1.1 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.2 achtererf
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig
loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te
doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.3 additionele voorzieningen
gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt
zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren;
1.4 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen
en/of het houden van dieren, waaronder productiegerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie
met volledig bedrijfseigen mestbewerking/-verwerking en mestraffinage (minivergisters);
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
1.6 basisbestemming
een bestemming die samenvalt met één of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemmingen;
1.7 bassin
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water;
1.8 bebouwing
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage
het op de verbeelding aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel, dat ten
hoogste mag worden bebouwd;
1.10 bedrijf
elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst
van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of
activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke,
commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in
loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één
bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en
organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren;
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten
gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige
bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.13 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van)
een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk
is;
1.14 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico
c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.15 bestaand
- het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.16 bestaande situatie (stikstofdepositie)
- de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van:
- een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2 van de Wet Natuurbescherming, of
- een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of
- indien een vergunning als bedoeld onder 1 ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik.
1.17 bestaande stalvloeroppervlakte
- gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes (inclusief overdekte uitloop) waarin dieren worden gehouden, en de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden, zoals op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is of gerealiseerd kan worden op grond van een omgevingsvergunnning;
- het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk
met een dak;
1.22 biomassavergisting
het opwekken van energie op een of bedrijf (biogaswinning). In geval van het agrarisch bedrijf vindt de
activiteit plaats waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten
afkomstig van dit bedrijf, hetzij het produkt waaronder restprodukt voor minimaal 50% wordt gebruikt op
dit bedrijf;
1.23 boogstal
bouwwerk vergelijkbaar met een serrestal echter zonder tunnelframes. De stal is opgebouwd uit een
onderbouw en bovenbouw met een kolomloze boogvormige overspanning;
1.24 boomteelt
de teelt van boomkwekerijgewassen;
1.25 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling
van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie,
landschap, milieu en recreatie;
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting
van onderbouw en kapverdieping;
1.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van
bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.33 cultuurgrond
grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en
bosbouw;
1.34 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan
door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft
gemaakt. Komt tot uitdrukking in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de
(voormalige)bebouwing;
1.35 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;
1.36 dakopbouw
een gedeelte van een gebouw van beperkte omvang op het platte deel van het dak van de
hoofdbebouwing, niet zijnde een bouwlaag;
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;\
1.38 erfbeplanting
opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een landschappelijke afscherming vormt op de
grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt of die verspreid over een dergelijk
bouwperceel voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor de inpassing van de betreffende
bebouwing in het landschap;
1.39 erfinrichtingsplan
een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling landschappelijk en ruimtelijk
wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;
1.40 evenement
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter,
plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning
en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of
daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, festiviteiten, bijeenkomsten;
1.41 foliebassin
een mestbassin uitgevoerd als een met folie beklede grondput met of zonder omdijking;
1.42 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.44 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.45 geluidsgevoelige objecten
geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet
geluidhinder en/of Besluit geluidhinder;
1.46 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van
agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, hieronder mede begrepen een
melkrundveehouderij;
1.47 hogere waarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van
geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan
worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.48 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming dan wel door zijn constructie of afmeting, als het belangrijkste
bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.49 hoofdverblijf
de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het
sociale leven van deze persoon zich afspeelt;
1.50 huishouden
een zelfstandig persoon dan wel een samenwonend persoon of groep van personen met een mate van
verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een complex van ruimte gebruik
maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.51 kamerverhuur
verhuur van ruimte(n) in een (deel van een ) gebouw die geschikt is voor of geschikt te maken is voor
(nacht)verblijf, niet vallende onder het begrip logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit en niet zijnde
een zelfstandige woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet, ongeacht de duur van het verblijf en al
dan niet tegen betaling;
1.52 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander
daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel
wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Hieronder vallen mobiele en plaatsgebonden
kampeermiddelen;
1.53 kampeerstandplaats
een plaats op een kampeerterrein bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;
1.54 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop
gelegenheid te geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of
trekkershutten en/of het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen het houden van recreatief
nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten;
1.55 kap
constructie ter afdekking van een gebouw of overkapping waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een
muur, met tenminste één hellend vlak van tenminste 15°;
1.56 karakteristieke gebouwen
gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur,
landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdrage aan de herkenbaarheid van de omgeving,
gaafheid of zeldzaamheid;
1.57 kas
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan
de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal,
dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;
1.58 kelder
bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil
is gelegen;
1.59 kleinschalige duurzame energieopwekking
energie die kleinschalig wordt opgewekt met natuurlijke bronnen zoals zon, wind en aardwarmte, het
gaat hier bijvoorbeeld om kleinschalige windturbines of zonnepanelen voor eigen gebruik in
grondopstelling, geen zonnepark zijnde, van maximaal 200 m2 per bouwperceel waarbij niet meer dan
50% van het bouwperceel mag worden benut . Biomassa-installaties vallen hier niet onder.
1.60 kleinschalige windturbine
een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, met een ashoogte
van maximaal 15 meter;
1.61 kleinschalige horeca
diverse ondergeschikte vormen van horeca zoals, theetuin, bed&breakfast, alsmede ondersteunende
horeca zoals opgenomen in de beleidsnotitie Kleinschalige Bedrijvigheid Buitengebied;
1.62 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat
gebied;
1.63 maatwerkmethode
methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel overeenstemming te bereiken over
omvang, situering en inrichting van een project binnen een plangebied;
1.64 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden
aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend
uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar
overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere
door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.65 mestbassin
een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is
gelegen onder een stal;
1.66 mestopslag
opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders
dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen);
1.67 mestsilo
een constructie van beton, hout of staal bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie
die geheel of gedeeltelijk is ingegraven ten behoeve van de opslag van mest. Onder een mestsilo wordt
niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een
gebouw;
1.68 mini-camping
een kampeerterrein waarop tijdens de periode tussen 15 maart en 31 oktober ten hoogste 25
kampeerstandplaatsen voor mobiele kampeermiddelen aanwezig zijn;
1.69 mobiel kampeermiddel
een kampeermiddel dat korter dan 8 maanden op een kampeerterrein geplaatst is of geplaatst kan
worden. Hieronder valt een tent, tentwagen, camper of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig
ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor
ingevolge artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een
omgevingsvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of
ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief
verblijf;
1.70 Moederplan:
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van gemeente Midden-Groningen met identificatienummer
NL.IMRO.1952.bpmigbuitengebied-va01 vastgesteld op 3 februari 2022 door de raad van de gemeente
Midden-Groningen.
1.71 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en
biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.72 nevenactiviteiten
aan de agrarische hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de
agrarische bedrijfsvoering betreffen;
1.73 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf, een intensief
kwekerijbedrijf of een bijzondere dierenhouderij;
1.74 kleinschalige nevenactiviteiten
niet agarische bedrijvigheid in het buitengebied zoals, boerderijwinkels, boerengolf, kinderopvang zoals
opgenomen in de de beleidsnotitie Kleinschalige Bedrijvigheid Buitengebied
1.75 nutsvoorzieningen
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en
dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes,
bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken
is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie,
een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
1.76 ondergeschikte functie
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende
(hoofd)functie, maar indien dat in de doeleindenomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie
niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;
1.77 ondersteunende horeca
horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van
kleine etenswaren en dranken, niet zijnde alcoholische dranken. Tot ondergeschikte horeca worden
mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;
1.78 opgaande meerjarige teelt
de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan
houtige gewassenen naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige
gewassen;
1.79 overige aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, dan
wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel
van handwerk, die door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt
uitgeoefend door een bewoner van het perceel ondersteund door maximaal één andere arbeidskracht,
waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;
1.80 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten
hoogste één wand;
1.81 plaatselijke verhogingen
afzuig-/luchtbehandelinginstallaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen/-koepels, meetapparatuur,
schoorstenen, en zend-/ontvangstinstallaties en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen
bouwonderdelen bovenop een bouwwerk;
1.82 plaatsgebonden kampeermiddel
een bouwwerk dat langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te
verplaatsen is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf;
waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut;
1.83 platte afdekking
een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale
vlak;
1.84 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
1.85 reclamemast
bouwwerk, geen gebouw zijnde, uitsluitend ten behoeve van reclame-uitingen;
1.86 risicogevoelig bouwwerk c.q. object
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, dat kan worden
aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.87 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het
bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.88 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf,
waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater
of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.89 serrestal
een foliestal met boogconstructie en tunnelframes met dakbedekking bestaande uit één of twee lagen
kunstof folie met daarovereen een schaduwdoek. De gevels bestaan uit een lage keerwand met
daarboven een windbreekgaas of een ventilatiegordijn;
1.90 silo
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen, waaronder mest;
1.91 teeltondersteunende kas
een verplaatsbaar bouwwerk van lichte constructie in, op of boven de grond dat door agrarische
bedrijven en kwekerijen met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating of
- het voorkomen van schade door vorst;
1.92 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat gedurende het gehele jaar de arbeidsomvang heeft van tenminste 1
volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn is verzekerd;
1.93 voorerf
gedeelte van het erf voor de voorgevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde
daarvan;
1.94 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een
weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als
voorgevel moet worden aangemerkt;
1.95 voorkeursgrenswaarde
de ten hoogste toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.96 vrij beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn
beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een
bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of overige
aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten;
1.97 windturbine
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
1.98 wonen
het verblijf houden of gehuisvest zijn in een woning;
1.99 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.100 woongebouw
een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is
gelegen;
1.101 woonwagen
een voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en
dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.102 woonwagenstandplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op
het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden
aangesloten;
1.103 zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en
juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en daarmee naar de
aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;