direct naar inhoud van Regels
Plan: Pastoor van Erpstraat 2-8, Schijndel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1948.SCH001BP0042017P-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan ‘Pastoor van Erpstraat 2-8, Schijndel’ met identificatienummer NL.IMRO.1948.SCH001BP0042017P-VG01 van de gemeente Meierijstad.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of uiterlijke verzorgingsgebied, c.q. een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of het daarbij behorende bijgebouw, met behoud van de woonfunctie in ruimtelijk en visuele zin, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan- of uitbouw:

een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw en van daaruit toegankelijk is;

1.5 aanduiding:

een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 afhankelijke woonruimte:

een aanbouw c.q. een vrijstaand gebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het oogpunt van mantelzorg zijn gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

1.7 archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.8 balkon:

een balkon is een open platform dat, niet op de begane grond, voor een muur is aangebracht. Verder is een balkon voorzien van een balustrade of borstwering en toegankelijk uit de daaraan grenzende binnenruimte door middel van een deur;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bed & breakfast:

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Een bed & breakfast is wat betreft de activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een pension, hotel of horecagelegenheid;

1.11 bedrijf:

een inrichting in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel een onderneming waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten’ als genoemd in bijlage 1;

1.12 bestaande situatie:
  • a. bebouwing: legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • b. gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.16 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat functioneel en in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 bouwwijze:

aaneengebouwd:

bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;

geschakeld:

bebouwing, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;

gestapeld:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

twee aaneen:

bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;

vrijstaand:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd;

1.24 dakopbouw:

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;

1.26 dienstverlening:

een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een dienstverlenende of verzorgende taak met een publieksgericht karakter. Onder dienstverlening wordt verstaan administratieve dienstverlening (bijvoorbeeld assurantiekantoor, bank etc.), publieksgerichte dienstverlening (bijvoorbeeld stomerij, reisbureau etc.) en ambachtelijke dienstverlening (bijvoorbeeld schoenmaker, kapper etc.);

1.27 dove gevel:

gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vierde lid, van de Wgh.

1.28 erfbebouwing:

gebouwen die door de ligging, constructie en/of afmeting (architectonisch) ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, waaronder in ieder geval begrepen aangebouwde gedeelten van dat hoofdgebouw (aanbouwen) en niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, alsmede carports en overkappingen;

1.29 erotische dienstverlening:

elke vorm van dienstverlening of vermaak van porno-erotische aard, waaronder alle vormen van prostitutie, escortservice, erotisch getinte vermaakfuncties, seksshops en overige seksinrichtingen;

1.30 erotische getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen (peep)shows, een seksbioscoop, filmcabines en een seksautomatenhal;

1.31 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optochten, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten op een locatie die vaker dan tweemaal per jaar wordt gebruikt, met uit zondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruik:

gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken dan wel het in gebruik geven;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmeting dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.35 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

categorie 1:

een horecabedrijf, waarin hoofdzakelijk logies en/of maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en ’s avonds verstrekken van hoofdzakelijk alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

categorie 2:

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en enige druk op de kwaliteit van het leefklimaat met zich meebrengt, zoals een snackbar, cafetaria en restaurant met een overwegende afhaalfunctie (shoarma/pizzeria, afhaalchinees);

categorie 3:

een horecabedrijf dat voornamelijk gericht is op het ’s avonds en ’s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een café, bardancing, zalencentrum, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

categorie 4:

discotheken, of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.36 huishouden:

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning;

1.37 internetverkoop:

winkel waarbij goederen via het internet te koop worden aangeboden;

1.38 kantoor:

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, advisering, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.39 laag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, scouting en recreatieve voorzieningen, kinderopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder niet begrepen seksuele dienstverlening;

1.41 monumentaal gebouw of bouwwerk:

een door het rijk als rijksmonument of een door de gemeente conform de Erfgoedverordening Schijndel 2010, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2010, als gemeentelijk monument aangeduid gebouw of bouwwerk;

1.42 nevenactiviteit:

andersoortige activiteit naast de hoofdactiviteit;

1.43 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.44 overkapping:

een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.45 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.47 voorgevel:

de meest gezichtsbepalende, naar de openbare weg of openbaar groen gekeerde en meest evenwijdig daaraan liggende gevel(s) van een hoofdgebouw;

1.48 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel(s) van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.49 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke;

1.50 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Indien volgens het plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:

afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;

bebouwingspercentage:

een met een aanduiding op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;


bouwhoogte:

de hoogte in meters vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met dien verstande, dat schoorstenen, liftschachten, lichtkoepels en dergelijke, aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen, buiten beschouwing blijven voor zover:


de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van de oppervlakte van de hoofdmassa bedraagt;


de vergroting ten hoogste 1,15 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.


gevelbreedte:

de maat, gemeten tussen de hoofdzijgevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;


goothoogte:

de hoogte in meters vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;


oppervlakte:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;


oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;


peil:

  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet grenst aan de weg: de hoogte van het afgewerkte terrein, na voltooiing van de bouw, ter plaatse van de hoofdtoegang.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, zonneluifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,3 m en de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor:

  • a. tuin en dan wel groenvoorzieningen;
  • b. in- en uitritten;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  • d. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen;
  • e. het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bestemd voor;

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. internetverkoop;
  • d. bed & breakfast;
  • e. tuinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument’;


één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' mogen de hoofdgebouwen uitsluitend geschakeld worden gebouwd.
  • c. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
  • d. Indien de goot- en bouwhoogte niet is aangegeven op de verbeelding mag de bestaande goot- en bouwhoogte niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.

4.2.2 Erfbebouwing

Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:

  • a. Erfbebouwing is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de oppervlakte aan erfbebouwing gelegen binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte genoemd onder b.
  • b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden bebouwd met een maximale oppervlakte van 100 m2.
  • c. Bij het bepalen van de oppervlakte aan erfbebouwing wordt een niet overdekt zwembad met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2 buiten beschouwing gelaten, mits het perceel, met inbegrip van het zwembad, voor niet meer dan 50% is bebouwd.
  • d. De goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.
  • e. Een carport dient op ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder d mag de hoogte van een carport niet meer bedragen dan 3 m en dient de carport afgedekt te zijn met een plat dak.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

4.2.4 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3 m onder het plaatselijke maaiveld.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen;
  • c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument’.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Voor aan-huis-verbonden beroepen, bed & breakfrast en internetverkoop gelden de volgende bepalingen:

  • a. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
  • b. Het gebruik blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de woonfunctie.
  • c. De bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m2.
  • d. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.
  • e. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

4.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.4.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende bepalingen:

  • a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van de Wet Milieubeheer.
  • b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
  • c. Indien het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.

4.4.3 Bed & breakfast

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.4.1 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:

  • a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.
  • b. De uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 4.4.1 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per locatie.
  • d. In afwijking van het bepaalde in lid 4.4.1 onder e dient het parkeren op eigen terrein plaats te vinden.

4.4.4 Internetverkoop

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.4.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:

  • a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.
  • b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.
  • c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van goederen.
  • d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van goederen.
  • e. Indien de internetverkoop wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.

4.4.5 Strijdig gebruik

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel:
    • 1. bij aan-huis-verbonden beroepen, voor zover ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. door middel van internetverkoop;
  • d. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.5 onder a ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden of bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m2, onverminderd het bepaalde in lid 4.2.2 onder b.
  • d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen - 2' zijn bestemd voor;

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. internetverkoop;
  • d. bed & breakfast;
  • e. tuinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;


één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen de hoofdgebouwen uitsluitend gestapeld worden gebouwd.
  • c. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’.

5.2.2 Erfbebouwing

Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:

  • a. Erfbebouwing is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de oppervlakte aan erfbebouwing gelegen binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte genoemd onder b.
  • b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden bebouwd met een maximale oppervlakte van 100 m2.
  • c. De goot- en bouwhoogte van erfbebouwing mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.
  • d. In afwijking van a, b en c is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - entree' erfbebouwing in de vorm van liftgebouwen, trappenhuizen en galerijen toegestaan, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte van erfbebouwing niet meer mag bedragen dan 10 m.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • e. In afwijking van a tot en met d zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - entree' bouwwerken geen gebouwen zijnde in de vorm van galerijen, luifels en overstekende daken toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

5.2.4 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3 m onder het plaatselijke maaiveld.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen;
  • c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument’.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen

Voor aan-huis-verbonden beroepen, bed & breakfrast en internetverkoop gelden de volgende bepalingen:

  • a. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
  • b. Het gebruik blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de woonfunctie.
  • c. De bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m2.
  • d. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.
  • e. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

5.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.4.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende bepalingen:

  • a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van de Wet Milieubeheer.
  • b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
  • c. Indien het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.

5.4.3 Bed & breakfast

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.4.1 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:

  • a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.
  • b. De uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 5.4.1 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per locatie.
  • d. In afwijking van het bepaalde in lid 5.4.1 onder e dient het parkeren op eigen terrein plaats te vinden.

5.4.4 Internetverkoop

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.4.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:

  • a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.
  • b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.
  • c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van goederen.
  • d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van goederen.
  • e. Indien de internetverkoop wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.

5.4.5 Strijdig gebruik

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel:
    • 1. bij aan-huis-verbonden beroepen, voor zover ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. door middel van internetverkoop;
  • d. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.5 onder a ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden of bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m2, onverminderd het bepaalde in lid 5.2.2 onder b.
  • d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande maten

Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aanwezig is, dan wel gebouwd mag worden krachtens een omgevingsvergunning, gelden de bestaande maatvoering en situering, met dien verstande dat:

  • 1. Bestaande maten die meer of minder bedragen dan in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, ter plaatse van de afwijking als respectievelijk ten hoogste of ten laagste toelaatbaar worden geacht.
  • 2. De (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in hoofdstuk 2 is bepaald, niet mogen worden vergroot of verhoogd.
  • 3. Bij herbouw het bepaalde onder 1 uitsluitend van toepassing is, indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
  • 4. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het overgangsrecht niet van toepassing is.

7.2 Geluidwering
  • a. De volgens de NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied mag aantoonbaar niet kleiner zijn dan het verschil tussen de berekende geluidsbelasting uit het geluidrapport 'Rapport akoestisch onderzoek Pastoor van Erpstraat 2 t/m 8, Schijndel' opgesteld door CroonenBuro5 met kenmerk RA001-0254073-01A van 15 maart 2019 en 33 dB.
  • b. De uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsruimte heeft een volgens de NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB lager is dan karakteristiek geluidwering als bedoeld onder a.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen in geringe mate worden overschreden, voor zover een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de in dit plan voorgeschreven maten met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
    • 1. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
    • 2. deze om esthetische en/of bouwtechnische redenen noodzakelijk is en;
    • 3. de toepasselijke bestemmingsplanregel zelf geen mogelijkheid tot afwijking biedt;

De in dit artikel genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De in het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bedoelde welstandscriteria.

9.2 Algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden

Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning tot het afwijken van het bestemmingsplan verleend en er wordt uitsluitend over gegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie (toetsing aan de Wet geurhinder);
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • f. het zicht op karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing;
  • g. de parkeerbalans.

9.3 Parkeren
9.3.1 Normstelling parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  • b. Voor de in lid a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
  • c. Indien deze beleidsregels e/of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.

9.3.2 Manoevreerruimte en ruimte voor laden en lossen bij parkeren
  • a. Er dient voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar te zijn voor het kunnen functioneren van de parkeerplaatsen;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel waarbij een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen is of zal worden aangebracht.

9.3.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 9.3.1 of sublid 9.3.2 indien:

  • a. er in voldoende parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; of;
  • b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en;
  • c. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en;
  • d. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden, of;
  • e. aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met ten hoogste 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

‘Regels van het bestemmingsplan Pastoor van Erpstraat 2-8, Schijndel'.