaath-Ophemert. Een toepassing die de afgelopen jaren een waardevolle aanvulling is gebleken, is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).
Het resultaat van de inventarisatie zijn enkele gedetailleerde kaarten. De bodemkundige landschappenkaart (Bijlage 2) toont de verschillende landschappelijke eenheden in duizenden jaren gevormd door opbouw en afbraak van grind, zand, klei en veen. De archeologische vindplaatsen- en verwachtingenkaart bevat bekende archeologische en historische onderdelen op basis van onderzoek en historische gegevens en kent deze een bepaalde waarde of verwachting toe (Bijlage 3). De gekozen werkwijze is sinds jaar en dag gangbare praktijk in de Nederlandse archeologie en breed toegepast bij het opstellen van gemeentelijk archeologiebeleid. Omliggende gemeenten in Regio Rivierenland hebben op vergelijkbare wijze hun beleid vormgegeven (meest recent gemeente Buren (2022), daarnaast onder meer ook Culemborg (2018) en Neder-Betuwe (2016)). Voor een uitgebreide toelichting op de bodemkundige landschappenkaart en de vindplaatsen- en verwachtingenkaart verwijzen we naar Bijlage 1.
De archeologische beleidskaart geeft de beleidsmatige keuzes weer van alle voor archeologie relevante onderdelen die uit de inventarisatie naar voren zijn gekomen. De kaart dient als afwegingsinstrument bij ontwikkelingen en ingrepen binnen het ruimtelijk domein. Er zijn verschillende type archeologische gegevens die op basis van hiërarchie zijn ingedeeld (zie figuur 2). De belangrijkste categorie bestaat uit terreinen waarvan bekend is dat deze archeologische resten bevatten. Er is een onderscheid aangebracht tussen gewaardeerde terreinen met een bepaalde status en terreinen die nog geen status hebben. De grootste categorie bestaat uit verwachtingszones: hier zijn (nog) geen vindplaatsen bekend. In de categorie overig zijn gebieden opgenomen die geen verwachting (meer) hebben.
Archeologische Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten
West Betuwe kent vier archeologische terreinen die als Rijksmonument zijn beschermd (Erfgoedwet artikel 3.1). Deze terreinen liggen allemaal in Herwijnen. Het gaat om drie kasteelterreinen (Wadestein, monument 45557, Engelenburg 45558, en Frissestein 45559) en een verhoogd kerkterrein aan de Schoutensteeg (monument 45556). Daarnaast zijn door de voormalige gemeente Neerijnen zeven terreinen met historische resten als gemeentelijke monumenten aangewezen. De bescherming is geregeld in de gemeentelijke Erfgoedverordening (artikel 5.1) (De erfgoedverordening van oud-gemeente Geldermalsen 2017 is op 15 januari 2019 van toepassing verklaart voor het grondgebied van gemeente West Betuwe. Voluit is dit de 'Verordening van de gemeenteraad van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent erfgoed Erfgoedverordening gemeente Geldermalsen 2017'). Het gaat om de terp van voormalige boerderij Karnheuvel in Est (monumentnummer 01-06), ), het adellijke huis Hellouw (04-04), Huis Tieflaar in Neerijnen (05-01), Huis Neerijnen (05-07), de terp van voormalige boerderij Avenhaar in Ophemert (06-11), Huis Opijnen (07-05) en Huis Tuil of Nieuw Klingelenburg (08-02).
Ingrepen of bouwactiviteiten zijn doorgaans niet of alleen onder voorwaarden mogelijk. Voor het verstoren van een archeologisch Rijksmonument (ook onder water) is een monumentenvergunning nodig. Deze wordt opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Over de gemeentelijke archeologische monumenten adviseert de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Voor wettelijke bescherming van zowel de archeologische rijksmonumenten als de gemeentelijke monumenten is een aparte aanduiding in het bestemmingsplan niet nodig. Ze zijn immers respectievelijk al beschermd via Erfgoedwet en Erfgoedverordening. Met betrekking tot ontsiering en vernieling kunnen echter aanvullende regels worden gesteld in ruimtelijke plannen. In dit parapluplan is voor deze optie niet gekozen. Op de archeologische beleidskaart (Bijlage 4) is deze categorie als Waarde Archeologie 1 opgenomen. Omdat er geen aanvullende regels in het bestemmingsplan worden opgenomen, verschuift de nummering in het bestemmingsplan ten opzichte van de beleidskaart. Dit is weergegeven in figuur 3.
Figuur 2. Overzicht archeologische categorieën met grenswaarden voor diepte en omvang van de ingreep, gebruikt voor de verschillende beleidszones (naar tabel 10, RAAP-rapport 4150).
AMK-terreinen en BATO terreinen
Terreinen van de Archeologische Monumentenkaart bevatten vindplaatsen met een bepaalde inhoudelijke en fysieke kwaliteit die van belang is voor wetenschappelijk onderzoek en kenniswinst oplevert. Deze vindplaatsen zijn in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw geïnventariseerd en bestudeerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze vindplaatsen van het Rijk zijn met de inwerkingtreding van de Wamz een erfenis geworden voor de gemeentelijke overheid.
BATO terreinen zijn vindplaatsen aangedragen door lokale archeologievrijwilligers. Ze zijn vaak even waardevol als AMK-terreinen maar ontberen vaak waardering van de resten, ook de begrenzing van de vindplaatsen is veelal niet goed vastgesteld, vandaar dat een buffer (attentiezone) van 50 m rond de vindplaats is aangebracht.
Beide type vindplaatsen hebben geen formeel juridische status volgens de Erfgoedwet of de gemeentelijke Erfgoedverordening. Vanwege de wetenschappelijke én maatschappelijke waarde is de vrijstellingsgrens voor ingrepen gesteld op een diepte tot 30 cm onder maaiveld met een maximale verstoringsoppervlakte van 50 m2. Op de verbeelding komt deze categorie terug als Waarde archeologie 1 (WA1).
Historische kernen, historische vindplaatsen, Archis vindplaatsen en oud woongronden
Alle overige vindplaatsen met vondsten en/of bewoningssporen gedaan in een bepaald gebied en officieel geregistreerd (landelijk in Archis, lokaal bij archeologische werkgroepen) vallen in deze categorie. Deze vindplaatsen zijn veelal door veldkarteringen en aanvullend bronnenonderzoek aan het licht gekomen. De vrijstellingsgrens volgt de wettelijke oppervlakte van 100 m2 met dien verstande dat er tevens tot maximaal 30 cm onder het maaiveld verstoring mag plaatsvinden. Op de verbeelding is deze categorie als Waarde archeologie 2 aangegeven (WA2).
Figuur 3. Alle waarden archeologie in gemeente West Betuwe in hiërarchische ingedeeld van hoog (WA0) naar laag (WA8) ingedeeld (nummering waarden aangepast t.o.v. RAAP-rapport 4150)
Hoge verwachting / hoge verwachte dichtheid
De hoger gelegen delen van oude opgevulde rivierlopen en oeverwallen zijn van oudsher geliefde vestigingsplaatsen geweest. De kans dat bewoning hier aangetroffen wordt is vele malen groter dan elders. Deze gebieden beslaan een groot deel van het gemeentelijk grondgebied. De vrijstellingsgrens voor ingrepen is gesteld op 500 m2 met een maximale diepte tot 30 cm onder maaiveld. Aangeduid met Waarde archeologie 3 (WA3).
Hoge verwachting, diepgelegen
De oudste fossiele rivieren in de ondergrond zijn opgevuld geraakt met dikke lagen sediment. Vanaf een diepte van 150 cm onder het maaiveld kunnen ze worden aangetroffen. Bij ingrepen groter dan 2.500 m² kan een onderzoeksverplichting worden opgelegd. Aangeduid met Waarde archeologie 4 (WA4).
Middelhoge verwachting / middelhoge verwachte dichtheid
Gebieden met een middelhoge verwachting liggen op de overgangszone van de hoger gelegen stroomruggen en oeverwallen. Hier s de kans op het aantreffen van archeologische bewoningssporen een stuk kleiner dan in gebieden met een hoge verwachting maar nog steeds aanwezig. Vanwege de ondiepe ligging kunnen al vanaf 30 cm onder het maaiveld resten tevoorschijn komen. Omdat de dichtheid van archeologische resten minder hoog is, heeft onderzoek meer kans van slagen bij ingrepen in een groter gebied (groter dan 2.500 m²). Aangeduid met Waarde archeologie 5 (WA5).
Lage verwachting / lage verwachte dichtheid
Een lage verwachting in het rivierengebied is vaak gekoppeld aan de lager gelegen en daarmee drassiger komgebieden. Deze gebieden zijn bijna altijd ongeschikt voor bewoning. Er vonden wel andere activiteiten plaats zoals jacht en grondstofwinning. Doorgaans is het systematisch opsporen van archeologische resten in lage verwachtingsgebieden pas zinvol bij grotere ontwikkelingen. Ingrepen vanaf een halve hectare en dieper dan 30 cm onder het maaiveld komen in principe in aanmerking voor onderzoek. Aangeduid met Waarde archeologie 6 (WA6).
Rivierrestgeulen en rivierbed van Waal en Linge
Oude dichtgeslibde rivierbeddingen (restgeulen) hebben een lage dichtheid aan nederzettingsresten maar kunnen wel watergerelateerde zaken herbergen (denk aan scheepsresten, kribben, beschoeiingen). Dit geldt ook voor het huidige stroomgebied van de Waal en Linge. Er is een onderscheid aangebracht tussen beide typen omdat het bij rivierrestgeulen vaak gaat om ouder, afgedekte en mogelijk intacte landschappen die sneller op te sporen zijn met een relatief kleinere omvang van 2.500 m² (bij een diepte van minimaal 50 cm) ten opzicht van de omgeving van Waal en Linge die ondieper sporen van menselijke activiteit kan herbergen maar waar dit pas zinvol is om te onderzoeken bij een oppervlakte van minstens een hectare. Respectievelijk aangeduid met Waarde archeologie 7 (WA7) en Waarde archeologie 8 (WA8).
Overig
Aan reeds onderzochte terreinen die zijn vrijgesteld van nader onderzoek en diep verstoorde gebieden wordt geen beleidscategorie gekoppeld. Er is geen archeologische waarde in het geding. Derhalve zijn voor deze twee categorieën geen regels opgesteld.
Dit bestemmingsplan betreft een paraplubestemmingsplan, waarmee de verbeelding en regels van de geldende bestemmingsplannen (waaronder begrepen wijzigings-, uitwerkings- en inpassingsplannen) in gemeente West Betuwe worden herzien met betrekking tot het aspect archeologie. Op de verbeelding zijn daarom alleen dubbelbestemmingenvoor archeologie opgenomen en de regels bevatten uitsluitend bepalingen met betrekking tot die archeologische bestemmingen en aanduiding. Het plan heeft de vorm van een partiële herziening. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Met de inwerkingtreding van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 is het toepassen van de RO Standaarden 2012 verplicht voor alle plannen die op of na 1 juli 2013 in procedure zijn gegaan. De RO Standaarden gelden voor alle ruimtelijke instrumenten onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en voor het mededelen van verleende omgevingsvergunningen in het kader van de Wabo. Concreet betekent dit dat nieuwe bestemmingsplannen vanaf die datum volgens deze nieuwe standaard opgesteld en gepubliceerd moeten worden. Dit bestemmingsplan is overeenkomstig deze vereisten opgesteld.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Artikel 1 Begrippen - In dit artikel zijn definities (omschrijvingen) van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Beoogd wordt een eenduidige weergave van deze begrippen vast te leggen om interpretatieverschillen te voorkomen. Definities zijn alleen opgenomen als begrippen tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Artikel 2 Reikwijdte - Het voorliggende bestemmingsplan is een paraplubestemmingsplan. Dit plan hangt als het ware als een paraplu boven de geldende bestemmingsplannen. Het zorgt voor een uniforme regeling voor één bepaald aspect, in dit geval archeologie. Voor het overige blijven alle bepalingen uit de geldende bestemmingsplannen ongewijzigd van kracht. Het plan bepaalt dat de regels ten aanzien van archeologie opgenomen in geldende bestemmingsplannen op datum inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan komen te vervallen en worden vervangen door de archeologieregels die zijn opgenomen in het onderhavige paraplubestemmingsplan. Daarmee zijn de regels voor archeologie uit dit plan van toepassing op alle overige geldende bestemmingsplannen in gemeente West Betuwe.
Het bestemmingsplan kent negen archeologische dubbelbestemmingen waarvan een voor gewaardeerde/beschermde terreinen, twee voor terreinen met niet-gewaardeerde resten en zes voor verwachtingsgebieden. De afzonderlijke artikelen zijn terug te leiden tot de overeenkomstige categorieën op de archeologische beleidskaart (zie par. 3.2 voor een uitgebreide beschrijving).
Het bestemmingsplanartikel volgt een standaard opbouw die voor alle artikelen hetzelfde is met inleidend de bestemmingsomschrijving waarna eerst de regels volgens voor bouwen en vervolgens voor werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden.
De bouwregels bestaan achtereenvolgens uit vergunningplicht voor bouwwerken, aanvraagvereisten, beoordelingsregels en vergunningvoorschriften. Voor werken en werkzaamheden is de vergunningplicht opgenomen, met aansluitend de uitzonderingen, en wederom de aanvraagvereisten, beoordelingsregels en vergunningvoorschriften. Op ieder artikel is een wijzigingsbevoegdheid van toepassing.
Hieronder volgt in het kort een omschrijving van de afzonderlijke bestemmingen.
Artikel 3 Waarde - Archeologie 1 en Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Deze twee artikelen beschermden de bekende maar niet-gewaardeerde archeologische resten in gemeente West Betuwe. De onderverdeling naar waarde begint met de meest waardevolle archeologie (AMK- en BATO-terreinen). Deze categorie krijgt het hoogste artikel nummer waarna de een-na-belangrijkste categorie in hiërarchie het opvolgende nummer krijgt, enzovoort.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3 tot en met artikel 10 Waarde - Archeologie 8
Voor de zes verwachtingsgebieden zijn artikelen opgenomen gelijk aan het aantal onderscheidenlijke categorieën op de archeologische beleidskaart. Artikel 5 komt overeen met Waarde - Archeologie 3 (hoge verwachting), artikel 6 met Waarde - Archeologie 4 (hoge verwachting, diep), artikel 7 met Waarde - Archeologie 5 (middelhoge verwachting), artikel 8 met Waarde - Archeologie 6 (lage verwachting, artikel 9 met Waarde - Archeologie 7 (rivierrestgeulen) en artikel 10 met Waarde - Archeologie 8 (rivierbed Waal en Linge).
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel - In hoofdstuk 3 is alleen de anti-dubbeltelregel opgenomen. In het Besluit ruimtelijke ordening is hiervoor een standaard bepaling opgenomen. Het besluit verplicht om deze bepaling in het bestemmingsplan op te nemen. De anti-dubbeltelregel beoogt te voorkomen dat door het herhaaldelijk gebruik van dezelfde oppervlakte van gronden als berekeningsgrondslag voor de oppervlaktebepaling, er op het betreffende of het aangrenzende perceel een situatie ontstaat die in strijd is met het bestemmingsplan.
Artikel 12 Overgangsrecht - In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. Hierin is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. Deze overgangsregels zijn opgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Bij het tenietgaan van bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen bestaat de mogelijkheid om terug te bouwen. Onder een calamiteit wordt hier verstaan: een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten schuld van de indiener van de bouwaanvraag veroorzaakt onheil.
Artikel 13 Slotregel - In de slotregel is bepaald hoe de regels van dit paraplubestemmingsplan worden aangehaald .
Op grond van artikel 6.12 van de Wro is het verplicht voor gronden waarvoor een bestemmingsplan wordt opgesteld een exploitatieplan vast te stellen. Een exploitatieplan hoeft niet te worden opgesteld als er geen sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wro. Dit is bij het onderhavige paraplubestemmingsplan het geval, aangezien met het plan uitsluitend het geactualiseerde archeologiebeleid van de gemeente West Betuwe wordt verankerd. Dit betreft geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.
Om te voorkomen dat het archeologisch bodemarchief verstoord wordt, geldt vanuit de archeologiewetgeving het principe 'de verstoorder betaalt'. Dit betekent dat de noodzakelijke archeologische onderzoeken om een omgevingsvergunning te verkrijgen voor bouwen, voor het verrichten van werken en/of werkzaamheden of voor sloopwerkzaamheden, moeten worden betaald door de initiatiefnemer(s) van het bouwplan of deze werkzaamheden. De financiering van alle kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van dit paraplubestemmingsplan komen daarmee voor rekening van (particuliere) initiatiefnemers. Hierdoor zijn er geen kosten voor de gemeente aan de uitvoering van dit plan verbonden.
Geconcludeerd kan worden dat het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is en het paraplubestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
In overeenstemming met artikel 3.1.1 Bro is in de voorbereiding overleg gevoerd over het concept ontwerpbestemmingsplan met de gebruikelijke overlegpartners in het kader van de ruimtelijke ordening. Het concept ontwerpbestemmingsplan is digitaal voorgelegd aan:
Duidelijk is gemaakt dat dit paraplubestemmingsplan uitsluitend voorziet in een vernieuwde juridische regeling voor archeologie op basis van het geactualiseerde archeologiebeleid van gemeente West Betuwe.
Naar aanleiding van het vooroverleg heeft alleen provincie Gelderland een inhoudelijke reactie gegeven. Waterschap Rivierenland heeft laten weten geen aandachtspunten te hebben. Met betrekking tot de activiteiten speelt geen waterbelang.
De provincie maakt een opmerking bij de discrepantie tussen de beleidskaart en de tekstuele toelichting. De oppervlaktedrempel (oppervlakte) van zowel waarde archeologie 3 als waarde archeologie 4 wijkt in de tekst lichtelijk af van de beleidskaart en de bijbehorende tabel. De beleidskaart en de tabel (in deze toelichting fig. 2) zijn leidend geweest bij de vaststelling van het geactualiseerde archeologiebeleid. De tekst is op dit punt onvoldoende aangepast.
Een tweede opmerking van de provincie betrof het Unesco werelderfgoed van de Nieuwe Hollandse Waterlinie dat voor een deel in gemeente West Betuwe ligt. De suggestie om de afzonderlijke objecten werelderfgoed ('property') op kaart zichtbaar te maken wordt niet overgenomen. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is bovenal gebouwd erfgoed en wordt op een andere wijze beschermd dan via dit paraplubestemmingsplan. Archeologie is, waar nodig, via een of meerdere passende dubbelbestemmingen geborgd onder of nabij de rijksmonumenten van de Nieuw Hollandse Waterlinie.
De formele bestemmingsplanprocedure bestaat uit een periode van 6 weken waarin het ontwerp ter inzage ligt. Tijdens deze periode kan men zienswijzen indienen. Indien zienswijzen worden ingediend worden deze van een gemeentelijke reactie voorzien in een Nota van Zienswijzen. Zienswijzen kunnen ertoe leiden dat het paraplubestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp gewijzigd wordt vastgesteld.
De gemeenteraad beslist binnen 12 weken na de termijn van terinzagelegging over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na dit besluit publiceert College van burgemeester en wethouders de kennisgeving van het vaststellingsbesluit. Het bestemmingsplan staat open voor beroep voordat het onherroepelijk wordt