Plan: | Verzamelbestemmingsplan - 2018 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01 |
Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. De gemeente Midden-Groningen werkt met het instrument 'verzamelbestemmingsplannen'.
Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplanprocedure worden meegenomen. Het gaat hierbij om niet-controversiële verzoeken die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, ambtelijke aanpassingen en/of verwerking van verleende vergunningen.
Het toepassen van het instrument verzamelbestemmingsplannen heeft een aantal voordelen. Ten eerste hoeft maar één bestemmingsplanprocedure gevoerd te worden, in plaats van voor ieder verzoek en/of ambtelijke wijziging een aparte procedure. Hierdoor kan er efficiënter gewerkt worden en kan het werk beter ingepland worden. Ten tweede kan door samenvoeging van diverse verzoeken en ambtelijke aanpassingen op procedurekosten worden bespaard. Initiatiefnemers betalen hierdoor minder leges.
Met voorliggend verzamelbestemmingsplan wordt een aantal ambtshalve wijzigingen en correcties doorgevoerd.
Het plangebied bestaat uit diverse losse percelen in de gemeente Midden-Groningen. De verschillende percelen worden ieder apart weergegeven op de verbeelding.
Figuur 1. Overzichtskaart
Voor het verzamelbestemmingsplan 2018 II zijn diverse bestemmingsplannen relevant. Hieronder is per locatie aangegeven welk bestemmingsplan van toepassing is. In hoofdstuk 2 worden deze bestemmingsplannen en de verschillende locaties beschreven.
Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de verschillende percelen in het plangebied beschreven. Per perceel wordt de huidige en de nieuwe situatie beschreven en aangegeven welke onderzoeken relevant zijn. In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders beschreven die het toetsingskader zijn voor de verschillende percelen. De onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat de juridische toelichting op het bestemmingsplan. De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven tot slot de financiële consequenties en de uitvoerbaarheid van het plan.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende locaties/ontwikkelingen in het plangebied.
Aan de Meeuwenstraat is een woning aanwezig, het betreft de helft van een twee-onder-één-kap woning. In 2017 hebben bewoners van het perceel een groenstrook aan de zijkant van het woonperceel gekocht van de gemeente. Inmiddels zijn de gronden ingericht als tuin van de woning.
Figuur 2. Weergave huidige situatie plangebied.
Meeuwenstraat 8 te Foxhol is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Woongebieden' en hebben de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn de gronden bestemd voor diverse maatschappelijke functies. Het gebruik van de gronden als tuin is niet toegestaan.
Figuur 3. Uitsnede bestemmingsplan
De gronden zijn in de huidige situatie al voor het grootste deel in gebruik als tuin en maken onderdeel uit van het erf bij de woning aan de Meeuwenstraat 8. Feitelijk verandert niets in het plangebied. Het feitelijk gebruik wordt met voorliggend verzamelplan juridisch-planologisch geregeld. Daarbij wordt het bouwvlak enigszins uitgebreid op het achtererf. Hiermee is een uitbreiding van de carport mogelijk. De toegestane hoogte is hierbij 4,5 meter.
Aan de Westerzanden 2 te Hellum is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op het erf zijn diverse gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf aanwezig. Aan de achterzijde van het erf staan twee kleinschalige windturbines van EAZ Wind.
Figuur 4. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van de voormalige gemeente Slochteren. De gronden hebben de enkelbestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch - met waarden', een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3', een wro-zone - wijzigingsgebied - 1'. Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden voorzien van een bouwvlak.
Figuur 5. Uitsnede geldend bestemmingsplan.
Voor deze locatie is op basis van het beleidskader een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor 2 windturbines. De windturbines zijn inmiddels gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige windturbines' op het perceel gelegd en wordt het bouwvlak verschoven zodat de windturbines binnen het bouwvlak, conform provinciale regels, vallen. Dit is een ambtelijke wijziging op basis van de bestaande (en verleende situatie). Met het bestemmingsplan kunnen de windturbines gedurende hun levensduur worden toegestaan op het perceel.
Aan de Valckelaan 2 te Kolham is een agrarisch bedrijf aanwezig. Aan de zuidzijde van het perceel staan twee kleinschalige windturbines (HAT type) van EAZ Wind.
Figuur 6. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van de voormalige gemeente Slochteren. De gronden hebben de enkelbestemming 'Agrarisch-bedrijf', een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3', de functieaanduiding 'intensieve veehouderij', gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'geluidszone - weg' en zijn voorzien van een bouwvlak.
Figuur 7. Uitsnede geldend bestemmingsplan
Voor deze locatie is op basis van het facetbestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines', vastgesteld op 7 juli 2016, een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor 2 windturbines. De windturbines zijn inmiddels gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige windturbines' op het perceel gelegd en wordt het bouwvlak verschoven zodat de windturbines binnen het bouwvlake, conform provinciale regels, vallen. Dit is een ambtelijke wijziging op basis van de bestaande (en verleende situatie). Met het bestemmingsplan kunnen de windturbines gedurende hun levensduur worden toegestaan op het perceel.
In de huidige situatie is aan de Graauwedijk 74 te Overschild een agrarisch bedrijf aanwezig. Er is vergunning verleend voor drie kleinschalige windturbines op het perceel. Twee windturbines zijn aan de achterzijde van het agrarisch erf inmiddels geplaatst. Dit zijn HAT types (horizontale as-types) van EAZ-wind.
Op de volgende afbeelding is het plangebied met rood aangegeven.
Figuur 8. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van de voormalige gemeente Slochteren. De gronden hebben de enkelbestemming 'Agrarisch', een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 3' en zijn voorzien van een bouwvlak.
Figuur 9. Uitsnede huidig bestemmingsplan.
Voor deze locatie is op basis van het facetbestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines', vastgesteld op 7 juli 2016, een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor 3 windturbines. De windturbines zijn inmiddels gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige windturbines' op het perceel gelegd en wordt het bouwvlak verschoven zodat de windturbines binnen het bouwvlak, conform provinciale regels, vallen. Dit is een ambtelijke wijziging op basis van de bestaande (en verleende situatie). Met het bestemmingsplan kunnen de windturbines gedurende hun levensduur worden toegestaan op het perceel.
Aan de Westerpaauwenweg 6 te Overschild zijn momenteel twee hoofdgebouwen aanwezig. De oorspronkelijke woning is de woning die het dichtst bij het gemaal ligt. Vanwege mogelijke hinder en onderhoud is besloten een nieuwe woning op grotere afstand van het gemaal te vergunnen, de oorspronkelijke woning zou destijds gesloopt worden. Het slopen van de oorspronkelijk woning is nooit uitgevoerd. In de bestaande situatie is dit gebouw nu als bijgebouw bij de woning aan de wegzijde in gebruik.
Figuur 10. Weergave huidige situatie plangebied.
De Westerpaauwenweg 6 is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'buitengebied 2012', vastgesteld op 4 april 2013. Het perceel heeft de enkelbestemming 'Wonen - 1A' met bijbehorende bouwvlakken. Op het gehele perceel ligt de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied -1'. Op een deel van de gronden ligt de dubbelbestemming 'waarde - Archeologie 3'.
Figuur 11. Uitsnede bestemmingsplan
Op dit perceel is ooit een nieuwe woning vergund omdat de bestaande woning te dicht bij het gemaal gelegen was. Die woning zou volgens opgaaf gesloopt worden. Dat is nooit gebeurd, het pand is gebruikt als schuur/berging. Daardoor is de situatie t.o.v. het gemaal formeel ook nooit opgelost. Initiatiefnemer heeft verzocht het bijgebouw recreatief (Bed & Breakfast) te gebruiken. Het huidige verzoek geeft de ruimte tot ambtelijk wijzigen naar een bestemming die dit recreatief gebruik mogelijk maakt. Het bijgebouw krijgt een aanduiding ten behoeve van deze functie.
In de bestaande situatie is op het perceel aan de Slochterstraat 82 één woning aanwezig. Aan de achterzijde van Slochterstraat 82 was een wasserij gevestigd. Inmiddels zijn deze activiteiten al geruime tijd beëindigd en bestaan geen reden meer om de gronden nog bedrijfsmatig te gebruiken.
Figuur 12. Weergave huidige situatie plangebied.
De percelen zijn gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Woongebieden' van de voormalige gemeente Hoogezand. De gronden zijn hierbinnen bestemd voor 'Bedrijf' met een maximum bouwhoogte van 10 m. Binnen deze bestemming zijn de gronden onder andere bestemd voor bedrijven zoals opgenomen in de bijlage bij de regels van het bestemmingsplan, maatschappelijke voorzieningen en een bestaande bedrijfswoning.
Figuur 13. Uitsnede bestemmingsplan
In de toekomstige situatie is het perceel in gebruik overeenkomstig het huidige gebruik, wonen. De voormalige bedrijfswoning is al geruime tijd als zodanig in gebruik. Met voorliggend bestemmingsplan vindt de feitelijk situatie aansluiting met de juridisch-planologische situatie.
Aan de Hoofdweg 109 is een timmerbedrijf gevestigd. Op de gronden is naast de benodigde bedrijfsruimte ook een bedrijfswoning aanwezig.
Figuur 14. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel aan de Hoofdweg 109 is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Slochteren - Schildwolde', vastgesteld op 5 april 2012. De gronden zijn bestemd voor 'Bedrijf', hebben twee bijpassende bouwvlakken die aan elkaar gerelateerd zijn.
Figuur 15. Uitsnede vigerend bestemmingsplan.
De nieuwe situatie betreft slechts een ambtelijke wijziging. In de huidige situatie is namelijk een bedrijfswoning aanwezig. Bij de actualisering van het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde is de aanduiding hiervoor weggevallen. Bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming bedrijf alleen toegestaan wanneer deze zijn voorzien van een passende aanduiding. Per abuis is deze aanduiding niet aanwezig. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de reeds aanwezige bedrijfswoning alsnog voorzien van de juiste aanduiding.
Aan de Hoofdweg 200 te Schildwolde is een opslag en loonbedrijf gevestigd. Naast de bedrijfsactiviteiten is een bedrijfswoning aanwezig.
Figuur 16. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Slochteren - Schildwolde', zoals vastgesteld op 5 april 2012. De gronden zijn bestemd als bedrijf, hebben een bouwvlak, een maatvoering 'maximum bebouwingspercentage van 70%', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 aan de voorzijde van het perceel, een aanduiding 'karakteristiek op de voorzijde van de bebouwing en tenslotte een gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied - dh'. Tevens is aan de voorzijde van het perceel een bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten' opgenomen.
Figuur 17. Uitsnede bestemmingsplan
De nieuwe situatie is hetzelfde als de huidige situatie. Bij vaststelling van het bestemmingsplan in 2012 is vergeten de aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen. Met dit verzamelbestemmingsplan wordt deze omissie hersteld.
Op dit adres (6) is Mobilé fitness en fysiotherapie geweest. Boven het bedrijf is een woning aanwezig (6A). Deze woning is op grond van de bestemming bedoeld als dienstwoning. Er is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik als burgerwoning. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan.
Figuur 18. Weergave huidige situatie plangebied.
De gronden aan de Reint Dijkemastraat 6 zijn gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan Hellum - Siddeburen, vastgesteld op 1 november 2012, en zijn bestemd voor 'Maatschappelijk. Tevens is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 van toepassing. Op het perceel is een maximum bouwhoogte van 7 m en een maximum goothoogte van 7 m toegestaan. Daarnaast ligt op het perceel een bouwvlak en een functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Aan de noordzijde van het perceel ligt de gebiedsaanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied -dh'.
Figuur 19. Uitsnede bestemmingsplan
Op 26 oktober 2017 is er een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van de Reint Dijkemastraat 6A in Siddeburen als burgerwoning. Er wordt hierbij geen woning toegevoegd. Er wordt alleen een bedrijfswoning omgevormd tot burgerwoning. Door middel van een akoestisch onderzoek is hierbij aangetoond dat het aanpandig gelegen bedrijf (Mobilé Wellness) niet in zijn bedrijfsvoering zal worden beperkt door het gewijzigd gebruik. Er ruimschoots aan de geluidseisen voor geluidgevoelige ruimten worden voldaan. Het gebruik als burgerwoning levert geen belemmeringen op voor gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
Er komt een aanduiding op het perceel, waarbij nummer 6A (de bovenwoning) als burgerwoning wordt aangeduid.
Aan de Hoofdweg 75 Tjuchem staat een voormalige basisschool (Lutje Til). De gebouwen en gronden zijn al geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik. Momenteel wordt het pand via een gedoogbeschikking bewoond als anti-kraakpand. Het pand en de gronden worden verkocht.
Figuur 20. Weergave huidige situatie plangebied.
Het perceel aan de Hoofdweg 75 te Tjuchem is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Kleine Kernen, partiële herziening 2013'. De gronden zijn bestemd voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' en mogen in de huidige bestemming alleen worden gebruik voor educatieve doeleinden en naschoolse opvang. Naast deze maatschappelijke bestemming valt een deel van het gebouw in de geluidscontour van de NAM-locatie. Voor het gebouw is een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 7 m opgenomen.
Figuur 21. Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Woongebieden'(2013).
De nieuwe situatie komt grotendeels overeen met de huidige situatie. De aanwezige bebouwing blijft bestaan. Men is voornemens hier naast wonen enkele kleine bedrijfsactiviteiten uit te gaan oefenen. De bestemming wordt hiervoor in 'Gemengd - 2' gewijzigd waarbinnen wonen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
Aan de Kerkstraat 86 te Zuidbroek staat een woning waarin ondergeschikte detailhandel plaatsvindt. Het betreft detailhandel in dierenverzorgingsproducten.
Figuur 22. Weergave plangebied
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde' vastgesteld op 30 november 2017. De gronden zijn bestemd voor 'Woongebied' en hebben een bijbehorend bouwvlak. Binnen de bestemming 'woongebied' zijn de gronden onder andere bestemd voor onder andere wonen, al dan niet in combinatie met een beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit aan huis. Detailhandel is binnen deze bestemming niet toegestaan.
Figuur 23. Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Woongebieden'(2013).
Hoewel de bedrijfsactiviteiten al geruime tijd op deze locatie aanwezig zijn, is per abuis bij actualisatie van het bestemmingsplan in 2017 de aanduiding 'detailhandel' niet opgenomen. Met voorliggend verzamelplan wordt deze aanduiding alsnog opgenomen.
Aan de Stationsstraat te Zuidbroek is het treinstation van Arriva gevestigd. Treinstation bestaat uit twee perrons waar de stoptreinen Groningen - Leer, Groningen - Bad Nieuweschans, en Groningen - Veendam stoppen.
Figuur 24. Weergave huidige situatie plangebied.
Het treinstation Zuidbroek is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan Dorpen Menterwolde. De gronden zijn hierbinnen bestemd voor Verkeer-Railverkeer en voor Groen. Binnen deze bestemming zijn de bij het railverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals bermbeplanting, wachtruimte, spoorwegovergangen en dergelijke begrepen.
Figuur 25. Uitsnede geldend bestemmingsplan
In 2021 wordt de dienstregeling van het spoor tussen Groningen en Winschoten aangepast. Deze wijziging in dienstregeling heeft gevolgen voor de vormgeving van het spoor en het station Zuidbroek. Het bestaande tussenperron wordt verbreed en verlengd. Het perron aan de noordzijde wordt verlengd met 40 m. Zowel het bestaande als het nieuwe perron past niet binnen de vigerende bestemming.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.
Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.
Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen in paragraaf 4.2.
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen algemene regels moeten worden gesteld. Hiermee wordt de doorwerking van de nationale belangen op lokaal niveau geborgd. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders.
De volgende nationale belangen uit het Barro zijn van toepassing op de gemeente Midden-Groningen:
Het verzamelbestemmingsplan heeft geen betrekking op rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst. Dit komt in de volgende paragrafen en Hoofdstuk 4 aan de orde. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.
De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie zijn zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.
Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.
In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':
Ruimte
Natuur en landschap
Water
Mobiliteit
Milieu
Naast de genoemde provinciale belangen worden er in het beleid 5 specifieke opgaven genoemd voor specifieke onderwerpen of gebieden. De 5 opgaven zijn:
Gaswinning, Energyport, Groei en krimp, Regio Groningen-Assen en Waddengebied. Met uitzondering van het laatste onderwerp zijn de andere 4 opgaven in meer of mindere mate relevant voor de gemeente Midden-Groningen.
In de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen aangegeven in de omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsverordening bevat dan ook regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen.
De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder zijn de titels weergegeven die, al dan niet deels, betrekking op het onderhavig plangebied. Voor meer informatie over de inhoud van de titels wordt verwezen naar de Omgevingsverordening.
In het provinciaal beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Binnen het stedelijk gebied laat de provincie veel ruimtelijke bevoegdheden over aan gemeenten. In het buitengebied ziet de provincie, in verband met taken op het gebied van onder meer natuur, water, landschap en erfgoed een grotere verantwoordelijkheid voor zichzelf.
In de provinciale omgevingsverordening is het provinciaal buitengebied vastgelegd. De volgende locaties vallen binnen het provinciaal buitengebied:
De overige locaties die in dit verzamelbestemmingsplan zijn opgenomen vallen onder het 'bebouwd gebied'.
Voor een uitgebreide planbeschrijving wordt verwezen naar Hoofdstuk 2.
De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit verzamelbestemmingsplan. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie en -verordening.
De gemeente Midden-Groningen valt binnen twee woningmarkt regio's. De voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer en Slochteren zijn deelnemer in de Regio Groningen-Assen. De voormalige gemeente Menterwolde is deelnemer in de Regio Oost-Groningen. Voor de gemeente Midden-Groningen wordt één gezamenlijke nieuwe Woonvisie opgesteld. In deze Woonvisie wordt onder andere vastgelegd hoe wordt omgegaan met de regionale afspraken uit de twee woningmarkt regio's. Totdat de nieuwe Woonvisie wordt vastgesteld blijft het beleid van en de gemaakte afspraken in de voormalige gemeenten van kracht.
Onderstaand wordt ingegaan op de Regiovisie Groningen-Assen 2030. Het beleid uit Oost-Groningen wordt niet besproken, omdat de locaties die zijn meegenomen in dit verzamelbestemmingsplan niet binnen deze regio liggen.
De provincies Groningen en Drenthe en elf gemeenten daaruit werken sinds 1996 samen in de Regio Groningen-Assen. Zij zien de noodzaak om gezamenlijk op te trekken in de ruimtelijke ontwikkeling. De provincies en gemeenten kijken daarbij over hun grenzen heen. Het uitgangspunt is dat de steden niet zonder de omliggende regio kunnen, maar de omliggende regio ook niet zonder de steden. De regio wordt beschouwd als was zij één gemeente. Het collectieve belang weegt zwaarder dan de belangen van de individuen.
De doelen van de ontwikkeling en samenwerking zijn neergelegd in de Regiovisie Groningen-Assen 2030 en in de daaraan gekoppelde uitvoeringsconvenant. Deze regiovisie is in 29 november 2004 vastgesteld. Aan de hand van de ontwikkelingsvisie wordt gericht gewerkt aan het creëren van kansen voor de regio. Hierbij wordt uitgegaan van de eigen kwaliteiten: de rust en de ruimte, de aantrekkelijke steden en groene dorpen, de verscheidenheid in landschappen en de relatief goede bereikbaarheid. Voor de uitvoering van de regiovisie zijn vier regionale programma's geformuleerd, te weten: Wonen, Economie, Bereikbaarheid en Regionale & Innovatieve projecten.
Met dit verzamelbestemmingsplan worden 1 nieuwe woning mogelijk gemaakt (hergebruik van bestaande pand binnen de bebouwde kom). Dit betreft Hoofdweg 75 in Tjuchem. Dit is overeenkomstig bestaand gebruik en bestaande afspraken. Dit past binnen de afspraken die gemaakt zijn met de Regio Groningen-Assen.
Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. In het Kompas is de richting beschreven waarin de nieuwe gemeente zich wil gaan ontwikkelen. Hierbij is de gemeente eerst en vooral bondgenoot van inwoners, bedrijven en organisaties. Het motto is: minder voorschrijven, meer samenwerken.
Het Kompas benoemt drie bouwstenen voor een gemeenschappelijke maatschappelijke agenda. Deze bouwstenen bevatten de gemeenschappelijke doelen waar gemeente, inwoners, ondernemers, organisaties en bestuur de komende jaren aan gaan werken.
Bouwsteen 1: Groots in kleinschaligheid
De gemeente zet sterk in op zelfredzame en leefbare dorpen en kernen. Hierbij zijn inwoners medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid. Leefbaarheid heeft sterk te maken met 'schoon, heel en veilig'. Gemeente en inwoners worden hierin steeds meer gelijkwaardige partners.
De nieuwe gemeente is een verband van vitale, lokale gemeenschappen die bestaan uit de inwoners van dorpen, kernen en wijken. Al deze gemeenschappen hebben hun eigen identiteit en alle dorpen en wijken zijn anders. De omstandigheden, mogelijkheden en wensen zijn op elke plek anders en vragen om specifieke initiatieven, arrangementen en maatregelen. Daarom wordt nadrukkelijk gekozen voor maatwerk. Door inwoners zelf meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven, wordt eveneens meer ruimte gegeven aan de verschillen tussen dorpen en kernen.
Het maatwerk dat geleverd wordt, valt binnen een overkoepelende visie. In alle dorpen en wijken kunnen mensen goed en plezierig wonen. Iedere lokale gemeenschap beschikt over een gelegenheid of voorziening waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast zijn alle dorpen en kernen fysiek en digitaal goed bereikbaar. Het streven is om de voorzieningen die van belang zijn voor het dagelijks leven, zo dicht mogelijk bij mensen te brengen of te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn. Daarbij blijven we realistisch: wie in een klein dorp woont, mag een bij die schaal passend aanbod van voorzieningen verwachten. Meer gemeente-brede of regionale voorzieningen worden geconcentreerd in de stedelijke kern van Hoogezand.
Bouwsteen 2: Ieder mens telt
In de gemeenschap telt ieder mens: iedereen heeft betekenis voor zichzelf en zijn omgeving, en komt tot zijn recht om wie hij is. Het uitgangspunt is 'eigen kracht': alle inwoners - van jong tot oud, met of zonder beperking - nemen zelf de regie over hun leven en zijn zelf verantwoordelijk voor hun leven.
Voor mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, is het soms moeilijk hun eigen kracht te vinden. Scholing voor kinderen is de manier om de vicieuze cirkel van maatschappelijke kwetsbaarheid te doorbreken. De integrale kindcentra kunnen daar goed bij helpen, maar niet per se en overal. Ook hier is ruimte voor verschillen en maatwerk. De sociale teams leveren ook maatwerk. De sociale teams spelen in individuele situaties een belangrijke rol bij het vinden van oplossingen. Samen met de ouders en/of gezinnen gaan zij na hoe belemmeringen op het gebied van geld, gezondheid, onderwijs en/of werkloosheid kunnen worden weggenomen. Ze redeneren daarbij vanuit het gezin, niet vanuit de verschillende hokjes of budgetten bij de gemeente. Verder wil de gemeente samen met werkgevers en onderwijsinstellingen snel een concreet plan maken en uitvoeren om werkzoekenden 'fit' te maken voor werk.
Bouwsteen 3: Economie van de toekomst
De gemeente Midden-Groningen heeft een stevige economische basis, dankzij de bedrijvigheid in stuwende sectoren zoals (maak-)industrie, landbouw, handel, bouw en energie. Vooral met de maakindustrie, met name scheepsbouw, onderscheiden wij ons regionaal. Voor de werkgelegenheid zijn ook de publiek gefinancierde instellingen en ondernemingen van belang. De maakindustrie en de landbouw kunnen worden versterkt. Nieuwe kansen bieden de energietransitie en de vrijetijdseconomie. De gemeente heeft weinig mogelijkheden om de economie en de arbeidsmarkt te veranderen; daarvoor zijn vooral partijen als onderwijs en bedrijfsleven aan zet. De gemeente zet zich wel samen met lokale en regionale partners in voor onder andere de volgende zaken:
Het beleid van de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde moet geharmoniseerd worden tot nieuw beleid voor Midden-Groningen. Hierbij vormen de uitgangspunten en bouwstenen uit het Kompas de basis. Het huidige beleid is (met een aantal uitzonderingen, waaronder bestemmingsplannen) geldig tot 1 januari 2020. Voorliggend bestemmingsplan wordt dan ook getoetst aan het beleid van de voormalige gemeenten, voor zover het relevant is voor dit verzamelbestemmingsplan.
Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Wet natuurbescherming stelt daar regels voor. Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden. Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Midden-Groningen de 'Ecologische basiskaart en leidraad Midden-Groningen’ opgesteld.
De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven. In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.
Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden. De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Wet natuurbescherming die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen. In paragraaf 4.8 wordt per locatie verder ingegaan op de ecologische toetsing en verantwoording.
Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de bijbehorende regelingen.
Slagschaduw
Bij het in werking hebben van een windturbine worden ten behoeve van het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering de bij ministeriële regeling (Activiteitenregeling) te stellen maatregelen toegepast.
In artikel 3.12 lid 1 Activiteitenregeling is gesteld dat:
Ten behoeve van het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering is de windturbine voorzien van een automatische stilstandvoorziening die de windturbine afschakelt indien slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten voor zover de afstand tussen de windturbine en de gevoelige objecten minder dan 12 maal de rotordiameter bedraagt en gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag slagschaduw kan optreden en voor zover zich in de door de slagschaduw getroffen uitwendige scheidingsconstructie van gevoelige gebouwen of woonwagens ramen bevinden. De afstand geldt van een punt op ashoogte van de windturbine tot de gevel van het gevoelige object.
Op de verschillende windturbines is een stiltstandvoorziening aanwezig. Hierdoor kan slagschaduw op een gevoelig object worden voorkomen.
Geconcludeerd kan worden dat voor het aspect slagschaduw wordt voldaan het Activiteitenbesluit. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu voor de windturbines op de vier adressen.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving.
Op 1 juli 2017 is de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de volgende onderdelen moet bevatten:
Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Stedelijke ontwikkeling
Voordat de Ladder voor de duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Met voorliggend verzamelplan worden een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn in aard en omvang zo klein dat deze niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn aan te merken. Nadere motivatie van de ladder is dan ook niet van toepassing.
Behoefte
Wanneer de ladder niet van toepassing is op een plan is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van de uitvoerbaarheid moet aandacht worden besteed aan de behoefte.
De ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen die in voorliggend verzamelplan worden meegenomen vloeien voort uit directe behoeftes. De ambtshalve wijzigingen betreffen met name correcties van eerdere bestemmingsplannen.
De Ladder voor duurzame ontwikkeling is niet van toepassing op het plan. Daarnaast vloeien de meegenomen ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen voort uit een directe behoefte.
Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, het Activiteitenbesluit en/of de Wet Milieubeheer. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, moet met deze aspecten echter rekening worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen (zoals bedrijven).
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-brochure geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Per type bedrijf wordt tevens een milieucategorie aangegeven. Uit de milieucategorie volgt een indicatie van de afstanden die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht. Daarnaast kan in sommige gevallen er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.
De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.
De kleinschalige windturbines zijn met een tijdelijke omgevingsvergunning vergund voor de locaties:
Dit betreft een kleine uitbreiding van het woonperceel. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen. Een stukje groenstrook wordt tuin. In feite is dit geen wijziging met betrekking tot gebruik.
Het gaat hierbij om een gebruik als bed- en breakfast van een bestaand gebouw. Een bed- en breakfast locatie past bij uitstek binnen woongebied. Een dergelijk verblijf geldt niet als geluidgevoelig object. Het gebruik levert geen belemmeringen op voor de omgeving en zorgt voor een nuttig hergebruik van een bestaand gebouw. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen.
Dit betreft een voormalig bedrijf met bedrijfswoning. Het pand wordt al lang als reguliere burgerwoning gebruikt. Qua milieuhinder is er sprake van een verbetering voor de omgeving.
Dit betreft een bestaande bedrijfswoning bij een bestaand bedrijf, die per abuis niet is aangeduid in het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen, aangezien er geen wijzigingen optreden met betrekking tot bebouwing of gebruik.
Dit betreft een bestaande bedrijfswoning bij een bestaand bedrijf, die per abuis niet is aangeduid in het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen, aangezien er geen wijzigingen optreden met betrekking tot bebouwing of gebruik.
De woning aan de Reint Dijkemastraat 6a is gelegen boven Mobilé (fitness en fysiotherapie). Op basis van de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering wordt een afstand aanbevolen tussen een dergelijk bedrijf (sportschool) en een burgerwoning van 30 meter in een zeer rustige woonwijk. In een drukkere woonwijk kan de afstand worden verkleind naar 10 meter. Doel van deze richtafstanden is om overlast voor bewoners in burgerwoningen te beperken. Er kan van deze richtafstanden onderbouwd worden afgeweken. Bijvoorbeeld als er sprake is van maatregelen, zoals geluidsisolatie. In deze situatie heeft er akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is als Bijlage 2 toegevoegd. Hieruit blijkt dat er aan de geldende geluidsnormen kan worden voldaan. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen.
Dit betreft de voormalige school van Tjuchem. Op dit moment is het pand in gebruik ten behoeve van bewoning en lichte bedrijvigheid (atelier). Er is hiervoor een beschikking afgegeven. Het perceel zal met de bestemmingsplan de bestemming gemengd krijgen. Qua impact op de omgeving is dit een lichtere bestemming dan de maatschappelijke bestemming zoals deze voor de school van toepassing was. De bestemmingswijziging is dan ook positief voor de omgeving.
Op ruim 80 meter van de erfgrens van het voormalige schoolgebouw ligt een pompgemaal. De VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' wordt in het kader van goede ruimtelijke ordening gehanteerd als het gaat om toetsing van de richtafstand van een bedrijf t.o.v. geluidgevoelige objecten. Wordt voldaan aan de richtafstand dan is er sprake van voldoende afstand tussen bedrijf en woning. Een pompgemaal is niet als bedrijfsnaam of lawaaimaker opgenomen in de publicatie. Wel is de term rioolgemaal bekend in de publicatie. Pomp- en rioolgemalen hebben dezelfde functie en zijn dan ook vergelijkbaar. Voor een rioolgemaal geldt een richtafstand van 30 meter t.o.v. van een geluidgevoelig gebouw. Omdat het pompgebouw t.o.v. de erfgrens ruim 80 meter bedraagt, voldoet dit ruim aan de richtlijn zoals opgenomen in de publicatie en is verder onderzoek aan het pompgebouw niet van toepassing.
Wel is er een hogere grenswaarde qua geluid nodig voor het gebruik als woning. Het perceel is gelegen in de geluidscirkel van de nabij gelegen NAM-locatie. Uit onderzoek is gebleken dat deze hogere grenswaarde verleenbaar is. In paragraaf 4.9.2.3 wordt hier verder op ingegaan. Er zijn hiervoor geen extra maatregelen nodig, zoals geluidsisolatie. Parallel met de bestemmingsplanprocedure zal de procedure voor de hogere grenswaarde plaatsvinden zoals opgenomen in de Wet geluidhinder.
Het betreft hier een bestaande winkel. Op basis van de richtlijnen uit de VNG-uitgave "bedrijven en milieuzonering" mag een winkel in gemengd gebied naast woonbebouwing worden gevestigd. Het betreft hier een gemengd gebied waar woningen en bedrijven elkaar afwisselen aan de doorgaande weg nabij het centrum van Zuidbroek. Er is geen belemmering voor vestiging van de winkel op deze plaats.
Het betreft het bestaande station met perrons. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor dit voornemen, aangezien er geen wijzigingen optreden met betrekking tot bebouwing of gebruik.
Wat betreft het aspect milieuhinder is het verzamelbestemmingsplan uitvoerbaar.
Wetgeving inrichtingen
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over welke groepen mensen in het bijzonder moeten worden beschermd. Daarnaast spelen ook het aantal personen en de verblijfsduur een rol.
Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.
Plaatsgebonden risico
Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als: de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.
Het plaatsgebonden risico laat zich goed vertalen op een kaart. De verschillende punten in de omgeving met hetzelfde risico worden verbonden en zo ontstaat een contour. Zo wordt op de kaart een gebied met een bepaald risico aangegeven. Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden. Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is niet een vast getal, maar wordt uitgezet in een grafiek. Die geeft een curve waarin de kans op een bepaald aantal doden is af te lezen: zoveel kans op één dode, zoveel kans op twee doden en zo verder. Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's. Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:
In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.
Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Bevb. Er moeten in ieder geval aandacht besteedt worden aan:
Wetgeving buisleidingen
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeente. De gemeente moet in bestemmingsplannen rekening houden met risicovolle buisleidingen.
Voorheen vielen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog niet onder het Bevb, maar onder de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De Circulaire is echter in 2015 vervallen. Deze types leidingen zijn vanaf dat moment ook onder het Bevb gaan vallen. Als de ruimtelijke inpassing van deze leidingen echter voldoet aan het Bevb, wordt automatisch voldaan aan de huidige Circulaire.
Wetgeving transportroutes
Voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgebied) van de risicovolle transportassen (spoor, weg of water) is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing.
Basisnet
Aan het Bevt is het zogenaamde basisnet gekoppeld. Dat is bedoeld om de transportroutes vast te leggen. Het basisnet houdt rekening met de veiligheid, maar ook met de dynamiek van het transport en met toekomstige groei. In het basisnet is de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur opgenomen.
De provincie Groningen heeft ook al een provinciaal basisnet vastgesteld, als onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening. Het basisnet geeft aan voor welke provinciale wegen aspecten van externe veiligheid aan de orde zijn. Het basisnet ziet op plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Provincie specifiek is een extra regel voor de bescherming voor minder zelfredzame personen.
EXTERNE VEILIGHEID WINDTURBINES
De plaatsing van de windmolens levert mogelijke risico's op voor de omgeving ten gevolge van falen van een windmolen waarbij (losse) onderdelen in de omgeving terecht kunnen komen. Het betreft windmolens van het type EAZ-twaalf die geproduceerd worden door EAZ Wind te Hoogezand. De ashoogte bedraagt 15 meter, de rotordiameter bedraagt 12 meter en het vermogen is 10 kW.
De melding voor de windturbines is voor het aspect externe veiligheid getoetst aan het Handboek Risicozonering Windturbines, eindversie 2013 en herziene versie 3.1 september 2014. Dit Handboek biedt de faalfrequenties en risicomethodiek voor windturbines met een rotoroppervlak van meer dan 40 m2 en een vermogen vanaf 1 MW. De te plaatsen windmolens hebben een kleiner rotoroppervlak dan 40 m2 en het vermogen bedraagt 10 kW. Om toch een afweging te kunnen maken wat de gevolgen kunnen zijn van de ontvangen melding heeft toetsing aan dit Handboek plaatsgevonden, ook al zijn het rotoroppervlak en het vermogen van de windmolens afwijkend.
De omgeving van het plangebied is geïnventariseerd met behulp van de risicokaart van de provincie Groningen.
PLAATSGEBONDEN RISICO
Voor de plaatsgebonden risicocontour (PR) van een windmolen gelden in het Handboek de volgende vuistregels:
Maximale werpafstand
De maximale werpafstand is afhankelijk van het type windmolen en wordt onder andere bepaald door de diameter, het rotortoerental en de ashoogte van een windmolen. In Tabel 2 van het Handboek zijn generieke waarden voor werpafstanden van verschillende windturbine typen opgenomen. Voor een windturbine met een ashoogte van 60 meter, vermogen 1000 kW, weerklasse IEC2 en nominaal rotortoerental, geldt een maximale werpafstand van 142 meter. In onderhavige situatie betreft het windmolens met een ashoogte van 15 meter en een vermogen van 10 kW. De maximale werpafstand van deze windmolen zal dan ook beduidend lager zijn dan 142 meter.
Toetsing
Plaatsgebonden risico PR 10-5 per jaar
De melding voldoet aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risicocontour 10-5 per jaar van het Activiteitenbesluit. Binnen een afstand van 6 meter zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten van derden aanwezig. De objecten van de eigen inrichting worden niet in deze toetsing meegenomen.
Plaatsgebonden risico PR 10-6 per jaar
De PR10-6 per jaar, op basis van de ashoogte en rotor, bedraagt voor deze windmolen 21 meter. De melding voldoet aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar van het Activiteitenbesluit.
Wanneer de maximale werpafstand bij nominaal rotortoerental groter is dan de ashoogte + halve rotordiameter, geldt die afstand als het PR 10-6 per jaar. Op basis van de huidige gegevens is de juiste PR 10-6 per jaar voor deze windmolens niet volledig te beoordelen. Echter, op basis van de generiek vastgestelde maximale werpafstand bij nominaal rotortoerental voor windturbines in het Handboek Advies externe veiligheid (142 meter) en de dichtstbijzijnde gelegen woningen, is de verwachting dat een aangepaste afstand van het plaatsgebonden risico (PR 10-6 per jaar) niet over deze woningen zal reiken.
GRAAUWEDIJK 74 - OVERSCHILD EN WESTERZANDEN 2 - HELLUM
In de directe omgeving zijn voor de adressen Graauwedijk 74 Overschild en Westerzanden 2 Hellum op basis van de risicokaart geen andere buisleidingen, transportroutes (weg, water, spoor), (beperkt) kwetsbare objecten of andere inrichtingen aanwezig die nadelige effecten ondervinden na plaatsing van de windmolens. De melding kan voor het aspect externe veiligheid geaccepteerd worden.
DE VALCKELAAN 2 - KOLHAM
Ook voor het adres aan De Valckelaan zijn naast de windturbines andere risicobronnen aanwezig.
Op een afstand van circa 150 meter ligt een aardgasleiding NEN 3650 (N-508-50) van de Gasunie. De uitwendige diameter van deze gasleiding is 168 mm, de wanddikte 6 mm, met een maximale werkdruk van 40 bar (4000 kpa). Voor de betreffende leiding ligt de 1% letaliteitscontour op 70 m. Het plangebied ligt dan ook niet in de letaliteitscontour. Nadere analyse van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.
Op een afstand van 250 meter ligt de Rijksweg A7. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor deze weg is geen plasbrandaandachtsgebied, het PR-plafond in meter is 0, het GR-plafond in meters is 48. Gezien de afstand is een nadere analyse van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Op een afstand van circa 150 m loopt de Rijksweg A7. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor deze weg is geen plasbrandaandachtsgebied, het PR-plafond is 0 meter, het GR-plafond is 48 m. Gezien de afstand is nadere analyse niet noodzakelijk.
Op een afstand van circa 300 m ligt een aardgasleiding NEN 3650 (A509) van de Gasunie. De uitwendige diameter van deze gasleiding is 1220,0 mm, de wanddikte 16 mm, met een maximale werkdruk van 66,2 bar (6620 kpa). Voor de betreffende leiding ligt de 1% letaliteitszone op 540 meter. Het plangebied ligt hiermee in de 1% letaliteitscontour van de leiding. Wanneer het plangebied binnen de 1% letaliteitscontour ligt moet het groepsrisico worden berekend. Op basis van deze berekening kan worden bepaald of:
Indien hier sprake van is, of het plangebied ligt buiten de 100% letaliteitscontour kan worden overgegaan op een beperkte verantwoording. Voor de betreffende leiding ligt deze contour op 210 meter. Gezien de afstand van het plangebied tot de buisleiding is een uitgebreide verantwoording niet aan de orde.
Het betreft hier een bestaande situatie, namelijk een sportschool met bijbehorende bedrijfswoning. De bedrijfswoning wordt met voorliggend planvoornemen gewijzigd in een burgerwoning. Het aantal mensen dat in het plangebied verblijft verandert niet.
Op een afstand van 300 m ligt een aardgasleiding NEN 3650 (NM-502230). De uitwendige diameter van deze gasleiding is 711 mm, de wanddikte 13 mm en de maximale werkdruk 83 bar (8300 kpa). Voor deze leiding geldt een 1% letaliteitszone van 400 m. Het plangebied ligt hiermee in de 1% letaliteitscontour van de leiding. Wanneer het plangebied binnen de 1% letaliteitscontour ligt moet het groepsrisico worden berekend. Op basis van deze berekening kan worden bepaald of:
Indien hier sprake van is, of het plangebied ligt buiten de 100% letaliteitscontour kan worden overgegaan op een beperkte verantwoording. Voor de betreffende leiding ligt deze contour op 170 meter. Gezien de afstand van het plangebied tot de buisleiding is een uitgebreide verantwoording niet aan de orde.
Op een afstand van circa 170 m loopt de Rijksweg A7, dat onderdeel uitmaakt van het Basisnet. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, maar heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Over deze weg worden 1.500 tankauto's per jaar vervoerd, stofcategorie GF3. Het risicoplafond GR ligt op een afstand van 48 meter van het hart van de weg.
Voor autosnelwegen gelden geen 10-5 contouren. Wanneer het aantal GF3 transporten per jaar lager is dan 4000 heeft een autosnelweg geen 10-6 contour. De drempelwaarde GF3 vervoer voor overschrijding 10% van de oriëntatiewaarde voor een autosnelweg is op een afstand van 175 meter tot de as van de weg en bij een dichtheid van circa 300 personen per ha voor een tweezijdige bebouwing, is 2.550 tankauto's (Handleiding Risicoberekeningen Bevt).
Het planvoornemen maakt geen ontwikkelingen mogelijk die leiden tot een hogere dichtheid van personen in het plangebied binnen een zone van 200 meter langs de A7. Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn een punt van aandacht. Een groepsrisicoverantwoording is hier niet aan de orde.
Feitelijk verandert er op het perceel niets. Het betreft hier slechts een juridisch-planologische wijziging van een reeds bestaande situatie. Met het planvoornemen neemt het aantal mensen op deze locatie niet toe. Het groepsrisico is dan ook lager dan de 10% oriëntatiewaarde en neemt ten gevolge van het besluit niet toe met meer dan 10% van de oriëntatiewaarde. Nadere verantwoording is dan ook niet van toepassing.
Het Station Zuidbroek maakt onderdeel uit van het Basisnet Spoor (trajectnummer 250G.3). Voor deze spoorlijn geldt geen PR-plafond maar wel een GR-plafond 10-7 van 15 m, en een GR-plafond 10-8 van 220 m. Over dit spoor vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, maar is geen plasbrandaandachtsgebied aanwezig.
Met het planvoornemen wordt het bestaande perron verlengd. De verlenging van het perron levert geen hogere dichtheid van personen in het plangebied op. Een analyse van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.
Voor de overig adressen: Westerpaauwenweg 6 Overschild, Westerzanden 2 Hellum, Hoofdweg 109 en Hoofdweg 200 Schildwolde, en Meeuwenstraat 8 Foxhol zijn in of in de nabijheid van de plangebieden geen risicovolle inrichtingen aanwezig.
Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.
Het waterbeleid, zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet zet hiermee in op een robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Keur Waterschap
Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.
Daarnaast zijn er in de keur ook regels opgenomen over beschermingszone langs (boezem)kades en beschermings- en obstakelvrije zones langs hoofdwatergangen. De beschermingszones worden aangegeven of omschreven in de legger. Bij het ontbreken van een legger geldt als beschermingszone een strook van 5 meter, waarbij de 5 meter moet worden gerekend vanaf de insteek of de teen van het waterstaatswerk. Als een onderhoudsstrook aanwezig is dan hoort die bij het waterstaatswerk en niet bij de beschermingszone.
Notitie Stedelijk Waterbeheer
In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen.
Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in bestemmingsplannen, met als doelstelling: “Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.“
Aandachtspunten in de notitie die relevant zijn voor bestemmingsplannen zijn:
Onderwerp | Probleem | Oplossingsrichting |
Ruimte voor water | Onvoldoende inspelen op wateraspecten bij ruimtelijke plannen, wateroverlast, slechte waterkwaliteit in nieuwe gebieden. | Waterschap eerder betrekken, deskundigheid gebruiken. |
Taakverdeling | Onduidelijkheid voor gemeenten en burgers. | Heldere afspraken, eenduidigheid, helder communiceren over taken en verwachtingen. |
Watersysteem | Slechte waterkwaliteit, wateroverlast, vervuilde waterbodem, weinig natuurvriendelijke oevers, verstoring watersysteem. | Duurzame inrichting, basisinspanning/waterkwaliteitsspoor intensiveren, alternatieve oplossingen, aanpak diffuse bronnen, wateroverlastmaatregelen met gemeente, oplossingen op maat, herstel watersysteem. |
Het bestemmingsplan is primair conserverend van karakter, waarbij de bestaande functies worden bestemd. Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk.
Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een groter oppervlakte dan 150 m2) en in het buitengebied (bij een oppervlakte groter dan 1.500 m2) zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging.
In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden.
Onderstaand wordt ingegaan op de percelen in het plangebied. Er is bij de volgende percelen geen sprake van toevoeging van bebouwing of verharding. Het gaat om de gebruikswijziging van de bestaande bebouwing. Er zijn met betrekking tot water (en afvoer) geen aanvullende maatregelen nodig.
Dorp | Adres | Situatie |
Foxhol | Meeuwenstraat 2 | Bestaande tuin |
Hellum | Westerzanden 2 | bestaande windturbines |
Kolham | De Valckelaan 2 | bestaande windturbines |
Overschild | Graauwedijk 74 | bestaande windturbines |
Overschild | Westerpaauwenweg 6 | bestaand recreatieverblijf |
Sappemeer | Slochterstraat 82 | bestaande woning |
Schildwolde | Hoofdweg 109 | bestaande bedrijfswoning |
Schildwolde | Hoofdweg 200 | bestaande bedrijfswoning |
Siddeburen | Reint Dijkemastraat 6 | bestaande bovenwoning |
Tjuchem | Hoofdweg 75 | bestaande school wordt woning |
Zuidbroek | Kerkstraat 86 | bestaande detailhandel |
Zuidbroek | Station Zuidbroek | bestaand perron |
Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's.
Het verzamelbestemmingsplan is voor wat betreft het aspect water uitvoerbaar.
De milieuhygiënische bodemkwaliteit mag geen belemmering zijn voor de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Verder behoort de aanwezige bodemkwaliteit te passen bij het huidige of toekomstig gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag immers geen onaanvaardbare risico's opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag door menselijk handelen de bodemkwaliteit niet verslechteren (zorgplicht).
Algemene informatie over verdachte locaties, uitgevoerde bodemonderzoeken en -saneringen staan vermeld op de Bodeminformatiekaart (via www.bodemloket.nl).
Grondverzet
Voor de toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente heeft beleid opgesteld voor hergebruik van grond. Deze staan beschreven voor voormalig Hoogezand-Sappemeer in het Bodembeheerplan Hoogezand-Sappemeer (2013) en voor de voormalige gebieden van Slochteren en Menterwolde in de Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen (2013).
Bodemtoets
Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten, uitbreiding of verandering van bedrijfsactiviteiten dient de initiatiefnemer na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende in beeld is gebracht of dat er een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden, de zogenaamde bodemtoets.
Aan de Graauwedijk 74 te Overschild, Westerzanden 2 te Hellum, Westerpaauwenweg 6 te Overschild, de Valckelaan 2 te Kolham, de Hoofdweg 109 Schildwolde, en Kerkstraat 86 te Zuidbroek is geen bodeminformatie bij het bodemloket beschikbaar. Dit houdt in dat zowel geen informatie bekend is over eventuele bodemvervuiling of andere historische activiteiten als ook informatie over uitgevoerd onderzoek. Met de planvoornemens vindt op geen van alle percelen grondroerende werkzaamheden plaats en is het toekomstige gebruik overeenkomstig met het huidige gebruik. Veronderstelt kan worden dan de bodemkwaliteit geen belemmeringen vormt voor de planvoornemens.
Uit het bodemloket blijkt dat aan de Slochterstraat 82 te Sappemeer een historie van mogelijke bodemverontreiniging bekend is. Op deze locatie is in het verleden bodemonderzoek uitgevoerd om te achterhalen welke vervuiling aanwezig is. Aanvullend onderzoek is uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Toetsing Slochterstraat 82, Sappemeer (bodemonderzoek)
Het perceel aan de Slochterstraat 82 in Sappemeer, kadastraal bekend als gemeente Hoogezand-Sappemeer sectie F nummer 2120, heeft een oppervlakte van ongeveer 516 m2.
Historisch gebruik
Van ongeveer 1937 tot en met 2003 maakte het perceel onderdeel uit van een natwasserij.
Toekomstig gebruik
Het voornemen is om de bedrijfsbestemming te wijzigingen in een woonbestemming.
Bodeminformatie
Van ongeveer 1937 tot en met medio 2003 maakte het perceel onderdeel uit van een wasserij. Vanwege het ontbreken van een eindsituatie-bodemonderzoek, was de milieuhygiënische bodemkwaliteit onbekend. In het kader van de wijziging van het bestemmingsplan is er daarom een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk VN-72864; 14 februari 2019). Uit dat onderzoek blijkt dat op het perceel ten hoogtste licht verhoogde gehalten aangetroffen zijn. Deze licht verhoogde gehalten liggen onder het criterium voor nader onderzoek en vormen geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek. De gemiddelde bodemkwaliteit voldoet aan de functie Wonen.
De bodeminformatiekaart geeft voor de percelen aan de Reint Dijkemastraat 6/6a, Hoofdweg 75 te Tjuchem, Hoofdweg 200 te Schildwolde, Meeuwenstraat 2 te Foxhol, en Station Zuidbroek aan dat zij voldoende onderzocht en/of gesaneerd zijn. Voor de Slochterstraat 82, Sappemeer geldt dat uit onderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit voldoet voor de beoogde woonfunctie.
Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
PM10 en PM2,5 zijn overigens sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.
De planvoornemens voor de verschillende adressen zoals meegenomen in dit verzamelbestemmingplan betreffen met name ambtelijke wijzigingen en blijven ruimschoots onder de hierboven genoemde grenzen. Dit verzamelplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en een goede aansluiting op het omgevingsrecht.
De volgende gebieden genieten bescherming op grond van de Wet natuurbescherming:
Ook de provincie heeft gebieden aangewezen waarbinnen beschermende regels gelden ten aanzien van het behoud van ecologische waarden. In de omgevingsverordening zijn voor enkele van deze aspecten, waaronder Natuur Netwerk Nederland en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland, bindende regels opgenomen.
Leidraad Gemeente Midden-Groningen
De gemeente Midden-Groningen heeft in 2017 een leidraad met bijbehorende themakaarten opgesteld dat als handreiking dient voor ruimtelijk beleid en inzicht geeft in de ecologische waarden in de gemeente Midden-Groningen. Met behulp van de leidraad kan een goed beeld worden verkregen van de natuurwaarden in de gemeente.
Voor de locaties van de kleinschalige windturbines zijn geen negatieve effecten te verwachten. Windturbines zullen vooral invloed hebben op Natura 2000 gebieden als gevolg van geluid en hinder van de aanwezigheid van de windturbine. Binnen 3 kilometer liggen geen Natura 2000 gebieden. De oprichting van de windturbine zal geen gevolgen hebben voor deze gebieden. Er is daarom geen verklaring van geen bedenkingen van de provincie nodig. Het betreft de locaties:
De kleinschalige windturbines zijn vergund aan de hand van het facetbestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines'. In dit bestemmingsplan is opgenomen dat kleinschalige windturbines niet in natuurgebieden mogen worden gebouwd. Daarnaast moet voldaan worden aan de Flora en Faunawet (tegenwoordig Wet natuurbescherming).
De acht kleinschalige windturbines zijn al geruime tijd op de verschillende locaties aanwezig. Het bieden van het juiste planologisch-juridische kader verandert niets aan de aanwezige natuurwaarden of effecten op beschermde gebieden.
Voor alle adressen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, behalve de locaties van de windturbines, zijn geen ecologische aspecten relevant. Het gaat hier om feitelijke bestaande situaties waarin alleen planologisch-juridisch een aanpassing plaatsvindt.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.
Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Bij 30 km wegen moet vooraf duidelijk aannemelijk kunnen worden gemaakt dat de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan 48 dB. Alleen indien geen twijfel bestaat over het beperkte aantal voertuigbewegingen over de weg is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidgevoelige bebouwing, waaronder woningen. Binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB.
Railverkeerslawaai
Ook hoofdstuk 7 (Zones langs spoor-, tram- en metrowegen) van de Wet geluidhinder is van belang. Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 55 dB (artikel 106 Wet geluidhinder).
Bij het voorbereiden van de vaststelling of de herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond behorende bij een zone als bedoeld in artikel 106b van de Wet geluidhinder, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen naar:
In de nabijheid van de verschillende percelen is geen spoorlijn aanwezig die kan bijdragen aan eventuele geluidhinder op de percelen.
Industrielawaai
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van grote lawaaimakers enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. Het betreft de zwaardere bedrijven(terreinen).
Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.
Het plangebied ligt deels binnen de zone van zo'n grote lawaaimaker. Er gaat hier een geluidscontour van uit (geluidszoneringsplichtig) In paragraaf 4.9.2.3 wordt hier verder op ingegaan.
Aan de Meeuwenstraat 8 te Foxhol wordt de aanwezige woonbestemming uitgebreid. De Meeuwenstraat 8 is een weg waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur is toegestaan. Dit is een erftoegangsweg. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is niet verplicht, tenzij de verkeersintensiteiten aanleiding geven om wel onderzoek uit te voeren. Dit is voor deze situatie niet het geval.
Aan de Slochterstraat 82 te Sappemeer staat een bedrijfswoning en was een was- en droogbedrijf aanwezig. Inmiddels zijn deze bedrijfsactiviteiten beëindigd en is de aanwezige bedrijfsbestemming niet langer passend. Een bedrijfswoning is niet hindergevoelig voor geluid van de eigen inrichting volgens de Wet geluidhinder. Een gewone woning is wel hindergevoelig volgens de Wet Geluidhinder. De Slochterstraat is een weg waarop een maximumsnelheid van 50 km/uur is toegestaan. Het gaat hier echter om een bestaande situatie. Hoewel de geluidsbelasting van de Slochterstraat wellicht hoger is dan wettelijke is toegestaan kunnen geen geluidsreducerende maatregelen aan een feitelijk bestaande situatie worden opgelegd. Het uitvoeren van een dergelijk akoestisch onderzoek voegt dan ook niets toe.
De Hoofdweg 75 te Tjuchem krijgt met voorliggend bestemmingsplan een bestemming 'Gemengd - 2'. Binnen deze bestemming wordt onder ander de mogelijkheid geboden voor wonen maar ook voor eventuele werkzaamheden aan huis. De Hoofdweg is een weg waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur is toegestaan. De Weereweg aan de achterzijde van het plangebied is echter een weg waarop een snelheid van 60 km/uur is toegestaan.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten. Er wordt ingegaan op de onderdelen wegverkeerslawaai en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidsbelasting van (onder andere) wegverkeerslawaai. De Wet geluidhinder gaat daarbij uit van een ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) en een maximale toelaatbare hogere waarde. Een geluidsbelasting onder de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (48 dB voor wegverkeerslawaai) is zonder meer toelaatbaar, de effecten van geluid worden dan aanvaardbaar geacht. Een geluidsbelasting hoger dan de maximale toelaatbare hogere waarde is niet toelaatbaar. Een geluidsbelasting in het gebied tussen de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting en de maximale toegestane hogere waarde is alleen toelaatbaar na een bestuurlijk afwegingsproces.
Het voormalige schoolgebouw ligt binnen de bebouwde kom en dient dan overeenkomstig art. 83 Wet geluidhinder (Wgh) te worden beschouwd als een woning in stedelijk gebied. Art. 74 Wgh geeft aan dat de te onderzoeken zone vanaf de as van de weg 200 meter bedraagt als de weg uit een of twee rijstroken bestaat. Het gebouw ligt zowel binnen de invloedsfeer van de Hoofdweg als Weereweg (< 200 m) en daarom dient te worden onderzocht wat de gevolgen zijn vanuit het wegverkeerslawaai.
Hoofdweg Tjuchem
In het kader van de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h wegen. Omdat voor de Hoofdweg een maximum snelheid van 30 km/h geldt en er dus geen geluidzone is, is artikel 74 hier niet van toepassing.
Tevens ligt het schoolgebouw gezamenlijk met 10 woningen aan een doodlopend gedeelte van de Hoofdweg. Ook hieruit blijkt dat er van een groot aantal verkeersbewegingen geen sprake kan zijn en dat nader onderzoek voor de Hoofdweg niet van toepassing is.
Weereweg Tjuchem
De Weereweg is een weg waar de maximum snelheid 60 km per uur bedraagt. Hier dient het geluid afkomstig van de betreffende weg nader onderzocht te worden. Het basisbeschermingsniveau of de voorkeursgrenswaarde vanuit wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Blijft het geluid vanuit de weg dus onder de 48 dB, dan is verder onderzoek niet nodig. De geluidkaart van de voormalige gemeente Slochteren laat zien dat de zgn. 48 dB contour op ruime afstand van het schoolgebouw is gelegen.
Voor geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai minder dan 48 dB (Wgh, art. 82 lid 1). Is de geluidsbelasting = 48 dB (de voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden), dan is nader onderzoek niet nodig.
De conclusie voor wegverkeerslawaai is dat de geluidbelasting vanuit zowel de Hoofdweg als de Weereweg zodanig is dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan en er dus geen nader onderzoek aan de orde is of dat er geluidwerende maatregelen getroffen moeten worden.
Industrielawaai
Het pand Hoofdweg 75 in Tjuchem ligt voor een klein deel in de geluidscontour van de gaswinningslocatie. In de toekomstige bestemming 'Gemengd' is wonen en lichte bedrijvigheid toegestaan. Om een bestemmingsplan vast te kunnen stellen is voor dit adres een hogere waarde (industrielawaai) nodig van 53 dB. In de Wet geluidhinder (hierna Wgh) zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidbelasting van industrielawaai binnen geluidszones. De Wgh gaat daarbij uit van een ten hoogste toelaatbare geluidbelasting (voorkeursgrenswaarde) van 50 dB(A) (artikel 44) en voor nieuw te bestemmen woningen een maximale ontheffing (hogere waarde) tot 55 dB(A) (artikel 59 lid 1). Een geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde is zonder meer toelaatbaar. De effecten van geluid worden dan aanvaardbaar geacht. Een geluidbelasting hoger dan de maximale hogere waarde is niet toelaatbaar. Een geluidbelasting in het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale hogere waarde is alleen toelaatbaar na een afwegingsproces. Het afwegingsproces heeft vorm gekregen in de procedure vaststelling hogere waarden voor geluid. Gebleken is dat de hogere grenswaarde kan worden verleend. De procedure is hiervoor tegelijk met de bestemmingsplanprocedure in gang gezet. De hogere grenswaarde is op 23 april 2019 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.
De conclusie voor industrielawaai is dat er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder nu er een hogere waarde van 53dB is vastgesteld.
Aan de Westerpaauwenweg 6 te Overschild worden recreatieve activiteiten en een Bed & Breakfast mogelijk gemaakt in het bijgebouw. De Westerpaauwenweg is een weg waarop een snelheid van maximaal 60 km/uur is toegestaan. Recreatieve functies zijn geen geluidsgevoelige objecten zoals genoemd in de Wet geluidhinder.
De bedrijfswoningen aan de Hoofdweg 109 en 200 in Schildwolde zijn geen geluidsgevoelige objecten zoals genoemd in de Wet geluidhinder. Daarnaast gaat het hier om twee bestaande situaties. Aanvullend akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Voor de locaties met kleinschalige windturbines is geen akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder noodzakelijk.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden “in situ” (ter plekke; in de bodem).
In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
De gemeente Midden-Groningen is gestart met een grote harmonisatie van de bescherming van het gemeentelijk erfgoed. In de drie voormalige gemeenten heeft in 2017 een inventarisatie plaatsgevonden van het gemeentelijk erfgoed. Het is de bedoeling medio 2018 meer gemeentelijke monumenten te selecteren en aan te wijzen, enerzijds om bijzonder waardevolle panden zo goed mogelijk te kunnen beschermen tegen gevolgen van de gaswinning, anderzijds vanwege benodigde harmonisatie van erfgoedbeleid.
Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welk archeologisch beleid van toepassing is in het bestemmingsplan. Voor de gemeente Midden-Groningen is de Erfgoedverordening in meid 2018 vastgesteld. Behorend bij deze verordening is de Archeologische verwachtingskaart. De archeologische verwachtingen worden vervolgens doorvertaald in de afzonderlijke bestemmingsplannen.
Ter plaatse van de Westerpaauwenweg 6 is deels de hoge en deels de lage archeologische verwachtingswaarde (archeologische beleidskaart Slochteren, 2013) van toepassing. Voor de gebieden met een hoge verwachting geldt dat bureauonderzoek nodig is bij ingrepen groter dan 200 m2 en dieper reiken dan 45 cm. Bij gebieden met een lage verwachtingswaarde is geen onderzoek nodig. Met het planvoornemen vinden geen bodemroerende werkzaamheden plaats, mogelijke archeologische waarden worden dan ook niet aangetast, aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
Hoofdweg 109 te Schildwolde is aangemerkt als een voormalige boerderijplaats hiervoor geldt het beschermingsregime WR-a2 waarvoor onderzoek bij ingrepen groter dan 100 m2 op het onbebouwde vlak vereist is. Met het planvoornemen vinden echter geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft slechts een ambtelijke aanpassing. Onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Hoofdweg 200 te Schildwolde is gelegen in de Historische kern en bebouwing van het dorp Schildwolde. Hiervoor geldt een beschermingsregime van WR-a2, onderzoek noodzakelijk bij ingrepen groter dan 100 m2. Ook hier vinden geen wijzigingen plaats van de bebouwing op het perceel. Het betreft hier slechts een ambtelijke aanpassing. Onderzoek is niet noodzakelijk.
Voor de overige adressen geldt een lage of geen verwachtingswaarde.
Het verzamelplan is wat betreft het aspect archeologie uitvoerbaar.
Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Het perceel Hoofdweg 109 in Schildwolde is in het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten opgenomen als karakteristiek. De beschrijvende tekst is als volgt: Het betreft een villa uit circa 1910. Op samengestelde plattegrond uitgevoerd in Jugendstil met vele fraaie decoratieve elementen, zoals sierplanten. Tuin met traditioneel hekwerk. Beeldbepalend gelegen in gedeelte van het lint met rijke bebouwing.
Bescherming van de cultuurhistorische waarden wordt in het bestemmingsplan gerealiseerd met een bouwaanduiding karakteristiek op het bouwvlak en dubbelbestemming op het gehele perceel. In de juridische plantoelichting (Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek) wordt hier verder op ingegaan.
Het perceel Hoofdweg 200 in Schildwolde is in het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten opgenomen als karakteristiek. De beschrijvende tekst is als volgt: Bijschuur, open erf. Oud smeedijzeren hekwerk en hoogopgaand geboomte. Onderdeel cluster waardevolle boerderijen (Schildwolde oostzijde).
Bescherming van de cultuurhistorische waarden wordt in het bestemmingsplan gerealiseerd met een bouwaanduiding karakteristiek op het bouwvlak en dubbelbestemming op het gehele perceel. In de juridische plantoelichting (Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek) wordt hier verder op ingegaan.
Voor de overige adressen zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig.
Het planvoornemen is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.
Nabij de verschillende locaties liggen een aantal hogedrukgasleidingen. Deze zijn al beschreven in de paragraaf Externe Veiligheid. Verder liggen in of nabij de locaties geen kabels en/of leidingen die een belemmering vormen voor de uitvoering van de plannen.
Bij de realisering van nieuwe bebouwing wordt wel geadviseerd een Klic-melding te doen, voor de ligging van eventuele kabels en/of leidingen (aansluitleidingen). Dit is de verantwoordelijkheid van de betrokken initiatiefnemer.
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure al dan niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage C van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn per type activiteiten drempelwaarden opgenomen.
Wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet wel beoordeeld worden of de geplande activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voor deze motivering/toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd.
De voorgenomen plannen zijn geen concreet benoemde activiteiten die in kolom D van het Besluit m.e.r. is genoemd. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde.
Verder kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.
Voor het verzamelbestemmingsplan hoeft gezien het voorgaande geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
Met het bestemmingsplan 'Verzamelbestemmingsplan 2018-I wordt naast één verzoek van een particulier een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen.
Met betrekking tot duurzaam ruimtegebruik kan bij het voorgaande worden aangesloten, omdat geheel nieuwe ontwikkelingen buiten de reikwijdte van het plan blijven. Bij de bouwregels voor zowel wonen als bedrijven wordt wel een efficiënt ruimtegebruik nagestreefd door eisen op te nemen voor de situering van (bij)gebouwen binnen het bouwperceel en bouwpercelen zo efficiënt mogelijk te bestemmen.
In dit hoofdstuk wordt als eerste uitgelegd wat een bestemmingsplan is en welke systematiek gekozen is voor het verzamelbestemmingsplan. Hierna wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die zijn opgenomen in het plan. Hierbij moet altijd worden bedacht dat de regels en de verbeelding in samenhang moeten worden gelezen. Op de verbeelding zijn namelijk de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven die voor een locatie gelden.
In een bestemmingsplan is geregeld hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en wat en hoe er gebouwd mag worden.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming een perceel heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om een woon-, bedrijfs- of verkeersbestemming. In de regels is vervolgens bepaald wat er wel en niet is toegestaan binnen deze bestemming. Hier staat onder andere hoe de grond gebruikt mag worden en of er gebouwd mag worden. Als er gebouwd mag worden, dan staan in de regels onder andere de goothoogte en bouwhoogte die maximaal zijn toegestaan op het perceel. In de toelichting zijn onder andere de aanleiding, de achtergronden en uitgevoerde onderzoeken beschreven. Een bestemmingsplan gaat uitdrukkelijk niet over allerlei uitvoeringsgerichte zaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van wegen en het openbaar gebied of de aanleg of het functionering van rioleringssystemen.
Als een persoon of bedrijf wil gaan bouwen of verbouwen, is hier vaak een omgevingsvergunning voor nodig. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag past binnen de regels van het bestemmingsplan wordt in de meeste gevallen een omgevingsvergunning verleend.
De wijze waarop een bestemmingsplan juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening, evenals door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening.
Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplan worden meegenomen. In het verzamelbestemmingsplan zijn dan ook verschillende locaties opgenomen die verspreid over het grondgebied van de gemeente Midden-Groningen liggen.
Bij het bepalen van de bestemmingen en regels voor de verschillende locaties is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestemmingsplannen die nu gelden voor de betreffende locatie en/of de omgeving. In paragraaf 1.3 is per locatie aangegeven welk 'moederplan' per locatie van toepassing is.
Voor een toelichting op de inleidende regels (zoals de begripsbepalingen en de wijze van meten), de algemene regels (zoals algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels) en de overgangsregels wordt verwezen naar de 'moederplannen'. In deze plannen is vaak ook een uitleg te vinden van de verschillende onderdelen van de bestemmingsregels. In de paragrafen 5.3, 5.4 en 5.5 worden de bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen toegelicht dit in het verzamelbestemmingsplan voorkomen.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven over de bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.
Deze bestemming is toegekend aan de agrarische bedrijven in het plangebied. Het gaat dan om de Graauwedijk 74 in Overschild, Westerzanden 2 in Hellum en de Valckelaan 2 in Kolham. Specifiek gaat het hier om het aanduiden van de vergunde kleinschalige windturbines.
De volgende onderdelen worden tot het bestemmingsvlak gerekend:
Het agrarische bouwperceel is bestemd voor de vestiging van 1 grondgebonden agrarisch bedrijf met bijbehorende bebouwing en 1 bedrijfswoning. Alle bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak te zijn gesitueerd, inclusief voer- en mestopslag. Voor de bedrijfswoning geldt dat niet meer dan 200 m² is toegestaan voor een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen. De oppervlakte van de bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak is niet gebonden aan een maximum. Ondanks de theoretische bebouwingsmogelijkheden zal een bebouwingspercentage van ongeveer 70% in de praktijk vanwege de agrarische bedrijfsvoering niet worden overschreden.
De grootte van het bouwvlak is in principe 1 hectare met afhankelijk van het ontwikkelingsperspectief van het bedrijf en de ligging een uitbreidingsgebied in de vorm van een ontheffingsgebied of wijzigingsgebied (zie Toelichting gebiedsaanduidingen). Of een uitbreidingsgebied wordt toegekend en in welke vorm dat gebeurt hangt af van het gebied waarin het perceel ligt zoals weergegeven in Bijlage 1. In groene gebieden wordt waar mogelijk een afwijkingsgebied aangegeven op de verbeelding in gele gebieden is in een aantal gevallen een wijzigingsgebied aangeven. In de rode gebieden wordt geen van beide aanduidingen in aansluiting op het bouwvlak gebruikt.
In de bestemmingsregeling is ook landschappelijke inpassing, bijvoorbeeld in de vorm van hoge beplanting ter afscherming van de bebouwing, opgenomen. Dit geldt ook voor behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden die ter plaatse voorkomen.
Bij recht is ook een agrarische paardenhouderij toegestaan. Daarnaast zijn binnen de bandbreedte van de beleidsregels bij recht de volgende nevenactiviteiten toegestaan: loonbedrijf, caravan- en of botenstalling, zorgboerderij (dagopvang), boerderijwinkel en een theetuin. Niet grondgebonden bedrijven zoals intensieve veehouderijen zijn uitsluitend toegestaan op die percelen waar gronden zijn voorzien van een functieaanduiding.
Onder voorwaarden kan daarnaast een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de regels voor recreatieve functies als een minicamping, groepsaccommodatie of bijzondere paardenhouderij. Daarnaast is ook een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het exploiteren van een mest- en/of biomassavergistingsinstallatie onder voorwaarde dat deze onderdeel uitmaakt van het agrarisch bedrijf. Tenslotte is in verband met het in werking treden van de 'plattelandswoningwet' een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een agrarische bedrijfswoning te gebruiken als plattelandswoning. Hierdoor kan het bewonen van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning door derden, bewoners zonder relatie met het bijbehorende agrarisch bedrijf, worden toegestaan. Voorwaarden hierbij zijn dat er geen sprake is van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen voor omliggende (agrarische) bedrijven, het bijbehorende agrarisch bedrijf blijft gehandhaafd en ten behoeve van het agrarisch bedrijf is geen nieuwe bedrijfswoning toegestaan.
In de bestemmingsregeling zijn ook een aantal wijzigingsregels opgenomen om de bestemming Agrarisch te wijzigen naar een niet-agrarische bestemming. Met een wijzigingsprocedure op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening kan de bestemming worden gewijzigd naar Wonen -1A, Gemengd - 2, en Agrarisch - Paardenhouderij. Een voorwaarde bij het wijzigen naar een bedrijfsmatige bestemming (Gemengd) is dat een deel van de voormalige niet-karakteristieke bedrijfsgebouwen wordt gesloopt. De oppervlakte van het te slopen gedeelte is afhankelijk van de gewenste gebruiksruimte. De omvang van het te slopen bebouwing neemt toe naar mate ook de oppervlakte die gebruikt gaat worden voor een nieuwe functie, of wordt vervangen door nieuwbouw, toeneemt. Het pand waarin de woning zich bevindt (de oorspronkelijke boerderij of voormalige bedrijfswoning) mag in zijn geheel in stand blijven.
Bij het wijzigen van de agrarische bestemming naar Agrarisch - Paardenhouderij is de sloopregeling niet van toepassing.
Deze bestemming voorziet in een regeling voor (individuele) bedrijven die niet zijn gelegen op een bedrijventerrein. Branches die hierbinnen vallen worden geregeld in de Staat van Bedrijven die in de bijlage van het bestemmingsplan is opgenomen.
Bij recht zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Bestaande bedrijven die niet passen binnen de bestemmingsregeling worden specifiek benoemd. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen bedoeld voor bedrijven die niet genoemd worden binnen de Staat van Bedrijven maar naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.
In dit plan is de bestemming gebruikt voor het perceel Hoofdweg 109 en 200 Schildwolde. Bij beide bedrijven is de bestaande bedrijfswoning toegestaan.
Deze bestemming wordt specifiek gebruikt voor nutsvoorzieningen als gas, water en electriciteitsvoorzieningen waarvoor een zelfstandig gebouw met een hoogte groter dan 1,5 meter staat binnen een bestemming anders dan Bedrijf of Bedrijventerrein. Ontsluitingswegen zijn tevens inbegrepen binnen de bestemming. In dit bestemmingsplan is deze bestemming gebruikt voor Graauwedijk 74, Overschild. Er ligt bij het agrarisch bedrijf een trafohuis.
De bestemming 'Gemengd- 2' voorziet in een bestemmingsregeling waarbij uitwisseling en combineren van de volgende functies mogelijk is: wonen en lichte bedrijven. De bestemming wordt toegekend aan het perceel aan de Hoofdweg 75 in Tjuchem.
De bebouwingsmogelijkheden zijn afgestemd op het bestaande hoofdgebouw.
Deze bestemming is gebruikt voor de Reint Dijkemastraat 6/6A in Siddeburen.
De bestemming is bedoeld zijn voor min of meer openbare instellingen. Deze kunnen zowel commercieel als niet-commercieel zijn. Educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, kinderopvang, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondersteunende detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
De gebouwen zijn in beginsel uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De gronden binnen het bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij ter plaatse een maximum bebouwingspercentage is aangeduid.
Deze bestemming is gebruikt voor de Westerpaauwenweg 6 in Overschild. Het gebouw aan de zuidzijde van het perceel krijgt hierbij de gebiedsaanduiding 'bed & breakfast'.
De bestemming 'Wonen - 1A' onderscheidt zich van andere woonbestemmingen doordat het traditionele onderscheid tussen hoofd- en aangebouwde bijgebouwen niet wordt gehanteerd. De regeling biedt meer flexibiliteit door het hanteren van het begrip 'woongebouw' zijnde een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen. In voorliggend bestemmingsplan is woongebouw dus geen definitie voor een gebouw met daarin meerdere woningen die via één gemeenschappelijke toegang worden bereikt.
Deze bestemming wordt slechts toegepast ruime, brede percelen waar de vrijstaande woning min of meer midden op het perceel is gesitueerd. De regeling is ontwikkeld om een oplossing te bieden bij uitbreidingsbehoefte bij met name de traditionele kleinere arbeiderswoningen op een groot perceel. Doel is om meer flexibiliteit te creëren en meer nadruk te leggen op concentratie van woonbebouwing op het bouwperceel zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.
De opgenomen regeling laat het onderscheid tussen het hoofdgebouw en ondergeschikte verbonden delen los, voorzover dit wordt ingevuld binnen het bouwvlak. Daarnaast wordt de spreiding van de aan de woning verbonden ruimten beperkt, waardoor de relatie met de hoofdvorm behouden blijft. De grootte van dat bouwvlak hangt af van de locatie, het overwegende bebouwingsbeeld, belendende percelen etcetera.
Met deze regeling wordt binnen het bebouwingsvlak geen onderscheid gemaakt in of gebouwtypen ondergeschikt of niet ondergeschikt zijn. Zo ontstaat meer ontwerpvrijheid bij uitbreiding van woningen. Wel worden eisen gesteld aan de vormgeving; zo geldt een maximum breedte en horizontale diepte van het woongebouw en moet tenminste 50% van het woongebouw door een kap worden afgedekt, waarbij tenminste de naar de weg gekeerde gevel door een kap wordt voorzien. Een plat afgedekte voorzijde van een woongebouw is dus niet toegestaan.
Verschil met de andere woonbestemmingen is dan vrijstaande bijgebouwen die net buiten het bouwvlak zijn gelegen niet meer kunnen worden verbonden aan het woongebouw door een tussenvolume.
Door de situering van bouwvlak en de bouwregels wordt geregeld dat de flanken van de voorzijde van het bouwperceel worden vrijgehouden van bebouwing en - voorzover wel bebouwing is toegestaan - dat de maatvoering beperkter is. Zo wordt sturing gegeven aan de concentratie van bebouwing en bovendien wordt bepaald waar geen hoge bebouwing (hoger dan bijgebouwen/ overkappingen) kan staan. Eén en ander in verband met privacy, bezonning e.d. voor aanliggende percelen.
Om in het buitengebied op ruime percelen meer flexibiliteit te kunnen bieden is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een deel van het woongebouw buiten het bouwvlak te situeren. Om concentratie van bebouwing niet uit het oog te verliezen geldt als voorwaarde dat de afstand tot de grens van het bouwvlak ten hoogste 10 meter bedraagt. Ook moet er minimaal 3 meter uit de (zijdelingse) perceelsgrens worden aangehouden.
De bestemming ligt op de percelen Slochterstraat 82 in Sappemeer en de Meeuwenstraat 8 in Foxhol. Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen met tuin en erf. De bestemming is vrij flexibel. In deze specifieke situatie is sprake van bestaande woningen. Het bouwvlak is gelegen op een groot deel van het perceel. De maximaal te bebouwen oppervlakte voor wat betreft woning en bijgebouwen is 300 m2.
Deze bestemming betreft het gebied waar de nadruk ligt op het wonen met inbegrip van de direct op het gebied betrekking hebbende verkeers- en verblijfsvoorzieningen (ontsluiting, parkeren, groen- en speelvoorzieningen en dergelijke) en nutsvoorzieningen.
In de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven; er dient te worden gebouwd in een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens tot een diepte van ten hoogste 15 m. Bestaande grotere diepte is toegestaan.
De breedte van een woning bedraagt ten hoogste 20 m. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen. De dakhelling bedraagt voorts minimaal 40°.
De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten in het bouwvlak worden gebouwd danwel in en strook, gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens, met een diepte van ten hoogste 30 m. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 60 m2 als de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 1.000 m2 bedraagt en 80 m2 als de oppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt.
De totale bebouwde oppervlakte van niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel.
Voor woningen die in het door de provincie vastgestelde buitengebied liggen, zoals bedoeld in artikel 3.18.3 van de Omgevingsverordening provincie Groningen, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
In het Besluit omgevingsrecht (bijlage II) is het gebruik van bijgebouwen zodanig verruimd dat deze vergunningvrij voor mantelzorg mogen worden gebruikt. In het bestemmingsplan is daarom alleen in de Algemene afwijkingsregels nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het tijdelijk plaatsen van een mantelzorgunit, bovenop de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
In alle woningen en bedrijfswoningen zijn bij recht (vrije) beroepen aan huis en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.
Een vrije beroepsoefenaar is iemand die wordt ingehuurd om zijn individuele persoonlijke, artistieke en/of academische kwaliteiten. Meestal gaat het om een vorm van (intellectuele) dienstverlening, zoals advocaten, notarissen en makelaars die aanbieden. Daarnaast beoefenen bijvoorbeeld ook vertalers, architecten, kunstenaars en huisartsen een vrij beroep. Vanaf 1 juli 2008 zijn de vrije beroepsbeoefenaren verplicht zich te registreren in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Voor die tijd waren ze niet inschrijfplichtig. Er bestaat een lijst van de beroepen die niet inschrijfplichtig waren. Deze lijst is in de bijlage beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij de regels opgenomen (zie bijlage 11). Naast de vrije beroepen zijn er ook nog andere beroepen (diensten en ambachten) en bedrijfsmatige activiteiten. De beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn ook opgenomen in bijlage 11.3 Afwijken van de bouwregels (bijlage bij de regels). Beide lijsten, zoals die zijn opgenomen in de bijlage, zijn niet limitatief bedoeld, dat wil zeggen dat beroepen en bedrijfsmatige activiteiten die naar de aard vergeleken kunnen worden met een in de bijlage genoemde beroeps- of bedrijfsmatige activiteit ook zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de criteria.
In de gebuiksregels van dit bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen (vrije) beroepen en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
Maximaal 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor het beroep of bedrijf aan huis, met een maximum van 60 m2. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte, aan het bedrijf/beroep gerelateerde detailhandel, zoals de verkoop van shampoo door een kapper aan huis. Ook internetwinkels zijn toegestaan. Er mogen daarbij uitsluitend goederen aan particulieren worden verhandeld door middel van contact met die particulieren via e-mail, fax, internet, post of telefoon. Ook mogen er geen klanten worden ontvangen behoudens een beperkte afhaalmogelijkheid en tot slot mag er geen toonbank zijn en mogen de goederen niet worden uitgestald ten verkoop. De ruimtelijke uitstraling moet in overeenstemming zijn met de woonbestemming.
Via een afwijkingsbevoegdheid kan het gebruik voor detailhandelsactiviteiten worden toegestaan. Het moet hierbij gaan om producten van eigen kweek, met eigen producten gemaakte eindproducten, alsmede in beperkte mate door derden gefabriceerde producten.
In de woonbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een hobbymatige paardenhouderij mogelijk te kunnen maken. Hiervoor moet het bouwperceel een oppervlakte hebben van minimaal 1.500 m2. Naast een paardenbak mogen er extra gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 100 m2, waarvan ten hoogste 75 m2 voor de stalling van paarden mag worden benut. Deze oppervlakte van 100 m2 komt boven de oppervlakte die al voor bijgebouwen is toegestaan.
De gronden bedoeld voor de spoorweg met bijbehorende voorzieningen zijn afzonderlijk bestemd. Deze bestemming geldt voor de gronden rondom het station in Zuidbroek.
Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak.
In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:
De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de basisbestemming ten opzichte van de dubbelbestemming.
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden worden gewaarborgd in het bestemmingsplan.
Op basis van het archeologiebeleid zijn ook planregels voor toepassing in het bestemmingsplan opgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een drietal regelingen, elk specifiek van toepassing op bepaalde archeologische (verwachtings)waarden. In het plangebied liggen deze dubbelbestemmingen vooral op de agrarische percelen, maar ook op enkele plaatsen in het lint.
Waarde - Archeologie 1: van toepassing op Archeologische monumenten en cultuurhistorisch waardevolle terreinen. Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn bepaalde werken of werkzaamheden, zoals egaliseren, diepploegen en ontginnen, vergunningsplichtig.
Waarde - Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.
Waarde - Archeologie 3: van toepassing op gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.
Om bescherming mogelijk te maken, hebben karakteristieke gebouwen en erven de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie-karakteristiek' gekregen. Dit vloeit voort uit het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten. Deze dubbelbestemming is van toepassing op de bouwpercelen van alle karakteristieke gebouwen en objecten. Het doel van deze regeling is het beschermen van deze objecten en bebouwing. Aanvullend op de dubbelbestemming heeft elk object 1 of 2 aanduidingen. In dit verzamelbestemmingsplan is dit de aanduiding karakteristiek. Deze is van toepassing op Hoofdweg 109 en 200 in Schildwolde. De dubbelbestemming geldt voor het hele perceel. De aanduiding geldt voor de bebouwing.
Indien een dubbelbestemming niet tot de mogelijkheden behoort en er - bijvoorbeeld op grond van sectorale regelgeving - toch aanleiding bestaat om extra mogelijkheden of beperkingen in het plan op te nemen, kan van gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan.
Gebiedsaanduidingen overlappen meestal meerdere bestemmingen. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling (meestal in Hoofdstuk 3 - Algemene Regels, van de regels). Indien dit niet het geval is en de gebiedsaanduiding louter een informatief doel dient, dient gebruik van deze aanduiding achterwege te blijven. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld. Om belangen nader te kunnen afwegen, kan een gebiedsaanduiding ook vergezeld gaan van een vergunningenstelsel of een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.
In de SVBP is een limitatieve lijst met te gebruiken gebiedsaanduidingen opgenomen. Onderstaande lijst is gegroepeerd naar hoofdgroepen de in een bestemmingsplan te hanteren gebiedsaanduidingen opgesomd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet voor zover van toepassing - van deze gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de volgende gebiedsaanduidingen:
In de voormalige gemeente Slochteren is langs enkele wegen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' toegepast, te weten de A7, N387 en N33. De reikwijdte van de gebiedsaanduiding is gelijk aan de 48 dB-contour zoals deze blijkt uit de Nota Wegverkeerslawaai gemeente Slochteren.
Langs andere wegen is geen toepassing gegeven aan zulke geluidzones, omdat de eerstelijns bebouwing aldaar met de voorzijde is gericht op de betreffende wegen. In die gevallen kan door de bouwgrens parallel aan de weg te leggen worden voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige objecten dichter op de weg worden gebouwd dan in de huidige situatie. Met andere woorden: woningen mogen niet dichter op de weg worden gebouwd dan de kortste afstand tussen gevel en weg, tenzij de geluidbelasting lager is dan de voorkeurswaarde of de vastgestelde hogere waarde.
Indien de weg, waarvan de geluidzone tot de woningen of andere geluidsgevoelige objecten reikt, aan de achterzijde ligt, is beperking van het bouwvlak een minder praktisch instrument om te voorkomen dat wordt uitgebreid in de richting van de betreffende weg. Daarom wordt daar een 'geluidzone - weg' toegepast, waardoor het mogelijk is om geluidsgevoelige ruimten in/bij woningen of andere geluidsgevoelige objecten uit te breiden mits blijkt dat:
Indien bovengenoemde 3 voorwaarden niet van toepassing zijn, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen om de geluidsgevoelige ruimten uit te breiden, mits hiervoor reeds een hogere waarde is vastgesteld.
De aanduiding is van toepassing voor het plangebied in Kolham (Valckelaan 2),
Over delen van het plangebied loopt de geluidzone van industrieterreinen. Daarvoor zijn eerder, conform de Wet geluidhinder, geluidzones vastgesteld. Deze geluidzone (de 48 c.q. 50 dB-contour) valt voor een deel binnen het plangebied en is op de plankaart aangegeven middels de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Dit betekent dat vanuit de gebiedsaanduiding rekening is gehouden en afstemming is bereikt met de bepalingen uit de Wet geluidhinder. Deze aanduiding is van toepassing op het perceel aan de Hoofdweg 75 in Tjuchem en Valckelaan 2 in Kolham.
Langs de wegen N387, N865 en N33 is de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' toegepast. De wegen zijn opgenomen in het Provinciaal Basisnet Groningen, waarin een borging van risico-afstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen is vastgelegd. Op grond van het Basisnet geldt voor deze infrastructuur dat binnen een zone van 30 meter geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht en tevens het vestigen van nieuwe functies (scholen, zorgwoningen, zorgcentra, et cetera) voor beperkt zelfredzame personen wordt uitgesloten. Ter plaatse van de aanduiding is het niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen. Deze gebiedsaanduiding is van toepassing bij het station in Zuidbroek.
Deze gebiedsaanduidingen wordt toegepast binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' om het gebied aan te duiden waar onder voorwaarden, in aanvulling op het bouwvlak, uitbreiding van agrarische bebouwing kan plaatsvinden. Eén van de voorwaarden hierbij is dat wordt voldaan aan de zes ruimtelijke criteria die zijn gekoppeld aan de maatwerkbenadering voor schaalvergroting van agrarische bedrijven. In een ontheffingsgebied kan onder voorwaarden worden een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden verleend. Voor deze omgevingsvergunning wordt een reguliere (Wabo) voorbereidingsprocedure doorlopen.
Langs een deel van de Hoofdweg in Slochteren is een aanduiding weergegeven om een omgevingsvergunning (voor het afwijken van de bestemmingsregels) te kunnen verlenen voor kleinschalige detailhandel bij woningen. De regeling sluit aan bij verschillende verzoeken van (aspirant) ondernemers in het lint. Door de strikte voorwaarden, waardoor de activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, kan de kleinschaligheid worden gewaarborgd en wordt er geen afbreuk gedaan aan de bestaande detailhandelstructuur in de kernen.
De voorwaarden van de beleidsregels aan-huis-verbonden beroep zijn hierbij grotendeels van toepassing, met een aantal afwijkingen:
De regel kan worden toegepast bij vrijstaande woningen langs het lint (bestemming Wonen - 1A), bedrijfswoningen (bestemming Bedrijf), agrarische bouwpercelen (bestemming Agrarisch) en gemengde percelen buiten het centrumgebied (bestemming Gemengd – 2).
Deze aanduiding geldt voor de Westerpaauwenweg 6 in Overschild.
Deze aanduiding wordt toegepast op percelen die onderdeel uitmaken van de gebieden die in de Structuurvisie buitengebied van de voormalige gemeente Slochteren zijn aangewezen als kansrijke locaties voor recreatieve ontwikkelingen. Onder voorwaarden kan op deze percelen, alleen als er sprake is van bestaande bebouwing met o.a. een agrarische of woonbestemming, de bestemming worden gewijzigd naar een recreatieve bestemming ('Dagrecreatie' of 'Verblijfsrecreatie') of een bestemming 'Horeca' (categorie 1, 2 of logies). De bestaande bebouwingsmogelijkheden zijn daarbij het uitgangspunt. Daarnaast zal ondermeer voldaan moeten worden aan een goede landschappelijke inpassing, waarbij het advies van Libau wordt betrokken.
Dit plan heeft primair het doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. In het plan wordt een aantal (kleinschalige) ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien:
Het voorliggende bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk betrekking op de bestaande situatie in het plangebied van Verzamelplan 2018-II en omvat dan ook grotendeels een regeling die conserverend van karakter is. In een aantal gevallen wordt voortgeborduurd op besluitvorming in het verleden, waarbij de economische uitvoerbaarheid al aan de orde is geweest.
Weliswaar zijn ook nieuwe ontwikkelingen voorzien, doch deze zijn veelal nog niet op hun financiële merites te beoordelen (het betreft dan zaken die via flexibiliteitsbepalingen te zijner tijd mogelijk worden gemaakt). Verder gaat het om particuliere initiatieven, waarvan de economische uitvoerbaarheid in handen ligt van de initiatiefnemers.
Daarom is het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.
Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisering van de bestaande situatie waarin niet wordt voorzien in planologische wijzigingen die het normale maatschappelijk risico zoals hiervoor genoemde overschrijden.
Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties:
Ingekomen overlegreacties kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het verzamelbestemmingsplan. Ingekomen overlegreacties en eventuele inhoudelijke aanpassingen worden benoemd in de 'Nota van overlegreacties'. Deze nota is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken en eventuele onjuistheden uit het plan te halen wordt het voorontwerp verzamelbestemmingsplan wel ter inzage gelegd.
Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen. In deze periode heeft alleen de provincie Groningen een inhoudelijke reactie op het bestemmingsplan gegeven. Deze reactie heeft geleid tot enkele kleine aanpassingen in het bestemmingsplan. De ingekomen reactie en de inhoudelijke aanpassingen worden benoemd in de 'Nota van inspraakreacties'. Deze nota is als bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd. Tevens zijn enkele ambtshalve verbeteringen doorgevoerd. Ook deze zijn in de nota opgenomen.
Het ontwerp verzamelbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen. Ingekomen zienswijzen kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.
Ambtelijke aanpassingen
Een onjuiste verwijzing in de verbeelding en regels opgemerkt. In de Algemene regels is zowel een wetgevingszone - ontheffingsgebied 1 als een wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 opgenomen. In de Agrarische bestemming is de wetgevingzone - ontheffingsgebied van toepassing. In het ontwerpbestemmingsplan is onjuist verwezen naar de wetgevingzone - wijzigingsgebied 1. De wetgevingzone - wijzigingsgebied is in dit bestemmingsplan alleen van toepassing op het perceel aan de Westerpaauwenweg 6 want het betreft een wijziging naar horeca en verblijfsrecreatie, hetgeen in de woonbestemming van toepassing kan zijn. Binnen een agrarische bestemming is dit mogeiljk is strijd met de provinciale verordening. Dit is in de vastgestelde versie gerepareerd.
Aan de Meeuwenstraat 8 is met voorliggend verzamelbestemmingsplan de bestemming gewijzigd van 'Groen' naar 'Wonen - 1'. In overleg met de bewoner is hier een beperkt bouwvlak toegevoegd zodat realisatie van een beperkt bouwwerk mogelijk is. Hierbij is bewoning (permanent of als geluidgevoelig object) niet toegestaan, vanwege de geluidzone van het nabijgelegen industrieterrein.
Op 27 juni 2019 heeft de gemeenteraad een besluit genomen tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die op tijd een zienswijze hebben ingediend beroep instellen tegen het vastgestelde plan.
Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het verzamelbestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend.