Plan: | Tzum - Dekemastraat en Meester Klaas Douwesstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1949.BPTzuDekemastreo-VAS1 |
Aan de Dekemastraat, het Dekemaplein en de Meester Klaas Douwesstraat te Tzum staan 14 woningen. Het voornemen is om deze woningen te slopen en te vervangen voor 14 gezinswoningen in de vorm van drie-onder-één-kap woningen en twee-onder-één-kap woningen. De voorgenomen woningen passen niet geheel binnen de geldende bouwvlakken. Daarom is het voornemen strijdig met de geldende regeling.
Om deze ontwikkeling een passende juridisch-planologische regeling te bieden is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
Het plangebied ligt in het zuiden van de bebouwde kom van Tzum. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Tzum, dat is vastgesteld op 4 februari 2010, door de voormalige gemeente Franekeradeel. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Tzum
In het geldende bestemmingsplan is het grootste deel van het plangebied bestemd als 'Wonen-1'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ondergeschikt zijn ook wegen woonstraten en paden, parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water toegestaan. Hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.
Daarnaast is het centrale deel van het plangebied bestemd als 'Groen'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor plantsoenen, groenstroken, beplanting, paden, sloten en bermen en speelvoorzieningen. Ondergeschikt zijn tevens fiets- en voetpaden, water, tuinen en erven, wegen en straten en nutsvoorzieningen toegestaan.
Het opgestelde stedenbouwkundig plan past niet binnen deze bestemmingen, waardoor het voornemen niet binnen de geldende regeling past. Om een goed juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling te bieden voor het voornemen, wordt dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
Het plangebied bevindt zich tussen de Meester Klaas Douwesstraat, het Dekemaplein en de Dekemastraat. Binnen het plangebied bevinden zich 14 woningen. Het gaat hierbij om de Meester Klaas Douwesstraat 2 tot en met 6 (even), Dekemaplein 1 tot en met 3 en Dekemastraat 1 tot en met 13 (oneven). De woningen zijn verdeeld in vier blokken van 3 woningen en een twee-onder-één-kap constructie. Alle woningen betreffen seniorenwoningen bestaande uit één bouwlaag met een kap. De woningen voldoen niet meer aan de huidige eisen en wensen en zijn bovendien flink verouderd.
De ruimte centraal in het plangebied, aan de achterzijde van de woningen, betreft een open groene ruimte, die openbaar toegankelijk is. Deze ruimte is ingericht als grasveld en er staat centraal een boom en enkele struiken. De woningen worden door de voorgenoemde straten ontsloten. De huidige situatie in het plangebied is weergegeven in figuur 2.1 en figuur 2.2.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie
Figuur 2.2 Vooraanzicht van de bestaande situatie, vanaf de Dekemastraat
In de voorgenomen situatie worden de huidige veertien woningen gesloopt en vervangen door veertien nieuwe woningen. Het aantal woningen in het plangebied blijft hierdoor gelijk. Deze sloop/nieuwbouw constructie wordt in twee fases uitgevoerd: in eerste instantie worden 12 woningen gesloopt en vervangen door 10 nieuwe woningen. In een later stadium zal de twee-onder-één-kap woning aan de Dekemastraat worden vervangen door twee-onder-één-kapwoningen. De huidige woningen voldoen niet meer aan de moderne eisen en wensen en dienen daarom vervangen te worden. De nieuwe woningen zullen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012. Het betreft een ontwikkeling in het kader van een Dorpsvernieuwingsproject, van Wonen Noordwest Friesland. De woningen worden halfvrijstaand en als drie-onder-één-kap gerealiseerd. Aan de Meester Klaas Douwesstraat, komen twee halfvrijstaande woningen. Aan het Dekemaplein komt een drie-onder-één-kap rij aan woningen. Tot slot worden aan de Dekemastraat een drie-onder-één-kap en drie twee-onder-één-kapconstructies gerealiseerd. In figuur 2.3 is de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven.
De centrale openbare ruimte blijft ook in de voorgenomen situatie behouden. De aanwezige boom zal ook in de voorgenomen situatie blijven staan. Ten noordoosten hiervan wordt nog een boom gepland. Wel worden de woonkavels iets uitgebreid, waardoor de groene centrale ruimte iets inkrimpt.
Met het ontwerp is rekening gehouden met de stedenbouwkundige structuur en de bebouwingskarakteristieken van de woningen in de directe omgeving. De rooilijn volgt hierbij de weg. De bijgebouwen worden, zoals in figuur 2.3 te zien, achter de voorgevels van de woningen gebouwd en zijn daarmee ondergeschikt aan het hoofdgebouw (de woning). Geconcludeerd wordt dat er in de herverkaveling sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing.
Figuur 2.3 Voorgenomen inrichting van het plangebied
De twee-onder-één-kap woningen worden eensgezinswoningen met een bouwhoogte van 8,8 meter hoog. De drie-onder-één-kap woningen worden deels levensloopbestendige woningen met een maximale bouwhoogte van 7 meter en deels eensgezinswoningen. Impressies van de voorgenomen te realiseren woningen zijn weergegeven in figuur 2.4, figuur 2.5 en figuur 2.6. In het plangebied ontstaan door de nieuwe inrichting twee groene delen. Deze gronden blijven vrij van bebouwing om in de toekomst te kunnen inrichting met bijvoorbeeld groenvoorzieningen, speeltoestellen of bankjes.
Figuur 2.4 Impressie straatgevel Dekemastraat
Figuur 2.5 Impressie straatgevel Meester Klaas Douwesstraat
Figuur 2.6 Impressie straatgevel Dekemaplein
De woningen rondom het plangebied bestaan uit deels één laag met een kap en deels uit twee lagen met een kap. Door de nieuwe woningen in één laag met een kap te bouwen wordt op een goede manier aangesloten op de omliggende bebouwing. De woningen worden wel hoger dan in de huidige situatie, maar dit is noodzakelijk om de woningen te laten voldoen aan de huidige eisen van deze tijd.
Verkeer en parkeren
De voorgenomen woningen worden ontsloten aan de Meester Klaas Douwesstraat, het Dekemaplein en de Dekemastraat. Deze straten lopen rondom het plangebied en doen dienst als erfontsluitingswegen. Het aantal woningen blijft in de voorgenomen situatie gelijk aan het huidig aantal woningen. De verkeersgeneratie zal daardoor niet toe- of afnemen. Het verkeer kan zich ook in de voorgenomen situatie via de omringende straten afwikkelen op de Wommelserweg.
In de voorgenomen situatie worden 14 huurwoningen ontwikkeld, ter plaatse van 14 bestaande huurwoningen. Daarvoor geldt een parkeerbehoefte van 1,6 parkeerplaatsen per woning. In totaal komt dit neer op 23 parkeerplaatsen. In de voorgenomen situatie worden bij vrijwel elke woning op eigen terrein twee parkeerplaatsen gerealiseerd. Alleen bij de twee tussenwoningen in de drie-onder-één-kapconstructies is dit niet mogelijk. Voor de tussenwoning aan de Dekemastraat betekent dit dat langs de straat twee parkeerplaatsen worden aangelegd. Voor de tussenwoning aan het Dekemaplein kan gebruik worden gemaakt van de parkeerplaatsen aan de overzijde van de straat. Hiermee wordt ruimschoots voorzien in de parkeerbehoefte.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en het parkeren.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang.
Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.
Binnen het plangebied wordt hetzelfde aantal woningen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige situatie. Dit gebeurd binnen een bestaande woonwijk, op reeds ontwikkelde gronden. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van de Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
In dit geval is sprake van een gelijkblijvend aantal woningen in het plangebied, ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Toetsing aan deze ladder is daarom niet noodzakelijk.
Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.
In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk te benutten. Niet de hoeveelheid steen per m2 telt, maar de hoeveelheid functie. Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen.
Toetsing
Met dit plan wordt binnen bestaand bebouwd gebied een herstructurering mogelijk gemaakt. Veertien verouderde bejaardenwoningen worden gesloopt en vervangen door veertien woningen die voldoen aan de moderne eisen uit het Bouwbesluit 2012. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied verhoogd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Streekplan Fryslân.
Verordening Romte Fryslân
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. De verordening is met name gericht op regels met betrekking tot het landelijk gebied.
In artikel 3 van de Verordening Romte Fryslân is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
Toetsing
In het voorgenomen plan verandert het aantal woningen in het plangebied niet. Voor de veertien te slopen woningen worden veertien nieuwe woningen gerealiseerd. In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat dit in overeenstemming is met de prestatieafspraken van de gemeente Waadhoeke. Daarmee is het plan eveneens in overeenstemming met het provinciale beleid.
De huidige gemeente Waadhoeke heeft nog geen nieuwe gemeentelijke woonvisie opgesteld. Daarom wordt in het kader van de toetsing aan het gemeentelijk beleid teruggegrepen naar het woonbeleid van de voormalige gemeente Franekeradeel.
Woonplan Gemeente Franekeradeel 2015-2018
Het gemeentelijke woonplan van de voormalige gemeente Franekeradeel is vastgesteld op 15 oktober 2015. Door de verwachte krimp van de bevolking staat de kwaliteit van de woningbouw voorop. De vitaliteit van het woningbestand en de lokale vraag naar woningen staat de komende jaren centraal. De volkshuisvestelijke opgave bestaat hierbij voornamelijk uit sloop/nieuwbouw, waarbij meer wordt gesloopt dan wordt teruggebouwd. Het vitaal houden van de bestaande voorraad woningen krijgt daardoor meer accent en wijk- en dorpsvernieuwingsprojecten zullen nodig zijn om de leefbaarheid in stand te houden.
Toetsing
Het plan is om veertien verouderde bejaardenwoningen te slopen en hiervoor veertien toekomstbestendige woningen terug te bouwen. Dit is een ontwikkeling in het kader van een dorpsvernieuwingsproject en daarmee is het plan in overeenstemming met het gestelde in het Woonplan van de voormalige gemeente Franekeradeel.
Prestatieafspraken Wonen 2017-2021
In het kader van de Woningwet en het BTIV is het verplicht prestatieafspraken tussen gemeentes en huurdersorganisaties te maken voor het DAEB bezit van de corporatie indien er een gemeentelijke of regionale woonvisie is. Het staat partijen ook vrij om prestatieafspraken te maken zonder woonvisie. In de prestatieafspraken zijn alle geplande herstructurerings-, sloop-, transformatie-, renovatie- en nieuwbouwopgaven in de gemeente opgenomen.
In de prestatieafspraken is een volkshuisvestelijke analyse per dorp in de gemeente Waadhoeke opgenomen, waarin de gemeente het gewenste eindbeeld per dorp geeft. Na uitvoering van alle herstructurering en sloop, transformatie en renovatie, en nieuwbouw resteert er een kernvoorraad huurwoningen per dorp die op basis van de analyse voldoende is om de doelgroep te voorzien van een betaalbare huurwoning.
Toetsing
In de prestatieafspraken is opgenomen dat de beoogde sloop en nieuwbouw van een deel van het gebied rondom het Dekemaplein in de planning is opgenomen. Ten tijde van het opstellen van de prestatieafspraken was er al het voornemen om dit deel te herontwikkelen, maar waren nog geen concrete plannen opgezet. Inmiddels wordt met dit plan invulling gegeven aan de herstructurering binnen het plangebied. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de Prestatieafspraken Wonen 2017-2021.
Welstandsnota voormalige gemeente Franekeradeel
Bij toetsing aan de welstand wordt, tot de gemeente Waadhoeke een nieuwe welstandsnota heeft opgebouwd, getoetst aan de welstandsnota van de voormalige gemeente Franekeradeel. Het welstandsbeleid van de voormalige gemeente Franekeradeel is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen.
Het plangebied valt binnen gebied 8. Naoorlogse uitbreidingen. In de welstandsnota is het plangebied aangewezen binnen het reguliere welstandsgebied. Reguliere gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. In deze gebieden is het welstandstoezicht gericht op het respecteren van de basiskwaliteit. Incidentele veranderingen zijn over algemeen goed mogelijk.
Het bebouwingsbeeld in het welstandsgebied wordt gedomineerd door rijenbouw in één of twee bouwlagen met een kap, waarbij de nokrichting evenwijdig aan de weg is. De detaillering is over het algemeen sober. De voorgenomen plannen zullen worden getoetst door de welstandscommissie aan de welstandscriteria.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop en nieuwbouw van veertien woningen. Het aantal woningen blijft met deze ontwikkeling gelijk. Daarom is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en hoeft geen mer-beoordeling plaats te vinden.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Direct rondom het plangebied is uitsluitend sprake van woningen. Ten zuiden van het plangebied, op circa 55 meter afstand van het plangebied is een zorgboerderij gevestigd. Een zorgboerderij valt onder milieucategorie 1 en heeft een richtafstand van 10 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Ten noordwesten van het plangebied ligt het centrum van Tzum. Hier zijn enkele detailhandelsvestigingen aanwezig. Het betreft maximaal milieucategorie 2 bedrijven. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 30 meter. De bedrijven liggen echter op minimaal 70 meter afstand van het plangebied. Voor het overige zijn geen bedrijven in de omgeving aanwezig die mogelijk invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 10 kilometer afstand. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied worden veertien woningen gesloopt en worden hiervoor veertien woningen terug gebouwd. Het gelijkblijvende aantal woningen in het plangebied betekent een gelijk aantal verkeersbewegingen en heeft daarom geen positieve of negatieve werking voor omliggende beschermde natuurgebieden. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
In het plangebied worden de bestaande woningen gesloopt ten faveure van een gelijk aantal nieuwe woningen. Om te onderzoeken of sprake is van beschermde soorten in het plangebied, waar met de sloop rekening mee gehouden moet worden, is een nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en vogels uitgevoerd. Het plangebied is meegenomen in een onderzoek naar meerdere herstructureringslocaties van Wonen Noordwest Friesland.
Uit het onderzoek (bijlage 1) is naar voren gekomen dat met betrekking tot huismussen twee verblijfplaatsen in het plangebied zijn aangetroffen. Dit betreft onder de eerste rij dakpannen van de woning Dekemaplein 3 en onder de eerste rij dakpannen van de woning Dekemastraat 11. Met betrekking tot vleermuizen is binnen het plangebied één verblijfplaats aangetroffen aan de Dekemastraat 1, onder de kantpannen aan de oostzijde van de woning. Verder wordt het plangebied gebruikt als foerageergebied.
Als gevolg van de verblijfplaats van de vleermuis aan de Dekemastraat 1 moet bij de planning van de werkzaamheden rekening gehouden worden met de seizoenactiviteiten van de vleermuizen, om verstoring in de meest kwetsbare perioden te voorkomen. Voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden moeten de oorspronkelijke verblijfplaatsen ongeschikt gemaakt worden. Het ongeschikt maken komt vooral neer op het verstoren van het microklimaat door het creëren van tocht. Bij verblijfplaatsen in of bij het dak kunnen vooraf een aantal dakpannen worden verwijderd of gaten in boeiboorden en andere gevelbetimmering worden gemaakt. Het ongeschikt maken van verblijfplaatsen kan slechts met een ontheffing en moet plaatsvinden in het actieve seizoen van vleermuizen. Een vleermuisdeskundige moet worden ingeschakeld om de best passende methode te bepalen, uit te voeren en te controleren.
Ook moet de vleesmuisverblijfplaats worden gecompenseerd. Deze maatregel bestaat uit het aanbieden van vervangende verblijfplaatsen. Voor iedere verblijfplaats die verloren gaat wordt een compensatiefactor vier gehanteerd: voor iedere verblijfplaats die verloren gaat, moeten dus vier alternatieve verblijfplaatsen worden aangeboden. Dit wordt gedaan door vleermuiskasten op te hangen tijdens de werkzaamheden in de directe omgeving van de oorspronkelijke verblijfplaats, buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. In de nieuwbouw moeten permanente voorzieningen worden gerealiseerd.
Tot slot kunnen binnen het plangebied ook algemene, niet jaarrond beschermde vogels tot broeden komen. Alle broedvogels in Nederland zijn onder de Wnb beschermd tijdens hun broedtijd; hun nesten en legsels mogen niet worden verstoord of vernield. Met de meeste broedvogel kan relatief eenvoudig rekening worden gehouden door de voorgenomen sloop- en renovatiewerkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen.
Naar aanleiding van de resultaten van het ecologisch onderzoek is vervolgens een plan van aanpak opgesteld en een ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd. Deze is inmiddels verleend. Op de betreffende plaatsen in het plangebied zijn inmiddels dakpannen verwijderd en gaten in de boeiboorden en andere gevelbetimmeringen gemaakt om de verblijfplaatsen ongeschikt te maken.
Door de verleende ontheffing en de genomen maatregelen is er geen sprake van belemmeringen voor het bestemmingsplan op het gebied van ecologie.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik ten behoeve van de woonfunctie. Ook in het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd met een woonbestemming. Er kan daarom vanuit worden gegaan dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de voorgenomen functie. In het kader van de omgevingsvergunning zal een bodemonderzoek worden uitgevoerd waarin dit nogmaals onderzocht wordt. Voor het bestemmingsplan vormt het aspect bodem geen belemmering.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
De wegen in de directe omgeving van het plangebied betreffen allemaal 30 km/uur-wegen. Het plangebied ligt daarnaast deels in de geluidzone van de Wommelserweg. Op circa 200 meter ten zuiden van het plangebied heeft deze weg een maximaal toegestane snelheid van 60 km/uur. Gezien de grote afstand en de tussenliggende bebouwing kan echter redelijkerwijs aangenomen worden dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Bovendien komen de woningen niet dichter op de weg te liggen dan in de huidige situatie en is nu ook sprake van een goed akoestisch klimaat in de woningen. Daarom is nader onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20180815-2-18544). De uitkomst van deze toets (bijlage 2) is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Omdat geen verhardingstoename optreedt als gevolg van het plan, is watercompensatie ook niet aan de orde. Tevens wordt geen oppervlaktewater gedempt. Er worden slechts, ter plaatse van de huidige woningen, nieuwe woningen opgericht. In de uitvoering van de plannen zal rekening worden gehouden met de Leidraad Watertoets. Nader onderzoek naar het aspect water is niet noodzakelijk.
In het kader van de klimaatadaptatie zijn daarnaast onlangs zijn de WOLK en Hittestresskaarten uitgerold in de gemeente Waadhoeke. De WOLK-kaart geeft zicht op de verwachte waterdiepte op basis van een modellering voor een bui met een intensiteit van 60 mm per uur. Uit de kaart blijkt dat ter plaatse van de groenvoorziening centraal in het plangebied een watercumulatie van minder dan 10 centimeter ontstaat. Ook in de voorgenomen situatie zal in het centrum van het plangebied een groenvoorziening worden aangelegd. De watercumulatie vindt daarmee ook in de voorgenomen situatie plaats in deze groenvoorziening, waardoor geen wateroverlast ter plaatse van de nieuwe woningen plaatsvindt.
Vanuit de Hittestresskaart is op de maken dat ter plaatse van het plangebied het deels iets warmer en deels koeler is ten opzichte van het buitengebied in 2014. Door ook in de toekomstige situatie veel groenvoorzieningen aan te leggen blijft het gebied dat koeler is ten opzichte van het buitengebied behouden. Door zoveel mogelijk groen aan te leggen in het plangebied wordt op een goede wijze omgegaan met hittestress.
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Daarnaast blijft het aantal woningen in de voorgenomen situatie gelijk aan de huidige situatie. Dit betekent dat de verkeersgeneratie eveneens nagenoeg gelijk zal blijven. Dit plan heeft daarom geen invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse en valt onder de NIBM-regeling. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Toetsing
Voor dit plan worden alle aanwezige woningen gesloopt en ter plaatse worden nieuwe woningen ontwikkeld. Vrijwel alle gronden zijn op dit moment al geroerd door realisering van de huidige woningen. Mogelijk aanwezige archeologische waarden zijn hiermee al geroerd. Daarom is voor dit plan geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk naar cultuurhistorie en vormt dit aspect geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn die van invloed zijn op de beoogde woningen in het plangebied. Wel is sprake van een buisleiding ten noorden van het plangebied, op circa 1.100 meter. Het betreft een aardgasleiding met een uitwendige diameter van 30 inch en een maximale werkdruk van 80 bar. Hiervoor geldt een inventarisatieafstand van 400 meter. Het plangebied valt hier ruim buiten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan drie bestemmingen gekregen.
Groen
De bestemming 'Groen' heeft betrekking op het (openbaar) groen in het plangebied, in de vorm een plantsoen, beplanting en wegen en paden. Realisatie van speeltoestellen is binnen de bestemming mogelijk. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.
Wonen - 1
De bestemming 'Wonen - 1' heeft betrekking op de woonpercelen in het plangebied. Er is specifiek gekozen voor de bestemming 'Wonen -1' om aan te sluiten bij de huidige systematiek in Tzum. Deze bestemming heeft betrekking op alle woningen bestaande uit één bouwlaag met een kap. In het plangebied worden uitsluitend deze type woningen gerealiseerd.
Binnen de bouwregels wordt verder onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen anderzijds. Voor de hoofdgebouwen zijn bouwvlakken opgenomen waar binnen deze gebouwd moeten worden. De maatvoering is afgestemd op de standaard van de gemeente. De bouwvlakken zijn afgestemd op het stedenbouwkundig ontwerp van de te bouwen woningen. Het aantal woningen is niet in de regels vastgelegd aangezien de omvang van de bouwvlakken niet meer woningen toelaat.
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan zal direct als ontwerpbestemmingsplan in procedure worden gebracht. De provincie, het waterschap en de Veiligheidsregio/brandweer worden wel eerst op de hoogte gesteld van de voorgenomen ontwikkeling en gevraagd om hierop reactie te geven.
De Veiligheidregio/Brandweer heeft in reactie laten weten geen noodzaak te zien om opmerkingen te plaatsen bij het bestemmingsplan, omdat er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed zijn. De reactie van de Veiligheidsregio is opgenomen als bijlage 3.
Daarnaast heeft de provincie eveneens laten weten geen noodzaak te zien om opmerkingen te plaatsen. De provinciale belangen zijn volgens de provincie op een juiste wijze verwerkt. De reactie van de provincie is opgenomen als bijlage 4.
Zienswijze
Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode werd een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend tijdens deze periode.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De woningcorporatie heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad wordt voorgesteld om geen exploitatieplan vast te stellen.