Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Meenteweg 119 te Schildwolde
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1952.BPMeenteweg119-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.2 achtererf
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig
loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te
doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.3 additionele voorzieningen
gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt
zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren;
 
1.4 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen
en/of het houden van dieren, waaronder productiegerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie
met volledig bedrijfseigen mestbewerking/-verwerking en mestraffinage (minivergisters);
 
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
 
1.6 basisbestemming
een bestemming die samenvalt met één of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemmingen;
 
1.7 bassin
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water;
 
1.8 bebouwing
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bebouwingspercentage
het op de verbeelding aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel, dat ten
hoogste mag worden bebouwd;
 
1.10 bedrijf
elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst
van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of
activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke,
commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in
loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één
bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en
organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren;
 
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten
gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige
bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.13 bedrijfswoning 
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van)
een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk
is;
 
1.14 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico
c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
 
1.15 bestaand
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
 
1.16 bestaande situatie (stikstofdepositie)
  1. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van:
    1. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2 van de Wet Natuurbescherming, of
    2. een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of
  2. indien een vergunning als bedoeld onder 1 ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik.
 
1.17 bestaande stalvloeroppervlakte
  1. gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes (inclusief overdekte uitloop) waarin dieren worden gehouden, en de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden, zoals op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is of gerealiseerd kan worden op grond van een omgevingsvergunnning;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
 
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.19 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk
met een dak;
 
1.22 biomassavergisting
het opwekken van energie op een of bedrijf (biogaswinning). In geval van het agrarisch bedrijf vindt de
activiteit plaats waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten
afkomstig van dit bedrijf, hetzij het produkt waaronder restprodukt voor minimaal 50% wordt gebruikt op
dit bedrijf;
 
1.23 boogstal
bouwwerk vergelijkbaar met een serrestal echter zonder tunnelframes. De stal is opgebouwd uit een
onderbouw en bovenbouw met een kolomloze boogvormige overspanning;
 
1.24 boomteelt
de teelt van boomkwekerijgewassen;
 
1.25 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling
van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie,
landschap, milieu en recreatie;
 
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;
 
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting
van onderbouw en kapverdieping;
 
1.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
 
1.30 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.32 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van
bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.33 cultuurgrond
grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en
bosbouw;
 
1.34 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan
door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft
gemaakt. Komt tot uitdrukking in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de
(voormalige)bebouwing;
 
1.35 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;
 
1.36 dakopbouw
een gedeelte van een gebouw van beperkte omvang op het platte deel van het dak van de
hoofdbebouwing, niet zijnde een bouwlaag;
 
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;\
 
1.38 erfbeplanting
opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een landschappelijke afscherming vormt op de
grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt of die verspreid over een dergelijk
bouwperceel voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor de inpassing van de betreffende
bebouwing in het landschap;
 
1.39 erfinrichtingsplan
een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling landschappelijk en ruimtelijk
wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;
 
1.40 evenement
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter,
plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning
en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of
daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, festiviteiten, bijeenkomsten;
 
1.41 foliebassin
een mestbassin uitgevoerd als een met folie beklede grondput met of zonder omdijking;
 
1.42 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
 
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
 
1.44 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
 
1.45 geluidsgevoelige objecten
geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet
geluidhinder en/of Besluit geluidhinder;
 
1.46 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van
agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, hieronder mede begrepen een
melkrundveehouderij;
 
1.47 hogere waarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van
geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan
worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.48 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming dan wel door zijn constructie of afmeting, als het belangrijkste
bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
1.49 hoofdverblijf
de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het
sociale leven van deze persoon zich afspeelt;
 
1.50 huishouden
een zelfstandig persoon dan wel een samenwonend persoon of groep van personen met een mate van
verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een complex van ruimte gebruik
maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
 
1.51 kamerverhuur
verhuur van ruimte(n) in een (deel van een ) gebouw die geschikt is voor of geschikt te maken is voor
(nacht)verblijf, niet vallende onder het begrip logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet zijnde
een zelfstandige woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, ongeacht de duur van het verblijf en al
dan niet tegen betaling;
 
1.52 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander
daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel
wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Hieronder vallen mobiele en plaatsgebonden
kampeermiddelen;
 
1.53 kampeerstandplaats
een plaats op een kampeerterrein bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;
 
1.54 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop
gelegenheid te geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of
trekkershutten en/of het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen het houden van recreatief
nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten;
 
1.55 kap
constructie ter afdekking van een gebouw of overkapping waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een
muur, met tenminste één hellend vlak van tenminste 15°;
 
1.56 karakteristieke gebouwen
gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur,
landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdrage aan de herkenbaarheid van de omgeving,
gaafheid of zeldzaamheid;
 
1.57 kas
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan
de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal,
dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;
 
1.58 kelder
bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil
is gelegen;
 
1.59 kleinschalige duurzame energieopwekking
energie die kleinschalig wordt opgewekt met natuurlijke bronnen zoals zon, wind en aardwarmte, het
gaat hier bijvoorbeeld om kleinschalige windturbines of zonnepanelen voor eigen gebruik in
grondopstelling, geen zonnepark zijnde, van maximaal 200 m2 per bouwperceel waarbij niet meer dan
50% van het bouwperceel mag worden benut . Biomassa-installaties vallen hier niet onder.
 
1.60 kleinschalige windturbine
een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, met een ashoogte
van maximaal 15 meter;
 
1.61 kleinschalige horeca
diverse ondergeschikte vormen van horeca zoals, theetuin, bed&breakfast, alsmede ondersteunende
horeca zoals opgenomen in de beleidsnotitie Kleinschalige Bedrijvigheid Buitengebied;
 
1.62 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat
gebied;
 
1.63 maatwerkmethode
methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel overeenstemming te bereiken over
omvang, situering en inrichting van een project binnen een plangebied;
 
1.64 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden
aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend
uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar
overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere
door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
 
1.65 mestbassin
een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is
gelegen onder een stal;
 
1.66 mestopslag
opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders
dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen);
 
1.67 mestsilo
een constructie van beton, hout of staal bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie
die geheel of gedeeltelijk is ingegraven ten behoeve van de opslag van mest. Onder een mestsilo wordt
niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een
gebouw;
 
1.68 mini-camping
een kampeerterrein waarop tijdens de periode tussen 15 maart en 31 oktober ten hoogste 25
kampeerstandplaatsen voor mobiele kampeermiddelen aanwezig zijn;
 
1.69 mobiel kampeermiddel
een kampeermiddel dat korter dan 8 maanden op een kampeerterrein geplaatst is of geplaatst kan
worden. Hieronder valt een tent, tentwagen, camper of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig
ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor
ingevolge artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een
omgevingsvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of
ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief
verblijf;
 
1.70 Moederplan:
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van gemeente Midden-Groningen met identificatienummer
NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01 vastgesteld op 3 februari 2022 door de raad van de gemeente
Midden-Groningen.
 
1.71 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en
biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
 
1.72 nevenactiviteiten
aan de agrarische hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de
agrarische bedrijfsvoering betreffen;
 
1.73 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf, een intensief
kwekerijbedrijf of een bijzondere dierenhouderij;
 
1.74 kleinschalige nevenactiviteiten
niet agarische bedrijvigheid in het buitengebied zoals, boerderijwinkels, boerengolf, kinderopvang zoals
opgenomen in de de beleidsnotitie Kleinschalige Bedrijvigheid Buitengebied
 
1.75 nutsvoorzieningen
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en
dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes,
bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken
is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie,
een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
 
1.76 ondergeschikte functie
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende
(hoofd)functie, maar indien dat in de doeleindenomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie
niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;
 
1.77 ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van
kleine etenswaren en dranken, niet zijnde alcoholische dranken. Tot ondergeschikte horeca worden
mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;
 
1.78 opgaande meerjarige teelt
de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan
houtige gewassenen naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige
gewassen;
 
1.79 overige aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, dan
wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel
van handwerk, die door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt
uitgeoefend door een bewoner van het perceel ondersteund door maximaal één andere arbeidskracht,
waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;
 
1.80 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten
hoogste één wand;
 
1.81 plaatselijke verhogingen
afzuig-/luchtbehandelinginstallaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen/-koepels, meetapparatuur,
schoorstenen, en zend-/ontvangstinstallaties en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen
bouwonderdelen bovenop een bouwwerk;
 
1.82 plaatsgebonden kampeermiddel
een bouwwerk dat langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te
verplaatsen is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf;
waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut;
 
1.83 platte afdekking
een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale
vlak;
 
1.84 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
 
1.85 reclamemast
bouwwerk, geen gebouw zijnde, uitsluitend ten behoeve van reclame-uitingen;
 
1.86 risicogevoelig bouwwerk c.q. object
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, dat kan worden
aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
 
1.87 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het
bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
 
1.88 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf,
waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater
of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.89 serrestal
een foliestal met boogconstructie en tunnelframes met dakbedekking bestaande uit één of twee lagen
kunstof folie met daarovereen een schaduwdoek. De gevels bestaan uit een lage keerwand met
daarboven een windbreekgaas of een ventilatiegordijn;
 
1.90 silo
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen, waaronder mest;
 
1.91 teeltondersteunende kas
een verplaatsbaar bouwwerk van lichte constructie in, op of boven de grond dat door agrarische
bedrijven en kwekerijen met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating of
  • het voorkomen van schade door vorst;
 
1.92 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat gedurende het gehele jaar de arbeidsomvang heeft van tenminste 1
volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn is verzekerd;
 
1.93 voorerf
gedeelte van het erf voor de voorgevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde
daarvan;
 
1.94 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een
weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als
voorgevel moet worden aangemerkt;
 
1.95 voorkeursgrenswaarde
de ten hoogste toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
 
1.96 vrij beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn
beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een
bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of overige
aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten;
 
1.97 windturbine
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
 
1.98 wonen
het verblijf houden of gehuisvest zijn in een woning;
 
1.99 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.100 woongebouw
een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is
gelegen;
 
1.101 woonwagen
een voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en
dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
 
1.102 woonwagenstandplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op
het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden
aangesloten;
 
1.103 zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en
juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en daarmee naar de
aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de afstand tot de perceelsgrens
wordt gemeten over de afstand vanaf enig punt van het gebouw tot de perceelsgrens waar die het
kortst is;
 
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk
te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 de dakhelling
wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van
het bouwwerk. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het
bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd tellen mee in de oppervlakteregeling voor
bebouwing;
 
2.7 het peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die wordt vastgelegd in een peilbesluit;
 
2.8 de wieklengte van een windturbine
de afstand tussen het uiterste punt van een wiek en de naaf;
 
2.9 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
 
2.10 ondergeschikte bouwdelen
zie 5.1 Algemeen onder a.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken en overkappingen;
Met daaraan ondergeschikt:
  1. wegen en paden;
  2. groen-, nuts- en speelvoorzieningen;
  3. voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  4. bijbehorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen.
en tevens voor:
  1. kleinschalige horeca en kleinschalige nevenactiviteiten, mits voldaan wordt aan 3.4.1 onder c;
  2. een mini-camping, mits voldaan wordt aan 3.4.1 onder d;
  3. een vrij beroep of overige aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, mits voldaan wordt aan 3.4.1 onder e;
  4. kleinschalige duurzame energieopwekking;
 
3.2 Bouwregels
Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende
bepalingen, waarbij bestaand is toegestaan.
 
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan;
  2. de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 meter, tenzij op de naastgelegen percelen geen burgerwoningen aanwezig zijn;
  3. het bouwen van serre-, vrijloop- en boogstallen is niet toegestaan;
  4. ligboxenstallen (uitgezonderd uitbreiding van bestaande ligboxenstallen) zijn uitsluitend toegestaan indien de lichtsterkte niet meer dan 150 lux bedraagt, tenzij die stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met tenminste 90% reduceren;
  5. de maatvoering van bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken of overkappingen voldoet voorts aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
  
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. per agrarisch bouwvlak is één bedrijfswoning toegelaten, dan wel een extra bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tweede bedrijfswoning';
  2. de afstand van bedrijfswoningen ten opzichte van de weg bedraagt niet minder dan de bestaande afstand;
  3. de maatvoering van een bedrijfswoning en bijbehorend bouwwerken voldoet voorts aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
    
3.2.3 Opslag
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van opslag gelden de volgende regels:
  1. voedersilo's, kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan. In afwijking hiervan geldt dat bestaande platen buiten het bouwvlak ten dienste van opslagdoeleinden zijn toegestaan;
  2. de maatvoering van een bouwwerk voldoet voorts aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
     
3.2.4 Kleinschalige windturbines
Voor het bouwen van kleinschalige windturbines gelden de volgende regels:
  1. kleinschalige windturbines zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan dan wel buiten het buiten het bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige windturbine';
  2. de bouwhoogte van een kleinschalige windturbine bedraagt ten hoogste 15 m;
  3. voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. maximaal 3 windturbines worden geplaatst;
    2. voldaan wordt aan het Toetsingscriteria kleinschalige windturbines zoals opgenomen in Bijlage 9 zoals opgenomen in het moederplan;
 
3.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van
overkappingen, geldt dat de maatvoering dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema
zijn gesteld:
 
       
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Maatvoering
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van 8.2, een omgevingsvergunning verlenen voor het
afwijken van:
  1. het bepaalde in 3.2.1 onder c voor de bouw van serre-, vrijloop- en boogstallen, mits:
    1. de situering van de stal geen onevenredige afbreuk doet aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
    2. over de landschappelijke aanvaardbaarheid advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
  2. het bepaalde in 3.2.5 voor het oprichten van een mestvergistinginstallatie mits de afwijking zoals bedoeld in 3.5.1 kan worden verleend;
 
3.3.2 Opslag buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van 8.2, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken
van het bepaalde onder 3.2.3 en toestaan dat het bouwen van een voorziening ten behoeve van opslag
buiten het bouwvlak mogelijk wordt gemaakt, onder voorwaarden dat:
  1. het gaat om de opslag in de vorm van veevoer en mest;
  2. er op grond van mileuhygiënische en/of ruimtelijke beperkingen geen mogelijkheden zijn voor plaatsing binnen of direct aansluitend op het bouwvlak, en;
  3. alle bouwwerken worden opgericht binnen een afstand van 25 meter vanaf het bouwvlak; en
  4. andere ruimtelijk relevante belangen niet onevenredig worden geschaad; en
  5. over de landschappelijke aanvaardbaarheid en de wijze van inpassing van de voorzieningen voor mestopslag en voor opslag van veevoer advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur; en
  6. de nakoming van eventueel te stellen voorwaarden aan de landschappelijke inpassing van de voorzieningen voor mestopslag en voor opslag van veevoer aansluitend op het agrarisch bouwperceel, wordt geborgd in de vorm van een voorwaardelijke verplichting of voorwaarde bij de omgevingsvergunning; en
  7. de maatvoering voldoet aan de eisen die in volgende bouwschema zijn gesteld:
         
3.4 Gebruiksregels
3.4.1 Toegestaan gebruik
Tot een toegestaan gebruik van de gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt gerekend:
  1. het opslaan van mest ten behoeve van het eigen agrarisch bedrijf;
  2. het gebruik van gronden ten behoeve van ondergeschikte bosbouw, sierteelt, fruitteelt, boomteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:
    1. de teelt niet wordt toegepast ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap';
    2. zoveel mogelijk aansluiting wordt gevonden bij bestaande opgaande elementen, zoals bosgebieden, dorpskernen, bebouwingslinten, bestaande gronden met opgaande meerjarige teeltvormen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebieden;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor kleinschalige horeca of kleinschalige nevenactiviteiten zoals genoemd onder 3.1 onder g, mits voldaan wordt aan het toetsingskader uit de beleidsnota kleinschalige bedrijvigheid zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 8 zoals opgenomen in het moederplan;
  4. het gebruiken van de gronden en bouwwerken voor een mini-camping zoals genoemd in 3.1 onder h, mits voldaan wordt aan de voorwaarden uit de beleidsnotitie kamperen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 11 zoals opgenomen in het moederplan;
  5. het gebruiken van de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en overkappingen voor een vrij beroep of overige aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals genoemd in 3.1 onder i, mits voldaan wordt aan de voorwaarden uit de beleidsnota aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 13 zoals opgenomen in het moederplan.
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mantelzorg.
 
3.4.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt gerekend:
  1. het gebruiken van meer dan één bouwlaag voor het houden van dieren;
  2. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor bewoning;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  4. het gebruik van assimilatiebelichting in kassen. Tenzij de kas is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met 90% reduceert;
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mestvergisting
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van 8.2, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken
van het bepaalde in 3.4.2 sub c ten behoeve van het uitoefenen van een agrarisch bedrijf dat wordt
gecombineerd met het vergisten van mest en verhandelen van de daarbij vrijkomende energie met de
daarbij behorende bebouwing indien sprake is van de volgende methodes van mestvergisting en wordt
voldaan aan de onderstaande criteria:
  1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe;
  2. de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en naar derden afgevoerd;
  3. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe;
  4. de installatie wordt opgericht binnen een bouwvlak;
  5. de capaciteit van de vergisting bedraagt ten hoogste 65 ton per dag;
  6. de bouwhoogte van een mest- en/of biomassavergistingsinstallatie ten hoogste 8 meter bedraagt mits deze afwijking in combinatie met 3.3.1 sub b wordt toegepast;
  7. de infrastructurele ontsluiting van het bouwperceel is toereikend;
  8. afstand tot burgerwoning bedraagt minimaal 100 meter;
  9. deze afwijking is toegestaan voor ten hoogste 10 bedrijven in het buitengebied van Midden-Groningen;
 
3.5.2 Niet-agrarische bedrijvigheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder a in die zin dat
gronden en bouwwerken gebruikt worden voor een niet-agrarische bedrijvigheid beperkt tot
milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in Bijlage 8 zoals opgenomen in het moederplan, en voldaan
wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in Bijlage 8 zoals opgenomen in het moederplan:
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigen situering bouwvlak
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van 9.2, de bestemming Agrarisch - Bedrijf wijzigen in die
zin dat een bouwvlak bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:
  1. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en of andere agrarische producten de situering van het bouwvlak te wijzigen;
  2. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  3. de uitvoering en instandhouding van het onder b genoemde erfinrichtingsplan middels voorschrift in de regels wordt opgenomen.
 
3.6.2 Bouwvlak verwijderen
Het bevoegd gezag kan de bestemming Agrarisch - Bedrijf wijzigen in die zin dat bouwvlakken kunnen
worden verwijderd, mits het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd.
 
3.6.3 Wijzigen ten behoeve van functieverandering
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van artikel 9.1, voor zover het vrijgekomen agrarische
bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven betreft, de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' wijzigen in de
bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond', 'Agrarisch - Paardenhouderij', 'Gemengd', 'Recreatie', 'Wonen',
en 'Wonen - VAB', mits:
  1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels uit Artikel 4, Artikel 6, Artikel 17, Artikel 23, Artikel 29, Artikel 30 van het moederplan toepassing zijn;
  2. de agrarische functie ter plaatse is beëindigd;
  3. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen;
  4. wonen alleen in het hoofdgebouw is toegestaan en in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw;
  5. bedrijfsmatige activiteiten uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met een woonfunctie en beperkt blijven tot bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2 conform de VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering;
  6. niet meer in gebruik zijnde opstallen worden gesaneerd;
  7. ten hoogste 2 bedrijfswoningen mogen worden omgezet in 2 niet-bedrijfswoning.
 
3.6.4 Ruimte-voor-Ruimte
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van artikel 9.1, bij bedrijfsbeëindiging van het agrarisch
bedrijf het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een woning ter compensatie van de afbraak van
minimaal 750 m2 voor hergebruik van niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of
beeldbepalende bebouwing, waarbij de bestemming wordt gewijzigd naar Gemengd, Wonen of Wonen
- VAB, met dien verstande dat de volgende overwegingen in acht worden genomen;
  1. het toevoegen van nieuwe woning past in de woonvisie en in de nieuwbouwruimte die beschikbaar is;
  2. ten hoogste één nieuwe woning is toegestaan;
  3. de bestaande voormalige bedrijfswoning eveneens wordt voorzien van bestemming Gemengd, Wonen, of Wonen - VAB, zoals respectievelijk opgenomen in Artikel 17, Artikel 29 en Artikel 30 van het moederplan;
  4. de nieuw te bouwen woning wordt gebouwd op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt, tenzij gemotiveerd wordt dat het bouwen van een woning op een nabijgelegen perceel uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk is;
  5. er geen karakteristieke gebouwen worden gesloopt;
  6. de ruimtelijke kwaliteit door de sloop en vervangende nieuwbouw verbetert;
  7. de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe bebouwing en de erfinrichting passen in het landschapsbeeld;
  8. de gezamenlijke oppervlakte van een woning en de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 300 m2, tenzij voor de ruimtelijke inpassing van de nieuwe bebouwing een grotere oppervlakte noodzakelijk is, in welk geval deze oppervlakte niet meer bedraagt dan die van de te slopen bebouwing als bedoeld in de aanhef;
  9. de maatwerkmethode is toegepast onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
  10. de betreffende gronden niet zijn gelegen binnen de op de kaart van de provinciale omgevingsverordening aangegeven 'NNN-beheergebieden', 'NNN-natuurgebieden'; 'NNNbeheer aanpassingsgebied', 'NNN-natuuraanpassingsgebied'; het 'zoekgebied robuuste verbindingszone' of de 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland'.
  11. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels uit Artikel 17, Artikel 29 of Artikel 30 van het moederplan toepassing zijn;
3 Algemene regels
    
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
5.1 Algemeen
  1. de in hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van bouwgrenzen en/of bouwperceelgrenzen met betrekking tot:
    1. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen;
    2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversiering, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 1 m bedraagt;
    3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden met dien verstande dat een bouwperceelsgrens niet mag worden overschreden;
    4. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevel met meer dan 1 m overschrijden.
  2. de in hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van maatvoering van bouwwerken binnen een bouwvlak zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van de toegestane hoogte met betrekking tot:
    1. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m overschrijden;
    2. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan een derde van de oppervlakte van het dak, waarop zij worden geplaatst.
  3. de in hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van de maximale (goot)hoogte van gebouwen zijn niet van toepassing voor wat betreft plaatselijke verhogingen, zoals dakopbouwen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan eenderde van de oppervlakte van het dak bedraagt;
    2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  4. de in hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van situering, oppervlakte, hoogte en inhoud van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet van toepassing voor bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) welke mogen worden gebouwd en aangelegd zowel bovenals ondergronds.
 
5.2 Ondergronds bouwen
5.2.1 Bouwregels
Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de bouwvlakken en binnen de direct
omringende erven waar de bijbehorend bouwwerken mogen worden opgericht, enkel onder de
gebouwen die daar zijn of worden opgericht;
indien in de bestemming is aangegeven dat ondergronds dan wel bovengronds bouwen niet is
toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd, dit geldt niet voor het bepaalde in 5.1 onder d.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval
gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik van de gronden als woonwagenstandplaats;
  3. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  4. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil en afvalstoffen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  5. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, tenzij hiervoor anderszins vergunning is verleend;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken die zijn bestemd voor het wonen ten behoeve van (bedrijfsmatige) kamerverhuur;
  7. het gebruik van woningen anders dan voor één huishouden;
  8. het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie (zie bestaande situatie (stikstofdepositie)) vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  9. het gebruik van gronden en bebouwing buiten het agrarisch bouwperceel voor het opslaan van mest, indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie (zie bestaande situatie (stikstofdepositie)) vanaf het betreffende agrarisch perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is het in afwijking van
Hoofdstuk 2 niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in
gebruik te nemen in verband met het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare
objecten en beperkt kwetsbare objecten.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
8.1.1 Algemeen
Voorzover het niet op grond van een andere bepaling van de planregels kan worden toegestaan, kan
het bevoegd gezag met inachtneming van het bepaalde in 8.2 een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van de bepalingen in hoofdstuk 2 voor:
  1. het afwijken van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, slechts indien:
    1. tijdens of na realisatie van een bouwwerk blijkt dat het bouwwerk niet voldoet aan de voorgeschreven maten, afmetingen of percentages;
    2. na vaststelling van het plan gewijzigde bouwregelgeving hiertoe noodzaak geeft;
  2. de maten en eigenschappen van gebouwen:
    1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
      • de hoogte van bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw of woongebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte niet wordt overschreden;
  3. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het bouwen op een hoger peil:
    1. met ten hoogste 1 meter;
    2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing;
    3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  4. bouwen in afwijking van de plaats en de richting van bebouwings- en bestemmingsgrenzen:
    1. tot ten hoogste 1,50 meter:
      • in verband met afwijkingen van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
      • ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  5. het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  6. het gebruik van gronden als tijdelijk kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen ten behoeve van een evenement, dan wel ten behoeve van een groep met een gemeenschappelijk doel ten tijde van dit kamperen, zoals een schoolkamp, een familiekamp of een sport- of verenigingskamp, mits voldaan wordt aan de beleidsregels Kamperen zoals opgenomen in Bijlage 11 uit het moederplan;
  7. voor ondergrondse bouwwerken die minder dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 5.2.1 verlenen ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. de kelder volledig is gelegen beneden peil;
    2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
    3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
  8. het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 4 meter;
 
8.1.2 (Bedrijfs)woning
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in 8.2 een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 in die zin dat:
  1. een hogere goothoogte voor (bedrijfs)woningen wordt toegestaan tot ten hoogste 6,5 m;
  2. een hogere bouwhoogte van (bedrijfs)woningen wordt toegestaan tot ten hoogste 12 m;
  3. een afwijkende dakhelling van (bedrijfs)woningen wordt toegestaan, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de afstand van een (bedrijfs)woning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits;
    1. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  5. een kortere afstand van de woning tot de zijdelingse perceelgrens wordt toegestaan in verband met herbouw vanwege een calamiteit, mits:
    1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet kleiner wordt dan de afstand ten tijde voor de calamiteit;
 
8.2 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning
Bij de toepassing van de in dit plan genoemde afwijkingsregels dient in ieder geval in acht te worden
genomen dat:
  1. a. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot verkeersonveilige situaties;
  3. c. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is;
  4. d. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de landschappelijke of natuurlijke waarden;
  5. e. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot beperking van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen;
  6. f. bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening wordt gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.1 Voorwaarden aan de wijziging
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats
waarbij in ieder geval betrokken worden:
  1. a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  2. b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  3. c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  4. d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
Artikel 10 Overige regels
 
10.1 Voorwaardelijke bepaling 'goede landschappelijke inpassing'
Met dit wijzigingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied Midden-Groningen voor het perceel
Meenteweg 119 te Schildwolde als volgt gewijzigd.
  1. Het bouwvlak is vergroot. Een en ander is aangegeven op de bij dit plan behorende verbeelding met nummer [NL.IMRO.1952.BPMeenteweg119-VA01];
  2. De uitbreiding van het agrarische bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van de Meenteweg 119 te Schildwolde is slechts toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde bestaande bouwwerken, worden gebouwd overeenkomstig de omvang en situering conform het landschappelijk inrichtingsplan, dat als bijlage 1 bij de regels van dit plan is opgenomen;
    2. de bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde bestaande bouwwerken mogen niet gebruikt worden zonder aanleg en instandhouding van de beplantingselementen die zijn opgenomen in het landschappelijk inrichtingsplan, dat als bijlage 1 van de regels van dit plan is opgenomen, met dien verstande dat de aanleg plaats vindt binnen één jaar na ingebruikname van de bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde bestaande bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalige in afwijking van het bepaalde in onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met ten hoogste 10%.
  3. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
 
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
regels van het Wijzigingsplan Meenteweg 119 te Schildwolde'