| Plan: | Facetbestemmingsplan kleinschalige windturbines |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.1952.bpmigfpkleinwind-va01 |
Zowel in de gemeente Slochteren als in Menterwolde was er de wens om beleid te ontwikkelen voor kleinschalige windturbines. Vooruitlopend op de gemeentelijke herindeling hebben beide gemeentes gezamenlijk beleid hiervoor opgesteld. Het college van Slochteren heeft dit beleid is op 8 december 2015 vastgesteld. Het beleid is op 16 december 2015 bekendgemaakt en een dag later in werking getreden.
In 2014 is in Slochteren een vergunning voor een prototype kleinschalige windturbine (HAT type) aangevraagd, door de jonge ondernemers van EAZ Wind. In samenwerking met de regio heeft EAZ Wind in eigen huis een nieuwe technologie ontwikkelt en toegepast op een eigen windmolen die bijzonder rendabel is. Deze windmolen is door de toegankelijke schaal en de natuurlijke uitstraling goed in te passen in het landschap en bij uitstek geschikt voor plaatsing bij (agrarische) bedrijven. De lokale productie en het technologische karakter zorgt voor extra werkgelegenheid en kennisontwikkeling in de regio. Dit type windturbine past nu niet in de geldende bestemmingsplannen, maar het college heeft een omgevingsvergunning afgegeven om af te wijken van het bestemmingsplan voor de eerste 2 testopstellingen. Met het voorliggende beleid kan aan dit type kleinschalige windturbine meer ruimte worden geboden. Dit is ook in lijn met het collegeprogramma om ruimte te geven aan duurzame energie.
Het toetsingskader uit dit beleid vormt de basis voor de regels in dit facetbestemmingsplan zodat er een eenduidige regeling ontstaat voor het plaatsen van kleinschalige windturbines in alle bestemmingsplannen die onderdeel uitmaken van het plangebied.
Vanwege de uitspraak van de Raad van State op 24 januari 2018, naar aanleiding van het beroep van TenneT tegen het bestemmingsplan, is het plan op enkele onderdelen aangepast en wordt het opnieuw ter vaststelling aangeboden. In de tussentijd heeft de gemeentelijke herindeling plaatsgevonden en wordt het plan nu aan de raad van Midden-Groningen voorgelegd.
Om voor het voormalig grondgebied van Slochteren snel weer een regeling te hebben voor kleinschalige windturbines is er voor gekozen het plangebied tot de voormalige gemeente Slochteren te beperken. Daarbij is wel rekening gehouden met de grenscorrectie met Meerstad. In een later stadium zal de regeling voor kleinschalige windturbines ook voor het hele grondgebied van Midden-Groningen worden toegepast. Dit is met name voor het grondgebied van de voormalig gemeente Hoogezand-Sappemeer van belang. Het is nog niet duidelijk of dit ook via een apart facetbestemmingsplan wordt meegenomen of als onderdeel van andere nieuwe bestemmingsplannen.
Het plangebied bestaat uit de gehele voormalige gemeente Slochteren.
Het plan heeft een relatie met de volgende geldende bestemmingsplannen, waarop de regels uit dit plan van toepassing zijn:
De voorgestelde inhoudelijke aanpassing is hieronder samengevat:
buiten
|
Bestemmingsplan |
Vaststelling |
| Bestemmingsplan Kleine Kernen | 22 april 2010 |
| Bestemmingsplan Harkstede-Scharmer | 31 maart 2011 |
| Bestemmingsplan Slochteren, Hoofdweg 39 | 7 juli 2011 |
| Verlengde Veenlaan Slochteren | 22 september 2011 |
| Bestemmingsplan Siddeburen, Hoofdweg 195 | 22 december 2011 |
| Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde | 5 april 2012 |
| Bestemmingsplan Siddeburen, De Weerterij | 28 april 2012 |
| Bestemmingsplan Hellum-Siddeburen | 1 november 2012 |
| Bestemmingsplan Slochteren, Korenmolenweg | 13 december 2012 |
| Bestemmingsplan Harkstede Eilandrijk 3a | 20 december 2012 |
| Bestemmingsplan Buitengebied 2012 | 4 april 2013 |
| Bestemmingsplan Buitengebied West | 4 april 2013 |
| Bestemmingsplan Bedrijvenpark Rengers | 4 juli 2013 |
| Bestemmingsplan Kolham-Froombosch | 4 juli 2013 |
| Bestemmingsplan Steendam | 4 juli 2013 |
| Verzamelplan Gemeente Slochteren 2014 | 18 december 2014 |
| Verzamelplan Gemeente Slochteren 2015-1 | 2 juli 2015 |
| Verzamelplan Gemeente Slochteren 2016-1 | 7 juli 2016 |
| Verzamelplan Gemeente Slochteren 2017-1 | 6 juli 2017 |
In vervolg op dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 verder ingezoomd op het planologisch beleidskader en de relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven op welke manier de opgestelde beleidsregels zijn verwerkt in het plan. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 een korte toelichting gegeven op de (juridische) regels. Hoofdstuk 5 beschrijft de financiële consequenties van het plan en geeft weer of het plan economisch uitvoerbaar is. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 het verloop van de voorbereidende procedure weergegeven.
Doordat het toetsingskader integraal als Bijlage 1 is opgenomen, samen met de bijbehorende beleidskaart in Bijlage 2, wordt voor een uitleg en toelichting op de regels verwezen naar deze bijlagen.
Een groot deel van de voorwaarden die gelden voor kleinschalige windturbines vloeien voort uit landelijke regelgeving. Met name op het gebied van bouw en milieu zijn de nodige eisen van toepassing. Hier is geen ruimte voor eigen beleid, een kleinschalige windturbine moet voldoen aan de landelijke regelgeving.
Een kleinschalige windturbine is een bouwwerk. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is voor de realisering van een bouwwerk een omgevingsvergunning vereist. De enige uitzondering op deze regel vormt de categorie bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten, die zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist. Een kleinschalige windturbine met een bouwhoogte van maximaal 15 meter, is niet in dit besluit opgenomen. Dat betekent dat voor de plaatsing van een kleinschalige windturbine altijd een omgevingsvergunning is vereist.
Het Bouwbesluit is een uniforme landelijke regeling op basis van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). In dit besluit staan algemene regels en voorwaarden waaraan een bouwwerk moet voldoen. Het betreft hierbij zowel eisen die gesteld worden aan de constructie en de veiligheid van het gehele bouwwerk als normen waaraan de verschillende componenten moeten voldoen. Toetsing aan het Bouwbesluit levert in de praktijk geen problemen op, omdat de aanvrager veelal eenvoudig kan aantonen middels het aanleveren van de juiste informatie dat voldaan wordt aan de technische voorschriften (bijvoorbeeld ten aanzien van de constructie).
In de Bouwverordening en in het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn met name eisen gesteld aan de situering van bouwwerken en de toegestane hoogte. Kleinschalige windturbines worden niet expliciet genoemd in de Bouwverordening en het Bor.
De definitie van een inrichting in de Wet milieubeheer (Wm) is: “elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht”. De bepalingen van de Wm zijn slechts van toepassing op inrichtingen die worden beschreven in het Besluit omgevingsrecht (Bor) hoofdstuk 2, § 2.1, artikel 2.1.
Met ingang van 1 januari 2011 is nieuwe regelgeving voor windturbines in werking getreden. Met de wijziging van de algemene regels van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 749) is beoogd om voor zover mogelijk alle windturbines onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit te brengen. Het oprichten en in werking hebben van een windturbine valt normaal gesproken onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en is op basis hiervan meldingsplichtig. Daarnaast worden hieraan regels gesteld, de belangrijkste zijn in de paragraaf 2.4 Omgevingsaspecten verder uitgewerkt.
Op 17 juni 2009 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2009-2013 vastgesteld. Het POP bevat het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Het POP is strategisch van aard en gaat over de kwaliteit, de inrichting en het beheer van de leefomgeving. Ter uitvoering van het beleid uit het POP is op 17 juni 2009 eveneens de Provinciale Omgevingsverordening (POV) vastgesteld. Aanvullingen en wijzigingen zijn vastgesteld op 2 februari 2011, 9 maart 2011 en 20 maart 2013. De POV bevat onder meer algemene regels voor de inhoud van bestemmingsplannen. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op het lokale niveau.
In de POV is bepaald dat een bestemmingsplan niet mag voorzien in de plaatsing van nieuwe windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer. Tot 15 meter is er geen provinciaal belang en heeft de gemeente beleidsvrijheid. Voorliggende beleidsnotitie past binnen deze regels.
Door de provincie wordt gewerkt aan een nieuwe 'Omgevingsverordening Provincie Groningen 2015'. De ontwerp verordening is op 16 maart 2015 ter inzage gelegd. In de ontwerp verordening is de regeling voor kleinschalige windturbines ongewijzigd. De gemeente Menterwolde en de gemeente Slochteren hebben beide een zienswijze ingediend. Hierbij is door de gemeente Slochteren onder andere een opmerking gemaakt over kleinschalige windturbines. Slochteren stelt voor om kleinschalige windturbines ook buiten het agrarisch bouwperceel via een eenvoudige en snelle procedure mogelijk te maken. Door voorwaarden op te nemen als een goede landschappelijke inpassing en een maximale afstand van bestaande bebouwing blijft het principe van 'concentratie van agrarische bebouwing' overeind. Versoepeling van deze regels sluit draagt bij aan het provinciale doel van het streven naar een duurzame energievoorziening.
Vanwege een nieuw bestuur met een andere koers, na de provinciale statenverkiezingen van 2015, is het eerste ontwerp van de Omgevingsverordening van tafel en is er een nieuw ontwerp opgesteld. Dit ontwerp is vanaf 1 februari 2016 ter inzage gelegd. Ook in die nieuwe ontwerp is niet voorzien in kleinschalige windturbines buiten een agrarisch bouwperceel. Er heeft bestuurlijk overleg tussen gemeente en provincie plaats gevonden. Voorgesteld is dat Slochteren (wederom) een zienswijze indient voor dit onderwerp.
Pilot provincie
Vanuit Slochteren is er namens het college opnieuw een zienswijze ingediend. De provincie heeft mede vanwege deze zienswijze besloten de POV aan te passen. In de Omgevingsverordening wordt ruimte geboden voor één pilot, waarbij maximaal drie windturbines met een ashoogte van maximaal 15 meter binnen een zone van 25 meter rond een agrarisch bouwperceel worden toegestaan. Het college van Slochteren heeft vervolgens een verzoek ingediend om van deze pilot gebruik te mogen maken.
Op 21 november 2017 heeft Gedeputeerde Staten gemeente Slochteren als 'pilotgemeente' aangewezen. Dit besluit is nu ook verwerkt in de regels en het toetsingskader (zie Regels bijlage 1).
In de geldende bestemmingsplannen zijn geen specifieke regels voor kleinschalige windturbines opgenomen. Deze objecten worden nu getoetst als 'overig ander bouwwerk'. In de verschillende bestemmingsplannen is de toegestane bouwhoogte vastgelegd op 5 meter. Dit is ontoereikend voor de meeste kleinschalige windturbines.
Mede vanwege de beperkte mogelijkheden op basis van de huidige bestemmingsplannen heeft de gemeente heeft specifieke beleidsregels voor kleinschalige windturbines opgesteld. Dit beleid is vastgesteld op 8 december 2015. Dit facetbestemmingsplan is de rechtstreekse vertaling van deze beleidsregels naar het bestemmingsplan.
De reikwijdte is beperkt tot windturbines met een ashoogte van maximaal 15 meter, die gebruikt worden voor eigen energievoorziening voor bijvoorbeeld particulieren of bedrijven. Het leveren van stroom aan meerdere huishoudens (bijvoorbeeld namens een energie coöperatie) valt hier ook onder, mits voor eigen gebruik en zonder winstoogmerk. Het commercieel produceren van stroom, voor meer dan alleen eigen gebruik, valt niet onder het nieuwe beleid.
Voor het oprichten van een kleinschalige windturbine is een omgevingsvergunning vereist. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) getoetst worden aan de welstandeisen. De welstandscriteria zijn opgenomen in de 'Welstandsnota 2015' van de gemeente Slochteren.
In de welstandsnota zijn (nog) geen specifieke toetsingscriteria opgenomen voor kleinschalige windturbines. Deze moeten dan ook getoetst worden aan de algemene criteria. In de algemene criteria is onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:
De risico's van windturbines worden de laatste tijd steeds meer aan het begrip 'externe veiligheid' en omgevingsveiligheid gelinkt. Reden hiervoor is dat de aanwezigheid van windturbines in de nabijheid van risicobronnen consequenties kan hebben voor deze risicobronnen. De kans op een calamiteit neemt toe door de risico's van de windturbine(s). Dit geldt voor stationaire bronnen maar ook voor buisleidingen. Het voorgaande geldt alleen voor grootschalige windturbines met een ashoogte van 60 meter of meer. Op dergelijke windturbines is het 'Handboek Risicozonering Windturbines' van toepassing. Kleinschalige windturbines, zoals bedoeld in dit bestemmingsplan, vormen vanuit externe veiligheidsoogpunt geen risicovolle objecten. Het plaatsen van kleinschalige windturbines werkt dan ook niet risicoverhogend. Deze conclusie trekt de veiligheidsregio Groningen.
Afstand tot gasinfrastructuur
Op verzoek van de Gasunie wordt er wel rekening gehouden met (relevante) gasinfastructuur. De afstand tussen een kleinschalige windturbine en gasinfrastructuur welke is opgenomen in het bestemmingsplan, bedraagt minimaal 25 meter. In het bestemmingsplan is namelijk alle planologisch relevante gasinfrastructuur opgenomen. Indien een kleinschalige windturbine buiten de 25 meter afstand wordt gerealiseerd, heeft de plaatsing van de windturbine geen effect op de veilige ligging en integriteit van de gasinfrastructuur.
Afstand tot hoogspanningsinfrastructuur
Op verzoek van TenneT is er ook een afstandseis tot infrastructuur van hoogspanningsleidingen toegevoegd aan het toetingskader. Het is in het belang van TenneT dat kleinschalige windturbines de leveringszekerheid van electriciteit niet in gevaar brengen. TenneT bepaald de afstand die volgens hun moet worden aangehouden tussen assets van TenneT en een kleinschalige windturbine op basis van het 'Handboek Risicozonering Windturbines'. TenneT verzoekt de gemeente om in het bestemmingsplan op te nemen dat de gewenste afstand moet voortvloeien uit de berekening conform het Handboek (ballistisch model zonder luchtkrachten).
Vanwege twee redenen vraagt TenneT om een relatief grotere afstand aan te houden dan is opgenomen in het 'Handboek' voor grote windturbines: In de eerste plaats omdat in het beleid geen eis voor certificering is opgenomen en ten tweede omdat de veiligheidsmaatregelen bij kleinschalige windturbines afwijken van de grote exemplaren. Hierdoor vraag Tennet om de maximale werpafstand bij tweemaal toerentaal, in plaats van eenmaal toerental (zoals in het ' Handboek' is vastgelegd) aan te houden. Deze aangepaste richtlijn heeft TenneT in een notitie opgenomen die op ons verzoek is opgesteld. De notitie is als Bijlage 1 Notitie TenneT opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan.
In eerste instantie heeft de raad ingestemd met een aangepaste normering (1,5 keer nominaal toerental). Vanwege het beroep en de uitspraak van de Raad van State wordt de zienswijze heroverwogen en uitgegaan van 2 keer nominaal toerental.
Voor de geluidsnormen wordt, om de hinder voor omwonenden zo veel als mogelijk te beperken, aansluiting gezocht bij de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Het totale geluidniveau wat een inrichting maximaal mag produceren op de gevel van omwonenden en andere geluidgevoelige objecten is opgenomen in het Activiteitenbesluit. Een windturbine of een combinatie van windturbines moet, ten behoeve van het voorkomen of beperken van geluidhinder, voldoen aan de norm zoals is aangegeven in het Activiteitenbesluit.
Voor windturbines gelden specifieke geluidnormen: een norm van ten hoogste 47 dBLden als dagwaarde en een norm van ten hoogste 41 dBL voor de nacht op de gevel van gevoelige gebouwen en op de grens van het terrein bij gevoelige terreinen.
In het activiteitenbesluit zijn ook regels voor het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering opgenomen. Voor bepaalde situaties is het nodig dat een windturbine is voorzien van een automatische stilstandvoorziening, die de windturbine afschakelt als er slagschaduw optreedt bij gevoelige objecten. Dit is nodig als:
De afstand wordt bepaald van een punt op ashoogte van de windturbine tot de gevel van het gevoelige object. Het bevoegd gezag kan met betrekking tot het in werking hebben van een kleinschalige windturbine aanvullende maatwerkvoorschriften stellen, ten behoeve van het voorkomen of beperken van hinder door slagschaduw en lichtschittering.
De Flora- en Faunawet is ingesteld ter bescherming en behoud van alle in het wild levende inheemse planten- en diersoorten. In deze wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet mogen worden gedood, gevangen of verontrust. Beschermde planten mogen niet worden geplukt, uitgestoken of verzameld. Deze wet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige gevolgen voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.
Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, in dat geval kan een ontheffing worden verleend. Voor alle soorten geldt een algemene zorgplicht, wat inhoud dat men zorgvuldig om moet gaan met de flora en fauna ter plaatse. Deze zorgplicht geldt ook als er een ontheffing is verleend voor de beschermde soorten.
Bij elke aanvraag voor plaatsing van een kleine windturbine zal per locatie gekeken moeten worden of de Flora- en Faunawet van toepassing is. Wanneer dit het geval is, zal de initiatiefnemer een ontheffing moeten aanvragen bij het Ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie.
Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.
Het plaatsen van kleinschalige windturbines is alleen toegestaan met een omgevingsvergunning (en afwijkingsbevoegdheid). Bij de beoordeling van deze aanvragen wordt het aspect water ook beoordeeld waar nodig. In de regels wordt rekening gehouden met het plaatsen van kleinschalige windturbines in natuurgebieden. De kleine turbines kunnen worden ingezet bij het leveren van energie aan kleine gemalen en pompen bij afwezigheid van een (vaste) elektriciteitsinfrastructuur.
Archeologie
Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen.
Dit facetbestemmingsplan doet geen afbreuk aan de huidige bestemmingsplannen waarin archeologische waarden door middel van een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' zijn geborgd. Op basis van deze bestaande regels wordt bepaald of er een archeologisch onderzoek nodig is of eventueel dat plaatsing op de betreffende plek ongewenst is. Vanwege de beperkte 'footprint' van kleinschalige windturbines zal er naar verwachting in veel gevallen vanuit archeologie geen beperking zijn.
Bebouwd erfgoed
Vanwege de bijzondere cultuurhistorische waarden en de samenhang in de bestaande ruimtelijke structuur, zijn er geen (kleinschalige) windturbines toegestaan binnen het beschermd dorpgezicht.
Voor plaatsen bij monumenten, beeldbepalende en/of karakteristieke panden buiten het beschermd dorpsgezicht is altijd een positief advies van een onafhankelijk deskundige op het gebied van landschap en stedenbouw een vereiste bij een aanvraag omgevingsvergunning voor een kleinschalige windturbine. Een Rijksmonument, beeldbepalend pand of karakteristiek pand is beeldbepalend in zijn omgeving en heeft een bijzonder karakter. Dit beeld moet niet verstoord worden door het plaatsen van een kleinschalige windturbine, hierdoor is een zwaardere motivering noodzakelijk. Voor andere locaties kan worden volstaan met een reguliere welstandstoets.
Dit hoofdstuk vormt een uiteenzetting van verschillende uitgangspunten die in het bestemmingsplan hun doorwerking vinden. Enerzijds heeft dit betrekking op beleidsregels die door het college zijn vastgesteld en anderzijds gaat het om aspecten die op grond van de provinciale omgevingsverordening (vastgesteld d.d. 17 juni 2009) onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan.
Kleinschalige windturbines worden in het kader van dit bestemmingsplan beperkt tot een ashoogte van maximaal 15 meter. Deze grens sluit aan bij het provinciaal beleid.
Kleinschalige windturbines zijn in veel verschillende modellen en maten beschikbaar. De windturbines zijn te verdelen in Horizontale As Turbines (HAT type), Verticale As Turbines (VAT type) en bijzondere types.
Voor een HAT type is de optimale stand naar de wind toe, de turbine zoekt zelf deze stand op met behulp van een staart of kruimotor. Hierdoor zijn locaties met een constante windrichting het meest geschikt voor dit type.
VAT types zijn turbines die geschikt zijn voor een turbulente omgeving, door hun omgeving staan deze turbines altijd in de juiste positie ten opzichte van de wind. Hierdoor hoeft de turbine niet constant met de wind mee te draaien. Bepaalde turbines kunnen zowel horizontale als verticale luchtstromen benutten. Daardoor bereiken ze bij toepassing op hoge gebouwen een hoger rendement.
Door voortschrijdende technologische ontwikkelingen komen er steeds nieuwe type turbines bij. Hieronder staan 3 voorbeelden van turbines die een horizontale as hebben maar geen wieken en hierdoor meer de verschijningsvorm van een VAT turbine hebben (horizontaal geplaatst). Deze bijzondere HAT-turbines worden dan ook gelijk geschaard met de categorie VAT-turbines.
De beleidsregels zijn bedoeld voor kleinschalige windturbines die gebruikt worden voor de energievoorziening van de locatie waar hij geplaatst wordt. De kleinschalige windturbine is ondersteunend aan het gebruik dat volgens het bestemmingsplan voor de betreffende locatie toelaatbaar is. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het leveren van energie voor het ter plaatse aanwezige bedrijf of woning. Het leveren van stroom aan meerdere huishoudens (bijvoorbeeld namens een energie coöperatie) valt hier ook onder, mits voor eigen gebruik en zonder winstoogmerk.
Commercieel gebruik valt niet onder de reikwijdte van voorliggend beleid. Deze vorm van toepassing van kleinschalige windturbines is niet ondersteunend aan de hoofdfunctie en wordt gezien als zelfstandige activiteit. Verzoeken met een dergelijke toepassing van kleinschalige windturbines worden apart beoordeeld.
Het toetsingskader uit het beleid Kleinschalige windturbines is integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan is uitsluitend opgesteld om het toetsingskader door te vertalen naar alle (relevante) bestemmingsplannen.
Het beleid Kleinschalige windturbines is vastgesteld op 8 december 2015 door het college van burgemeester en wethouders.
Dit beleid heeft een inspraaktraject doorlopen en is aan verschillende overlegpartners voorgelegd. De inspraak- en vooroverlegreacties hebben voor een aantal punten geleid tot aanpassing van het (ontwerp)beleid. Doordat het bestemmingsplan, en specifiek de nieuwe bestemmingsregels, volledig zijn gebaseerd op het toetsingskader, is besloten af te zien van een 'voorontwerpbestemmingsplan'.
Het toetsingskader uit de beleidsregels vormt het afwegingskader voor het verlenen van medewerking voor een omgevingsvergunning voor het (binnenplans) afwijken van de bestemmingsregels voor een kleinschalige windturbine. Het toetsingskader zoals opgenomen in Bijlage 1 bestaat uit criteria's met een bijbehorende toelichting. De beleidskaart in Bijlage 2 maakt ook onderdeel uit van het toetsingskader.
In aanvulling op de welstandscriteria gelden er bij aanvragen voor kleinschalige windturbines op bijzondere locaties aanvullende regels ten aanzien van een goede ruimtelijke inpassing.
Bij aanvragen voor kleinschalige windturbines op bijzondere locaties, zoals nabij monumenten, karakteristieken panden of in landschappelijke waardevolle gebieden is een (positief) advies van een onafhankelijke deskundige of het gebied van landschap en/of stedenbouw een vereiste.
Het planologisch-juridisch regelen van kleinschalige windturbines is bij uitstek een maatregel om duurzame energie te stimuleren. Specifiek door het bieden van een toetsingskader en door planologische belemmeringen weg te nemen.
De planologisch regeling voor kleinschalige windturbines is juridisch vormgegeven als een facetbestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de regels zijn niet rechtstreeks zjin verwerkt in de onderliggende bestemmingsplannen, maar dat het plan slechts een facet van deze onderliggende plannen herziet.
In de regels bij dit bestemmingsplan is een lijst opgenomen van bestemmingsplannen waarop het facetbestemmingsplan van toepassing is.
De regels in het facetbestemmingsplan voegen specfieke regels voor het plaatsen van kleinschalige windturbines in de onderliggende bestemmingsplannen toe.
Het facetplan regelt dat windturbines bij recht niet zijn toegestaan in onderliggende bestemmingsplannen, maar via een afwijking van het facetplan wel te realiseren zijn. Dit betekent dat de bouw van windturbines in beginsel niet is toegestaan.
De facetregeling herziet zowel bestaande digitale als bestaande niet digitale bestemmingsplannen. De eerste categorie bestaat uit plannen die zijn opgesteld conform IMRO2008/20102 en SVBP2008/2012 en digitaal ter inzage zijn gelegd als ontwerp. De tweede categorie bestaat uit de oudere plannen die als ontwerp ter inzage zijn gelegd voor 1 januari 2010. Conform artikel 8.1.2 van het Besluit ruimtelijk ordening (Bro) zijn de eisen op het gebied van elektroni-sche beschikbaarstelling en vaststelling niet van toepassing op deze tweede categorie. De gemeente heeft er echter voor gekozen één facetbestemmingsplan te maken, dat voor alle genoemde bestemmingsplannen geldt.
Het facetbestemmingsplan wordt ook digitaal beschikbaar gesteld. Voor de regels en verbeelding is aangesloten op de RO standaarden 2012, waarvan toepassing vanuit het Bro wettelijk is verplicht. Onderdeel van de verplichte regels zijn een overgangsregeling en een anti-dubbeltelregel.
De verbeelding van het facetbestemmingsplan beperkt zich tot een plancontour van het plangebied. Voor het hele plangebied blijft daarnaast de verbeelding geldig, zoals deze onderdeel uitmaakt van de overige geldende bestemmingsplannen.
Dit plan heeft uitsluitend als doel om het beleidskader voor kleinschalige windturbines door te vertalen naar de verschillende bestemmingsplannen. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. Het oprichten van kleinschalige windturbines is alleen toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels. De kosten voor de gemeente betreffen het beoordelen van deze aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. De economische uitvoerbaarheid ligt in de handen van initiatiefnemers.
Dit bestemmingsplan bevat geen aangewezen bouwplan (artikel 6.12 Wro jo. 6.2.1.). Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.
In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.
Bij het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid (zoals aangegeven in paragraaf 5.1) wordt een planschadeovereenkomst gesloten met de betreffende aanvrager. Hiermee komen eventuele planschadekosten voor rekening van de aanvrager. Dit geldt voor alle afwijkingen van het bestemmingsplan en dus ook voor kleinschalige windturbines.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd met het waterschap, diensten van het rijk en provincie die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening en eventueel andere gemeenten.
Het facetbestemmingsplan is in feite niet meer dan een planologische vertaling van het vastgestelde beleid naar het bestemmingsplan.
Het ontwerpbeleid heeft voor inspraak en vooroverleg ter inzage gelegen. Het ontwerpbeleid is daarbij aan een brede groep partners bekend gemaakt:
Bij de vaststelling van het beleid is rekening gehouden met inspraak- en vooroverlegreacties op het beleid.
De Wro verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak, niet anders dan de procedure op grond van de Awb. Omdat het facetbestemmingsplan een planologische vertaling is van de beleidsregels die al inspraaktraject hebben doorlopen, wordt afgezien van een voorontwerp en inspraak.
Het ontwerp is wordt uiteraard wel aan de (vaste) overlegpartners voorgelegd, inclusief provincie en het waterschap.
De provincie en leidingbeheerder TenneT hebben zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van commentaar in Bijlage 2 Nota ZCW van de Toelichting.