Plan: | Bolst Noord |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1948.ERP000BP0012023P-ON01 |
1.1 Plan
het bestemmingsplan Bolst Noord met identificatienummer NL.IMRO.1948.ERP000BP0012023P-ON01 van de gemeente Meierijstad.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van
het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde
woningen, niet zijnde een gestapelde woning.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het
hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit
evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw
opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.9 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en
het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen, die verband
houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.
1.10 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.11 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingsgebied
Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het
oorspronkelijk hoofdgebouw.
1.13 bebouwingspercentage
de in procenten uitgedrukte maximale som van de oppervlakten van de bouwwerken, in
verhouding tot het grondoppervlak van het bouwperceel dan wel het grondoppervlak gelegen
binnen het bouwvlak per bouwperceel.
1.14 bedrijf aan huis
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van
ambachtelijke bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende
bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel,
behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
1.15 begane grondvloer
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
1.16 beroep aan huis
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn
beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie,
kan worden uitgeoefend.
1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep c.q. een bedrijf of
een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde
bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bestaande bebouwing
bebouwing die op het tijdstip van eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of
in uitvoering is, danwel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een
bouwvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend.
1.20 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bevoegd gezag
bevoegd gezag, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde
verbonden bouwwerk met een dak, daaronder begrepen:
- aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig,(constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
- aangebouwd bijbehorend bouwwerk: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden
bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn
verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
- uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en
een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt;
- vrijstaand bijbehorend bouwwerk: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig
(constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm,
- carport: een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk ten behoeve van de stalling van
(motor)voertuigen, bestaande uit een gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of
kolommen; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als
ondersteuningsconstructie fungeren;
- overkapping: een bouwwerk bestaande uit een gesloten dakconstructie, zonder eigen wanden of met maximaal 1 eigen wand, dat aan tenminste een deel van één zijde een gesloten wand kent.
1.24 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
1.26 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van een dakterras, onderbouw en zolder.
1.28 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel:
- voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg
waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere
perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
- zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of
nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelsgrens;
- achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens,
evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens;
1.30 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de aarde.
1.32 dak
elke bovenbeëindiging van een gebouw.
1.33 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een
dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de
constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.34 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze
constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie
in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen,
verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 dienstverlening
het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet aan een balie) te woord
wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
1.37 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.38 entree
een bouwwerk ten behoeve van de toegang tot een gebouw.
1.39 erf
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht
ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens
kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst.
1.40 erker
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één
bouwlaag.
1.41 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geschakelde woningen
woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar
verbonden zijn en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse
bouwperceelsgrens is gebouwd.
1.43 gestapelde woningen
geheel of gedeeltelijk boven en/of onder elkaar gelegen woningen in een gebouw of
gebouwcomplex.
1.44 grondgebonden woningen
woningen die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen
aansluit op het maaiveld.
1.45 hoekperceel
een perceel dat aan twee zijden grenst aan het openbaar gebied (een weg, een plein, openbaar
groen).
1.46 hoekwoning
woning die aan twee zijden grenst aan het openbaar gebied (een weg, een plein, openbaar
groen).
1.47 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van
de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of
bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.48 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig
exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.49 huishouden
een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.
Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:
- voor onbepaalde tijd samenleven;
- een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
- eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
- personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.
Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen vallen niet onder het begrip 'huishouden'.
1.50 mindervalide
een gehandicapt persoon die aantoonbaar is aangewezen op voorzieningen op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen;
1.51 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten
minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.52 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte
mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.53 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een dakhelling van meer dan 15°.
1.54 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van
ambachtelijke bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel,
behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
1.55 Levensloopbestendige woning
Een woning met een volledig woonprogramma op de begane grond.
1.56 maaiveld
de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw, bouwwerk.
1.57 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke
voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede kinderopvang
en buitenschoolse opvang.
1.58 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.59 middeldure koopwoning
een koopwoning binnen de prijsklasse en ten behoeve van de aangewezen doelgroep gedurende de termijn van instandhouding zoals opgenomen in de Verordening doelgroepen woningbouw gemeente Meierijstad, geldend ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan
1.60 onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder
dan 1,20 m¹ boven peil is gelegen.
1.61 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met
uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het
oppervlak (zie artikel 3.2 Bouwregels);
1.62 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m¹ onder peil
en niet hoger dan het maaiveld.
1.63 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.
1.64 onderste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.65 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de aarde.
1.66 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid
die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.67 parkeergelegenheid/parkeervoorzieningen
elke stallingsgelegenheid op zowel openbaar als particulier terrein ten behoeve van een
motorvoertuig op méér dan twee wielen.
1.68 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt
wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en
lossen van goederen.
1.69 peil
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van
de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander
plaatselijk aan te houden waterpeil);
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte
maaiveld.
1.70 perceel
kadastraal perceel.
1.71 pergola
een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk, bestaande uit een constructie van verticaal geplaatste
palen of kolommen op een onderlinge afstand van minimaal 1,50 m1 h.o.h., gekoppeld op een
bovenlegger met eventueel hierop onder een hoek van 90º geplaatste dwarsligger(s):
- de pergola mag tot maximaal 1 m¹ boven het maaiveld als een gesloten constructie
worden uitgevoerd;
- tussen de kolommen mag gaas ter begeleiding van planten worden aangebracht.
1.72 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.73 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
1.74 Rug aan rug woning
Een woning waarbij de achtergevel gedeeld wordt met een andere woning.
1.75 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch /
pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.76 seksuele dienstverlening
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het (doen)
plaatsvinden van erotisch / pornografische vertoningen.
1.77 sociale huurwoning
een huurwoning binnen de prijsklasse en ten behoeve van de aangewezen doelgroep gedurende de termijn van instandhouding zoals opgenomen in de Verordening doelgroepen woningbouw gemeente Meierijstad, geldend ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.
1.78 sociale koopwoning/goedkope koopwoning
een koopwoning binnen de prijsklasse en ten behoeve van de aangewezen doelgroep gedurende de termijn van instandhouding zoals opgenomen in de Verordening doelgroepen woningbouw gemeente Meierijstad, geldend ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.
1.79 stedenbouwkundige waarde/kwaliteit
de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals
situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied.
1.80 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals, verkeerstekens,
wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeer-regulerende
constructies, brandkranen informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken,
zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen,
telefooncellen en abri's.
1.81 tiny house
een kleine volwaardige vrijstaande woning bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden met een maximaal footprint van 50m2, met een zo kleine mogelijke ecologische voetafdruk.
1.82 tuin
niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in
feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.83 twee- aaneen gebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, alsmede
door garages geschakelde woningen waarbij het hoofdgebouw aan één zijde op de zijdelingse
perceelsgrens gebouwd mag worden.
1.84 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied en bebouw.
1.85 voorgevel
a. de naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
b. indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de op de
weg georienteerde gevel van een hoofdgebouw waaraan de hoofdentree van de woning
gesitueerd is.
1.86 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de
perceelsgrenzen.
1.87 voorste bouwvlakgrens
de grens van het bouwvlak gelegen aan de zijde van de weg, voor zover er sprake is van een
voorste bouwperceelsgrens.
1.88 voorziening van algemeen nut
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het
telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.89 vrijstaande woning
een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere
woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de
zijdelingse perceelgrens staan.
1.90 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen
de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en
zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.91 werk
grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk.
1.92 werken
alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren.
1.93 wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen
e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de
tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.94 wonen
Het bewonen van een woning.
1.95 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van:
- één afzonderlijk huishouden;
- een huishouden plus maximaal twee personen.
1.96 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat
hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.97 zolder
bovenste verdieping onder het dak van een gebouw voor zover de hoogte van de borstwering ter
plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen en die geen
zelfstandige woonruimte vormt.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand
het kortst is.
2.2 afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 brutovloeroppervlak van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande
scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de
binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.
2.5 dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.8 inhoud van een bouwwerk
a. de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde horizontale niveau van
het aansluitende en afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;
b. bij de bepaling van de grenslijn van de bebouwde oppervlakte blijft een incidentele nis of
uitsparing en een incidenteel uitspringend bouwdeel buiten beschouwing, indien het
grondvlak daarvan kleiner is dan 0,5 m²;
c. de vloeroppervlakte van een overdekte buitenruimte, die niet of slechts gedeeltelijk
omsloten is en daardoor geen vaste buitenbegrenzing heeft, is gelijk aan de verticale
projectie van het overdekkende bouwdeel; bij kolommen wordt de meest naar buiten
gelegen zijde als plaats van het (fictieve) buitenwerks gevelvlak aangemerkt;
d. indien de breedte van de verticale projectie van een overdekkende bouwdeel op het
horizontale vlak minder is dan 0,75 m, gemeten ten opzichte van het (fictieve)
buitenwerkse gevelvlak, of de breedte ook minder bedraagt dan de helft van de hoogte
tot het maaiveld, wordt de geprojecteerde oppervlakte niet meegerekend bij de bepaling
van de bruto vloeroppervlakte. Indien aan beide voorwaarden niet voldaan wordt, telt het
bouwdeel mee bij de oppervlakte.
2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).
2.10 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.11 oppervlak van een bouwperceel
de maten van het kadastrale perceel, dan wel, wanneer er geen sprake is van een gedeeld
kadastraal perceel, de feitelijke oppervlakte van het perceel behorend bij het hoofdgebouw.
2.12 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2.13 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen in woningen;
b. uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot een oppervlakte van maximaal 40% op het begane grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van:
1. 45 m²;
2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter
dan 1250 m², 60 m²;
3. huisvesting in verband met mantelzorg
c. tuinen;
d. erven;
e. groen- en speelvoorzieningen;
f. voorzieningen van algemeen nut;
g. verkeers- en vervoersdoeleinden;
h. parkeervoorzieningen, met inachtname van het bepaalde in lid 10.1;
i. waterlopen, waterpartijen, waterberging, waterstaatkundige en
waterinfiltratievoorzieningen;
j. straatmeubilair;
k. werken, geen bouwwerken zijnde zoals de aanleg van verhardingen ten behoeve van
paden (waaronder brandgangen), in- en uitritten, terrassen en de aanleg van siertuin
en/of gazon, alsmede parkeerplaatsen;
l. evenementen
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende
bouwwerken worden gebouwd.
3.2.2 Aantal woningen
Het aantal woningen mag ter plaatse van de ‘maximum aantal wooneenheden’
niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.3 Specifieke bouwaanduiding
ter plaats van de specifieke bouwaanduiding bebouwing uitgesloten is bebouwing uitgesloten.
3.2.4 Ontsluiting uitgesloten
ter plaats van de functieaanduiding ontsluiting uitgesloten is geen ontsluiting van gemotoriseerd verkeer richting het Oudveld toegestaan,
3.2.5 hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. als hoofdgebouw mogen worden gebouwd:
1. vrijstaande woningen;
2. twee-aaneen gebouwde woningen;
3. aaneengebouwde woningen;
4. Levensloopbestendige woningen;
5. tiny houses;
6. Rug-aan-rug woningen;
7. gestapelde woningen;
b. Mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in de corresponderende prijsklasse worden gebouwd zoals vastgelegd in de Doelgroepenverordening Meierijstad, vastgesteld 12 februari 2022. Het totale woningbouwprogramma binnen het bestemmingsplan 'Bolst Noord' dient te voldoen aan onderstaande woningbouwprogrammering.
c. Woningen worden uitgevoerd met een kap, met uitzondering van tiny houses die mogen worden uitgevoerd zonder kap;
d. Bij de minimale voorste perceelgrens, maximale voorste perceelgrens, minimale zijdelingse
perceelgrens, minimale achterste perceelgrens en de maximale goot- en nokhoogte van
hoofdgebouwen dient per woningtype te worden voldaan aan onderstaande.
3.2.6 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied gelden de volgende
bepalingen:
a. de bijbehorende bouwwerken mogen binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd,
met dien verstande dat:
1. de afstand tot de voorste bouwperceelsgrens evenwijdig aan de weg, waaraan het
hoofdgebouw is gelegen, aan de zijde waar een oprit voor een auto is gelegen,
minimaal 5 meter bedraagt;
2. daar waar géén oprit is gelegen de minimale afstand van het bijbehorend bouwwerk
tot de voorste bouwperceelsgrens evenwijdig aan de weg, 3 meter bedraagt;
3. bij vrijstaande woningen mogen bijbehorende bouwwerken uitsluitend aan één zijde van het hoofdgebouw gerealiseerd worden;
b. Bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en aanleggen van werken, geen gebouwen zijn, in
het voorerfgebied gelden de volgende bepalingen:
a. in het voorerfgebied mogen uitbouwen in de vorm van entrees en erkers worden
gebouwd, met dien verstande dat:
a. de diepte van een entree en erker aan de voor- (en/of zij)gevel mag maximaal 1,5
meter bedragen, mits de afstand van de erker tot voorste perceelgrens ten minste 2 meter
bedraagt.
b.Daarnaast is aan één zijde van het hoofdgebouw een hoek- of zijerker toegestaan, mits
de afstand van de erker tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 1 meter bedraagt.
c. de diepte aan de zijgevel bedraagt maximaal 1,5 meter, waarbij de afstand tot de
zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter is;
f. de breedte van een entree of erker maximaal tweederde van de breedte van de gevel
van het hoofdgebouw mag bedragen, waaraan/-in de erker wordt gesitueerd;
g. de goothoogte van een entree en erker maximaal de hoogte van de begane grondlaag
van het hoofdgebouw bedraagt;
h. Het kozijn van de erker mag nooit tot aan het maaiveld uitgevoerd worden, met
een minimale hoogte van 40 cm.
h. de bouwhoogte van een entree en erker maximaal de helft van de hoogte van de
tweede bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt.
i. Maximaal 50% van het voorerfgebied mag verhard worden.
d. Oppervlakte bijbehorende bouwwerken
De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel niet meer
dan:
met dien verstande dat:
a. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk maximaal 100 m² mag
bedragen en waarbij de oppervlakte van erkers, entrees en maximaal 1 carport met een
oppervlakte van maximaal 20 m², niet bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan
bijbehorende bouwwerken binnen het bebouwingsgebied wordt meegenomen;
b. in aanvulling op het bepaalde in sub d geldt dat minimaal 20 m² van het achtererfgebied niet bebouwd mag worden.
3.2.7 Carports
a. in afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.6 sub a onder punt 3 mag aan de
onbebouwde zijde van het hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens een carport
worden gebouwd mits de naar de zijdelingse perceelsgrens gekeerde zijde een open
wandconstructie heeft;
b. een carport mag de denkbeeldig doorgetroken voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw
met maximaal 3 meter overschrijden, mits:
1. de afstand tot de voorste perceelsgrens bij een bijbehorend bouwwerk minimaal
4,50 meter en bij een carport 2 meter bedraagt, en;
2. het gedeelte van de carport dat gesitueerd is op een afstand van 4,50 meter of
minder tot de voorste perceelsgrens een open wandconstructie heeft.
3.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de denkbeeldig doorgetrokken
voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedragen en achter de denkbeeldig
doorgetrokken voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m bedragen, met
uitzondering van:
b. pergola's, waarvan de hoogte maximaal 2,5 m mag bedragen;
c. vlaggenmasten e.d., waarvan de hoogte maximaal 5 m mag bedragen;
b. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt dat bij een hoekperceel een erf- en
terreinafscheiding met een maximale hoogte van 2 m mag worden gebouwd aan de
zijde waar de zijgevel van het hoofdgebouw naar de weg of het openbaar gebied is
gekeerd, mits de afstand uit de denkbeeldig doorgetrokken voorgevel van het
hoofdgebouw minimaal 3 m bedraagt.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. de verkeersveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de milieusituatie;
e. de situering van en het aantal parkeervoorzieningen op eigen terrein;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 afstand tot de zijdelingse perceelgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
3.2.5 onder d, mits:
a. voldaan wordt aan de bouwregels in lid 3.1;
3.4.2 Voorwaarden
De onder 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
b. de woonsituatie;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de milieusituatie;
f. de parkeervoorzieningen op eigen terrein;
g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.1.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Bij vrijstaande, twee-aaneengebouwde dient per woning voldoende
parkeergelegenheid/parkeervorzieningen op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te
worden gehouden als bedoeld in lid 10.1.
3.1.2 Voorwaardelijke verplichting Waterberging
Alvorens de gronden in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in 3.1 dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:
a. aangetoond is dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater gecompenseerd
wordt conform de eisen van het waterschap en voorzien is in waterberging met voldoende
capaciteit;
b. de compensatie dient tenminste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen
gerealiseerd te worden;
c. de onder a en b genoemde voorwaarden dient afgestemd met het Waterschap.
3.1.3 Voorwaardelijke verplichting landschapelijke inpassing
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden voor wonen in woningen ter plaatse van de bestemming 'Woongebied' is toegestaan indien:
a. Ten minste 1% van de grondopbrengsten dient te worden geïnvesteerd als landschappelijke
inpassing;
b. De landschappelijke inpassing dient te voldoen aan artikel 3.9 van de IOV;
c. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden ter plaatse van het
bestemmingsvlak 'Wonen' is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing binnen
maximaal 12 maanden na de ingebruikname wordt gerealiseerd en vervolgens in stand wordt
gehouden;
a. overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan die als Bijlage 1 is toegevoegd;
b. binnen 2 jaar nadat de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen is verleend;
c. de landschappelijke inpassing duurzaam in stand wordt gehouden.
3.1.4 Voorwaardelijke verplichting ecologie
Het gebruik van gronden ten behoeve van de bestemming wonen is slechts toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarde:
a. Er is aanvullende op de Quickscan Flora en Fauna Bolst Noord in Erp (10-07-2023) een nader ecologisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen significante negatieve effecten zijn verwachten voor de aanwezig soorten.
b. De noodzakelijke mitigerende maatregelen die vereist zijn, zoals blijkt uit het nader ecologisch onderzoek, hebben plaatsgevonden ten behoeve van de aanwezige soorten, of'
c. Er een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming onherroeplijk is afgegeven door het bevoegd gezag;
3.2.1 Maximum aantal woningen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.2.1 voor het afwijken van het aantal maximum woningen, mits voldaan wordt aan de
volgende voorwaarden:
a. de afwijking is zowel vanuit milieuoogpunt, zoals ammoniak, geur, fijn stof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, zoals natuur, landschap en cultuurhistorie aanvaardbaar.
b. de afwijking levert geen beperking op voor de bedrijfsvoering of -ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
c. er dient te worden voldaan aan de parkeernorm zoals bedoeld in Artikel 10.1;
d. er dient te worden voldaan aan het gemeentelijk woningbouwprogramma.
3.2.4 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande, dat:
a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat:
1. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die milieuvergunningplichtig is;
2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
3.het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d. het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij het hoofdgebouw behorende erf minimaal één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
opslag buiten de gebouwen ten behoeve van de activiteiten niet is toegelaten;
f. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
Dit betekent dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken voor bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn tot een maximum van:
- 45 m²;
- in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²;
- in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²;
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
5.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen,
gevel-, goot- en kroonlijsten, luifels, dorpels, balkons en overstekende daken en soortgelijke
bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwhoogten, bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 m bedraagt.
5.2 Ondergronds bouwen
5.2.1 Algemene bepaling
Voor een ondergronds werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in
deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
5.2.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen
afwijkingen, de volgende bepalingen:
a. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
5.2.3 Afwijken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
5.2.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte
van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarden dat:
a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet
onevenredig worden geschaad.
6.1 Verbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming of in strijd met een
gebruik waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan een omgevingsvergunnning is verleend te
(doen of te laten) gebruiken.
6.2 Strijdig gebruik onbebouwde gronden
Onder een strijdig gebruik, als bedoeld in 6.1, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de
onbebouwde gronden als:
a. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en
machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en
brandstoffen;
b. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of
onderdelen daarvan;
c. uitstallings- of opslagplaats dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens.
6.3 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in 6.1 wordt in ieder geval verstaan (een):
a. gebruik van woningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca;
b. gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
c. prostitutie;
d. het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning;
e. het niet-instandhouden van verplichte sloten, groenvoorzieningen of gebouwde
overdekte parkeervoorzieningen.
6.4 Uitzondering
Onder strijdig gebruik als bedoeld in 6.2 valt niet het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en
puin en andere bouwmaterialen op gronden waarop of waarin onderhouds-, herstel- of
sloopwerkzaamheden worden uitgeoefend, mits deze zaken voor de uit te voeren
werkzaamheden nodig zijn of van het bouwwerk dat hersteld of gesloopt wordt afkomstig zijn.
6.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in Artikel 6 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub
2° van de Wet op de economische delicten en is als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
7.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en
bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid
en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, door middel van een
omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
a. de bestemmingsbepalingen, niet zijnde de bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 5 m¹;
d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 2 meter;
e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals
schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
f. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor voorzieningen van algemeen nut, zoals telefooncellen, transformatorhuisjes, onderhoudsgebouwtjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, alsmede fietsenstallingen met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 35 m² en geen grotere hoogte hebben dan 3,5 m¹.
9.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale
veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de in het plan opgenomen
bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch
betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m¹ bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
10.1 Normstelling parkeren
10.2 Afwijkingsmogelijkheid
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 indien:
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
12.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bolst Noord'