direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herinrichting N359- Wommels Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Provincie Fryslân werkt aan het verbeteren van de verkeersveiligheid en de doorstroming van de N359. De N359 is een provinciale stroomweg door het zuidwesten van Fryslân; vanaf de A6 bij Lemmer tot aan de N31 bij Leeuwarden. Voor het gedeelte Bolsward - Winsum kent de weg een verkeersintensiteit van 8.000 - 10.000 motorvoertuigen per etmaal.

In het traject van de N359 tussen Bolsward Noord en Wommels Noord bevinden zich drie kruispunten. De huidige inrichting van deze kruispunten zorgt ervoor dat de verkeersveiligheid, de doorstroming en de omgevingskwaliteit in het geding komen. Het gaat daarbij met name om de volgende onderdelen:

  • Er is geen eenduidig wegbeeld doordat de N359 veel verschillende typen kruispunten kent;
  • De kruispunten zijn gelijkvloers, waarbij het risico op ongevallen groter is;
  • De kruispunten zijn voorzien van brede baansplitsing, wat de kruispunten onoverzichtelijk maakt;
  • De verlaging van de maximum snelheid van 100 km/uur naar 70 km/uur heeft onvoldoende effect;
  • De verschillende snelheidsregimes op de wegvakken en kruispunten van de N359 vergroten de kans op ongewenst verkeersgedrag.


De provincie heeft wijziging van deze drie kruispunten voor ogen, waarbij het uitgangspunt is dat deze worden uitgevoerd als ongelijkvloerse kruispunten. Door de aanleg van ongelijkvloerse kruispunten worden bovengenoemde knelpunten opgelost. Het ontwerp en de uitvoering van de kruispunten worden door middel van een BVP tender (Best Value Procurement) op de markt gezet, met ontwerpvrijheid.

Op voorhand is al bekend dat de aanpassing van de drie kruispunten niet passend is binnen het vigerende juridisch-planologisch kader. Om die reden wordt voor elk van de drie locaties een bestemmingsplan opgesteld. Het volgende figuur geeft een overzicht van de knooppunten in het betreffende tracé (figuur 1.1). De deelprojecten bevinden zich vrijwel geheel binnen de gemeentegrens van de gemeente Súdwest-Fryslân, alleen het kruispunt Wommels ligt voor een klein deel in de gemeente Waadhoeke. De planologische mogelijkheden van de kruispunten zijn in de bestaande situatie in verschillende bestemmingsplannen geregeld.


Dit bestemmingsplan is opgesteld om een juridisch-planologisch kader te bieden voor de aanpassing van het kruispunt Wommels Noord (deel Waadhoeke).

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0001.jpg"

Figuur 1.1 Overzicht aan te passen kruispunten in de N359, tracé Bolsward Noord tot Wommels Noord

1.2 Doelstelling

De centrale doelstelling voor dit project is het verbeteren van de verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers op de drie kruispunten. Nevendoelstellingen zijn het verbeteren van de doorstroming op de N359, een tevreden omgeving en een tevreden beheer- en onderhoudsorganisatie bij zowel gemeente als provincie. Dit kan worden bereikt door de aanleg van ongelijkvloerse kruisingen, half-verdiept en half-verhoogd. Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische regeling voor de realisatie van een ongelijkvloerse kruising ter plaatse van Wommels Noord (deel Waadhoeke).

1.3 Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat gelegen is rondom het huidige kruispunt Wommels Noord. In de huidige situatie kruist de N359 met de Berkwerterleane. De rijbanen zijn ontvlochten en er is een aparte oversteek voor fietsers (zie figuur 1.2). Op de luchtfoto met het ruimtebeslag is te zien dat er aan de oostelijke helft van het kruispunt meer ruimte is gereserveerd, terwijl er aan de noordwestelijke zijde een verschuiving plaatsvindt van de afslag van/naar de Berkwerterleane (figuur 1.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0002.jpg"

Figuur 1.2 Huidige kruising N359 - Berkwerterleane, Wommels Noord (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0003.jpg"

Figuur 1.3 Ligging plangebied, deels in gemeente Súdwest-Fryslân en deels in gemeente Waadhoeke

1.4 Planologische regeling

Het kruispunt Wommels Noord ligt geheel in het bestemmingsplan 'Bûtengebiet' van de gemeente Littenseradiel. Deze gemeente is per 1 januari 2018 opgeheven en onder verschillende bestaande gemeentes ondergebracht. Voor de locatie Wommels Noord geldt dat dit gebied nu grotendeels deel uitmaakt van de gemeente Súdwest-Fryslân. De noordoostelijke hoek van het plangebied is gelegen in de gemeente Waadhoeke. Om deze reden is het noodzakelijk dat voor dit kruispunt twee bestemmingsplannen worden vastgesteld: één in de gemeente Súdwest-Fryslân en één in de gemeente Waadhoeke.

In het volgende figuur is een uitsnede weergegeven van het vigerende juridisch-planologisch kader (de geldende bestemmingsplannen) ter plaatse van het kruispunt Wommels Noord (zie figuur 1.4). De rode contour is het totale plangebied, de zwarte lijn door het plangebied geeft de huidige gemeentegrens aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0004.jpg"

Figuur 1.4 Uitsnede vigerend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied

Archeologie

Behalve de in figuur 1.4 getoonde bestemmingen is er ter plaatse van het plangebied ook een dubbelbestemming opgenomen ten aanzien van archeologie. Dit aspect wordt besproken in paragraaf 4.6.

Bestemming 'Agrarisch'

Voor de agrarische bestemming geldt dat deze niet zijn bestemd voor het inrichten als kruispunt van de N359. De gronden zijn bedoeld voor agrarische percelen en daarmee samenhangend gebruik; niet voor wegverkeer.

Bestemming 'Verkeer'

Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van wegen. De bestemming ligt ter plaatse van het huidige wegtracé. Aangezien het beoogde ruimtebeslag groter is, is deze regeling niet toereikend om de plannen mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven van de huidige en voorgenomen situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het voornemen getoetst aan het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het plan getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Op de volgende luchtfoto is de huidige situatie van het plangebied weergegeven (figuur 2.1). De maximum snelheid ter plaatse van het kruispunt is momenteel 70 km/h. Buiten de kruispunten geldt op de provinciale weg een maximum snelheid van 100 km/uur. Ter hoogte van het kruispunt is de weg voorzien van een brede baansplitsing.

Op de luchtfoto is te zien dat de plancontour ruimer is dan het ruimtebeslag van het huidige kruispunt. De plancontour geeft het ruimtebeslag aan waarbinnen de nieuwe kruising gerealiseerd moet worden. Ten noordwesten van de kruising is een stuk van de huidige afslag in het plangebied opgenomen, die in de nieuwe situatie buiten het ruimtebeslag van de nieuwe infrastructuur valt. Dat gedeelte wordt ingericht als agrarische cultuurgronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0005.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van het totale plangebied met de plancontour en gemeentegrens

2.2 Referentieontwerp toekomstige situatie

In de nieuwe situatie wordt aan alle zijden ruimte gecreëerd om de verkeersstromen te splitsen. Omdat het exacte ontwerp van de nieuwe kruising nog niet bekend is, is een referentieontwerp opgesteld waaruit blijkt dat het binnen de contour mogelijk is om een ongelijkvloerse kruising te realiseren (figuur 2.2). In het referentieontwerp is uitgegaan van de halfverdiepte variant; de N359 gaat hier onder de (half verhoogde) kruisende weg door.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0006.jpg"

Figuur 2.2 Referentieontwerp

Het referentieontwerp toont één mogelijkheid waarop het kruispunt ongelijkvloers kan worden aangelegd. Omdat het plan doormiddel van een BVP tender (Best Value Procurement) op de markt wordt gezet, wijkt dit ontwerp waarschijnlijk af van het uiteindelijk te realiseren ontwerp. Behalve het uiterlijk van de kruising is de belangrijkste afwijking die plaats zou kunnen vinden, dat de N359 niet half-verdiept maar half-verhoogd wordt aangelegd en juist de kruisende weg (half) wordt verdiept. Daar waar dit verschil relevant is, zoals bij de omgevingsaspecten archeologie en geluid, is in het onderzoek met beide varianten rekening gehouden. Voor het aspect water geldt het referentieontwerp als worst case benadering.

2.3 Opsplitsing bestemmingsplan

Het plangebied voor dit kruispunt is grotendeels gelegen in de gemeente Súdwest-Fryslân, maar een klein deel ligt binnen de gemeente Waadhoeke (zie paragraaf 1.4). Dit is veroorzaakt doordat de voormalige gemeente Littenseradieel is opgedeeld in verschillende gemeentes. Gevolg hiervan is dat er binnen het beoogde ruimtebeslag van dit kruispunt twee gemeentes bevoegd gezag zijn, ieder voor hun eigen grondgebied. Om toch tot een compleet vigerend juridisch-planologisch kader te komen voor de aanpassing van het kruispunt, is het bestemmingsplan opgesplitst naar beide gemeentes. De toelichting is voor het gehele kruispunt gelijk; er worden integrale afwegingen gemaakt die het gehele plangebied aangaan, ongeacht het bevoegd gezag ter plaatse. Om de uitvoering van het project zo eenvoudig mogelijk te houden is ervoor gekozen om de regels zoveel mogelijk gelijkluidend op te zetten. De beide verbeeldingen bevatten ieder alleen het gedeelte van het plangebied dat binnen de betreffende gemeente is gelegen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig, uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De SVIR geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau tot 2040 en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 14 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De SVIR is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook bekend onder de naam 'AMvB Ruimte'. Het Barro is sinds 30 december 2011 van kracht, de laatste wijziging is per 1 januari 2018 in werking getreden.

In het Barro zijn de 14 nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Voor dit plangebied geeft het Barro geen direct bindende regels.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd, deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden.

In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro als volgt gedefinieerd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'

3.1.4 Water

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Súdwest-Fryslân in het stroomgebied van de Rijn Noord valt.

In het stroomgebiedbeheerplan van de Rijndelta staan de doelen en bijbehorende maatregelen om een goede toestand van oppervlakte- en grondwater te bereiken.

Waterwet

De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.

Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.

Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets

De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden overlegd met de waterbeheerder. In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder (zie paragraaf 4.7).

Nationaal Waterplan 2016-2021

Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (2009) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid beschreven. Ook maken de vier stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Zo ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (o.a. de Kader Richtlijn Water) en Rijksbeleid.

Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan. Gemeenten hebben hierin specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater.

Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water

Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw "Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient" uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsveranderingen. De bevindingen van de commissie zijn verwoord in de hedendaagse wetgeving en beleidsnota's. In grote lijnen ligt de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden- schoonmaken.

Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2011) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord. Het NBW is een uitwerking van het waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de Ksader Richtlijn Water. De belangrijkste doelen en taken zijn:

  • het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken;
  • verbetering van de waterkwaliteit.
3.1.5 Toetsing

Met de aanpassing van het bestaande kruispunt in de N359 wordt de doorstroming en verkeersveiligheid verbeterd. Dit project raakt niet direct één van de nationale belangen. Het betreft tenslotte het aanpassen van een kruispunt van een provinciale weg, gelegen in het buitengebied. Het project staat de rijksdoelen zoals benoemd in de SVIR niet in de weg.

Het plan betreft een infrastructurele aanpassing van een kruispunt. Er wordt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, waardoor een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is.

In dit bestemmingsplan is in een waterparagraaf opgenomen waarin de hier relevante waterbelangen zijn benoemd en geborgd (zie paragraaf 4.7).

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld, genaamd 'Om de kwaliteit fan de romte'. In het Streekplan wordt het provinciale ruimtelijk beleid verwoord.

Als centraal uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid kiest de provincie voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Bij een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving, waarbij tegelijkertijd wordt ingezet op de instandhouding en het verder ontwikkelen van aanwezige bodem-, water-, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

3.2.2 Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte', zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen een ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

3.2.3 Verordening Romte

De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014 en gewijzigd per 21 februari 2018) stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Middels deze verordening stelt Provincie Fryslân concrete regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het beleid uit het Streekplan is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. In de verordening is onder meer de grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het buitengebied.

3.2.4 Toetsing

Het plangebied ligt buiten het bestaand bebouwd gebied zoals opgenomen in de Verordening Romte. Met het plan zijn geen doelstellingen van het Streekplan in het geding. Het plan is niet in strijd met de thematische structuurvisie 'Grutst op 'e Romte'. Dit bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de verbetering van een kruispunt in de provinciale N359 en is daarmee juist ten dienste van het provinciale belang.

3.3 Gemeentelijk beleid

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een strook grond ter plaatse van de N359, ten noorden van het te herstructeren kruispunt Wommels Noord. Voor deze strook geldt vanuit de gemeente Waadhoeke geen specifiek relevant beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 M.e.r. beoordeling

4.1.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Indien een project mogelijk een significant negatief effect op een Natura 2000 gebied tot gevolg kan hebben, is op grond van de Wet natuurbescherming een passende beoordeling noodzakelijk. Voor het in dit memo beoordeelde wegtracé, tussen Bolsward en Wommels Noord, geldt dat er zich geen Natura 2000 gebied in de omgeving bevindt (zoals geconcludeerd in paragraaf 4.5.5). Een passende beoordeling is voor dit project niet aan de orde.

Besluit milieueffectrapportage

In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is vastgelegd in welke gevallen een MER-plicht of (al dan niet vormvrije) m.e.r. beoordelingsplicht geldt. Het Besluit mer is opgesteld ter implementatie van de Europese richtlijn betreffende milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. In het Besluit mer zijn de betreffende activiteiten opgenomen in de bijlage bij dat besluit, onderdelen C en D.

De onderdelen C en D bestaan uit tabellen, opgedeeld in vier kolommen. In kolom 1 staan de activiteiten, in kolom 2 de (indicatieve) drempelwaarden. Voor de D-lijst geldt dat voor activiteiten die wel in kolom 1 voorkomen, maar onder de drempelwaarden uit kolom 2 blijven, een vormvrije (ook wel informele) m.e.r. beoordeling moet worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomst van die beoordeling kan het zijn dat alsnog een milieueffectrapportage (MER) moet worden opgesteld (in het geval significante milieueffecten als gevolg van het project niet op voorhand kunnen worden uitgesloten).

Voor activiteiten die níet zijn opgenomen in kolom 1 van de onderdelen C of D geldt op grond van het Besluit mer geen m.e.r. (beoordelings-)plicht – ook niet vormvrij.

4.1.2 Onderzoek

Voor onderhavig project geldt dat er sprake is van verschillende activiteiten zoals genoemd in de bijlage bij het Besluit mer. Deze activiteiten worden hieronder besproken.

D 1.1: De wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg.

Vanaf de aanleg, in begin jaren '70 van de vorige eeuw, is de N359 getypeerd als een autoweg met een maximum snelheid van 100 km/uur. De beoogde aanpassing van de kruispunten moet derhalve worden gezien als wijziging van een bestaande autoweg zoals bedoeld in kolom 1 van activiteit D 1.1 van de bijlage bij het Besluit mer. In kolom 2 zijn de (indicatieve) drempelwaarden opgenomen, voor activiteit D 1.1 is dat een tracélengte van 5 km of meer. Die drempelwaarde wordt niet overschreden. Op grond van kolom 1 (de activiteit) bestaat echter wel de verplichting tot het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling, omdat de mogelijkheid bestaat dat een dergelijk project toch negatieve milieueffecten met zich meebrengt.

C 16.1 en D 16.1:

De ontginning […] met inbegrip van de winning van oppervlaktedelfstoffen uit de landbodem.

Voor deze activiteit geldt op grond van de C-lijst een drempelwaarde van 25 hectare en bij de D-lijst 12,5 hectare. Het is mogelijk dat één of beide drempelwaarden worden overschreden, dit moet nader worden uitgezocht. Is er geen overschrijding, dan geldt de plicht tot het doorlopen van een vormvrije m.e.r. beoordeling. Boven de drempelwaarde kan er sprake zijn van een plan MER plicht, indien er sprake is van een ontgrondingsvergunning. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de Ontgrondingenverordening Fryslân.

C 15.1: De infiltratie van water in de bodem of onttrekking van grondwater aan de bodem alsmede de wijziging of uitbreiding van bestaande infiltraties en onttrekkingen.

en/of

D 15.2: De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater.

Bij de aanleg van de ongelijkvloerse kruispunten zal afpompen van grondwater nodig zijn, aangezien de kruising halfverdiept wordt uitgevoerd. Voor deze activiteit geldt dat er mogelijk een (al dan niet vormvrije) m.e.r. (beoordelings-)plicht geldt op grond van bovenstaande activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit mer.

De drempelwaarde voor activiteit C 15.1 is een hoeveelheid water van 10 miljoen m3 per jaar, voor activiteit D 15.2 geldt als drempelwaarde 1,5 miljoen m3 water per jaar. Als deze waarden niet worden overschreden, geldt evengoed wel een vormvrije m.e.r. beoordelingsplicht. Indien de drempelwaarde wel wordt overschreden, kan er sprake zijn van een plan MER plicht. Beoordeeld moet dan worden of er sprake is van een kaderstellend plan ten aanzien van de grondwateronttrekking.

4.1.3 Conclusie

Uit het voorgaande blijkt dat voor dit plan een vormvrije m.e.r. beoordeling moet worden opgesteld, hiervoor heeft de initiatiefnemer (Provincie Fryslân) een aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze is in Bijlage 1 opgenomen. Hieruit blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Wanneer de mitigerende maatregelen in acht worden genomen, is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is zodoende niet noodzakelijk. Het bevoegd gezag heeft voorafgaand aan de ter inzagelegging hierover een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen.

4.2 Geluid

4.2.1 Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd of als de betreffende wegen worden aangepast (wegreconstructie), dan moet geluidsbelasting op de gevels van de woningen worden bepaald en getoetst aan de normen.

In het plangebied is geen sprake van geluidgezoneerde spoorwegen en industrielawaai, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde. In het kader van de Wet geluidhinder moet voor het milieuaspect geluid worden onderzocht wat de effecten zijn van de beoogde ongelijkvloerse kruising van de N359 op de omgeving. Bij een wijziging aan een bestaande weg moet een akoestisch onderzoek worden verricht om de geluidsbelasting te bepalen (artikel 80 juncto artikel 77 Wgh). Het akoestisch onderzoek beperkt zich tot de geluidsgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidszone van de weg (zoals opgenomen in art. 74 Wgh). Voor de reconstructie van de N359 inclusief onderliggend wegennet geldt een buitenstedelijke situatie met twee rijstroken, op grond van de Wgh geldt daarvoor een zonebreedte van 250 meter.

4.2.2 Onderzoek

Met dit plan worden geen geluidsgevoelige objecten toegevoegd. Wel vindt een wijziging plaats aan een autoweg (de N359). Gezien de aanwezigheid van bestaande woningen nabij het kruispunt, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van wegverkeerslawaai ten opzichte van de gevels van de bestaande woningen. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2. Ten grondslag aan dit akoestisch onderzoek ligt een verkeersonderzoek (zie Bijlage 3), waarin de verkeersintensiteiten en de snelheid van het verkeer ter plaatse van het kruispunt is opgenomen.

Voor de locatie Wommels Noord is de geluidbelasting op zes woningen onderzocht ten gevolge van drie wegen, zie tabel 1. Uit het onderzoek volgt dat er bij de fysieke aanpassing van de wegstructuur bij kruispunt Wommels Noord geen sprake is van reconstructie in de zin van de Wgh. Er wordt voldaan aan de Wgh en er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen. Nader onderzoek is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0007.jpg"

Tabel 1: Berekening geluidbelasting vanwege reconstructie kruispunt Wommels Noord

4.3 Bodem

4.3.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming (Wbb) is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

4.3.2 Toetsing

Voor dit plan geldt dat er geen eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit, aangezien de gronden worden bestemd voor wegverkeer. In die zin vormt het aspect bodem geen belemmering. Voorafgaand aan het afgraven en (eventueel) afvoeren van grond dient de bodemkwaliteit wel te zijn onderzocht.

Er is een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de bodemopbouw en de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem tot plaatselijk een diepte van 2,0 meter onder maaiveld. Tevens is de milieuhygiënische kwaliteit van het slib ter plaatse van de te dempen watergangen onderzocht. Het onderzoeksrapportage is bijgevoegd als Bijlage 4. De onderzoeksresultaten geven aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek naar de omvang van de aangetoonde sterke verontreinigingen in de wegberm (Berkwerterleane) ter plaatse van de boringen A004 en 002. Het nader bodemonderzoek dient inzicht te geven of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Op grond van het Besluit bodemkwaliteit dient aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd, alvorens de vrijkomende grond, het slib en het te verwijderen asfalt kan worden afgevoerd naar een erkende verwerker. Ten aanzien van de vrijkomende grond geldt dat dit in het werk zelf kan worden hergebruikt; bij hergebruik elders is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is er geen belemmering voor de voorgenomen reconstructiewerkzaamheden.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.4.2 Toetsing

Voor onderhavig plan geldt dat er in de huidige situatie sprake is van twee aparte kruispunten zonder invoegstrook, waarbij de doorstroming werd geremd. In deze situatie is er sprake van wachtend verkeer (met draaiende motor) vanaf de zijwegen en doorgaand verkeer dat bij beide kruisingen moet inhouden. In de nieuwe situatie wordt een ongelijkvloerse kruising gerealiseerd, waardoor het doorgaand verkeer kan doorrijden. Voor afslaand verkeer wordt voorzien in in- en uitvoegstroken.

Het doel van het project is de verkeersveiligheid en de doorstroming op de N359 te verbeteren. De luchtkwaliteit in en om het plangebied is in de huidige situatie goed. Gelet op de verwachting dat er geen extra verkeersaantrekkende werking ontstaat door de uitvoering van het project, ondervindt het bestemmingsplan vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen is de verwachting dat de verbeterde doorstroming op de weg juist een positief effect zal hebben op de luchtkwaliteit, doordat er in de toekomstige situatie sprake is van minder stilstaand, remmend en optrekkend verkeer.

4.5 Ecologie

4.5.1 Toetsingskader

De Wet natuurbescherming (Wnb) is op 1 januari 2017 in werking getreden. Daarmee zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

4.5.2 Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden 

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Sommige Natura-2000 gebieden bevatten stikstofgevoelige habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

4.5.3 Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Tenslotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

4.5.4 Toetsing

Gebiedsbescherming

Het kruispunt is niet gelegen in een Natura2000-gebied of Natuurnetwerk Nederland (NNN). In de omgeving van het plangebied bevinden zich ook geen van deze natuurgebieden. De dichtstbijzijnde Natura2000-gebieden, 'Waddenzee' en 'Sneekermeergebied', liggen op circa 12,5 kilometer afstand van het kruispunt Wommels Noord. Het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) ligt ten zuiden van de Boalserter Feart, op 800 meter van het kruispunt. De andere natuurgebieden liggen op grotere afstand. Door het aanpassen van het kruispunt worden geen natuurwaarden geschaad. Dit blijkt ook uit een stikstofonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 5.

Soortenbescherming

In het ecologisch onderzoek (Bijlage 6) is onderzoek gedaan naar de in het plangebied voorkomende planten- en diersoorten. Daarbij is uitgegaan van een worst-case benadering van de voorgenomen ingreep, omdat het ontwerp van de kruising nog niet bekend is.


Beschermde planten- en diersoorten

Tijdens het veldbezoek zijn er geen broedplaatsen van jaarrond beschermde vogels aangetroffen. Wel is er sprake van geschikte nestplaatsen voor algemene broedvogels, waarbij het van belang is dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of dat vooraf een controle op broedende vogels wordt uitgevoerd door een ecoloog.

Ten aanzien van habitatrichtlijnsoorten zijn geen beschermde exemplaren aangetroffen, er is geen sprake van verblijfplaatsen of vliegroutes voor vleermuizen. Het gebied wordt benut als foerageergebied, maar betreft geen essentieel onderdeel daarvan.

Voor de nationaal beschermde soorten geldt dat er geen sprake is van een leefgebied voor niet-vrijgestelde soorten aangetroffen, alleen voor vrijgestelde soorten zoals veldmuis, meerkikker, bastaardkikker en gewone pad, waarvoor de zorgplicht geldt.


Zorgplicht

De Zorgplicht houdt in dat dieren de gelegenheid moeten krijgen te vluchten naar leefgebied buiten het plangebied. Dat houdt bijvoorbeeld in dat bij het vergraven of bij uitvoer van andere werkzaamheden aan waterlopen, dit op een amfibie- en visvriendelijke manier dient te worden uitgevoerd. Dit kan worden gedaan door bijvoorbeeld bij uitvoeren van graafwerkzaamheden in één richting te werken, zodat amfibieën en vissen kunnen wegvluchten. Indien nodig kunnen amfibieën en vissen worden weggevangen en worden overgezet naar een geschikt gebied in de directe omgeving.

4.5.5 Conclusie

Het plan veroorzaakt geen conflict met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van de Wet natuurbescherming en overige vormen van gebiedsbescherming.

Ten aanzien van soortenbescherming moet worden voorkomen dat broedende vogels en hun in gebruik zijnde nesten worden verstoord. Ook dient ten aanzien van overige soorten de Zorgplicht in acht te worden genomen. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld waarin de maatregelen met betrekking tot de werkwijze en/of werkperiode opgenomen waarmee overtreding van de verbodsbepalingen wordt voorkomen.

4.6 Cultuurhistorie inclusief archeologie

4.6.1 Toetsingskader

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht geworden. De Monumentenwet 1988 is met ingang van 1 juli 2016 dan ook vervallen. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 zijn deels overgegaan naar de Erfgoedwet en – zodra die wet in werking treedt – deels naar de Omgevingswet. De bepalingen en vergunningen uit de Monumentenwet 1988 die overgaan naar de Omgevingswet blijven van toepassing tot de datum dat de Omgevingswet in werking treedt. Deze artikelen gelden tot dat moment als overgangsrecht op grond van de Erfgoedwet en tenzij expliciet vermeld, veranderen deze niet van inhoud. Tot die tijd blijft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het wettelijke kader voor de omgang met gebouwde en aangelegde rijksmonumenten en de Monumentenwet 1988 voor de omgang met de archeologische rijksmonumenten.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Uitgegaan wordt van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Friesland beschreven staan.

4.6.2 Archeologie

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de bekende en de te verwachten archeologische waarden. Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van het gemeentelijk beleid bepaald. De gemeente volgt hiertoe de provinciale Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Op deze kaart worden voor de perioden steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken. De archeologische waardevolle terreinen en de verwachtingszones zijn beschermd via een dubbelbestemming archeologie, afhankelijk van de toegekende waarde. In de FAMKE wordt onderscheid gemaakt tussen de Archeologische kaart van de periode steentijd-bronstijd en van de periode ijzertijd-middeleeuwen.

Ter plaatse van het plangebied geldt voor de periode steentijd-bronstijd dat de verwachtingswaarde dermate laag is, dat er geen onderzoek noodzakelijk is. Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen is aangegeven dat er karterend onderzoek 2 (middeleeuwen) noodzakelijk is bij ingrepen groter dan 2.500 m2 (zie figuur 4.1). De vrijstelllingsgrens voor ijzertijd-middeleeuwen wordt door de voorgenomen ingreep overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0008.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede van de FAMKE met het ruimtebeslag van de nieuwe kruising

Er is archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7). Uit dit onderzoek blijkt dat de bodem bestaat uit een natuurlijke kleiafzettingen, gevolgd door een recente toplaag van 0,5 tot 1,2 meter dikte. Ter plaatse van de weilanden rondom de huidige weg bestaat de toplaag uit een bouwvoor en geploegde laag. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van terplagen of andere bewonerslagen, ook zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

De archeologische verwachtingswaarde van het plangebied wordt bijgesteld naar een lage verwachting. Verder onderzoek is niet noodzakelijk. Er wordt om die reden geen archeologische dubbelbestemming in dit bestemmingsplan opgenomen. In het geval tijdens de werkzaamheden toch een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, dan is de meldingsplicht onverminderd van toepassing (artikel 5.10 Erfgoedwet).

4.6.3 Cultuurhistorie

Uitgegaan is van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK). Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Friesland beschreven staan.

In de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân (CHK) is informatie opgenomen over de cultuurhistorische waarden ter plaatse. Uit de CHK komt naar voren dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden dient te worden.

Rondom Wommels Noord geldt geen beschermende dubbelbestemming of aanduiding, maar is in de geldende bestemming 'Agrarisch' wel opgenomen dat het behoud, herstel en de ontwikkeling van onder andere de landschappelijke waarden en het verkavelingspatroon ondergeschikt is aan de bestemming. Er is een vergunningplicht opgenomen voor werken of werkzaamheden die deze waarden kunnen verstoren, waarbij wordt getoetst aan het 'Beeldkwaliteitsplan Bûtengebiet oktober 2014'. Figuur 4.2 bevat een uitsnede van de kaart behorende bij het beeldkwaliteitsplan, waaruit blijkt dat er zich geen relevante waarden bevinden in de directe omgeving van het kruispunt. De dichtstbijzijnde waarden, de laan aan de zuidzijde en bebouwing aan de noordzijde, bevinden zich op voldoende afstand om geen belemmering te vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.2019BPN359wommnoor-VAS1_0009.jpg"

Figuur 4.2 Beeldkwaliteitsplan ter plaatse van Wommels Noord

4.6.4 Conclusie

Op basis van het archeologisch bureau- en booronderzoek wordt geconcludeerd dat er sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde. De archeologische meldingsplicht van toevalvondsten blijft van kracht (artikel 5.10, lid 1 Erfgoedwet). Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente.

Binnen het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische waarden die beschermd moeten worden. Ter plaatse van het plangebied is het daarom niet noodzakelijk, noch doelmatig om een beschermende regeling op te nemen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

Het bestemmingsplan is vanuit cultuurhistorisch oogpunt dan ook uitvoerbaar. Nadere onderzoeken zijn niet nodig.

4.7 Water

4.7.1 Toetsingskader

Waterwet

Binnen de Waterwet is het beheer van oppervlaktewater en grondwater geregeld en de wet verbetert de samenhang tussen ruimtelijke ordening en waterbeleid. Een watervergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden aan een waterstaatswerk zal moeten worden aangevraagd bij de waterbeheerder, Wetterskip Fryslân. Een waterstaatswerk is een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.

Legger Wetterskip Fryslân

Het beheer van waterstaatswerken wordt uitgevoerd door de waterbeheerder; het Wetterskip Fryslân. Het Wetterskip heeft voor het beheer en onderhoud van de waterstaatswerken een Legger opgesteld. In de Legger worden de minimaal benodigde afmetingen van keringen beschreven om aan de veiligheidsnormen te voldoen. In de Legger wordt voor de wateren binnen het Wetterskip haar beheergebied, de minimale eisen beschreven om een goede aan- en afvoer van water te realiseren. Naast het stellen van eisen aan de waterstaatswerken, vervult de Legger een functie in de handhaving van verbodsbepalingen die staan beschreven in de Keur. Dit betekent dat het zonder toestemming van het waterschap verboden is om gebruik te maken van een waterstaatswerk, inclusief beschermingszones.

Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets

De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op basis van het Bro moet een paragraaf worden opgenomen waarin wordt beschreven hoe er rekening is gehouden met de waterhuishouding binnen het bestemmingsplan. Voor de schriftelijke onderbouwing van de waterhuishouding binnen het bestemmingsplan, is gebruik gemaakt van de (verplichte) digitale 'Watertoets'. In de Watertoets wordt door het Wetterskip advies gegeven hoe om te gaan met de waterhuishouding, zodat deze wordt gewaarborgd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang dat het Wetterskip vroegtijdig betrokken wordt.

Watertoets

Deze waterparagraaf bevat de vereiste Watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

4.7.2 Toetsing

De digitale watertoets is doorlopen aan de hand van het referentieontwerp (zie Bijlage 8), het daaruit volgende toetsresultaat is bijgevoegd als Bijlage 9. Uit het toetsresultaat blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Behalve de standaard digitale watertoets heeft ook in het voortraject nauwe afstemming plaatsgevonden met het Wetterskip; deze afstemming wordt gedurende het proces gecontinueerd. In overleg met de planvormers en rayonbeheerders van Wetterskip Fryslân wordt binnen de plangrens een nieuw watersysteem gedimensioneerd. De afspraken betreffende dit toekomstig watersysteem vormen het vertrekpunt voor de latere uitwerking, waarmee wordt geborgd dat het watersysteem in de nieuwe situatie naar behoren functioneert.

Verharding en watercompensatie

De verhardingstoename van de voorgenomen ontwikkeling bedraagt circa 4.519 m² op basis van het referentieontwerp. Conform de compensatienorm van Wetterskip Fryslân dient 10% van de verhardingstoename gecompenseerd te worden door oppervlaktewater aan te leggen, de ondergrens daarvoor is een toename van 1.500 m2 verhard oppervlak. De ondergrens wordt overschreden, wat inhoudt dat er minimaal 452 m2 compensatie nodig is. In deze compensatie wordt ruimschoots voorzien door de aanleg van nieuwe watergangen. Ook wordt met deze nieuwe watergangen het oppervlakte van de te dempen watergangen gecompenseerd.

Hoofdwateren

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de beschermingszone van een hoofdwater (zie kaartje in Bijlage 9). De bescherming is geborgd door middel van randvoorwaarden van de Keur. Op grond van de Keur is het plaatsen van obstakels in deze zone, met een breedte van 5 meter aan weerszijden van de watergang, niet toegestaan.

In het voorgaande bestemmingsplan was het merendeel van deze gronden reeds voorzien van een verkeersbestemming, zeker voor wat betreft het hoofdwater ten zuidwesten van het plangebied. Uit het referentieontwerp (Bijlage 8) blijkt dat ten noordoosten van het plangebied voldoende ruimte beschikbaar is om het hoofdwater daar (indien nodig) gedeeltelijk te verleggen, teneinde ook in de nieuwe situatie een beschermingszone van minimaal 5 meter te behouden.

Waterkwaliteit

Voor het afstromend wegwater gelden de richtlijnen van de landelijke CIW nota Afstromend Wegwater en de beleidsnota Riolering van het Wetterskip. Voor het horizontale wegvlak geldt dat het afstromend wegwater wordt geloosd via infiltratie in de berm. Waar dit niet mogelijk is, zoals ter plaatse van een onderdoorgang, zal moeten worden voorzien in een voorziening die zorgt voor zuivering van het water alvorens het op het oppervlaktewater wordt geloosd. Uit het referentieontwerp blijkt dat binnen de plangrens van dit bestemmingsplan voldoende ruimte is voor de aanleg van bijvoorbeeld (een) retentie- en/of infiltratievoorziening(en). Gedacht kan worden aan het benutten van de ruimte binnen één of meerdere oksels van de op-/afritten van de hoofdrijbaan.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

4.8.2 Toetsing

Met dit plan wordt een bestaand kruispunt aangepast, dit heeft geen gevolgen ten aanzien van transportroutes. De aard en omvang van dit project heeft geen invloed op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk en vormt externe veiligheid geen belemmering voor dit plan.

4.9 Kabels en leidingen

4.9.1 Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

4.9.2 Toetsing

In het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante leidingen. Eventuele overige ter plaatse aanwezige kabels en leidingen zullen bij de Klic-melding naar voren komen.

4.10 Explosieven

4.10.1 Toetsingskader

Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het explosieve materiaal dat gedurende de Tweede Wereldoorlog is ingezet, verschoten of afgeworpen, tussen de zeven en vijftien procent om verschillende redenen niet tot ontploffing gekomen of gebracht. Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitieartikelen uit de Tweede Wereldoorlog. Om te voorkomen dat dergelijke Conventionele Explosieven (CE) onbedoeld tijdens de werkzaamheden tot ontploffing komen, wordt onderzoek uitgevoerd naar de waarschijnlijkheid dat er zich ter plaatse van het plangebied nog CE bevinden.

4.10.2 Toetsing

Er is onderzoek uitgevoerd naar het risico op het aantreffen van Conventionele Explosieven (CE), het rapportage is bijgevoegd als Bijlage 10. Ter plaatse van het plangebied zijn op basis van literatuur- en archiefonderzoek en luchtfoto-interpretatie geen indicaties achterhaald voor de aanwezigheid van CE in het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied is derhalve aangemerkt als onverdacht op het aantreffen van achtergebleven explosieven uit de Tweede Wereldoorlog.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Het juridische systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Verkeer

Binnen de bestemming ‘Verkeer’ is de weginfrastructuur ondergebracht; hierin staat de verkeersfunctie van wegen voorop (in dit geval specifiek de N359 en de aansluiting daarop). De gronden zijn tevens bedoeld voor voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, verlaadplaatsen voor landbouwproducten, voorzieningen van openbaar nut en/of de waterhuishouding en dergelijke. Daarnaast zijn water- en groenvoorzieningen passend binnen deze bestemming.

5.2.2 Aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'

Om te zorgen voor een goede werking van de radar van de vliegbasis Leeuwarden is de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' opgenomen. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om hogere bebouwing toe te staan. Dit kan alleen toegestaan worden als uit een beoordeling door de beheerder van de radar is gebleken dat door de bouw van het bouwwerk het radarbeeld van het luchtruim niet ontoelaatbaar wordt verstoord en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De bestemmingsplanprocedure geeft inzicht in het draagvlak en daarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan. De procedurestappen van het bestemmingsplan worden in deze paragraaf beschreven.

Voor het kruispunt Wommels Noord geldt dat een klein deel van het plangebied zich in de gemeente Waadhoeke bevindt, terwijl het grootste deel in de gemeente Súdwest Fryslân is gelegen. Er zijn daarom twee bestemmingsplannen opgesteld, welke in beide gemeentes afzonderlijk de planologische procedure doorlopen. Inhoudelijk en procedureel worden de bestemmingsplannen zoveel als mogelijk op elkaar afgestemd.

6.1.1 Inspraak en overleg

Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure zijn belanghebbenden en omwonenden betrokken bij de planvorming. Op 25 april 2018 heeft een openbare informatieavond plaatsgevonden in Wommels, waarin de plannen voor de kruispunten Bolsward Noord, Burgwerd en Wommels Noord aan eenieder zijn toegelicht. Deze informatieavond is aangekondigd in de krant en via de nieuwsbrief. Begin april en eind november 2018 is een nieuwsbrief uitgekomen; geïnteresseerden kunnen zich aanmelden voor de nieuwsbrief of deze online raadplegen. Daarnaast zijn inwoners en bedrijven uitgenodigd om mee te denken over de plannen. Zo hebben er drie "meitinkersavonden" plaatsgevonden in Wommels en zijn er 21 huiskamergesprekken gevoerd met inwoners en bedrijven. Met de grondeigenaren zijn individuele gesprekken gevoerd (in totaal 17 x 2 gesprekken).

Vanwege de afstemming vooraf en het maatschappelijk belang van de kruispuntaanpassing wordt afgezien van terinzagelegging van het bestemmingsplan als voorontwerp voor inspraak.

Voorafgaand aan het bestemmingsplanproject is reeds overleg gevoerd met het Wetterskip Fryslân, ten aanzien van de waterhuishouding (zie paragraaf 4.7.2). In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bestemmingsplan als concept-ontwerp toegezonden aan de relevante overlegpartners. Een samenvatting van het resultaat van dit vooroverleg wordt hieronder weergegeven.

Resultaten wettelijk vooroverleg

Het bestemmingsplan is als concept-ontwerp toegestuurd aan de relevante overlegpartners ex artikel 3.1.1 Bro. Naar aanleiding daarvan zijn de volgende reacties ontvangen:

  • Provincie Fryslân

De Provincie reageert naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling ten aanzien van de stikstofproblematiek. Consequentie van die uitspraak is dat alle ontwikkelingen die mogelijk stikstofdepositie veroorzaken, aandacht moeten besteden aan dit onderwerp. Geadviseerd wordt om voor de projecten een berekening uit te voeren volgens de nieuwe (nog in ontwikkeling zijnde) methode en op basis van die uitkomsten conclusies te trekken over eventuele extra maatregelen.

Voor het overige geeft het plan geen aanleiding tot opmerkingen.

Naar aanleiding van deze vooroverlegreactie is paragraaf 4.5 aangepast en is aanvullend onderzoek naar stikstof uitgevoerd (zie hiervoor bijlage Bijlage 5).

  • Wetterskip Fryslân

Het Wetterskip Fryslân ziet de waterparagraaf graag aangevuld met het volgende:

    • 1. Hoe wordt in de plannen rekening gehouden met het wateraspect afstromend wegwater in relatie tot de waterkwaliteit?
    • 2. De inrichting van de waterhuishouding wordt gewijzigd met de aanpassing van de kruispunten, Wetterskip Fryslân is hier als waterbeheerder reeds bij betrokken. In de waterparagrafen moet een korte beschrijving worden gegeven van dit proces.
    • 3. Voor ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden ingediend in het kader van de Waterwet.
    • 4. Voor de waterparagraaf van de kruising bij Burgwerd wordt aangegeven dat het plangebied vrij voor de boezem ligt; dat is echter maar voor een klein deel én aangegeven moet worden hoe hiermee rekening wordt gehouden. Voor de waterparagrafen bij Bolsward Noord en Wommels Noord wordt bij het aspect hoofdwateren geschreven over de waterkerende functie van de beschermingszone, daar is echter geen sprake van. De tekst moet worden aangepast en aangegeven moet worden hoe rekening gehouden wordt met de randvoorwaarden welke gelden bij (beschermingszones van) hoofdwateren.

Naar aanleiding van deze vooroverlegreacties is paragraaf 4.7 aangepast.

  • Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO)

Omdat gevaarlijke stoffen in beperkte mate over het traject worden vervoerd, is er een externe veiligheidsrisico. De FUMO heeft beoordeeld of de aanpassingen van de kruisingen van invloed kunnen zijn op de externe veiligheidsrisico's. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen wijzigingen niet in relevante mate van invloed zijn op de externe veiligheidsrisico's. Vanuit externe veiligheid is er dan ook geen bezwaar tegen het voornemen.

  • Veiligheidsregio Fryslân

Ten aanzien van Externe veiligheid ziet Brandweer Fryslân geen noodzaak om bij dit bestemmingsplan opmerkingen te plaatsen. Dit omdat er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed zijn.

Aangezien de ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft op de basisbrandweerzorg en er in de huidige situatie geen knelpunten zijn, ziet Brandweer Fryslân af van de mogelijkheid tot het geven van een repressief advies.

  • Liander

Geen opmerkingen.

6.1.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kon een ieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

6.1.3 Vaststelling

Het bestemmingsplan is daarna op 2 juli 2020 ongewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

6.2.1 Financiële haalbaarheid

Het initiatief voor dit bestemmingsplan betreft het aanpassen van het kruispunt Wommels Noord. Provincie Fryslân heeft budget gereserveerd voor verbetering van de kruispunten in de provinciale weg N359 en de daarmee gemoeide kosten; deze kosten komen niet voor rekening van de gemeente. Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische regeling ten behoeve van de kruispuntaanpassing.

6.2.2 Planning

Gelet op de urgentie van het verkeersveiligheidsknelpunt en de wens vanuit de omgeving, vertegenwoordigd door de werkgroep Westergoawei, is het verkeersveilig maken van de kruispunten Bolsward Noord, Burgwerd en Wommels Noord in de N359 opgenomen in het coalitieakkoord 2015-2019 van de provincie Fryslân.

Bij de uitvoering van het coalitieakkoord hebben Gedeputeerde Staten (GS) en Provinciale Staten (PS) van de provincie Fryslân besloten dat het realiseren van drie onderdoorgangen (half-verdiept en half-verhoogd) de meest wenselijke oplossing is en de hiervoor noodzakelijke middelen beschikbaar te stellen. In het GS besluit van 6 juni 2017 is aangegeven dat, gelet op toezeggingen naar de omgeving, wordt gestreefd naar start van de werkzaamheden in 2019 en ingebruikname van de drie tunnels uiterlijk in 2021-2022.

In navolging van dit besluit zijn de voorbereidingen van het project, de hiervoor noodzakelijke onderzoeken, het juridisch-planologisch proces en de grondverwerving in 2018 opgestart. Het streven is om het aanbestedingsproces eind 2019 / begin 2020 te doorlopen, waarna de realisatie in de periode 2020-2022 kan plaatsvinden.

6.2.3 Verwerving gronden

Om de voorliggende inrichtingsmaatregelen fysiek aan te kunnen leggen, dient de provincie Fryslân de beschikking te hebben over de gronden. De provincie heeft hiervoor een Aankoopstrategieplan opgesteld. Er zal getracht worden om de benodigde gronden middels minnelijke verwerving in eigendom te verkrijgen.

De verwerving van de gronden is voor rekening van de provincie Fryslân en de verweving is gericht op de uitvoering van het bestemmingsplan. De financiële middelen die benodigd zijn voor deze verwerving zijn geborgd in voornoemd Aankoopstrategieplan.

Als het niet mogelijk is om de percelen die nodig zijn voor de uitvoering van het in het bestemmingsplan voorgestane beleid minnelijk te verwerven en als gebleken is van voldoende noodzaak en urgentie om tijdig over de betreffende gronden te beschikken voor de uitvoering van het bestemmingsplan, bestaat de mogelijkheid om over te gaan tot onteigening. Hierbij worden alle wettelijke procedures in acht genomen.

6.2.4 Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. Voor een bouwplan zoals aangewezen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is.

Met dit bestemmingsplan wordt géén bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Voor de aanpassing van het kruispunt is de grondexploitatieregeling niet van toepassing; er wordt geen exploitatieplan opgesteld.