1.1 plan
het bestemmingsplan Woonzorgcomplex Valkenburgerweg 69 Nuth met identificatienummer NL.IMRO.1954.BPValkenburgerwg69-ON01 van de gemeente Beekdaelen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan- en uitbouw
bouwwerk dat in directe verbinding staat met en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw waaraan het wordt gebouwd;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis gebonden bedrijf
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. In bijlage 1 bij deze regels is een overzicht van aan huis gebonden bedrijven opgenomen;
1.7 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. In bijlage 1 bij deze regels is een overzicht van aan huis gebonden beroepen opgenomen;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijfs-/-dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.10 beeldkwaliteit
de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde voor de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten;
1.11 begane grond
de eerste bouwlaag boven het peil;
1.12 bestaande bebouwing
bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd;
1.13 bestaand gebruik
het gebruik van gronden of gebouwen dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaat;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand)
een gebouw dat functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
1.17 beperkt kwetsbaar object
beperkt kwetsbaar object zoals vermeld in artikel 1, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.20 bijgebouwengrens
de grens van een bouwaanduiding 'bijgebouwen';
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of andere materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 carport/overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, wanden van overige gebouwen niet meegerekend;
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijke huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienst van het gebruik van het gebouw;
1.29 escortbedrijf
een natuurlijk persoon, groep van personen en/of rechtspersonen die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een plaats dan in de bedrijfsruimte of woning;
1.30 gebouw
een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.32 huishouden
één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, met de intentie om zelfstandig, bestendig en voor onbepaalde tijd, in gezinsverband of in een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband te wonen. Bewoners van wooneenheden (voor kamerverhuur) gezamenlijk worden hieronder niet begrepen;
1.33 kwetsbaar object
kwetsbaar object zoals vermeld in artikel 1, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.34 maaiveld
bovenkant van het terrein, direct aansluitend aan een gebouw en/of bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.35 molenbiotoop
de omgeving waarin een molen functioneert. Hierbij spelen open ruimte en vrije toegankelijkheid een grote rol;
1.36 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;
1.37 omgevingsvergunning
een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.38 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;
1.39 ondergeschikt
in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend;
1.40 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.41 peil
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- Voor een bouwwerk, op of aan een van nature geaccidenteerd terrein: het gemiddelde afgewerkte maaiveld.
1.42 perceelsgrens
een grens tussen bouwpercelen onderling;
1.43 praktijkvestiging
een gebouw of gedeelte daarvan, waarin een beroep wordt uitgeoefend of dienstverlening wordt verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied;
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie;
1.45 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte;
1.46 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden;
1.47 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;
1.48 voorgevel
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het (hoofd-)gebouw vormt. In hoeksituaties is sprake van maar één voorgevel: dit is de gevel waar zich het huisnummer officieel bevindt;
1.49 voorgevelrooilijn
voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn;
1.50 vrijstaand bijgebouw
een gebouw, dat qua constructie en visueel vrijstaat van het hoofdgebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat ruimtelijk en functioneel ondergeschikt is aan en ten dienst staat van het hoofdgebouw;
1.51 wonen
het gehuisvest zijn in een woning;
1.52 woning/wooneenheid
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
1.53 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is/zijn afgewerkt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
1.54 zorgwoning
een zelfstandige woning of wooneenheid die minimaal voldoet aan de bouwtechnische eisen van verzorgd wonen (waaronder rolstoel toe- en doorgankelijk) en die wordt bewoond door één huishouden, waarvan minimaal één persoon langdurige zorg ontvang vanuit de Zorgverzekeringswet of een WLZ-indicatie. Zorg is 24/7 aanwezig of ten minste gegarandeerd.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk
tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddeld wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.2 de hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, ondergeschikte onderdelen van een bouwwerk, zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, niet meegerekend.
ter verduidelijking:
liftopbuwen en luchtbehandelingsinstallaties zijn geen ondergeschikte bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een gebouw
vanaf het (straat)peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
ter verduidelijking:
de feitelijke goothoogte is steeds een afgeleide van twee andere grootheden, zijnde absolute bouwhoogte en de toegestane dakhelling.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van de gemeenschappelijke scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk;
2.5 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand tussen de scheidende vloerdelen, gemeten van de bovenkant afgewerkte vloer (peil) tot bovenkante afgewerkt vloer;
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten liftinstallaties, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt.
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maximaal 23 zorgwoningen, zoals gedefinieerd in artikel 1.54 van deze regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' [gs];
- één bedrijfs-/dienstwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' [gs];
- gezondheidszorg;
- aan de onder sub a., b. en c. genoemde functies ondergeschikte multifunctionele vergader-, kantoor- en opslagruimten;
- duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
- parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (p);
en de daarbij behorende:
- verhardingen;
- groenvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- terrassen;
- in- en uitritten;
- nutsvoorzieningen.
Voor zover de gronden zijn gelegen binnen (gebieds)aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- een woonzorgcomplex, bestaande uit 23 zelfstandige zorgappartementen en één dienst-/-bedrijfswoning in de vorm van gestapelde woningen;
- en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
3.2.2 Regels ter plaatse van het bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
- het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat:
- balkons en andere aan- en uitbouwen zijn toegestaan, voor zover deze niet meer dan 2,00 meer buiten het bouwvlak worden gerealiseerd;
- doorlopende gevels buiten het bouwvlak zijn toegestaan, voor zover deze niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag en niet meer dan 3,00 meter buiten het bouwvlak worden gerealiseerd;
- de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
- in afwijking van het bepaalde onder sub a. mogen buiten het aangegeven bouwvlak gebouwen worden gebouwd, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² en een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4,00 meter bedragen.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Het bouwen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10,00 meter bedragen, met uitzondering van:
- erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1,00 mag bedragen;
- overkappingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4,50 meter mag bedragen;
- nutsvoorzieningen en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.4 voor de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte tot maximaal 3,00 meter, mits:
- dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik
Het is verboden de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor:
- opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval wordt als verboden gebruik de opslag van brand- en explosiegevaarlijke materialen aangemerkt;
- detailhandel;
- horeca.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in vrijstaande woningen;
- duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
en de daarbij behorende:
- verhardingen;
- groenvoorzieningen;
- in- en uitritten;
- nutsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen.
Voor zover de gronden zijn gelegen binnen (gebieds)aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- vrijstaande grondgebonden woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
4.2.2 Regels ter plaatse van het bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
- het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
- voor woningen die reeds bestaan ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, geldt de bestaande goot- en bouwhoogte als maximale maatvoering;
- het oprichten van een nieuwe woning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwe woning';
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwe woning' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
- de voorgevelbreedte van een woning bedraagt ten minste 5,50 meter;
- indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt ten minste 3,00 meter uit de erfafscheiding gebouwd.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken en aan- en/of uitbouwen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en aan- en/of uitgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- bijbehorende bouwwerken en aan- en/of uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken en aan- en/of uitbouwen mogen buiten het bouwvlak uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken' [sba-bb];
- de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en aan- en/of uitbouwen bedraagt maximaal 80 m² per bouwperceel, met dien verstande dat:
- indien de perceelsoppervlakte meer dan 1.000 m² bedraagt, maximaal 110 m² aan bijbehorende bouwwerken en aan- en/of uitbouwen mag worden opgericht, onder de voorwaarde dat de bijbehorende bouwwerken en aan- en/of uitbouwen qua omvang en verschijningsvorm passen bij de aard en kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving;
- indien een bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt ten behoeve van een praktijkvestiging (aan huis gebonden beroep) dan wel ten behoeve van de uitoefening van een consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit, maximaal 110 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden opgericht, onder de voorwaarde dat deze bijbehorende bouwwerken qua omvang en verschijningsvorm passen bij de aard en kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving;
- bijbehorende bouwwerken en aan- en/of uitbouwen mogen worden opgericht in de zijdelingse perceelsgrens dan wel minimaal 2,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens;
- de goothoogte van bijbehorende bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6,00 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1,00 meter;
- de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat deze niet vóór de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,50 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van op grond van de binnen de bestemming toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.3 sub b ten behoeve van:
- de bouw van erkers, over een breedte van maximaal 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, onder de voorwaarden dat:
- de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
- de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- de afstand tot de dichtstbijzijnde weg minimaal 3,00 meter bedraagt.
- de bouw van een carport vóór de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:
- de carport niet meer dan 1,50 meter vóór de voorgevellijn is gelegen;
- de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt;
- de afstand tot de dichtstbijzijnde weg minimaal 3,00 meter bedraagt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Aan huis verbonden beroepen of bedrijven
Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan huis verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, onder de volgende voorwaarden:
- de woonfunctie dient als hoofdfunctie te blijven bestaan;
- de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing;
- de activiteit moet worden uitgevoerd door de bewoner(s) zelf;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
- het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken en op eigen terrein moet in de parkeerbehoefte worden voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid;
- detailhandel is niet toegestaan.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1.1
Ten aanzien van ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- de oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
- de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 6,00 meter onder peil.
6.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder
artikel 6 lid 1.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10,00 meter onder peil, onder de volgende voorwaarden:
- de waterhuishouding wordt niet verstoord;
- er wordt geen afbreuk gedaan aan archeologische waarden.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1.1 Strijdig gebruik van gronden
- Het is verboden de in het plan begrepen gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de gronden gegeven bestemming;
- Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder sub a., indien strikte toepassing van deze bepaling zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7.1.2 Strijdig gebruik van bebouwing
- Het is verboden de in het plan begrepen bebouwing te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de gronden gegeven bestemming;
- Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder sub a., indien strikte toepassing van deze bepaling zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
- Onder verboden gebruik als bedoeld onder sub a. wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bebouwing voor het uitoefenen van een prostitutiebedrijf, seksinrichting of escortbedrijf.
7.2 Parkeernormen
- Bij de oprichting van nieuwe functies en/of gebouwen die zijn toegestaan op basis van de regels van dit bestemmingsplan, dient te worden voldaan aan de op dat moment geldende parkeernormen. De gemeente beschouwt de ASVV, CROW (publicatie 381, of diens rechtsopvolger) in het kader van dit bestemmingsplan als een wettelijke regeling;
- Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder sub a. ten behoeve van het afwijken van de parkeernormen in verband met een beperktere parkeerbehoefte vanwege de realisering van een combinatie van functies, met dien verstande dat:
- geen toename mag ontstaan van de parkeerdruk van het openbaar gebied;
- geen belemmering mag ontstaan op de normale afwikkeling van het verkeer;
- de verkeersveiligheid dient te worden gegarandeerd.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 veiligheidszone - leiding 1
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding 1' mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
8.2 veiligheidszone - leiding 2
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding 2' leidt de aanwezigheid van de leiding tot inachtname van een aandachtsgebied voor het groepsrisico. Binnen deze zone geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico die een berekening omvat, conform de bepalingen die zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regels.
8.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' leidt de aanwezigheid van transportassen tot inachtname van een aandachtsgebied voor het groepsrisico. Binnen deze veiligheidszone (buiten de 200 meter uit de transportassen) geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico die uitsluitend de beschouwing en verantwoording van de gevolgen van het voorgenomen besluit voor de mogelijkheden van rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van personen omvat (contact opnemen met de brandweer).
8.4 vrijwaringszone - molenbiotoop
8.4.1
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mogen geen bouwwerken worden opgericht die de windvang van de molen in onevenredige mate aantasten. Uitgangspunt hierbij is dat de optimale windvang tot maximaal 5% mag worden beperkt. Voor de bepaling van de hierbij toegestane bouwhoogten worden formules uit bijlage 3 bij deze regels gehanteerd alsmede de afwijkingen zoals opgenomen in deze bijlage.
8.4.2
Burgemeester en wethouders kunnen een ontheffing verlenen voor het oprichten van bebouwing tot een grotere hoogte dan bepaald in
artikel 8 lid 4.1, mits vooraf de beherende instantie of vergelijkbare adviseur om advies is gevraagd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken:
- van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10,00 meter;
- van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat de totale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Wijzigen bestemmingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van de plaats van bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden daarbij niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing.
11.2 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
- het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
- in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;
- burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
11.3 Wijzigingen
Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) door burgemeester en wethouders, is afdeling 4.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Verwijzing naar wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar nadat het bouwwerk teniet is gegaan;
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig, in afwijking van het bepaalde onder sub a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van een bouwwerk als bedoeld in het bepaald onder a. met maximaal 10%;
- Het bepaalde onder sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder sub a., te veranderen of te laten veranderen met een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, als bedoeld onder sub a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Het bepaalde onder sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: de regels van het bestemmingsplan 'Woonzorgcomplex Valkenburgerweg 69 Nuth' van de gemeente Beekdaelen.