direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oude Bosweg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Reeds jaren bestaan er plannen om in de binnenbocht van de Oude Bosweg in Beek één of enkele woningen te bouwen, in de dorpsrand en tegelijkertijd in een bosrijke omgeving. In het verleden zijn daartoe in het gebied reeds 3 plateaus gecreëerd in de oplopende stuwwal, waar op ieder plateau een woning werd voorzien. De gemeente heeft echter, bij het uitblijven van concrete plannen, bij het vaststellen van het huidige bestemmingsplan in 2013, de mogelijkheid (een wijzigingsbevoegdheid) opgenomen voor maximaal één vrijstaande woning. De overige twee beoogde woningen zijn daarbij planologisch niet langer bestemd.

Inmiddels is het concrete voornemen om op de onbebouwde locatie aan de Oude Bosweg, op het onderste plateau, een vrijstaande eengezinswoning met bijhorende terreininrichting te realiseren, binnen de bepalingen van de wijzigingsbevoegdheid die aldaar van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0001.png"

Afbeelding: wijzigingscontour geprojecteerd in het terrein

De hoger gelegen twee zuidelijke percelen zullen als bos behouden blijven. Vanwege de hoogteverschillen in het terrein en de landschappelijk en stedenbouwkundig waardevolle omgeving is het planvoornemen zorgvuldig uitgewerkt in een landschapsplan (zie Bijlage 1 Landschapsplan) met als doel invulling te geven aan de bestemde mogelijkheid om een woning te bouwen (wijzigingsbevoegdheid). Voorliggend plan heeft alleen betrekking op het wijzigingsgebied. Dit is nader toegelicht in de volgende paragraaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0002.png"

Afbeelding: wijzigingsgebied op basis van vigerend bestemmingsplan (rode contour).

Om de nieuwe woning mogelijk te maken, wordt de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan toegepast.

1.2 Plangebied

De planlocatie ligt aan de rand van Beek-Ubbergen op de stuwwal aan de Oude Bosweg. Deze straat is te bereiken vanuit de Van Randwijckweg en sluit vervolgens aan op de Van der Veurweg. Het betreft de twee aaneengesloten kadastrale percelen Ubbergen, sectie B, nummers 3207 en 3240 (zie afbeelding hieronder). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 950 m2 en betreft enkel het wijzigingsgebied zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Dit wordt nader toegelicht in de volgende paragraaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0003.png"

Afbeelding: Plangebied en ligging in ruimtelijke context

De planlocatie grenst aan het noorden, oosten en westen aan woonpercelen, aan het zuiden grenst de locatie aan het bos.

De ontsluiting van de woning zal worden voorzien daar waar nu ook de perceelstoegang is gelegen. Dit is aan de westzijde van de locatie, buiten de contour van de wijzigingsbevoegdheid. Het daar geldende bestemmingsplan staat in de planregels reeds ontsluitingen toe, ook van woningen die in de bos- of natuurbestemming zijn gelegen. Deze systematiek is ook elders in het bestemmingsplan zo toegepast, daar waar woonbestemmingen in bos of natuur zijn gelegen. Hiervoor is daarom geen afwijking van het bestemmingsplan benodigd.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan "Stuwwal en Beschermd Dorpsgezicht Ubbergen", vastgesteld op 27 juni 2013 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Ubbergen.

De betreffende gronden zijn hierin voorzien van de bestemming 'Natuur' met daarin een wijzigings- bevoegdheid om het plan te wijzigen naar een woonbestemming voor de realisatie van één woning. Daarnaast is aan de gronden de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 2, 3 en 4' en 'Waarde - reliëf' toegekend. De gronden zijn bovendien voorzien van o.a. de aanduiding 'bos'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0004.png"

Afbeelding: Fragment bestemmingsplan 'Stuwwal en Beschermd Dorpsgezicht Ubbergen'

Er wordt gebruik gemaakt van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, zoals opgenomen in artikel 14 van het vigerende bestemmingsplan. In paragraaf 2.2.1 is een nadere motivering en een toetsing aan de wijzigingsvoorwaarden opgenomen. Op basis van een gehouden omgevingsdialoog (voorjaar en zomer 2023) zijn binnen de wijzigingsbepalingen nog enkele aanscherpingen opgenomen om daarmee de goede inpassing in de omgeving verdergaand te borgen (zie ook paragraaf over omgevingsoverleg in 6.2).

1.4 Leeswijzer

In voorliggende toelichting wordt na dit inleidende hoofdstuk in hoofdstuk twee het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk drie wordt ingegaan op het beleid van de verschillende overheden dat van toepassing is. In hoofdstuk vier worden de effecten van het voornemen op de relevante milieu- en omgevingsaspecten getoetst. In hoofdstuk vijf is de juridische toelichting beschreven. Ten slotte komen in hoofdstuk zes de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Plangebied en planontwikkeling

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Omgeving

Het plangebied ligt aan de rand van de dorpskern van Beek, op een uitloper van de ten zuiden gelegen beboste stuwwal. Het ligt op het onderste vergraven plateau dat ingeklemd wordt door twee droogdalen aan de oost- en westzijde met daarin dorpsbebouwing. Het plangebied en omgeving maken deel uit van de noordelijke hellingen van de stuwwal ten oosten van Nijmegen. Het gebied is heuvelachtig en wordt doorsneden door tal van smeltwater- of droogdalen. De hellingen bestaan voornamelijk uit besloten bossen met verspreid liggende veelal vrijstaande woningen en op enkele plaatsen open gedeelten met akker- en weidegronden. Verharde en onverharde wegen slingeren door de dalen en over de plateaus.


Planlocatie

De planlocatie wordt gevormd door een kunstmatig terras. De hoogteverschillen rond het terras worden opgevangen door steilranden tussen de terrassen en aan de perceelsranden. Aan de noordzijde grenst de planlocatie aan de Oude Bosweg. De weg ligt circa 1 meter (westelijk) tot 6 meter (oostelijk) lager dan het laagste plateau van de planlocatie, waarbij het hoogteverschil in een relatief korte afstand wordt overbrugd. Hierdoor is in hoofdzaak zicht op de helling met bomen en deels een gemengde struweelrand aan de voet van de helling en niet op het plateau.

Aan de andere zijde grenst op enige afstand de Oude Bosweg aan de achterzijden van de woningen van de Van Randwijckweg. De relatief smalle weg ligt hierdoor ingeklemd tussen de deels begroeide erfscheidingen van de woningen en de begroeide helling van de planlocatie.

Aan de westzijde wordt de planlocatie op enige afstand begrensd door de Sterrenberg, een onverhard pad dat in een slinger van de Oude Bosweg naar de Bosweg loopt. Aan het pad liggen twee woonpercelen, waaronder die van een villa in Toscaanse stijl met bijhorende tuin. Aan de oostzijde ligt op enige afstand een doodlopende insteekweg van de Van Randwijckweg met eveneens vrijstaande woningen. De omgeving wordt derhalve gekenmerkt door het geaccidenteerde terrein met smalle wegen en vrijstaande woningen die verscholen liggen in de bosachtige omgeving. Doorzichten en zichtlijnen zijn hierdoor beperkt waardoor het gebied een besloten indruk maakt, zowel binnen het gebied, als gezien van veraf (polder).

2.2 Beschrijving planontwikkeling

2.2.1 Wijzigingsbevoegdheid

Zoals in voorgaand hoofdstuk vermeld, waren er in het verleden plannen om op de planlocatie 3 vrijstaande woningen te realiseren. Daartoe zijn ook reeds in de helling 3 terrassen aangelegd die toegankelijk zijn gemaakt vanaf de Oude Bosweg (planlocatie) en Sterrenberg (midden- en bovenplateau), waarbij op ieder terras een woning was voorzien. De gemeente heeft bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan bepaald dat niet langer 3, maar nog 1 vrijstaande woning gewenst is op deze locatie. Daartoe is op het laagste, meest noordelijke terras de aanduiding opgenomen voor het wijzigingsgebied, waarbinnen één woning gebouwd kan worden. Deze is weergegeven op onderstaande afbeelding met een rode lijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0005.png"

Afbeelding: Wijzigingsgebied

Meer specifiek is in artikel 14.5 van het vigerende bestemmingsplan "Stuwwal en beschermd dorpsgezicht Ubbergen", voor het begrensd wijzigingsgebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In deze toelichting worden de voorwaarden die zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid, nader onderbouwd (zie reactie en/of verwijzingen hieronder).

Artikel 14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Natuur' te wijzigen in de bestemming 'Wonen-2' mits:

  • a. de maximale goothoogte niet meer bedraagt dan 6 meter;

Gezien de ligging van het gebouw in het hellingbos, en gezien het voorgenomen, in de omgeving geïntegreerd ontwerp, is voor wat betreft de hoogtebepaling ook de bouwhoogte, niet alleen de goothoogte maatgevend. De goothoogte wordt conform de voorwaarde vastgelegd op maximaal 6 meter. Aanvullend wordt de bouwhoogte gemaximeerd op 11 meter.

  • b. het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;

zie par. 4.1

  • c. het gebruik als wonen vanuit het oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is, passend binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;

zie par. 3.3

  • d. het gebruik als wonen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast;

zie par. 4.1

  • e. het aantal woningen na wijziging niet meer bedraagt dan 1;

Er is sprake van de bouw van één woning.

  • f. de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd is;

zie par.6.1

  • g. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels de bepalingen uit de bestemming 'Wonen-2' in acht worden genomen.

zie par. 5.2

2.2.2 Locatie planontwikkeling

De planlocatie betreft een hellingbos, een waardevolle landschapstypologie waarmee met veel zorg omgegaan dient te worden. Door het ingegraven onderste plateau in de steile hellingen die deze locatie met zich meebrengt is de planlocatie vanuit de omgeving zeer beperkt tot nauwelijks zichtbaar. De bestaande bomen en heesters in en buiten het plangebied zorgen voor een vrijwel volledige afscherming van de beoogde woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0006.png"

Afbeelding: Ontwerptekening afkomstig uit het landschapsplan (zie Bijlage 1 Landschapsplan)

2.2.3 Woning

Op de locatie wordt de mogelijkheid gecreëerd om één vrijstaande woning te realiseren, met bijbehorende terreinverhardingen en tuininrichting. Voor de woning is (nog) geen ontwerp opgesteld. Wel zijn er in voorliggend plan randvoorwaarden opgenomen, waaraan de woning moet voldoen. Hieronder worden deze kort toegelicht:

  • 1. De inhoud van de woning mag maximaal 1.500 m3 bedragen;
  • 2. Maximale goothoogte 6 meter (gemeten vanaf bestaand maaiveld);
  • 3. Maximale bouwhoogte 11 meter, zodat er een in deze omgeving passende kap kan worden gerealiseerd.

Daarbij wordt het bouwvlak in omvang beperkt. Het nieuwe bouwvlak is niet groot, zeker in verhouding tot vergelijkbare woningen en de afstand tot omliggende woningen. Ook dienen de in het wijzigingsplan mogelijk gemaakte bijgebouwen binnen dat bouwvlak te worden opgericht.

De te behouden eik centraal in de woonbestemming legt een groot ruimtebeslag binnen het wijzigingsgebied. Dit geldt aan de andere zijde voor het talud, waarop ook niet gebouwd wordt. Het bouwvlak beslaat daarmee circa 50% van het wijzigingsvlak. Dat betreft de zuidelijke helft die voor de inpassing t.o.v. de omgeving het meest gunstig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0007.png"

Afbeelding: in het kader van de omgevingsdialoog bepaalde begrenzing bouwvlak.

2.2.4 Landschappelijke inpassing

De planlocatie betreft een hellingbos, een waardevolle landschapstypologie waarmee met veel zorg omgegaan dient te worden. Door het ingegraven plateau in de steile hellingen die deze locatie met zich meebrengt, is de planlocatie vanuit de omgeving nauwelijks zichtbaar. De bestaande bomen en heester in en buiten het plangebied zorgen voor een vrijwel volledige afscherming van de toekomstige woning en blijven behouden.

De boomsoorten in de planlocatie bestaan voornamelijk uit eiken en beuken, soorten die bij de potentiële natuurlijke vegetatie (PNV) horen van dit landschapstype. Verder komen er een aantal sparren en dennen voor en groepen van platanen en acacia’s. Deze laatste heeft een enorme kiemkracht en snelle groei d.m.v wortelopschot waarmee het een invasieve soort is in het landschapstype en hierdoor de biodiversiteit verminderd. In het kader van het wijzigingsplan behoeven de bestaande bomen niet gekapt te worden.

Het landschapsplan gaat met de toekomstige bebouwing de relatie aan met de aangrenzende natuur en bebouwde omgeving. Vanuit de omgeving is de woning verborgen achter het groen en het hoogteverschil. Pas bij de entree is er zicht op de woning. Direct rondom wordt de architectonische kwaliteit van de woning versterkt door een in sfeer en vorm aansluitende tuininrichting. Deze zal verlopen van cultuurlijk inrichting op het eerste plateau, naar een natuurlijk en weelderig bos aan alle zijden rond de woonbestemming.

Aan de noord-, oost- en westranden van de tuinzone wordt door middel van extra struiken en bomen ecologische verbindingen gelegd, door respectievelijk een zone met struiken, kruidachtige, en bomen aan te leggen daar waar er ruimte is tussen bestaande bomen en struiken.

Voor het landschapsplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Besloten karakter (verscholen in het bos) van het plangebied zo veel mogelijk bewaren;
  • Afscherming door boomkronen vanuit het dorp en de Oude Bosweg behouden en waar nodig versterken;
  • Herstellen/ versterken van hellingbosvegetatie;
  • Tuininrichting als brug tussen architectuur en landschap;
  • Bomencompensatie (14 bomen passend in hellingbos) waar mogelijk toepassen direct rond de woonbestemming;
  • Behoud van alle bomen en alle beplanting op de hogere percelen;
  • Bouwvlak voor de woning op 4 meter uit de stam van de grote eik;
  • Bouwvlak volgt de contouren van de onderkant van het talud naar het tweede plateau.

Het volledige landschapsplan is als Bijlage 1 Landschapsplan bij dit wijzigingsplan gevoegd. Hierboven is de uitsnede van de kaart zoals opgenomen in landschapsplan opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor de planlocatie. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 4 Milieu- en Omgevingsaspecten nader aan bod.

In de wijzigingsbevoegdheid uit het moederplan, het geldende bestemmingsplan, zijn de beleidskaders reeds afgewogen en is bepaald dat één nieuwe vrijstaande woning op deze locatie aanvaardbaar is.

3.1 Europees en Rijksbeleid

3.1.1 Natura 2000 - Vogel- en Habitatrichtlijn

De belangrijkste internationale verplichtingen op het gebied van natuurbescherming zijn neergelegd in twee richtlijnen van de Europese Unie: de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992), gezamenlijk aangeduid als de Vogel- en Habitatrichtlijn. Lidstaten van de Europese Unie hebben zich verplicht alle nodige maatregelen te nemen om voorkomende populaties op een ecologisch verantwoord peil te houden. In Nederland wordt deze taakstelling verder uitgewerkt in de begrenzing van Natura 2000-gebieden met bijbehorende beheersplannen.

Het voornemen heeft betrekking op nieuwbouw en functieverandering naar wonen. De planlocatie is niet gelegen in een Natura-2000 gebied. Gelet op de aard en omvang van het voornemen zijn geen significant negatieve effecten op het Natura-2000 gebied te verwachten, zo is met onderzoeken aangetoond (zie hoofdstuk 4).  
3.1.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het Rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Verduurzaming is het meest urgent in de meest milieubelaste en kwetsbare gebieden, zoals nabij waardevolle natuurgebieden (bijv. met een grote culturele waarde) en grondwaterbeschermings-gebieden, bij gebieden waar de concentratie van bedrijven groot is of waar bedrijven dicht op bewoond gebied zijn gesitueerd.

Het voornemen heeft betrekking op nieuwbouw, er zijn geen rijksbelangen in het geding.  
3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Onderhavig plan is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen. De doorwerking van het NNN op provinciaal niveau is hierna toegelicht.  
3.1.4 Bro: ladder voor duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Per 1 juli 2017 is een aantal wijzigingen op de ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.

De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”.

Gezien de kleinschalige aard van de ontwikkeling is er in onderhavig geval geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet aan de orde.  
3.1.5 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming beschermt een groot aantal soorten (waaronder vrijwel alle gewervelde dieren en een aantal planten). Deze mogen onder meer niet gedood, verjaagd, gevangen of verontrust worden. De uitvoering van werkzaamheden kan leiden tot handelingen die in strijd zijn met deze verbodsbepalingen. De werkzaamheden kunnen immers leiden tot het verstoren of doden van dieren en het vernietigen van groeiplaatsen of beschermde planten. In veel gevallen kan het plan overigens zo uitgevoerd worden dat overtreding van de genoemde verbodsbepalingen niet aan de orde is. Wanneer dit niet mogelijk blijkt te zijn en de wet geen mogelijkheden biedt voor een vrijstelling, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Om aan te tonen dat het voornemen niet leidt tot negatieve effecten op beschermde gebieden en op soorten is een flora- en fauna-onderzoek uitgevoerd en een quickscan stikstof. De resultaten van deze onderzoeken zijn beschreven in hoofdstuk 4 van deze onderbouwing. De onderzoeken zelf zijn als Bijlage 5, Bijlage 6 en Bijlage 2 Notitie beoordeling stikstof aan de onderbouwing toegevoegd.  

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:

  • Energietransitie: van fossiel naar duurzaam
  • Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer
  • Circulaire economie: sluiten van kringlopen
  • Biodiversiteit: werken met de natuur
  • Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
  • Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio
  • Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam

De provincie Gelderland geeft invulling aan voorgenoemde ambities door de zogenoemde 'DOE-principes':

  • Doen: Er wordt breed gekeken en consequent gewerkt vanuit het perspectief van duurzaam én verbonden én economisch krachtig. Waar nodig worden regels en kaders gesteld;
  • Laten: zaken die niet aansluiten op de omgevingsvisie worden niet gestimuleerd;
  • Zelf: het goede voorbeeld wordt zelf gegeven, de nodige verantwoordelijkheid wordt genomen, en er is voldoende doorzettingsvermogen;
  • Samen: er wordt met open vizier gewerkt en gebouwd aan gezamenlijke agenda's met partners, en er worden kansen voor innovatie en kennisdeling gestimuleerd.


Ruimtelijk beleid

Het provinciaal belang is gelegen in het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. De klimaatbestendigheid wordt vergroot, de mogelijkheden om zonne- en windenergie op te wekken zijn in kaart gebracht en de natuur- en landschappelijke kwaliteit blijft behouden. De provincie zet zich in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen.

De kwalitatieve regionale opgave voor wonen is van provinciaal belang, net als het belang dat bij locaties met een bovenlokaal ontwikkelpotentieel die potenties benut worden. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau.

Voor wonen en werken geldt een regionale aanpak die gericht is op een gezonde en veilige woonomgeving, waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen en die goed bereikbaar is en goede voorzieningen heeft.

Wegens de kleinschalige omvang en de aard en effecten van onderhavig planvoornemen, is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.van provinciaal belang. Met het plan wordt invulling gegeven aan beleidsdoelen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid. Invulling van de kaders voor woningbouw wordt verderop in deze toelichting uitgewerkt.  
3.2.2 Visie en omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten op 24 september 2014 vastgesteld ter vervanging van de Ruimtelijke Verordening Gelderland en op 18 oktober 2014 in werking getreden. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd in december 2022.

Voorliggende ontwikkeling voldoet aan de regels in de Omgevingsverordening.

Landschap en natuur

De ontwikkeling van de woning was eerder voorzien binnen de contouren van de wijzigingsbevoegdheid. In afstemming daarop was ook de contour bepaald van het GO, waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is (zie onderstand beeld).

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0008.png"

Na afstemming met voornoemde kwaliteitscommissie is tot een ruimtelijk andere situering van de woning gekomen, waar ook de provincie, getuige ook de vooroverlegreactie, positief op oordeelde. Een en ander heeft geleid tot een aanpassing van de begrenzing van GO en GNN in actualisatieplan 7, vastgesteld 31 maart 2021:

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0010.png"

Afbeelding: Uitsnede landschapskaart in en nabij planlocatie (bron: Omgevingsverordening Gelderland)

Het bestemmingsplan dat overeen stemde met deze wijziging is evenwel niet vastgesteld, waardoor nu de begrenzing van de GNN en GO weer 'teruggedraaid' zal worden.

Voorliggend plan voorziet in het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. Dit betekent dat de begrenzing van de Groene ontwikkelingszone nogmaals herzien moet worden, conform de oude begrenzing. In overleg met de provincie Gelderland is bepaald dat de begrenzing wordt aangepast na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan. Voldaan wordt aan de bijbehorende vereisten, dat de gebiedsontwikkeling per saldo ook leidt tot versterking van natuurwaarden. Daartoe is een landschapsplan opgesteld ( zie par. 2.2.3) waarmee invulling wordt gegeven aan de versterking en verbetering van de kwaliteiten, o.a. door:

  • aanvullende aanplant van gebiedseigen soorten bomen en struiken in de bosrand langs de Oude Bosweg en ter hoogte van de aan te passen bestaande perceelstoegang;
  • toevoegen van aanplant in de struik- en kruidlaag, daar waar deze momenteel nagenoeg ontbreekt;
  • vervanging van het traditionele hekwerk door een diervriendelijk hekwerk (doorgankelijk voor kelin wild);
  • herstel van luwe bosdelen (afsluiten voor loslopende honden);
  • aanleg van een voor kleine dieren oversteekbaar toegangspad naar de woning in Achterhoeks padvast;
  • een landschappelijk en ruimtelijk zorgvuldig ingepaste situering van de woning op het aanwezige kunstmatig gerealiseerd plateau.

Gelders Nationaal Landschap

Het plangebied ligt in het Gelders Nationaal Landschap van de Gelderse Poort. Dit landschap bestaat uit de deelgebieden Ooijpolder en Rijnstrangen en de stuwwal Nijmegen/bekken Groesbeek. Het plangebied ligt in het laatstgenoemde gebied.

Op basis van artikel 2.56 (ontwikkeling in Nationaal landschap) dient een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk te maken die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten. Evenwel maakt het vigerende bestemmingsplan, Stuwwal en beschermd dorpsgezicht Ubbergen, vastgesteld door de gemeente Ubbergen op 27 juni 2013, reeds de realisatie van een vrijstaande woning planologisch mogelijk (via een wijziging). De realisatie van de woning is aldus vooraf met provincie afgestemd en mogelijk, maar zal nog altijd moeten voldoen aan de geldende voorwaarden binnen het nationaal landschap.

Het binnen de stuwwal Nijmegen/bekken Groesbeek gelegen landschap, bestaat uit de stuwwal met hoge, droge zandgronden en het bekken met de lage en natte graslanden. De stuwwaltoppen zijn vrijwel overal bebost, de binnenflanken (deels met löss) bestaan uit een grootschalige mengeling van landbouwgrond en bos. De buitenflank aan de noordkant bij Berg en Dal en Beek bestaat uit een steile helling die is ontstaan doordat de Rijn de stuwwal daar heeft ondergraven. Bij Berg en Dal en Beek komen bronbeekjes, sprengenbeekjes en sprengputten voor. Een deel daarvan is hoogstwaarschijnlijk van Romeinse oorsprong (Kerstendal, Louisendal, Watermeerwijk, diverse aardwerken). Verspreid komt ook elders sprengwater op en aan de stuwwal voor.

Door de wal zijn kort na de opstuwing lange smeltwaterdalen ontstaan, zoals de Meerwijkselaan, Kraaiendal en Hoenderdal. Later zijn in de flanken door bronerosie en bodemverschuivingen kortere en deels steilere dalen ontstaan. Vooral in landbouwgebied zijn de steilere dalen kwetsbaar.

De bebouwing in het reliëfrijke noordelijke deel (bij Heilig Landstichting, in Berg en Dal en Beek) heeft het karakter van luxe wonen in een park- en bosrijke omgeving, deels landgoedachtig. Dit karakter ontbreekt geheel of grotendeels bij de bebouwing in de kernen Groesbeek, Breedeweg en De Horst en langs de radiale wegen vanuit Groesbeek.

Binnen de provinciaal beschermde landschappen zijn de kernkwaliteiten nader gebiedsgericht uitgewerkt. De toetsing van deze kernkwaliteiten is verderop in deze toelichting uitgewerkt.

Het planvoornemen draagt bij aan het ontwikkelen van de kernkwaliteiten van het gebied door rond de reeds voorziene ontwikkeling van een vrijstaande woning te komen tot een meer divers en gebiedseigen landschappelijke inpassing. Daarbij wordt de woning op een landschappelijk best inpasbare locatie gerealiseerd en is deze ontworpen in samenhang met de plekspecifieke kenmerken en in samenhang met het plan voor de landschappelijke inpassing. Dit landschapsplan gaat uit van het behoud van reeds aanwezige boombeplanting en van toevoeging van nieuwe aanplant die tevens gebiedsversterkend is. Zie ook Bijlage 1 Landschapsplan.  

Wonen

Voor het plangebied zijn de sectorale bepaling met betrekking tot nieuwe woonlocaties (artikel 2.2.1.1) van belang. Nieuwe woonlocaties kunnen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

In de woonagenda Subregio Nijmegen e.o. is de koers voor woonopgaven vastgelegd voor de jaren 2020- 2030. Deze is doorvertaald naar de inmiddels geldende Woondeal 2.0.

Omdat op de planlocatie reeds een wijzigingsbevoegdheid is gelegen, die de realisatie van één woning mogelijk maakt, is deze ook reeds onderdeel van de woningbouwplanning.

De ontwikkeling past binnen het uitgangspunten van de Omgevingsverordening Gelderland.
De locatie wordt in zijn geheel goed landschappelijk ingepast waarbij de kernkwaliteiten van het gebied als uitgangspunt hebben gefungeerd.
Het planvoornemen leidt tot een invulling van een reeds eerder planologisch vastgestelde reservering voor één vrijstaande woning.  

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Buitengewoon Ubbergen

Op 6 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Ubbergen de Structuurvisie Buitengewoon Ubbergen 2020 vastgesteld. Met deze structuurvisie geeft de gemeente haar visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2025. De ambities van de (voormalige) gemeente Ubbergen rondom functies als wonen, welzijn, zorg, mobiliteit, natuur en water, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit zijn hierin in samenhang gebracht voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de dorpen, buurtschappen en het buitengebied. De visie biedt hiermee een actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen.

Op basis van deze structuurvisie is in 2013 voor de kern het vigerende bestemmingsplan vastgesteld. De daarin opgenomen mogelijkheid, om bij wijziging een woning te kunnen realiseren op onderhavige locatie, wordt met voorliggend bestemmingsplan ingevuld.  
3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan 'Landschap van iedereen'

De gemeente wil nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied goed begeleiden om ervoor te zorgen dat de gewenste landschapskwaliteiten geborgd worden. Daartoe heeft de gemeente een landschapsontwikkelingsplan opgesteld (LOP). In het LOP 2015-2025 staan duidelijke uitspraken over de gewenste landschapskwaliteiten per deelgebied beschreven.

Dit LOP is ongewijzigd van kracht in de huidige gemeente Berg en Dal. De planlocatie is gelegen in deelgebied 9 ‘Beboste hellingen (stuwwallen)’. De stuwwallen beslaan een groot deel van de gemeente: ze reiken van Ubbergen tot Beek en Wyler, en vandaar met een grote boog om het Bekken van Groesbeek heen tot Mook, Plasmolen tot aan de Duitse grens, in het Reichswald naar Kranenburg en weer parallel aan de Rijn naar Kleef en verder. Ze zijn grotendeels bebost met veelal zeer waardevolle bossen, maar ook met bronnen en beekjes die ontspringen op de flanken.

Het is vanouds een vestigingsgebied geweest van welgestelden, vooral dicht bij de stad. Dat begon al in de Romeinse en Karolingische tijd, maar kreeg vooral vorm vanaf het eind van de 19e eeuw met de bouw van veel villa's in Ubbergen en Beek, maar ook in Berg en Dal en in mindere mate in Groesbeek.

Momenteel is de stuwwal behalve als woongebied ook in gebruik voor recreatie (o.a. golfbaan, diverse hotels en bungalowparken, campings en andere horecavoorzieningen, maar ook maneges), als omgeving voor zorginstellingen (Maartenskliniek, Kalorama, Dekkerswald, Werkenrode) en op kleine schaal nog enige landbouw: Elyzese velden, landjes op de Wylerberg en de Duivelsberg en wat grotere complexen langs de Meerwijkselaan (meest in gebruik voor paarden) en de Zevenheuvelenweg. De bossen produceren daarnaast hout.

Landschapsontwikkelingsvisie

In het gebied is zeer veel ruimtelijke kwaliteit aanwezig. Er past dan ook een consoliderende en conserverende strategie ten aanzien van bebouwing en andere menselijke invloed. Uitbreidingen van een bestaande functie, of, zoals hier de toevoeging van een woning op een plaats die daar eerder reeds als geschikt voor is aangewezen, dient zorgvuldig te worden ingepast en dient per saldo bij te dragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen - voor zover mogelijk - dienen in de eerste plaats storende invloeden teniet te doen of heel duidelijk andere ruimtelijke kwaliteit toe te voegen, bijvoorbeeld in de vorm van bijzondere natuur, beleving of cultuurhistorie. Maar ook hoogwaardige architectuur, mits duidelijk bijdragend aan de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen, is niet uitgesloten.

Met voorliggend wijzigingsplan, dat gebaseerd is op de ontwikkelingen zoals die zijn vastgelegd in Bijlage 1 Landschapsplan wordt daarom ingezet om een hoogwaardig bouwplan te realiseren dat zich geheel voegt naar en gebruik maakt van het ter plaatse aanwezige plateau in de helling. Dit plateau is in het verleden kunstmatig gegraven, met als doel om op drie plateaus drie woningen te realiseren. Nu er op dit moment één woning gepland is, zal deze geïntegreerd worden op het laagste plateau.

Daarbij blijft een vanuit de ruimere omgeving bestaande, overwegend gesloten boomkronenlaag behouden. De woning zal van buitenaf niet, of zeer fragmentarisch en incidenteel zichtbaar zijn. Ter verrijking van het hellingbos, worden ook beuken en struweelvormers van het hellingbostype teruggebracht, zowel voor de landschappelijke inpassing aan de wegzijde als verder in de private tuin. Dit ter versterking van de landschappelijke en ecologische betekenis.

Het landschapsplan voorziet in een gedegen landschappelijke inpassing, onder andere door het behouden en toevoegen van beplanting. Het plan draagt bij aan de genoemde ontwikkelingsdoelen en past binnen het LOP.  
3.3.3 Actieplan Wonen

In september 2020 is het Actieplan Wonen vastgesteld. Het actieplan geeft een overzicht van de woningmarktopgaven voor de gemeente Berg en Dal voor de komende jaren. Hierin legt de gemeente vast wat haar visie is en op welke manier zij richting geeft aan de verschillende opgaven op het gebied van het wonen.

Uitgangspunt is het toevoegen van 1.200 woningen tot 2030 met de nadruk op kernen dichtbij Nijmegen zoals Berg en Dal, Beek, Groesbeek en Ooij . De gemeente geeft daarbij o.a. aan dat voor de sterke vraag naar woningen het belangrijk is om ontwikkelingen te faciliteren. En de gemeente staat open voor de ontwikkeling van bouwkavels door initiatiefnemers in de kernen, voorzover er sprake is van een stedenbouwkundige verbetering.

In het kader van onderhavige planontwikkeling was er reeds sprake van een planologisch - juridische mogelijkheid om met toepassing van de daartoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid te komen tot de bouw van 3 woningen. Het voorgenomen bouwplan beperkt zich tot de bouw van één woning.

Voorliggend plan behelst de toevoeging van één woning. De bouw van de woning sluit aan bij de lokale vraag en bij het streven om vooral bij de kern te bouwen. De toevoeging van de woning past in het beleid.  

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden alle relevante milieu- en omgevingsaspecten voor het plangebied behandeld. Indien er beperkingen uit het plan voortvloeien naar aanleiding van één van de aspecten, dan is hier in dit plan als randvoorwaarde rekening mee gehouden. Een en ander betekent dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het criterium van 'een goede ruimtelijke ordening'.

4.1 Milieu

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

Woningen kennen zelf geen milieuzonering, omdat de functie wonen geen milieubelastende activiteit betreft. Voor de toe te voegen woning geldt dat deze niet leidt tot extra beperkingen voor omliggende bedrijfsmatige of gevoelige functies.

Aan de Van der Veurweg 27 is een groepsaccommodatie gelegen. De afstand van de voorgenomen woningbouw en de groepsaccommodatie is ca. 50 m. De VNG-lijst 'bedrijven en milieuzonering' bevat geen milieubeoordeling voor de functie 'groepsaccommodatie'. Enigszins overeenkomstige functie zoals bijvoorbeeld SBI 5510 'hotels en pensions met keuken, conferentieoorden en congrescentra' hebben een richtafstand van 10 m. Derhalve is de afstand tussen de groepsaccommodatie en de nieuwe woning ruimschoots voldoende om een aanvaardbaar woon en leefklimaat van de woning te kunnen waarborgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0011.png"

Bestemmingen in de directe omgeving van het plangebied (rode punt: groepsaccommodatie)

Voor de op grotere afstand (op 100 meter of meer) gelegen bedrijfsbestemmingen, maatschappelijke bestemming etc (zie bovenstaande kaartuitsnede vigerend bestemmingsplan), geldt dat de bestaande woningen tussen die bestemmingen en de planlocatie reeds maatgevend zijn voor de milieugebruiksruimte van die bedrijven en voorzieningen. De toevoeging van onderhavige woning heeft daar geen invloed op.

Andersom zal het woon- en leefklimaat op onderhavige locatie geborgd zijn doordat bedrijven en voorzieningen op meer dan 100 meter afstand zijn gelegen van de woonlocatie. Dit zijn zonder uitzondering bedrijven en voorzieningen die passen in een woongebied en die dus een relevant milieueffect hebben dat geheel of vrijwel geheel beperkt blijft tot de locatie van het bedrijf zelf. Beïnvloeding op onderhavige woonlocatie zal niet optreden.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.  
4.1.2 Bodem

Aelmans Milieu Oss heeft van Pouderoyen B.V. opdracht gekregen een actualiserend vooronderzoek (opgenomen als Bijlage 3 Bodemonderzoek bij deze topelichting) uit te voeren met betrekking tot een locatie aan de Oude Bosweg (ong) te Beek-Ubbergen, gemeente Berg en Dal.

Uit de voorhanden zijnde historische informatie zijn geen aanwijzingen aangetroffen, die duiden op de aanwezigheid van mogelijke bodemverontreinigingen en/of bodembedreigende activiteiten in de periode voorafgaand het in 2020 uitgevoerde onderzoek, alsmede in de periode na het in 2020 uitgevoerde onderzoek.

Aangezien geen aanleiding bestaat om op basis van het vooronderzoek de locatie als ‘verdacht’ aan te merken en omdat uit het onderzoek in 2020 is gebleken dat geen sprake is van een noemenswaardige bodemverontreiniging, wordt geconcludeerd dat de bodem niet wordt verdacht op aanwezigheid van bodemverontreiniging. Op basis hiervan vormt de milieukundige situatie van de bodem geen beperkingen en/of belemmeringen ten aanzien van de beoogde ontwikkelingen.

4.1.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Zoals blijkt uit het vigerende bestemmingsplan, is de planlocatie op ruim voldoende afstand van (bevi-)inrichtingen, buisleidingen en transportroutes gevaarlijke stoffen gelegen, waardoor op voorhand vast staat dat het aspect externe veiligheid de planontwikkeling niet belemmert. Nader onderzoek naar dit aspect is niet noodzakelijk. Het onderhavige plan voorziet zelf niet in het oprichten van een risicovol bedrijf. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.  
4.1.4 Geluid

Door Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de toekomstige situatie aan de Oude Bosweg (zie Bijlage 4 Akoestisch onderzoek, rapportnummer M183631.001.001.R1/GGO, gedateerd 12 oktober 2023). Daarin zijn de volgende conclusies opgenomen.

Wet geluidhinder

De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Van Randwijckweg overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het bouwplan.

Ter bepaling van de gecumuleerde waarde dient de totale geluidbelasting (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) te worden berekend van alle zoneplichtige (spoor)wegen, industrie en luchtvaart met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde. In het onderhavige geval is dit niet aan de orde.


Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatie bepaald inclusief alle gemodelleerde geluidbronnen. Ter bepaling van de milieukwaliteit in de omgeving is deze gecumuleerde waarde getoetst aan de ‘methode Miedema’. De maximale gecumuleerde waarde, welke voornamelijk wordt bepaald door de Van Randwijckweg, bedraagt 49 dB, waarmee gesteld kan worden dat er sprake is van de kwalificatie ‘goed’ en daarmee van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bij toepassing van standaard bouwmaterialen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. Daarmee is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd en is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.  
4.1.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en opgenomen in de Wet milieubeheer en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Onderhavig plan betreft de bouw van één woning. Gezien de kleinschaligheid en de aard van het project is er geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling.  

4.2 Leidingen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient er te worden onderzocht of er leidingen onder het perceel doorlopen, om te voorkomen dat de leiding bij werkzaamheden wordt beschadigd. Daarnaast kan er een omgevingsvergunning benodigd zijn om bepaalde werkzaamheden uit te voeren.

Gebleken is dat binnen het plangebied geen leidingen voorkomen met een planologische bescherming en dat aanwezige leidingen slechts van betekenis zijn voor levering aan de planlocatie.

Het voorgenomen plan leidt niet tot fysieke bodemingrepen ter plaatse van beschermde leidingen. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het plan.  

4.3 Natuur

Ten behoeven van de planologische procedures is het noodzakelijk te onderzoeken welke natuurwaarden actueel in het gebied aanwezig zijn en of de werkzaamheden hierop effect hebben. Dit om te voorkomen dat in strijd met de natuurwetgeving gehandeld zal worden. Daartoe heeft Staro b.v. een quickscan flora- en fauna uitgevoerd (Quickscan flora en fauna Oude Bosweg te Beek, gedateerd Mei 2020, rapportnummer: P20-0169, zie Bijlage 5). De conclusies uit deze rapportage zijn in de hiernavolgende paragrafen 4.3.1 en 4.3.2 nader beschreven. Omdat het plangebied is gewijzigd sinds 2020 is er ook een actualiserende quickscan uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 6.

4.3.1 Beschermde gebieden

Gezien de relatief kleinschalige aard van de voorgenomen plannen is het redelijkerwijs uit te sluiten dat negatieve effecten ontstaan op Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorgenomen plannen. Dit wordt overigens bevestigd in het onderzoek naar mogelijke stikstofeffecten op Natura-2000 gebieden als gevolg van de realisatie en in gebruik name van de woning. Verwijzend naar Bijlage 2 kan worden geconstateerd dat het bouwplan (tijdelijke realisatiefase en de gebruiksfase) niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten ten gevolge van stikstof op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden kunnen op basis van het voorgaande met zekerheid worden uitgesloten, waardoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet vereist is.

Door voorgenomen plannen treedt mogelijk verstoring op in het GNN en GO, middels een NNN-toets moeten deze verstoringen en de effecten op het NNN worden beoordeeld. Deze toets is hierna opgenomen in 4.3.3 Toets aan het NNN.

4.3.2 Beschermde soorten

In mei 2020 is door Staro op de locatie een Quickscan flora en fauna uitgevoerd (Staro, Quickscan flora en fauna Oude Bosweg Beek, Mei 2020, rapportnummer P20-0169). Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 5.

Omdat dit onderzoek in 2020 is uitgevoerd en omdat de begrenzing van het plangebied is aangepast, is er een actualiserende quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek (NIPA, Verkorte quickscan Flora en Fauna, oktober 2023, rapportnummer AMO230557) is bijgevoegd als bijlage Bijlage 6 Hieronder zijn de conclusies van het actualiserende onderzoek overgenomen.

Onderzoek

De conclusies uit het rapport van Staro met betrekking op de onderzoekslocatie waren dat de voorgenomen plannen niet leiden tot een overtreding van de Wet natuurbescherming, mits:

  • Een NNN-toets is gedaan naar de effecten van de werkzaamheden op het GNN (Gelders Natuurnetwerk) en de GO (Groene ontwikkelzone).
  • De te kappen bomen worden onderzocht op de aanwezigheid van (in gebruik zijnde) holtes (indien deze aanwezig zijn dient een ontheffing te worden verkregen voor het kappen).
  • Bomen zonder holtes en zonder jaarrond beschermde nesten worden gekapt buiten het broedseizoen.
  • De vegetatie in het te bouwen gebied wordt volgens de gedragscode verwijderd tussen 30 september en half maart. Zo wordt rekening gehouden met het broedseizoen van vogels, hazelworm en marters.
  • Het verwijderen van stobben en de graafwerkzaamheden in het te bebouwen gebied worden volgens de gedragscode uitgevoerd na het verwijderen van de bovengrondse vegetatie, tussen 15 april en 15 oktober. Zo wordt rekening gehouden met alpenwater-salamander en hazelworm.
  • Bij het verwijderen van vegetatie in één richting werken, zodat eventueel aanwezige dieren kunnen vluchten.

Naar aanleiding van het veldbezoek op 12 oktober 2023 kunnen de conclusies uit het rapport van Staro grotendeels worden bevestigd. Echter zijn de bomen tijdens het veldbezoek op 12 oktober gecontroleerd op holten en deze waren niet aanwezig. Daarbij worden er geen bomen gerooid. Hierdoor is het aanvullend onderzoeken van te kappen bomen niet noodzakelijk. Derhalve is er voor de beoogde herontwikkeling op deze locatie geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig, indien aan de bovengenoemde punten uit het rapport van Staro (exclusief het holtebomenonderzoek) wordt voldaan. De bramenstruiken kunnen tijdens het broedseizoen dienen als nestplaats voor vogels, kleine zoogdieren en mogelijk marterachtigen. Derhalve wordt geadviseerd de rooiwerkzaamheden na de winter en voor het broedseizoen uit te voeren.

Voor de beoogde herontwikkeling op deze locatie is geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig, indien aan de bovengenoemde punten uit het rapport van Staro (exclusief het holtebomen onderzoek) wordt voldaan.  
4.3.3 Toets aan het NNN

De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten op 24 september 2014 vastgesteld ter vervanging van de Ruimtelijke Verordening Gelderland en op 18 oktober 2014 in werking getreden. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd januari 2023 (actualisatieplan). De herbegrenzing van GO en GNN voor de gronden binnen het plangebied, maakte onderdeel uit van het 7de actualisatieplan (zie ook par. 3.2.2).

Voorliggende ontwikkeling voldoet aan de regels in de meest recente Omgevingsverordening aangaande de doorwerking van het NNN naar de provinciaal begrensde GNN en GO.

Natuurbescherming

Het GNN bestaat uit alle gebieden met een natuurbestemming en uit het zoekgebied voor nieuwe natuur. In een bestemmingsplan worden in een gebied gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk geen bestemmingen toegestaan waardoor de kernkwaliteiten van het gebied significant worden aangetast. Nieuwe ontwikkeling zijn slechts onder bepaalde voorwaarden toegestaan.

De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS (in dit geval voor de bestemming wonen). Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. Uitbreiding of een ontwikkeling die betrekking heeft op een gebied behorende tot de GO kan worden toegestaan, indien is aangetoond en verzekerd dat de activiteit ruimtelijk aanvaardbaar is en landschappelijk wordt ingepast en de activiteit de kernkwaliteiten van de GO per saldo versterkt. Daartoe is een plan voor de landschappelijke inpassing van deze ontwikkeling uitgewerkt (zie Bijlage 1 Landschapsplan bij de toelichting).

Artikel 2.52 (nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplan Groene ontwikkelingszone)

Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone kan een nieuwe kleinschalige ontwikkeling mogelijk maken, als:

  • in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt;
  • deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan (c.q. wijzigingsplan).

De kernkwaliteiten die gelden binnen het Gelders natuurnetwerk zijn neergelegd in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO, of in bijlage 5 Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone bij de verordening. In dit geval betreft het deelgebied 51 'Rijk van Nijmegen'. De daarin opgenomen kernkwaliteiten zijn hierna opgesomd en in cursief voorzien van een beoordeling op behoud en versterking.

kernkwaliteiten deelgebied natuur en landschap

• Reliëfrijke stuwwal met zeer gevarieerde bossen en cultuurlandschap, grotendeels oude boskernen met overgangen naar de beboste heide hoog op de flank, de engen en kampen lager en uiteindelijk de broekgebieden, zowel op de westflank (Nijmegen - Malden) als in het Bekken van Groesbeek; aan de noordoostzijde steile stuwwal met beken en bronnen, recent hersteld.

Door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in combinatie met het landschapsplan, wordt de nieuwe woning op het lage plateau in de stuwwalflank gesitueerd, waardoor deze nauwelijks zichtbaar zal zijn en op zal gaan in het landschap. Rond de woning wordt de potentieel natuurlijke vegetatie hersteld, leidend tot een rijker inheems boslandschap. Er zijn ter plaatse geen beeklopen aanwezig en er wordt geen oorspronkelijk reliëf aangetast (gebruik wordt gemaakt van kunstmatig aangelegde plateaus).

• onderdeel van Nationaal Landschap Gelderse Poort

Niet relevant

• ecologische verbindingszone Teerse Sluispolder

Niet relevant

• Parel/A-locatie bos De Refter Ubbergen: Essenbronbos en Essen-Iepenbos overgaand in Gewoon EikenHaagbeukenbos: zeldzame en oud bos indicerende plantensoorten

Niet relevant; er wordt geen bos of boom verwijderd en de potentieel natuurlijke vegetatie wordt hersteld en aangevuld.

• Parel/A-locatie bos Duivelsberg: Gierstgras-Beukenbos, Wintereiken-Beukenbos en Berken-Zomereikenbos, ook Elzenbronbossen; door de specifieke omstandigheden: löss, hoogte en het koele klimaat van de noordhelling, komen veel soorten voor die men elders niet aantreft; in de A-locatie bevinden zich zeer oorspronkelijke en onverstoorde bronnen en beken met zuurstofrijk, snelstromend water

Niet relevant

• Parel Heumensoord/Mulderskop: droge heide met rijke fauna: o.a. zandhagedis, gladde slang, vlinders en sprinkhanen en rode dopheide

Niet relevant

• kerngebied voor dassen, amfibieën, reptielen

Uit de quickscan flora en fauna is gebleken dat voor deze soorten geen overtreding zal plaatsvinden van de beschermingsdoelen zoals die zijn vastgelegd in de Wet natuurbescherming

• leefgebied steenuil

Uit de quickscan flora en fauna is gebleken dat voor deze soorten geen overtreding zal plaatsvinden van de beschermingsdoelen zoals die zijn vastgelegd in de Wet natuurbescherming

• beken in het Bekken van Groesbeek met o.m. goed ontwikkelde bronvegetaties (de Drul)

Niet relevant

• cultuurhistorische waarden van onder meer Romeinse sprengen, kleiputten, en bebouwing, buitenplaatsen in Beek, Ubbergen en Berg en Dal, Middeleeuwse mottes, oude ontginningen, hakhout, houtwallen en boerderijen

Niet relevant

• abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir

Niet relevant: de helling binnen het plangebied is droog en kunstmatig vergraven tot plateaus.

• rust, ruimte, donkerte
De planlocatie wordt aan vrijwel alle zijden omgeven door woningen. De toe te voegen woning wordt geïntegreerd met het plateau dat aanwezig is en voorzien van relatief dichte tuinbeplanting. Al met al zal de woning en de activiteit van bewonen dus nauwelijks of geen extra effect sorteren op de punten rust, ruimte en donkerte, gegeven de bestaande woonomgeving.

• ecosysteemdiensten: recreatie, rust, drinkwater

Niet relevant

• houtproductie

De bestaande houtopstand kent deels achterstallig onderhoud dat zal worden hersteld. Daarnaast worden gebiedseigen soorten die ecologisch en landschappelijk leiden tot gebiedsversterking toegevoegd (zie ook Bijlage 1 Landschapsplan) Het in omvang beperkte boombestand heeft geen productiedoelstelling.


aardkundige waarden

Stuwwal van Nijmegen

De helling binnen het plangebied is droog en kunstmatig vergraven tot plateaus. Er wordt op een positieve wijze gebruik gemaakt van de voordelen van deze indeling in plateaus, door op het laagste plateau een passende woning te realiseren. Er worden daardoor geen ongeroerde gronden vergraven.


natte landnatuur

bij Beek-Ubbergen

Op de locatie is dit niet relevant.

ontwikkelingsdoelen natuur en landschap GNN (omvorming, natuurontwikkeling) en ontwikkelingsdoelen natuur en landschap Groene Ontwikkelingszone

• Ontwikkeling bronnen, bronbossen, hellingbossen en droge bossen, inclusief omringend cultuurlandschap met o.m. kalkgrasland, graften en holle wegen

Met het plan wordt rond de woning het hellingbos hersteld. Dit door een meer diverse aanplant van beplanting passend binnen het hellingbos te planten. Zo zal er in de toekomst een meer divers beplantingsbeeld ontstaan van niet alleen een boomkroonlaag maar ook een struiklaag en laag van grassen en mossen en toevoeging van stinzenflora. Deze ontbreken nu nagenoeg in het plangebied

• ontwikkeling ecologische verbindingszone Teerse Sluispolder met opgaande landschapselementen (hagen, bosjes, singels)

Niet relevant

• ontwikkeling populatie dassen

Mogelijk zijn in het plangebied verblijfplaatsen aanwezig van algemene spits-, woel- en ware muizen, bunzing, egel, steenmarter en wezel. Van boommarter, das, eekhoorn, konijn, ree, vos en wild zwijn zijn in het plangebied geen verblijfplaatsen aangetroffen in het kader van het ecologisch onderzoek (zie struik- en kruidlaag aan te brengen in de vorm van afwisselende en diverse beplanting, neemt de waarde van het gebied voor (o.a.) de das toe. Doordat het bestaande, voldoende open hekwerk rond het terrein behouden blijft en hersteld wordt, zal het gebied ook toegankelijk blijven voor de das en ander klein wild.

• ontwikkeling biotopen voor vlinders, reptielen en amfibieën

Ook voor deze soorten geldt dat door de nu veelal ontbrekende struik- en kruidlaag aan te brengen in de vorm van afwisselende en diverse beplanting, waaronder ook stinzenflora, de waarde van het gebied voor (o.a.) vlinders, reptielen en amfibieën toeneemt. Doordat het bestaande, voldoende open hekwerk rond het terrein behouden blijft en hersteld wordt, zal het gebied ook toegankelijk blijven voor reptielen en amfibieën. Door toepassing van bloeiende en vruchtdragende soorten worden bovendien de foerageermogelijkheden vergroot en worden er meer mogelijkheden voor schuil, rust- en verblijfplaatsen gecreëerd.

• vermindering barrièrewerking N271, N844, N842 en N325

Niet relevant

• ontwikkeling populaties van bosvogels en vogels van cultuurlandschappen

De aanleg van de landschapstuin en herstel van het hekwerk is voor bosvogels bevorderlijk. Door voornoemde verbeteringen zal ook de tuin als leefgebied en foerageergebied voor bosvogels verbeteren. Doordat er nu regelmatig honden worden uitgelaten op dit perceel, wat niet meer kan na ingebruikname van de woning en tuin, zal de tuin ook meer geschikt worden voor o.a. grondbroeders. Met name voor deze soorten zijn rond Beek en Ubbergen weinig broedgelegenheden vanwege het overwegende intensieve recreatieve gebruik van de bossen rond het dorp.

• ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden en schraallanden

Binnen de tuin zelf worden genoemde gradiënten gecreëerd. Er is geen relatie op grotere schaal met overgangen naar cultuurlandschappen etc.

• ontwikkeling cultuurhistorische waarden van Romeinse tijd, Middeleeuwen en overige cultuurgeschiedenis

Niet relevant

• ontwikkeling sprengen en beken, buitenplaatsen en andere cultuurhistorische patronen en beheersvormen (hakhout)

Niet relevant

De substantiële versterking van de kernkwaliteiten kan ook worden verzekerd door het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen initiatiefnemer en bevoegd gezag (eventueel in combinatie met een boetebeding), voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld, zo stelt de provinciale verordening.

Conform deze wens en de gangbare gemeentelijke praktijk, is in dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin de realisatie van de landschappelijke inpassing in de vorm van een ecologisch meer waardevolle en diverse tuin wordt geborgd.

Artikel 2.54 (vellen van een houtopstand in Groene ontwikkelingszone)

Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone maakt een functie, waarvoor een houtopstand als bedoeld in de Wet natuurbescherming moet worden geveld, anders dan in het kader van de normale bosexploitatie, alleen mogelijk als wordt voorzien in een extra compensatie voor het areaal bos dat verloren gaat.

Er worden geen bomen verwijderd.

Er gaat door de ingreep geen bosareaal verloren

Op basis van bovenstaande conclusies (geen areaalverlies, geen verwijdering van bomen en behoud van de waardevolle bomen voor het hellingbos), is de compensatieplicht nihil. Omdat er in het gebied reeds fysieke compensatie is voorzien van 14 gebiedseigen bomen, zoals die voorafgaand aan dit wijzigingsplan reeds overeengekomen is tussen initiatiefnemer en gemeente, is er geen aanvullende compensatie noodzakelijk. Bovendien leidt de nu voorgestane aanplant van 14 bomen tot een redelijkerwijs maximale invulling op de locatie. Meer boomaanplant is niet mogelijk omdat dan verdringing en lichtconcurrentie ontstaat bij slechte groeiomstandigheden.

De in Bijlage 1 Landschapsplan opgenomen herplant is in onderstaand beeld weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0012.png"

Geconstateerd kan worden dat aan de voorwaarden voor kleinschalige ontwikkelingen binnen GO wordt voldaan en dat er per saldo gekomen wordt tot herstel en versterking van de kernkwaliteiten. Daarmee is het bestemmingsplan uitvoerbaar. De kwaliteitsverbeteringen zijn middels een voorwaardelijke verplichting in dit bestemmingsplan geborgd.  

NB: de provincie heeft in voorafgaand afstemmingsoverleg aangegeven de contour van de GO en GNN aan te gaan passen zodra het wijzigingsplan onherroepelijk is geworden.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin worden meegewogen in de besluitvorming.

Het archeologisch beleid is op genomen in de Erfgoedwet. De doelstelling van de Erfgoedwet is het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen. In artikel 3.1.6 lid 5 Bro is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'.

Naar aanleiding van de bestemmingsplanwijziging heeft Bureau voor Archeologie een bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd om de archeologische waarden in het plangebied, voor zover het de gronden betreft waar woningbouw mogelijk gemaakt wordt, in kaart te brengen (zie Bijlage 7 Archeologisch onderzoek bij de toelichting). De conceptversie van het rapport is door de regioarcheoloog beoordeeld en er zijn een paar opmerkingen op het rapport (zie Bijlage 8 Beoordeling archeologisch onderzoek). Deze beoordeling is in de definitieve rapportage verwerkt. De archeoloog adviseert om het rapport na verwerking van de opmerkingen goed te keuren.

Bureau voor Archeologie heeft een bureauonderzoek voor het hele plangebied uitgevoerd, en een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen binnen de in dit bestemmingsplan opgenomen woonbestemming.
Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van de KNA, protocollen 4002 en 4003. Voor het onderzoek zijn kaarten, databases en literatuur geraadpleegd om te komen tot een gespecificeerde archeologische verwachting van het gebied.

Het plangebied ligt op de noordoostelijke flank van de stuwwal van Nijmegen en heeft daarom een brede verwachting voor archeologische resten van het Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. De nabijheid van de Maasvlakte maakt het plangebied een gunstige vestigingslocatie voor jagers-verzamelaars. Het plangebied ligt op een steile helling en is daarom minder geschikt voor landbouw en bewoning. Het plangebied is onbebouwd op kaarten uit de Nieuwe tijd. Het plangebied is bebost op het kadastraal minuutplan uit het begin van de 19e eeuw en op de Bonnebladen. Aan het begin van de 20e eeuw wordt een weg door het plangebied aangelegd die tussen 1957 en 1966 wordt verlegd. In deze periode worden waarschijnlijk ook twee terrassen aangelegd die worden gescheiden door steile hellingen van enkele meters hoog.

Het deel van het plangebied waar de bestemming wordt gewijzigd, is onderzocht met boringen. Er zijn zes boringen gezet met einddieptes tussen 70 en 200 cm -mv. Het natuurlijke bodemmateriaal bestaat uit zwak siltig grindig grof zand dat is geïnterpreteerd als gestuwde rivierafzettingen. De tot van het bodemprofiel is tot wisselende dieptes (10 tot 150 cm) geroerd. In dit geroerde pakket bevinden zich antropogene bijmengingen (fragmenten aardewerk, leisteen, baksteen of verbrande leem en houtskool). Het vondstmateriaal uit deze laag is gefragmenteerd en slechts globaal te dateren. Het meeste materiaal stamt uit de Nieuwe tijd en is waarschijnlijk gerelateerd aan wegwerkzaamheden in de 20e eeuw. Naar verwachting zijn geen archeologische resten in het plangebied aanwezig.

Bureau voor Archeologie adviseert het door hen in het booronderzoek onderzochte gebied vrij te geven (gebied waar woning plangebied wordt gesitueerd). Blijkens de beoordeling van het bevoegd gezag (bijlage 7) gaat de gemeente hier in mee. Voor de overige delen van de in dit bestemmingsplan opgenomen gronden blijft de bestaande dubbelbestemming Archeologie – Waarde 2 uit 'Bestemmingsplan Stuwwal en Beschermd Dorpsgezicht Ubbergen' van toepassing. Deze dubbelbestemming is opgenomen in dit wijzigingsplan.

Verder geldt altijd de wettelijke meldingsplicht. Als er tijdens werkzaamheden toch archeologisch relevante vondsten worden gedaan, dienen die volgens artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016 (melden toevalsvondsten) gemeld te worden bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeente.

In het gebied ter plaatse van de voorgenomen woning is middels archeologisch onderzoek uitsluitsel gegeven over mogelijke aanwezige waarden. Op grond van dat onderzoek is een deel van het plangebied vrijgegeven. In het overige gebied worden mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermd door het opnemen van de dubbelbestemming Archeologie – 'waarde 2'. Daarmee is het wijzigingsplan op dit aspect uitvoerbaar.  
4.4.2 Cultuurhistorie

Op basis van de Erfgoedwet en op basis van het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 5 Bro geldt ook voor cultuurhistorie dat in elk bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om cultuurhistorische objecten, ook historische geografie hoort hierbij.

Voor het beoordelen van de cultuurhistorische waarde is de door de gemeenteraad van Ubbergen vastgestelde cultuurhistorische waardenkaart van belang:

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0013.png"

Fragment cultuurhistorische waardenkaart: locatie rode ster

  • Op de - hierboven weergegeven - cultuurhistorische waardenkaart ligt dit gebied in de aanduiding 'bebouwde kom of overig bebouwd terrein'.

Op de geomorfologische eenhedenkaart valt het terrein onder terreinindicatie 'sh1' stuwwalhellingen met diep ontwaterde grofzandige holtpodzolgonden en/of vorstvaaggronden en 'ssh1' steile stuwwalhellingen met diep ontwaterde grofzandige holtpodzolgronden en/of vorstvaaggronden.

Er wordt geen specifieke hoge cultuurhistorische waarden aan deze locatie gegeven.

Het landschapsplan (zie Bijlage 1 Landschapsplan bij deze toelichting) is mede gebaseerd op de cultuurhistorische betekenis van de stuwwal in relatie tot Beek en Ubbergen als historisch bepaalde vestigingsplaats. Zoals aangegeven zijn op de planlocatie zelf geen specifieke cultuurhistorische waarden van betekenis aanwezig. De indeling in terrassen is relatief recent gerealiseerd.

De locatie maakt deel uit van het grotere stuwwallencomplex, grenzend aan Beek en Ubbergen. Deze samenhang wordt, ook uit cultuurhistorisch oogpunt, gerespecteerd. De woning wordt daarom bescheiden en ingetogen gerealiseerd, zonder het historisch bepaalde beeld van de dorpsrand die overgaat in een hellingbos wezenlijk te wijzigen.

In voornoemd landschapsplan is een beeldenreeks opgenomen van oude topografische kaarten. Hierop is te zien dat omstreeks 1900 langs de Rijksstraatweg en rondom de Kerkberg enige verstedelijking heeft plaatsgevonden. Ook in de heuvels ten zuiden van Beek liggen reeds enkele woonpercelen. Het plateau van de planlocatie is omstreeks 1930 in cultuur gebracht door de aanleg van wegen, paden en enkele woningen. Tevens is de Van Randwijckweg tussen Beek en Berg en Dal gerealiseerd. In 1965 is de dorpskern uitgebreid naar het noorden. Ook langs de wegen in de droogdalen zijn woningen gebouwd, zoals aan de Van Randwijckweg en de Nieuwe Holleweg.

Omdat in het gebied het reliëf nog altijd betekenisvol is, wordt dit om meerdere redenen beschermd in dit gebied. Zo is er in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen waarmee het waardevolle reliëf generiek wordt beschermd.

In het plangebied wordt het huidige reliëf (dat kunstmatig in plateaus is aangelegd) behouden en benut als bouwplaats voor de woning, zodat daar omheen geen bestaande reliëf behoeft te worden gewijzigd. Het aspect cultuurhistorie vormt derhalve geen belemmering voor het plan en cultuurhistorisch waardevolle relicten worden behouden in het plan. Met de dubbelbestemming reliëf wordt ook de bescherming naar de toekomst toe geborgd.  

4.5 Verkeer en parkeren

De nieuwe woning zal via de bestaande oprit ontsloten worden op de Oude Bosweg. Er komen geen nieuwe uitritten naar de omgeving. De bestaande oprit zal worden versterkt met Achterhoeks padvast (een natuurproduct) en het pad wordt aan beide zijden voorzien van inheemse aanplant voor een goede ruimtelijke inpassing en ter versterking van de ecologische oversteekbaarheid van het pad. De woning beschikt over minimaal drie parkeerplaatsen op eigen terrein.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het plan.  

4.6 Waterhuishouding

Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. Indien aan de orde, is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.

Het voornemen leidt tot een toename van bebouwing binnen het plangebied. Het plan is evenwel, conform het beleid van het waterschap niet compensatieplichtig in het kader van waterberging (geldt uitsluitend voor plannen met een verhardingstoename van meer dan 1.500 m2 in buitengebied en 500 m2 in stedelijk gebied). Bovendien zal het hemelwater worden afgekoppeld en rechtstreeks in de bodem infiltreren.

De vuilwaterstroom van de woning zal via de bestaande openbare riolering geloosd worden. Dit overeenkomstig het gemeentelijk beleid, zoals dat is vastgelegd in het 'Gemeentelijk rioleringsplan Berg en Dal 2021-2025'. In dit plan wordt voor de omgang met water bij nieuwbouwlocaties verwezen naar de "uitvoeringsnotitie verwerken hemelwater particulier terrein nieuwbouw".

De nieuwe woning zal worden aangesloten op het ter plaatse aanwezige riool (bij de aansluiting wordt een uitlegger gemaakt tot de perceelsgrens), waarbij hemelwater niet wordt aangekoppeld. Hemelwater zal ter plekke geïnfiltreerd worden.

Hemelwater

Conform de gemeentelijke Uitvoeringsnotitie 'verwerken hemelwater particulier terrein bij nieuwbouw' geldt dat de dimensioneringseis van een infiltratievoorziening 43 mm per m2 verhard oppervlak aan holle ruimte bedraagt. (T=10+10%). De ledigingstijd van een voorziening is kleiner dan 24 uur. Bij het toepassen van de bergingsvoorschriften uit dit referentiesysteem is tot een verhard oppervlak van 300 m2 geen onderzoek naar ledigingstijd vereist.

Aan de Oude Bosweg wordt één vrijstaande woning gerealiseerd waarvan hemelwater afgevoerd wordt. De verharding bij de woning bestaat uit een halfverharding 'Achterhoeks padvast', dat onder afschot naar de randen in de tuin het water laat aflopen. Hiervoor is geen extra infiltratievoorziening vereist; water zal in de halfverharding en aan de randen infiltreren. Voor de woning is wel een infiltratievoorziening nodig. Gezien de landschappelijk en ecologische doelstellingen in het plangebied, kan deze het beste als een bredere laagte (glooiing) worden aangelegd in de natuurtuin voor de woning. Dit is relatief vlak terrein, lager dan de woning en halfverharding.

Bergingsopgave

De bebouwingsoppervlakte van de woning en de terreinverharding bij de woning bedraagt ca. 250 m2. Bij de gegeven bergingsnorm zal daarvoor een hemelwaterberging en infiltratievoorziening nodig zijn met een bergingscapaciteit van 250 m2 x 0,043 m = 10.75 m3. Dit volume kan worden gerealiseerd in een verlaagde glooiing van 110 m2 groot met een gemiddelde diepte van 20 cm onder huidig maaiveld. Deze glooiing kan worden gerealiseerd in een strook van ca 20 x 3 meter in de zone aan de oostzijde en de te behouden grote eik, als lange strook parallel aan de hoogtelijnen. Door een lange en smalle strook te realiseren, is de infiltratiemogelijkheid optimaal. Met de gegeven dimensionering is de bergingscapaciteit meer dan de norm. Bij het toepassen van de bergingsvoorschriften uit dit referentiesysteem is bij het verhard oppervlak van 250 m2 (minder dan de norm van 300 m2) geen onderzoek naar ledigingstijd vereist. Dakwater kan vanaf de woning via een open goot onder verval oppervlakkig afstromen naar de bergingsvoorziening. De voorziening dient zodanig te worden aangelegd dat eventuele overloop kan plaatsvinden aan de noordoostzijde van de voorziening, naar het flauw hellende tuingedeelte, zodat ook daar water nog zou kunnen infiltreren. Hiermee zal, ook bij een bui die groter is dan de te hanteren normbui, geen afstromend hemelwater buiten eigen terrein worden gebracht.

Watergangen

Alleen op enige afstand noordwestelijk van de planlocatie, buiten de invloedssfeer van de planlocatie, is een beschermde watergang gelegen. Met onderhavig plan vindt geen aanpassing van de bestaande watergangen plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-VSG1_0014.png"

Uitsnede Legger WSRL

Digitale watertoets

De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van waterschap Rivierenland. Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. Op basis van de toets volgt een advies voor het volgen van de normale watertoetsprocedure. Dit is evenwel automatisch gegenereerd vanwege alleen het oppervlak van het plangebied. In deze notitie worden geen aandachtspunten aangereikt die planologische doorwerking vragen. In dat geval is overleg met de accountmanager niet nodig. Het waterschap adviseert positief over het plan onder de voorwaarde dat er rekening wordt gehouden met de in de watertoets genoemde aandachtspunten. Het ruimtelijk plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer toegestuurd te worden aan Waterschap Rivierenland. Het digitale toetsadvies is als Bijlage 9 Watertoets bij deze toelichting opgenomen.

Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor het plan.  

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Plansystematiek

Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivering en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn.

De systematiek van het geldende bestemmingplan 'Stuwwal en beschermd dorpsgezicht Ubbergen' geldt hierbij als uitgangspunt. De hierin opgenomen juridische regeling is ook van toepassing op onderhavige situatie, maar nader toegespitst op de toekomstig gewenste situatie.

5.2 De bestemmingen

Hieronder worden de specifiek aan de gronden in het plan toegekende bestemmingen artikelsgewijs behandeld. Met voorliggend wijzigingsplan wordt de bestemming 'Wonen-2' aan de locatie toegevoegd, die feitelijk wordt overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan, maar waarbij de wijzigingsbevoegdheid naar wonen wordt weggenomen. De vigerende bestemming 'Waarde – Archeologie 2' is tevens opgenomen, daar waar de gronden nog niet vrijgegeven zijn op basis van het Selectiebesluit archeologie. Hierna wordt kort aangegeven wat de inhoud van de regels voor deze bestemming is.

Wonen - 2

Conform de vigerende bestemmingsplansystematiek, sluit deze bestemming aan op de bestemming ‘Wonen-1’ wat betreft het thema aan huis verbonden bedrijven / beroepen. Verder zijn enkel woningen met deze bestemming bestemd, indien zij vanwege hun aard of ligging een bijzondere waarde hebben. Dit zijn één of meer van de volgende waarden:

a Woningen (en bijbehorende erven) binnen het van rijkswege beschermde dorpsgezicht;

b Rijks- en gemeentelijke monumenten (en bijbehorende erven);

c Woningen (en bijbehorende erven) die deel uit maken van een waardevol stedenbouwkundig ensemble;

d Woningen (en bijbehorende erven) gelegen in de onmiddellijke nabijheid van omringend bos, natuur en of een ander waardevol landschap;

e Woningen (en bijbehorende erven) gelegen binnen gebieden met waardevol reliëf.

De begrenzing van het bouwvlak is gebaseerd op de mogelijke situering van de nieuwe woning (het gebouw). De bouwhoogte mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de met het bouwplan beoogde bouwhoogte van maximaal 11 meter en een goothoogte van maximaal 6 meter.

Op de verbeelding en in de regels zijn een bouwvlak aangeduid (voor hoofd- en bijgebouwen) dat tevens het gebied is waar bijgebouwen mogen worden geplaatst. De woning zal een maximale inhoud hebben van 1.500 m3 en zal zonder kelders worden gerealiseerd.

In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, welk regelt dat het gebruik van de toe te voegen woning is toegestaan indien de vereiste landschappelijke inpassing ook wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Ter plaatse van de planlocatie dient binnen 12 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van de toe te voegen woning de aanplant van struweel en bomen te zijn gerealiseerd en in stand gehouden conform het landschapsplan.

Archeologie

De gronden binnen het bouwvlak van de woonbestemming van dit wijzigingsplan worden archeologisch vrijgegeven. De archeologische dubbelbestemmingen die in het vigerende plan nog op deze gronden van toepassing waren, vervallen daarom in dit plan. De niet onderzochte grond blijft de dubbelbestemmingen voor archeologie behouden.

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

Met deze bestemming worden de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde binnen de bebouwde kom beschermd. Voor bouwplannen en werkzaamheden (in de regels nader beschreven) die groter zijn dan 50 m² en waarbij een bodemingreep moet worden gepleegd van 0,3 meter of dieper, is een onderzoek naar de archeologisch waarden en omgevingsvergunning van het bevoegd gezag (meestal burgemeester en wethouders) noodzakelijk. Overigens ligt deze zone buiten het bouwvlak waar de woning en bijgebouwen bestemd zijn.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke en economische aanvaardbaarheid

6.1 Economische aanvaardbaarheid

Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het tweede lid van artikel 6.12 Wro is aangegeven dat onder andere van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Het wijzigingsplan heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De gemeentelijk kosten zijn berekend overeenkomstig de Legesverordening van de gemeente. Met initiatiefnemer is wel een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. Gelet hierop is het plan financieel uitvoerbaar. De gemeente Berg en Dal vervult voorts enkel een kaderstellende en toetsende rol.

6.2 Maatschappelijke aanvaardbaarheid

6.2.1 Participatie

Voor het opstellen van voorliggend wijzigingsplan, heeft er overleg plaatsgevonden met omwonenden en belanghebbenden. Op 17 mei en 12 september 2023 hebben er participatiebijeenkomsten plaatsgevonden in Beek-Ubbergen. De uitkomsten van deze bijeenkomsten hebben geleid tot diverse aanpassingen aan het plan zoals die aan de omwonenden zijn teruggekoppeld in een tweetal verslagen, zie ook Bijlage 10 verslagen participatiebijeenkomsten en doorgevoerde wijzigingen.

6.2.2 Procedure

Het ontwerpwijzigingsplan Oude Bosweg (NL.IMRO.1945.WPOUDEBOSWEG-ONW1) hebben wij op 21 december 2023 in het Gemeenteblad en op de website ruimtelijkeplannen.nl gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan hebben wij van 22 december 2023 tot en met 2 februari 2024 voor zienswijzen ter inzage gelegd.

Er zijn 3 zienswijzen ingediend (zie Bijlage 11 Zienswijzenverslag). Zienswijze 1 en 2 zijn binnen de termijn ingediend en gemotiveerd. Deze zienswijzen zijn daarmee ontvankelijk. Zienswijze 3 is mogelijk niet binnen de termijn ingediend en daarmee mogelijk niet ontvankelijk. Voor de volledigheid zijn alle drie de zienswijzen inhoudelijk behandeld in dit verslag.

Op grond van de ingediende zienswijzen is het wijzigingsplan op de volgende punten aangepast:

- De stikstofrapportage is geactualiseerd en aangepast, waarbij de bijbehorende bouwwerken ook meegenomen worden in de berekening.

De regels uit Wonen-2 dienen overgenomen te worden, specifiek die t.a.v. bijbehorende bouwwerken en zwembaden. Dit betekent de volgende aanpassingen:

Artikel 3.2.4: bijbehorende bouwwerken beperken tot maximaal 50 m2.

Artikel 3.2.6: uitsluiten bouw zwembad.

Artikel 3.3.1.b: schrappen afwijkingsmogelijkheid voor bouw zwembad.

Artikel 3.3.2: schrappen afwijkingsmogelijkheid voor een groter oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken tot 100 m2.