direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Vrouwenparochie - Hamerenweg 17
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.WPVroHamerenweg17-VA01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Hamerenweg 17 in Vrouwenparochie was tot voor kort een wegenbouwbedrijf gevestigd. Bij de gemeente is het verzoek binnengekomen om het bedrijfsperceel te gaan gebruiken voor een bedrijf dat zich bezighoudt met de in- en export van, en handel in grondverzet-, mijnbouw- en waterbouwmaterieel. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing. Het bedrijf is qua milieucategorie aan te merken als een categorie 3.2. bedrijf.

Het beoogde gebruik is niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied, omdat ter plaatse alleen een wegenbouwbedrijf dan wel een categorie 1 of 2 bedrijf is toegelaten. Het voornemen kan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt worden door gebruik te maken van een in het geldende bestemmingsplan Buitengebied (van de voormalige gemeente het Bildt) opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Met deze wijzigingsbevoegdheid, opgenomen in artikel 7, lid 6 onder b, kan het bedrijf worden toegelaten omdat het naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar is met het bedrijf dat op basis van het geldende bestemmingsplan op het perceel is toegestaan. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hier toepassing aan gegeven.

1.2 Begrenzing plangebied

Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Waadhoeke op ongeveer 300 meter ten zuiden van de dorpskern van Vrouwenparochie. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPVroHamerenweg17-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied valt onder de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente het Bildt, dat is vastgesteld op 12 mei 2010. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijf' met de daarbij behorende functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6'. Op basis hiervan zijn binnen het bestemmingsplan bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 plus bedrijven uit milieucategorie 3.1 in de wegenbouw (SBI-code 45) en verhuur van machines (SBI-code 713) toegestaan.

Binnen het bestemmingsvlak is met de maatvoering 'Maximum bebouwingspercentage terrein (%): 30' geregeld dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en kassen niet meer mag bedragen dan 30% van het bestemmingsvlak. Daarnaast dient de bedrijfswoning binnen een aangegeven bouwvlak gebouwd te worden.

Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' opgenomen. Een op grond van de basisbestemmingen toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, of de toename van het aantal woningen in een gebouw, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan indien de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden en bouwwerken te gebruiken voor bedrijven welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de binnen deze bestemming toegelaten bedrijven. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.3 wordt op de voorwaarden ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPVroHamerenweg17-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Fragment geldend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, de voorgenomen situatie en vindt een toetsing aan de wijzigingscriteria plaats. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische regeling van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige situatie

Het perceel waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft, ligt aan de Hamerenweg 17 ten zuiden van Vrouwenparochie. Direct grenzend aan het plangebied aan de Hamerenweg 21 staat een woning. Ten zuiden van het plangebied ligt het bedrijfsperceel van een agrarisch loonbedrijf en ten oosten hiervan is een agrarisch bedrijf gevestigd. Het gebied rondom het plangebied heeft een open, landelijk karakter. Dit is weergegeven in figuur 1.1.

Op het perceel staat de bedrijfsbebouwing, inclusief de bedrijfswoning, van het voormalig wegenbouwbedrijf. Het betrof een bedrijf uit milieucategorie 3.1. Het perceel wordt, met uitzondering van de voorzijde, omringt met erfsingels. Op figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie. De rode contour geeft de begrenzing van het plangebied weer. De begrenzing is afgestemd op het bestaande bestemmingsvlak van het bedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.WPVroHamerenweg17-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Overzicht van het perceel Hamerenweg 17

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om het bedrijfsperceel te gaan gebruiken door een bedrijf dat zich bezighoudt met de in- en export van, en handel in grondverzet-, mijnbouw- en waterbouwmaterieel. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing. Hier vinden geen uitbreidingen aan plaats. Ook worden er geen nieuwe gebouwen gerealiseerd.

De representatieve bedrijfsvoering kan als onderstaand worden beschreven. Dit betreft de beschrijving uit het akoestisch onderzoek dat voor de ontwikkeling uitgevoerd is. Het onderzoek is opgesteld door abtWassenaar.

In de representatieve bedrijfssituatie vinden er met name in de dagperiode activiteiten en werkzaamheden plaats binnen de inrichting. Relevante bedrijfsactiviteiten in de dagperiode zijn met name transportbewegingen van arriverend en vertrekkend vrachtverkeer voor aan- en afvoer van materieel zoals een wiellaadschop, mobiele kraan e.d. en het gedurende korte tijd testen van het materieel op het buitenterrein.

Het materieel dat wordt aangekocht wordt met vrachtwagens aangevoerd. Het materieel wordt hierbij bij aankomst schoongespoten op het buitenterrein en vervolgens in de stallingloods gepoetst en gereedgemaakt voor de verkoop. Het materieel wordt op het buitenterrein getest, zoals rijden, hijsen, zwenken e.d. Dit duurt relatief korte tijd. In de representatieve bedrijfssituatie worden maximaal 2 voertuigen getest.

Het materieel dat gereed is voor afvoer, wordt eveneens met vrachtwagens afgevoerd. Op het buitenterrein wordt op een daarvoor speciaal ingerichte plek het materieel schoon gespoten. De hogedrukunit staat hierbij opgesteld in een zeecontainer.

In de stallingloods wordt klein onderhoud verricht en wordt het materieel gereedgemaakt voor de verkoop (gepoetst e.d.) Hierbij wordt nauwelijks geluid geproduceerd. De overheaddeuren in de voorgevel (3 stuks) zijn hierbij normaliter gesloten.

In de avondperiode vinden geen relevante activiteiten en of werkzaamheden plaats.

Daarnaast is het wenselijk om de bestaande planologische mogelijkheden voor een wegenbouwbedrijf te blijven behouden. Dit met het oog op de toekomstige verkoopbaarheid van het perceel.

2.3 Toetsing aan de wijzigingscriteria

De voorgenomen wijziging dient te worden getoetst aan de wijzigingscriteria die in de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Het Bildt zijn opgenomen (artikel 7, lid 7.6 sub b). Hierin is het volgende opgenomen:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de binnen deze bestemming genoemde bedrijven, mits:

  • 1. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven

De inrichting van het nieuwe bedrijf (handel in machines voor wegenbouw, grondverzet en agrarische sector) is aan te merken als een milieucategorie 3.2. bedrijf. De inrichting van het nieuwe bedrijf is vergelijkbaar met het vorige, specifiek aangeduide bedrijf, namelijk een bedrijf voor wegenbouw en verhuur van machines (voor o.a. grondverzet). Dit betrof een bedrijf uit milieucategorie 3.1.

Het bedrijf betreft een groothandel in verkoop van materieel voor grondverzet, wegenbouw en voor de agrarische sector. Het toekomstige bedrijf is daarmee geen detailhandelsbedrijf, een geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichting of vuurwerkbedrijf.

  • 2. een nieuw volgnummer wordt aangebracht, waarbij tevens bijlage 3 wordt aangepast;

Op de verbeelding is voor het perceel een nieuw volgnummer 19 opgenomen. Bijlage 3 wordt daarbij aangepast met een nieuw nummer 19 met de omschrijving van een groothandel in verkoop van materieel voor grondverzet, wegenbouw en voor de agrarische sector. In de bijlage blijft nummer 6 genoemd, maar dat nummer zal niet langer op de verbeelding voorkomen, zodat een wegenbouwbedrijf niet opnieuw mogelijk wordt/blijft.

  • 3. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen die daarop zijn berekend gevestigd wordt;

Zoals in paragraaf 2.2 beschreven is er geen sprake van een bedrijf dat veel verkeer aantrekt. Het bestaande wegennet heeft voldoende capaciteit om de verkeersgeneratie van het nieuwe bedrijf op te vangen.

  • 4. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;

De aanwezige woonfunctie bij het bedrijf blijft met toepassing van dit wijzigingsplan gehandhaafd. De eigenaar van het bedrijf gaat namelijk in de bestaande bedrijfswoning wonen.

  • 5. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;

Aan de inrichting van het bestaande bedrijfsperceel vinden geen wijzigingen plaats. Zoals in paragraaf 2.2 beschreven worden de bestaande loodsen gebruikt voor de toekomstige bedrijfsvoering.

  • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de milieusituatie worden omschreven in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat voor zover relevant het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening.

3.1 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. Onderstaand wordt op de belangrijkste artikelen van de verordening ingegaan.

De provincie is terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Het perceel valt buiten de dorpskom van Vrouwenparochie en wordt daarmee gezien als landelijk gebied.

Over het algemeen geldt dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. In afwijking (artikel 1.2.1 lid 1) kunnen in een ruimtelijk plan nieuwe stedelijke functies worden toegestaan indien sprake is van hergebruik, verbouw of vervanging van vrijkomende gebouwen. Hier zijn bedrijven behorende bij milieucategorie 1,2 en 3 toegestaan (artikel 1.2.1 lid 2 sub d), mits ruimtelijk en functioneel passend in de karakteristiek van de omgeving. Hierbij is enige aanvullende nieuwbouw toegestaan mits deze wat betreft omvang duidelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. (artikel 1.2.1 lid 3). Plaatsing, omvang, vorm en het gebruik van de gebouwen dienen hierbij te passen in de karakteristiek van de omgeving en er mogen geen beperkingen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven ontstaan. (artikel 1.2.1 lid 4).

In het onderhavige situatie is sprake van vestiging van een bedrijf uit milieucategorie 3.2. op een voormalige bedrijfslocatie. Hierbij is sprake van hergebruik van vrijkomende gebouwen. De aard van de werkzaamheden is in zekere zin vergelijkbaar met de bedrijvigheid die voorheen op de locatie toegelaten was. Een verdere motivering hiervan vindt plaats in hoofdstuk 4 en in het akoestisch onderzoek dat voor de ontwikkeling is uitgevoerd. Er is sprake van duurzaam ruimtegebruik, aangezien de ontwikkeling geen nieuw ruimtebeslag op het buitengebied legt en er is sprake van een bedrijf dat naar de aard en omvang past in Vrouwenparochie en vooral in de regio.

3.2 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied

Het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied van de voormalige gemeente Het Bildt vormt het meest recente beleids- en uitvoeringskader voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied.

Voor dit plan wordt gebruik gemaakt van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, waarna de regeling voor het bedrijf één op één overgenomen is uit het bestemmingsplan. Toevoeging daarop is dat het beoogde gebruik nu toegelaten is in het plangebied. Daarmee komen de huidige planologische mogelijkheden: de vestiging van een bedrijf uit milieucategorie 3.1 in de wegenbouw (SBI-code 45) en verhuur van machines (SBI-code 45) te vervallen.

Daarmee wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten die de gemeente hiervoor hanteert en aan de criteria die voor de wijzigingsbevoegdheid gelden.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen de beleidskaders tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk worden de milieu- en omgevingsaspecten behandeld.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

De toekomstige inrichting behoort tot de milieucategorie 3.2 (bedrijfscategorie groothandel in machines en apparaten). Het plangebied is volgens de VNG-systematiek te karakteriseren als een rustig buitengebied. Voor het bedrijf geldt een richtafstand van 100 meter, waarbij geluid het maatgevende aspect is. Voor stof en gevaar geldt een richtafstand van 10 meter.

Omdat het bedrijf aan de noordoostzijde direct grenst aan een burgerwoning, wordt niet aan deze afstand voldaan. Wel staat de bestaande bedrijfswoning tussen de burgerwoning en de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten van het toekomstige gebruik. Deze werkzaamheden bevinden zich op een afstand van ruim 30 meter. De buitenwerkzaamheden vinden achter de bestaande loods plaats. Dit betreft een afstand van ruim 50 meter.

De bepalende hinderfactor voor dit type bedrijvigheid is geluid. Daarom is voor de ontwikkeling een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit is opgenomen in bijlage 1. Om de vraag te kunnen beantwoorden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, is de geluidbelasting in het plangebied onderzocht en beoordeeld op basis van de normen uit het Activiteitenbesluit. Uit het onderzoek volgt dat de geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen voldoet aan de normen zoals gesteld in het Activiteitenbesluit. Ter plaatse van de burgerwoning kan dan ook gesteld worden dat er sprake blijft van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.2 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20180328-2-17470 ). Het plan heeft geen invloed op de waterhuishouding en afvalwaterketen, omdat gebruik wordt gemaakt van de bestaande bebouwing. Voor de ontwikkeling wordt daarom de procedure 'geen waterschapsbelang' gevolgd (zie bijlage 2). Verder contact met het Wetterskip is niet noodzakelijk. De watertoets wordt als melding gezien en de watertoets is hiermee voor het Wetterskip afgerond.

4.3 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodemkwaliteit in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn, dat er geen risico's voor de volksgezondheid ontstaan. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. De ontwikkeling heeft weliswaar betrekking op uitvoering voor milieugevoelige functies (wonen en werken), maar de situatie is reeds bestaand. In milieuhygiënische zin verandert het gebruik niet. De ontwikkeling vormt op dit punt geen belemmeringen. In het kader van dit wijzigingsplan kan het uitvoeren van een bodemonderzoek achterwege worden gelaten.

4.4 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Om duidelijk te krijgen of ter plaatse van het plangebied sprake is van archeologische waarden is gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De FAMKE bestaat uit twee deelkaarten, te weten de steentijd-bronstijd kaart en de ijzertijd-middeleeuwen kaart. Op basis van beide kaarten is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk omdat sprake is van een zeer kleine archeologische verwachtingswaarde.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit plan.

4.5 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet iedere ontwikkeling een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten.

In het plangebied komen geen cultuurhistorische waarden voor. Wel kan het landschapstype als cultuurhistorisch waardevol worden gezien. De verkaveling wordt in dit plan niet gewijzigd. Er vindt geen wijziging aan het bebouwingsbeeld en de inrichting van het plangebied plaats.

Het aspect cultuurhistorie vormt derhalve geen belemmering.

4.6 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit is de Wet Milieubeheer van toepassing. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Omdat het in dit geval slechts gaat om de realisatie van een functiewijziging welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar is met het voormalige bedrijf, kan redelijkerwijs gesteld worden dat dit plan geen significante invloed heeft op de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.

4.7 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebieden en NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Waddenzee op circa 5 kilometer ten noorden van het plangebied. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor deze NNN.

Soortenbescherming

De gewenste situatie die de initiatiefnemers voor ogen hebben voorziet niet in het kappen van bomen, het dempen van sloten, en/of het slopen van gebouwen. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de Wet bepaalde voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Er worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek in het kader de Wet geluidhinder is daarom niet noodzakelijk. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, waarvan de risicocontouren of de invloedsgebieden over het plangebied lopen.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig waarmee in dit plan rekening gehouden dient te worden.

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit plan.

 

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Verbeelding

Het Wijzigingsplan 'Vrouwenparochie - Hamerenweg 17' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maken de verbeelding en de regels deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente het Bildt.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. In dit geval betreft het de bestemming 'Bedrijf'. Daarbij is wel overeenkomstig de wijzigingsvoorwaarden bijlage 3 aangepast in die zin dat het te vestigen bedrijf in de bijlage is opgenomen. In de regels is een koppeling gelegd met de bestemming.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Gedurende de termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.

Het wijzigingsplan is vervolgens op 14 augustus 2018 ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om het plan uit te voeren.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan middels een anterieure overeenkomst.

Voor de gemeente zijn aan dit project geen kosten verbonden, er kan worden volstaan met een planschadeovereenkomst.